NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
DE ERFGOEDBEZITTER.
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 72.
Zaterdag 7 September 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Wenschelpe regeling.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMESSFOORTSCHE CODBANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Op meer dan één plaats werd, in
de laatste jaren, een wedstrijd ge
houden van werkstukken, door hand
werkslieden vervaardigd.
Aangaande het doel, naar hetwelk
bij de regeling van dergelijke prijs
kampen werd gestreefd, kan geen
twijfel bestaan. Sedert de groot-in
dustrie een hooge vlucht heeft geno
men, en tal van voorwerpen, die voor
heen door de handwerksn ij verheid
werden geleverd, langs mechanischen
weg vervaardigd en tegen lage prij
zen verkrijgbaar gesteld worden, is
het ambacht achteruit gegaan. Het
gros der afnemers let minder op de
bewerking, dan op de kosten en of
schoon er, tusschen de producten van
het vroeger handwerk on dio van
de hedendaagsehe fabriek dezelfde
verhouding bestaat als tusschen een
schilderstuk en een oléographie,
waar het voorwerpen uitsluitend van
nut- betreft, is het niet te verwonde
ren dat men, bij beperkte middelen,
de laatste kiest.
Een gevolg hiervan is, dat het
handwerk in kwijnenden toestand is
geraakt.
Toch ontbreekt het niet aan lief
hebbers, die voor een mooi stuk werk,
»uit de hand" vervaardigd, wat geld
over hebben, maar, men moet
hen weten te vinden, en ook, men
moet hun inderdaad iets aanbieden,
dat gezien mag worden.
Om werklieden, daartoe in staat,
en eventueele afnemers tot elkander
te brengen, zijn die tentoonstellingen
van werkstukken in het leven ge
roepen.
Bovendien, door liet vooruitzicht
van een bekroning wordt een nobele
naijver opgewekt. De man, die iets
kan presteeren dat de aandacht ver
dient, wil het gaarne erkend zien.
Zijn er sinds de herleving van de
kunst-industrie in Nederland, een aan
tal inrichtingen op groote schaal ver
rezen, welker producten ook uit een
artistiek oogpunt lofwaardig zijn,
de fabriek draagt de eer weg, niet
de werkman die aan de vervaar
diging deelnam. Deze verdwijnt als
het ware in de massa, welke ook
zijn verdienste zijn moge.
»Den arbeid als zoodanig weder
tot eerc te brengen, in de schatting
van den werkman zeiven en van al
len, is een dringende maatschappe
lijke behoefte. Met onderscheidene
middelen dient daarnaar te worden
gestreefd. Welnu, zulk een middel
ontwaren wij in wedstrijden, waartoe
de werklieden individueel worden op
geroepen, waarbij het een prijskamp
geldt tusschen hetgeen met hun naam
gemerkt staat, en die leiden tot er
kenning van persoonlijke verdiensten."
We zullen zoo aanstonds vertellen,
W1j cvcvrit><~>>li aaide woorden
van daan hebben.
Naarmate men voortging, met der
gelijke wedstrijden welgeslaagde proef
nemingen te doen, openbaarden zicb
tal van moeielijkhedenen, om ze
meer en meer aan het doel te doen
beantwoorden, is het noodig. die be
zwaren te kennen en de middelen
na te gaan, door welke men ze kan
overwinnen. Er moet gezorgd worden,
dat de zin voor waarlijk schoone
vormen zich ontwikkeld dat niet ge
offerd wordt aan den wansmaakdat
de arbeid voor prijskampen niet ont
aardt in knutselarij. Houdt men ge
heel vrije wedstrijden, »het kan
zijn dat goede smaak en een streven
naar oorspronkelijkheid, aan sommige
deelnemers eigen, er door uitkomen,
terwijl zij een voorbereiding kunnen
zijn vooreerstbeginnenden enschroom-
valligen, die zich aan wedstrijden,
waarbij zekere voorwaarden worden
gesteld, niet dadelijk durven wagen;
de groote schaduwzijde, die zij daar
entegen hebben, is, dat zij het bij de
werklieden nog te algemeen streven
naar fantastisch knutselen kunnen
ontwikkelen, waardoor de vooruitgang
van het ambacht al heel weinig wordt
bevorderd."
Ten einde nu eenheid, leiding,
voorlichting te geven aan die wed
strijden, en de ervaringen, welke men
daarbij op doet, tot gemeengoed voor
alle belanghebbenden te maken, is
op voorstel van de Vereening tot be
vordering van Fabriek- en Hand-
werksnijverheid, en in samenwerking
met de Maatschappij tol Nut van
't Algemeen, de Maatschappij tot be
vordering der Bouwkunst en het Al
gemeen Nederlandsch Werkliedenver
bond, een commissie samengesteld,
die een regeling zou ontwerpen waar
door dat doel kan worden bereikt.
Het is het rapport dier commissie,
dat thans voor ons ligt dank zij
de welwillendheid van een der hee-
ren rapporteurs, den Heer B. H. lleldt,
lid dui ivaiuei-, .""ilt"-».
taris der commissie fungeerde, en
waaraan wij op verschillende plaatsen
de aangehaalde woorden ontleenen.
Dit is een onderwerp van veel be
lang. De werken der commissie vol
gende, zal men, in den économischen
toestand van vele werklieden, die
vrijen tijd beschikbaar hebben, ver
betering kunnen brengen.
Een vraag, dio we nogal van be
lang achten, is, meenen we, buiten
bespreking gelatenmisschien ligt
het aan ons gemis van kennis, dat
we haar doenGaat men uit van de
onderstelling, dat de werkman, die
aan den wedstrijd zal deelnemen van
al de benoodigde gereedschappen is
voorzien, en, is er geen mogelijk
heid, een regeling te maken die hem
in staat stelt, de uitgaven voor ma
terialen in voorschot te krijgen,
altijd wanneer men van hem weet,
dat hij een flink werkman is, die de
grondstoffen niet zal verknoeien?
Voor het overige is wel op alles
gelet: het rapport bespreekt den
aard der wedstrijden, machinale be
werking, de mededingers, de contnMe,
tijdsbepaling, aard van prijzen en
bekroningen, commissiën van beoor
deeling, tentoonstellingen, de baten,
publiciteit, de taak der centrale com
missie en geeft eindelijk nog een
breede lijst van ambachten en voor
werpen, die door mededinging in
aanmerking komen.
Gaarne willen wij later met onze
lezers nog een kijkje in dit verslag
nemen: de aandacht wordt weieens
gevraagd voor dingen van minder
belang dan dit.
De Standaard betoogt de moge
lijkheid van een vergelijk in zake de
schoolgeldhefling, dat tevens de autono
mie van de gemeenten redt.
Indien vast staat 1. dat alle or.ver
mogenden kosteloos onnerwijs genieten
2, dat alle minvermogenden pro rato ont-
wie gelieeT betaalt,' niét ïöLSen 'ltos'tên-
den prijs behoeft te worden opgevoerd
4. dat de hooge regeering hefting van
een tendentieus hoog schoolgeld kan
beletten, dan heeft volgens de Stand.
de linkerzijde practise!) al wat ze bij bet
aangaan van een vergelijk begeeren kan.
sEn omgekeerd, indien voor ons maar
vast staat: I. dat slechts onvermogen het
onderwijs kosteloos maakt, 2. dat de
heffing proportioneel naar ieders staat
en stand zal zijn; 3. dat de heffing geen
wassen neus zal worden; 4. dat het spe
len met de schoolgeldheffing niet langer
middel zal zijn, om de vrije school in
haar opkomst tegen te houden, of in
haar ontwikkeling te belemmeren, dan
is ons hierin een zooveel betere conditie
geboden, dan waaronder we thans leven,
dat het compromis geen bezwaar oplevert.
Om hiertoe nu te geraken behoort de
liberale partij het facultatieve uit de hef
fing qua talis, en Mackay o. i. de ininen
ging der hooge overheid los te laten."
De redactie zou dan aldus kunnen lui
den
«Voor ieder schoolgaand kind zal van
hen die het ter school zenden, een even
redig schoolgeld worden geheven. Bedeel
den en onvermogenden zijn van deze
heffing vrijgesteld."
Voor ieder schoolgaand kind", is in
elk geval te schrijven voor „van ieder
schoolgaand kind", daar uiteraard deze
belasting niet van de scholieren maar
van hun ouders of voogden wordt gehe
ven.
En mocht de linkerzijde ook zóó nog
voor de gevolgen vreezen, en dus nadere
bepaling nu reeds wenschen, welnu, laat
men dan, zoo tot een classificatie op dit
oogenblik nog niet te geraken is, nu
voorhands zekere grenzen voor het maxi
mum voorstellen, b.v. in dien zin dat liet
maximum van dit evenredig atloopend
schoolgeld niet onder zeker procent van
den kostenden prijs mag dalen en everi-
zoo zeker procent van den kostenden
prijs niet mag te boven gaan.
Zoo ware er reeds een zeker perk aan
wederzijdsclie willekeur gesteld.
Onder maximum verstaan we hier na
tuurlijk liet cijfer, van waaraf het evenredig
schoolgeld moet beginnen te loopen.
En met een maximum voor zulk een
schoolgeld ware de speelruimte tusschen
affi'.g,; aezéW."
De officiëele opening van het Cen-
traal-personen station te Amsterdam zal
15 dezer niet plaats hebben, dair de
Hollandsche Spoorwegmaatschappij niet
gereed kan kornen met de inlichting en
het leggen der rails onder den kap. De
opening zou, wat de Regeering betreft,
dan op 1 October plaats vinden, doch
met het oog op het in werking treden
van den winterdienst, zal het op dien
datum niet kunnen en vermoedelijk wel
15 October worden. Officieel is echter
de datum nog niet vastgesteld.
Te Beesd zijn Woensdag morgen,
naar men verneemt, twee paaiden, die
voor een ploeg gespannen waien, dooi
den bliksem doodge-lagen, tei wijl ook
de bouwmeester doodelijk en de ploeg
drijver licht getroffen moet zijn.
In Strijp ging een klompenmaker
met eene vracht bout naar buis en had
op zijne kar ook een geladen geweer
geplaatst; dit ging af en het volle schot
trof hem door de pols in den arm. In
korten tijd was de oppassende man dood,
eene weduwe met twee kinderen nalaten
de.
De examens ter verkrijging van een
akte als hoofdonderwijzer of hoofdonder-
EEN VERHAAL
door
OCSTAAF UIERITZ.
24) «Ik zie er mijnheer Hans wel in
staat voor," meende de schaapherder,
sal deed hij 't maar alleen orn den kamer
heer een poets te spelen."
«Neen, zoo is de jonge heer niet
riep de boschwachter uit. «Geen van ons
zal profijt hebben bij zijn vertrek. Dat
wil ik je wel op een briefje geven."
Na zes dagen kwam Hans, door den
kamerheer ontboden, weder op het slot
Durrenstein terug. Hier trof hij den ge
heimen regeeringsraad Baumannen docter
Sachel. In hunne tegenwoordigheid legde
Hans zijn boeken open, waaropeen scherp
onderzoek volgde, dat wel eenige uren
duurde. Aan het daarbij voorgediend
ontbijt deed de regeeringscommissaris
volstrekt geen eer, docter Sachel daaren
tegen zooveel te meer, zoodat zijne wan
gen door het bovenmatig gebruik van
Bourgonje gloeiden.
Nadat hij het grootboek eindelijk had
toegeslagen, sprak Baumann Hans op
vriendelijken toon aldus aan «Mijnheer
van Durrenstein, gij hebt u door uw uit
muntend beheer over deze uitgestrekte
bezittingen hoogst verdienstelijk gemaakt,
zooals ik uit de vroegere boeken zie,
hebt gij de inkomsten bijna verdubbeld,
en den toestand in 't algemeen veel ver
beterd. Onder die verbeteringen reken ik
den aankoop van een melkgevenden vee
stapel, van een nieuwen brouwketel, een
nieuwen koelbak, het leggen van nieuwe
daken op eenige pachthoeven en andere
verbeteringen. Alleen over eene zaak zou
ik gaarne nadere inlichting willen hebben.
Hoe en waarvoor zijn de 7000 thalers
gebruikt, die, na aftrek van de huishou
delijke uitgaven van den kamerheei,zijn
belegd ten nutte van de dochter des
eigenlijken grondbezitters
Voor dat Hans nog op deze vraag kon
antwoorden kwam docter Sachel hem
voor ijlings haalde deze een papier uit
zijn zak te voorschijn en met oogen die
van helsch genoegen schitterden, voegde
hij hem toe «Mischien geeft deze brief
u wel genoegzame opheldering over die
vraag."
Hij reikte den regeeringsraad het papier
toe, terwijl hij zegevierend den verbluften
Hans aankeek.
»Mag ik den inhoud van dezen brief
ook weten?" vroeg deze.
«Wel zeker," antwoordde de notaris,
«ofschoon gij dien zeker beter zult ken
nen dan wij. Mag ik u verzoeken,
mijnheer Baumann, hem ons eens voor te
lezen."
Baumann, die met bedenkelijk gelaat
de regels had doorloopen, las nu het
volgende
«Mijn lieve zoon Gij weet dat ik be
ter met den degen dan met de pen weet
om te gaan. Maar ik hoop dat ge uit
rnijn gekrabbel zult kunnen wijs worden,
niet waar, rnijn beste, goede jongen
Gij hebt mij een onuitsprekelijke vreugde
en verrassing bereid. Alle duivels Maar
gij hebt mij veel te veel geld gestuurd,
zoodat ik niet weet wat ik er meê zal
doen, om het voor dieven te vrijwaren.
Gij wilt, dat ik dat geld voor rnijn ge
bruik, voor mijn gemak, voor mijne ge
zondheid en uitspanning besteden zal.
Welnu, dat heb ik dan ook gedaan; ik
drink nu dagelijks mijn glaasje fijnen
wijn, rook geen slechten tabak meer,
maar echte Havanna-sigaren en ik heb
mij zelfs een nieuwen huisjas en dito hoed
aangeschaft. Met dat al is het geld nog
niet op, en zal ik het overige voor den
schralen tijd bewaren. Wat gij mij over
uw nicht Serena schrijft, heeft mij zeer
goed bevallen. Doch ik herhaal het u
nogmaals: laat u met geen enkel meisje
in, al heet zij ook Serena, Beitha, Pau
line Potr.metine, Katharine, Philippine,
en weet ik wat voor mooie namen meer.
Verstaat gij, oude Hans?
«Ik ben en blijf uw van vreugde uit
gelaten vader
Theodoor van Durrenstein."
«Op welke wijze is deze aan mij ge-
richten brief van mijn vader in onbeken
de handen gekomen?" vroeg Hans in
rechtmaligen toorn.
«Uw trouwe Pluto heeft hem mijn zoon
voor de voeten gelegd," antwoordde de
kamerheer, «en deze heeft hein mij weer
gegeven, daar hij meende dat deze brief
voor roij wel eenige waarde hebben kon.
Gij kwaaml in tamelijk berooiden, ik wi'
niet zeggen ai moedigen toestand hierbij
ons, in den tijd van nog geen anderhalf
jaar hebt ge u een geheel nieuw uitzet
aangeschaft; aan het echtpaar Willner
voor hun huwelijk en huishouden eene
niet onaanzienlijke som voorgeschoten en
eindelijk, zooals uit dezen brief blijkt,
aan uw vader zooveel geld gestuurd, dat
hij, volgens zijne eigene woorden, niet
weet wat hij er mede moet beginnen.
Hebt gij al deze uitgaven van uwe in
komsten bestreden? Gedurende den tijd
dat gij hier zijt hebt gij 700 daalders als
bezoldiging en 350 daalders van de meer
dere opbrengst gekregen, dat mankt te
zamen 1050 daalders een nietige som
voor een heer. Gij zult ons daaromtrent
wel eer.ige inlichtingen willen geven.
«Ziedaar," antwoordde Hans, terwijl
hem het bloed naar 't hoofd steeg.
«Mijne behoeften zijn zeer gering en dus
ook mijne uitgaven. Ik houd er geen
kostbare liefhebberijen op na en heb geen
minnarijtjes waarvoor ik dure geschenken
behoef te koopen, daardoor ben ik tot
nu toe steeds met 300 daalders uitgeko
men De som die ik den voornialigen
boekhouder Willner voorgeschoten heb,
bcdiaagt 200 daalders en rnijri vader
zend ik 300 daalders, zoodat ik nu nog
250 daalders over heb, een spaarpenning,
die mij op dit oogenblik zeer te pas komt.
De waarheid van mijn eerste opgave
blijkt uit mijn uitgaafboek, de tweede
uit den door Willner afgegeven schuldbe
kentenis en de derde uit den postwissel,
welke drie bewijsstukken ik mij bereid
verklaar op uw verlangen overteleggen."
Wordt vervolijd).