NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
Df ERFGOEDBEZITTER.
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 78.
Zaterdag 28 September 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Herhalingsonderwijs.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFDORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per poet door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 j iedere regel meer B Cent.
Advertentien riern.aal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Aan onze geaclite Abonné's!
Als PREMIE voor het aanstaande
kwartaal is het ons ditmaal mogen ge
lukken, niet minder dan een «ornpron-
helijken llistorisclien Roman van
den beroemden Schrijver J. HOF VAN
BVKE3V te kunnen aanbieden.
Al onze abonue's en ook zij die zich
met 1 October a. s. op ons blad wen-
schen te abonneeren, hebben het recht
achteistaanden BON in te vullen en aan
ons bureau te bezorgen, (s. v. p. voor
SO September a. s.) Het boek wordt
in de eerste weken van het nieuwe
kwartaal aan alle inteekenaren toegezon
den.
a4 Men leze s. v. p. verder
achterstaande advertentie.
DE UITGEVER.
II. Slot.
Dat meri openlijk de meerdere ge
schiktheid of bruikbaarheid van on
wetende menschen durft volhouden,
zal tegenwoordig niet vaak meer voor
komen. Toch is de gedachte niet
overal verdwenenIndien alle men
schen verstandelijk ontwikkeld wor
den, waar krijgen we dan onze pol
derwerkers, onze sjouwerlui, onze
veehoeders vandaan Wie flink on
derwezen is bedankt in den regel
voor die soort van arbeid.
Dat laatste zal nog altijd de Vraag
zijnde keuze van werk wordt nog
door andere factoren bepaald dan
door de verkregen kundigheden. Het
is niet volstrekt onmogelijk, dat bij
toenemende algemeene beschaving
ook de zware lichamelijke arbeid
meer in eere zal komenin landen,
waar leerplicht bestaat, is het geen
zeldzaamheid, boerenwerklieden, mijn
werkers en sjouwers aan te treffen,
die in verstandelijke vorming voor
geen ambachtsman uit den weg be
hoeven te gaan. Maar in elk geval,
de tijd is nog lang niet daar, dat we
voor de bovenvermelde zwarigheid,
zoo zij al bestaan mocht, een oplos
sing hebben te zoeken: het getal van
hen, die op een zoo laag peil staan
dat er voor hen geen kans is op an
dere wijze aan den kost te komen
dan met hetgeen de Engelschen ge
woon zijn «unskilled labour" te noe
men, is nog verbazend groot.
Het feit alleen, dat verbetering
van maatschappelijke positie ten on
zent door iedereen wordt afhankelijk
gemaakt, althans voor een groot deel,
van de vermeerdering van kennis,
door hetschoolonderricht aangekweekt
moet wel tot nadenken stemmen.
Het inzicht wint veld, dat wèl-onder-
wezen jongelieden niet buiten hun
kring behoeven te treden om tot
meer welvaart te komendat de am
bachtsman niet naar de kantoorkruk
heeft te hunkeren, dat de boerenknaap
geen «stadsheertje" behoeft te wor
den om in het practische leven be
tere kansen van slagen te vinden.
Op elk arbeidsveld is een goede oogst
in te zamelen, mits men hoofd en
handen goed weet te gebruiken.
In welk gezin, bijvoorbeeld, zal
men niet liever een dienstbode heb
ben die behoorlijk heeft ter school
gegaan, dan een, van wie gezegd
kan worden dat zij «van toeten noch
blazen weet", aan wie haarfijn alles
moet worden voorgekauwd en uitge
rekend en die, nadat men zich hier
toe alle moeite heeft gegeven, nog
even wijs is gebleven? Nu zal men
wellicht beweren, dat het gewoon
onderwijs, tot twaalfjarigen leeftijd
genoten, hiertoe voldoende is, doch
de ervaring spreekt zulks tegen. Het
geestelijk arbeidsvermogen is dan nog
niet krachtig genoeg, om het geleerde
vast te houden en te verwerken, het
toe te passen en er het meeste voor
deel van te trekkendat kan het
best geschieden in de kostelijke ja
ren, wanneer het verstand zijn volle
ontwikkeling naderbijkomt.
Dat het herhalingsonderwijs nog
allesbehalve populair is, kan niet
worden tegengesproken. Men vergete
echter niet dat het, gelijk het thans
is ingericht, betrekkelijk nieuw is
dat er nog een massa vooroordeelen
uit den weg te ruimen, hinderpalen
te verwijderen, gewoonten van sleur
en gemakzucht te bestrijden zijn. eer
het de plaats in zal nemen waarvoor
het, bij volhardenden ijver van wie
het wél meenen met ons volk, be
stemd is. Op dit aanbeeld zal nog
veel en lang geklopt moeten worden,
vóór het ijzer goed gesmeed is.
Op één bijzonderheid, een toeval
lige zoo men wil, hebben we nog te
wijzen, namelijk op den invloed dien
het bereiken van zekeren graad van
verstandelijke ontwikkeling uitoefent
op de vervulling van den militairen
dienstplicht. Hoe het ook loopen zal
met de wetten tot regeling onzer
levende strijdkrachten, het is meer
dan waarschijnlijk dat bepalingen als
de thans geldende, en die langzamer
hand burgerrecht bij ons verkrijgen
in het nieuwe stelsel zullen behou
den blijven, en dat hun wien bij het
indiensttreden een diploma van met
vrucht doorloopen theoretischen en
practischen cursus kan worden uit
gereikt, verkorting van den diensttijd
en uitzicht op een militairen rang
verleend zal blijven. Wij kunnen
daarom den jongelingen, die de school
hebben verlaten, niet dringend ge
noeg aanbevelen, onmiddellijk tot het
herhalingsonderwijs over te gaan;
dat is het eeriig middel, om als de
tijd daar is tot deelneming aan de
vrijwillige oefeningen te worden toe
gelaten. In eenige groote gemeenten
heeft men zelfs tot dit doel afzonder
lijke cursussen ingericht; men moest
wel tot zulk een maatregel overgaan,
omdat verreweg de meesten, die
gaarne van den door opvolgende Mi
nisters van Oorlog geopende gelegen
heid gebruik zouden willen maken,
uitgesloten zouden blijven wegens
gebrekkige vorderingen in de gewone
vakken van het lager onderwijs.
Dat dit geschieden moest, is een
bewijs voor de onvoldoende wijze
waarop van de gewone lessen gebruik
was gemaakt, maar bovenal van de
weinige belangstelling, aan het her
halingsonderwijs geschonken. Dit moet
zoo spoedig mogelijk anders worden;
verzuim in deze kan wellicht later
tot veel zelfverwijt aanleiding geven.
Omtrent de inrichting van het her
halingsonderwijs heeft de wetgever
de meeste vrijheid gelaten. Uit de ge
wone verplichte vakken kan bij de
regeling een keus worden gedaan,
maar bovendien kunnen er andere
aan worden toegevoegd, die tot dus
ver nog niet zijn onderwezen. Elk
gemeentebestuur, dat de zaak wenscht
te bevorderen, kan te rade gaan met
plaatselijke behoefte. Als bij voor
beeld een drie- of viertal nabijgele
gen plattelandsch gemeenten willen
samenwerken om aan haar herhalings
scholen een landbouwleeraar te ver
binden, zal dit wellicht kunnen die
nen om ook de zonen van landbou
wers, veehouders en arbeiders naar
de schoolbanken te trekken. Toevoe
ging van teekenen, op practische wijze
behandeld, zal voor jeugdige hand
werkslieden een geschikt lokmiddel
zijn, terwijl we het ook zeer nuttig
zouden achten als in het programma
de kennis van één vreemde taal,
welke, dat moeten alweer de plaatse
lijke behoeften uitmaken, werd
opgenomen.
Voor den bloei van dezen jongsten
tak van ons onderwijs zal inzonder
heid de medewerking der werkgevers
van groot r.ut zijn. Hun kan het niet
onverschillig zijn, waar en hoe de
leerlingen van het vak hun vrije uren
doorbrengen. Willen zij een beschaaf
de werkliedenklasse helpen aankwee-
ken, dan zullen zij niet slechts het
werk der jongelui zoo regelen, dat
dezen van de avondlessen gebruik
kunnen maken, maar liet zou zelfs
geenszins tegen hun belang zijn, in
dien zij in die richting een zachten
drang uitoefenden, in den vorm van
aansporing en aanmoediging. Ook op
hen doen wij bij deze een beroep:
mogen zij de in hun bereik zijnde
middelen aanwenden om van de
herhalingsscholen in hun gemeente
drukbezochte inrichtingen te maken.
Omtrent het amend.-Goeman Bor-
gesius tot invoering van leerplicht in
1893, dat Woensdag in de Tweede Ka
mer werd verworpen, zegt de Stand.
«De beslissing was te voorzien.
Heel het land wist, dat de linkerzij
niet op leerplicht, maar op een politiek
doel afging.
Nog altoos lag de leerplicht als twist
appel tusschen de oudere liberale zuster
en het radicale zusje der toekomst.
Vroeger, toen ze meesteres van het
terrein was, wilde de liberale partij zelve
voor een goed deel aan leerplicht niet
ann. Toen ze hem had kunnen invoeren,
voerde ze hem niet in.
Maar thans, nu ze wist, dal er een
goedkoop schot met los kruit in de ra
dicale richting was te doen, sprong zelfs
de heer Gleichrnan er voor in de bres;
die ir. 1878 Minister was en ze toch
in de toenmalige schoolwet van zijn eigen
Kabinet niet hielp indragen.
Zoo zal men het meer beleven.
De liberale heeren schuiven óf naar
het radicalisme op, óf wel ze versteenen
in een doctrinair conservatisme.
Doch juist daarom kon noch mocht
thans de quaestie van den Leerplicht de
finitief uitgemaakt en minister Mackay
koos het zeer juiste standpunt door zich
tegen de opportuniteit van dit voorstel
als zoodanig te verklaren.
Willen de voorstanders van leerplicht
deze ver van onbelangrijke quaeste aan
een wezenlijke beslissing onderwerpen,
laat hen dan beginnen met de statistiek
van het schoolverzuim, die nu op alle
punten mank gaat, aan degelijke kritiek
te onderwerpen, en aan te vullen.
En het absoluut èn het relatief school
verzuim moet in juiste cijfers uitkomen,
en dat wel onderscheidelijk voor de jaren
van leeftijd. Dan eerst kan men beoor-
deelen, hoever het metterdaad strekt.
Doch dan zij deze statistiek niet door
een aftreksom verkregen, doordien men
de onderstelde kinderen vermindert met
EEN VERHAAL
DOOR
GUST A AF KIERITZ.
30) «Ach," antwoordde de baron op treu-
rigen toon, «ik heb toch wel het ver
schrikkelijk uiteinde mijner onvergetelijke
vrouw, en het verlies van mijn zoo diep
betreurden zoon kunnen overleven en
dus zou de vreugde over het terugvinden
van den laatsten mij niet doodelijk treffen.
Maar hoe heb ik het toch Had mijn
Jozef niet donkerblauwe oogen, en eerder
blond dan zwart haar 1"
«Oogen en haar veranderen wel eens,"
gaf Serena ten antwoord «en worden
gewoonlijk donkerder. Daartoe heeft zeker
de brandende zon van 't zuiden van
Frankrijk het hare bijgedragen. Ook is
't niet onmogelijk dat uw herinnering u
misleidt."
«De Romeinsch gebogen neus van den
vermeenden Beaujeu," ging de baron
voort, «is nooit in onze familie geweest.
Men zei altijd dat gij en uw broeder op
elkander geleekt, en dat wel vooral iu
den vorm van den neus."
«Kan bij dat vreeselijke onheil het
neusbeen van Jozef niet gebroken zijn,
en deze kromrninghebbenteweeggebracht
Ach, vader, waarom blijft gij hardnekkig
aan een geluk twijfelen dat wij reeds
als eene onmogelijkheid beschouwden, in
plaats van er den goeden God vurig
voor te danken? Jaren lang hebt gij de
hoop niet opgegeven, den een of ander
van de verongelukten weer te vinden en
nu dit zonder uw toedoen geschiedt, nu
oppert gij zulk een twijfel."
«Gij hebt gelijk, mijn kind," knikte
de baron. Ik ben ondankbaar. Neen,
neen ik geloof 't wel eenigszins, maar
Serena, help mij toch mijn ongeloof over
winnen. Laat ons maar eerst wat langer
met elkander bekend zijn, dan zal de
vertrouwelijke omgang en de oude liefde
wel terugkomen. Men kan toch maar
niet een tot dusver wildvreemd mensch
zoo op eens een plaats in zijn hart in
ruimen."
«Wat Hans er wel van zeggen zal,
als hij dat groote nieuws hoort O, zeker
zal hij zich met ons er over verheugen,
die goede ziel. Morgen is het zijn dag dat
hij met Willner komt muziek maken.
Was hij er maar al Ik kan het nau
welijks afwachten."
Op zijn schuimbekkend paard kwam
Beaujeu van Durrenstein op Wildingen
terug. Toen hij hoorde dat Serena den
baron reeds van alles had ingelicht, wierp
hij zich voor den ouden man op de
knieën, bedekte zijne handen en aange
zicht met kussen en sloeg zijne armen
om hem heen en weende luid. Daarna
stelde hij hem het in de Fransche taal
opgemaakte dokument, en het bebloede
kieltje ter hand. Het gezicht van dit
laatste greep den baron sterk aan. Hij
wikkelde het in elkander, en riep met
sidderende stem, terwijl hij het aan zijne
borst drukte: «Dat is het kleedje van
mijn zoon Jozef! Een wild dier heeft hem
verscheurd. Met smart daal ik neer in
het graf. Wee inij, wee mij
Ineen vlaag van krankzinnigheid snelde
hij met het kleedingstuk naar zijne kamer,
en sloot zich daar op. Verlegen en angstig
keek Beaujeu Serena aar..
«Maak u niet bezorgd, lieve broeder,"
sprak zij. «De schok was te hevig en
het zien van het vele bloed aan het kieltje
heeft ook mij getroffen, hoeveel te meer
dan onzen armen vader. Wemogen hem
nu niet storen. Morgen zal hij wel weer
rustig en bedaard zijn."
Toen Serena weigerde aan het verzoek
van haren broeder te voldoen, om hel
door den burgemeester en andere getuigen
onderteekende dokument te doorlezen,
stak deze het weder zorgvuldig bij zich.
Om geen voorbarig opzien in Durrenstein
te verwekken, keerde Beaujeu nog voor
de schemering daarheen terug, met de
belofte echter morgen terug te komen
om kennis met Hans te maken.
De oude baron bleef in zijn kamer op
gesloten, en at en dronk den geheelen
avond niet. Men hoorde hem herhaalde
malen uittoepen: «Dat is de rok van mijn
zoon, een wild dier heeft hem verscheurd
Zooals Serena voorzien had, was haar
vader den volgenden morgen weder kalm
en besprak niet zijne dochter de maat
regelen die nu moesten genomen worden.
«We zullen," sprak Serena eindelijk,
«voor alles de meening van Hans daarover
inwinnen. O was hij reeds hier I"
Hans kwarn en nog wel alleen, daar
Willner, die bij Audigast als boekhouder
was geplaatst, dringende bezigheden had.
Deze omstandigheid kwam zeer gelegen,
daar buiten Hans niemand in 't geheim
mocht worden genomen. Toen Hans dit
vernam, was hij oprecht verheugd en
dacht er niet aan, de waarheid daarvan
in twijfel te trekken. Met hartelijkheid
begroette hij zijn nieuwen neef, die iets
later aankwam, doch wiens vriendelijkheid
echter wat gedwongen was. Met van
vreugde stralende oogen zag Serena naar
de beide jonge mannen toen deze elkan
der omhelsden zij voelde haar hart nu
geruster toen Hans zonder de minste
afgunst of argwaan zijn nieuwen neef
begroette. Hoe geheel anders zou Edgard
zich hebben gedragen Zooals het te
voorzien was, zon men nog een harden
strijd met Edgard en diens vader te heb
ben doorstaan voordat deze den vreemden
indringer als hunnen werkelijken bloed
verwant en als rechtmatigen erfgenaam
zouden erkennen."
«Laten wij ons over liet blijde heden
verheugen," riep Hans vroolijk uit, «en
laten wij de zorg voor de toekomst aan
de goddelijke Voorzienigheid over."
Nu moest Jozef vertellen, hoe het Irern
na de scheiding van zijn bloedverwanten
gegaan was. Zijn leven op hel landgoed
van zijn pleegvader Beaujeu was zeer een
tonig gewees', totdat deze hem tot ver
dere opleiding twee jaren naar Parijs had
gestuurd.
(Wordt vervolgd).