NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
ÖE ERFGOEDBEÏITTER,
UTRECHT EN GELDERLAND.
No. 86.
Zaterdag 26 October 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Een naklank.
BINNENLAND.
Feuilleton.
iMEBSFOORTSCHÏ CÜUBANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3-maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van
advertentien:
16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
We hebben ons voorgenomen, dit
maal eens te blijven in den toon der
afgeloopen week, en een kleine ker-
mis-nabetraebting te geven. Vooraf
gewaarschuwd, kunnen onze niet-
kermisgezinde lezers in overweging
nemen, oi zij dit gedeelte dér Courant
maar niet zullen overslaan.
De kermis is, meenen we, van Oos-
terschen oorsprong. Als de groote
karavanen, die reeds in het begin
onzer jaartelling en nog vele eeuwen
daarna, de handelswaren uit Indië
naar West-Azië brachten, halt hiel
den op een der vele stations van den
langen weg, men wist vooruit wan
neer dat ongeveer zou plaats hebben,
dan kreeg de stad of het dorp
tijdelijk een geheel ander aanzien.
Al wie iets te koop had aan te bie
den, van vele uren in den omtrek,
stroomde naar de tenten der vreem
delingen heen, om door ruiling een
der tallooze voorwerpen machtig te
worden, die zij medebrachten, en den
ganschen dag door was het kamp der
handelaars het tooneel van een ge
zellige drukte. Niet zelden gebeurde
het, dat men zich, na atloop der on
derhandelingen, in groepen verzamelde
rondom een of anderen verteller, die
of zijn fantaisie den ruimen teugel
vierde, ol mededeelingen deed van
hetgeen men gezien en gehoord had
in de landen welke de reizigers met
hun lastdieren hadden doorloopen.
Werd de handel slapper, of was de
tijd gedurende welken men gewoon
was zich in een of andere plaats op
te houden, verstreken, dan werden
de tenten opgenomen, de goederen
opgepakt, en werd de reis voortgezet
naar een volgende halte.
De handelsbeweging in Europa,
vooral sedert den tijd der kruistochten,
die de Oostersche waren meer bekend
hadden gemaakt bij de bewoners van
ons werelddeel, geleek in menig op
zicht op den karavaanhandel, behalve
dat men zich daarbij niet van ka-
meelen als vervoermiddel bediende.
Ook hier te lande, gelijk in Frank
rijk, Duitschland en Rusland kwamen
op gezette tijden de gezelschappen
kooplieden aan, die waren aanbrach
ten welke op andere wijze niet te
bekomen waren, en producten des
lands inkochten. Bij aankomst werd
een kerkgang gedaan met meer dan
gewone plechtigheid, als dankoffer
wegens het behoud voor de gevaren,
aan welke men dikwijls was bloot
gesteld, vandaar de naam «kerk
mis." (Het Fransche «foire" doet
meer denken aan «forum", markt.)
Reizende kunstemakers, dichters, mu
zikanten volgden gewoonlijk den stoet
der kooplieden, en droegen het hunne
bij om het tijdelijk verblijf van de
handelslui te vervroolijken.
Eeuwenlang voorzag dus de kermis
in een wezenlijke behoefte. Personen
van allerlei rang en stand konden
bij de vreemdelingen hun gading vin
den, en het was geen zeldzaamheid
dat een edelvrouw, van haar dienares
sen gevolgd, de rijen der tenten langs
wandelde om haar oog te verlustigen
aan de schoone zaken, die men daar
zag uitgestald, of zich in het bezit
te stellen van een of ander weelde
artikel, waarnaar zij sinds geruimen
tijd had verlangd. Ook was het een
niet te versmaden voordeel van de
kermis, dat zij eenige afwisseling
bracht in het doorgaans vrij eentonig
leven van stedeling en dorper.
Andere tijden, andere zeden. In
onze dagen behoeft niemand op de
kermisreizigers te wachten om voor
werpen van kleeding of tooi, lekker
nijen of snuisterijen te koopen. Zelfs
in de kleinste gemeenten voorziet
de winkelnering in alles wat men
wenscht; waar dit niet in alle opzich
ten het geval is kan men het toch
binnen zeer korten tijd van nabijge
legen plaatsen ontbieden. Ook ont
breekt het volstrekt niet aan gelegen
heden tot uitspanning: bijna zouden
we zeggen dat er hierin overdaad
heerscht dan dat er een tekort is
aan te vullen.
De kermis heeft dus haai- karak
ter van noodzakelijkheid verloren
en toch heeft zij zich, hoewel in ge-
wijzigden vorm, tot op onze dagen
staande gehoudeu. Ja, zelfs daar waar
de vroede mannen gemeend hebben
haar te moeten afschaffen als niet
meer passende in het kader onzer
hedendaagsche beschaving, komt zij
in de eene of andere gedaante weer
opduikelen, hetzij dat den voorjaars-
of najaarsmarkt met een zeker aan
tal kramen, spellen en mallenmolens
wordt opgeluisterd, hetzij bij som
mige gelegenheidsfeesten niets ver
makelijkers kan worden bedacht dan
juist zoo'n zelfde kermis, aan welke
men in een opwelling van «edele"
verontwaardiging nog kort geleden
de deur heeft gewezen.
Dat bewijst, dat wij in sommige
opzichten een conservatief volkje zijn.
Oude dingen, aan welke wij door
overlevering, of wegens herinneringen
onzer jeugd, gehecht zijn, laten we
niet gemakkelijk varen, al moeten
wij ook erkennen, dat zij, gelijk al
les, hun schaduwzijde hebben.
Zeker, het zou dwaasheid zijn, deze
niet te willen zien. Maar in aanmer
king nemende, dat voor tal van lie
den uit de mingegoede klasse de ker
mis de vastgestelde, de geijkte de
onmisbare en eenig bruikbare gele
genheid voor uitspanning is, moeten
wij er niet al te veel nadruk op leg
gen dat de grens tusschen deze en
«uitspatting" niet altijd scherp ge
noeg in het oog wordt gehouden.
Zou het billijk zijn, die gelegenheid
te doen verdwijnen, alleen omdat en
kelen er misbruik van maken Is de
gemiddelde beschaving hooger ge
worden in de gemeenten, waar men
de kermis in den ban heeft gedaan
Het was geenszins in een vlaag
van jeugdige onbezonnenheid, dat Hil-
debrand zijn onsterfelijke schets over
kermishouden schreef Zij, die den
staf breken over de luidruchtigheid,
waarmede somtijds de man uit de
volksklasse het kermisvermaak ge
niet, vergeten dat ook hij hooger be
schaafden in eigen kring niet altijd
de bezadigdheid ten troon zit in oogen-
blikken van feestvreugde.
Er is iets bijzonder treffends in de
opgewektheid waarmede de werk
man zijn gezin rondleidt langs de
kramen vol goedkoope speelgoederen
en eetwaren, en in het welgevallen
dat hij toont bij het aanschouwen
van de gretigheid, waarmede zijn
kinderen zicli vergasten aan de lek
kernij, voor welke hij misschien we
ken lang zijn zakduiten heeft opge
spaard. Gij, gestrenge en logisch
denkende staathuishoudkundige, zijt
wellicht van oordeel dat hij die gel
den nuttiger zou kunnen besteden
gij, welmeenende hygiënist, kunt op
goede gronden bewijzen dat het zoo'n
verheven genot niet is, de maag een
maal in het jaar te bederven met
verdacht suikergoed en niet door een
Vatel toebereide baksels; maar deze
quaestie wordt door den vroolijken
kermisbezoeker volstrekt niet gesteld,
en gij kunt aan al die theoretische
beschouwingen het recht niet ontlee-
nen, hem zijn vermaak afhandig te
maken op grond dat het met uw op
vattingen niet strookt.
En al komt gij honderdmaal be
weren, dat de kunsten van Magneta
toch maar bedrog zijn, ofschoon
gij wel laten zult ze na te doen,
en dat honden niet geschapen zijn
om, op een aap gezeten, of neen,
't was eigenlijk omgekeerd, grap
pen uit te halen, de man uit het
volk is van een andere meening, die
evenveel recht van bestaan heeft
als de uwe.
Daarom wenschen wij ten slotte
den lezer, die ons tot nu toe heeft
gevolgd, van heelerharte toe, dat hij
nog dikwijls aan de Amersfoortsche
kermis met gepaste vroolijkheid zal
kunnen deelnemen.
De minister van Oorlog heeft, bij
algemeene order voor het leger, openlijk
zijn bijzonderen dank betuigd aan de
commissie, belast met de directie der
weduwen- en weezenkas voor de officie
ren der landmacht, ter zake V3n de be
langrijke diensten, bij het tot stand bren
gen van de nieuwe statuten, aan de in
stelling bewezen.
Aan 26 luitenants van het leger
hier te lande zal den 6 Dec. het officiers
kruis voor 15-jarigen diensttijd worden
uitgereikt; hiervan bchooren er 13 tot
de infanterie, 10 tot de artillerie en 3
tot de cavallerie.
Te Amsterdam heeft zich een commis
sie gevormd, om den heer J. J. L. ten
Kate op zijn 70. verjaardag een hulde
blijk aan te bieden, bestaat uit de h. h.:
mr. G. van Tienhoven, eere-voorzitter,
dr. E. Laurillard, voorzitter, Taco H. de
Beer, secretaris, A. D. de Marez Oijens
en G. Wendelaar, penningmeesters, prof.
T. M. C. Asser, jhr. mr. C. H. Backer,
Gh. Boissevain, J. W. Brouwers, mr. P.
A. Brugmans, D. B. Centen, prof. P. D.
Chantepie de Ia Saussaye, J. P. Hase-
broek, dr. G. Kalff, P. var. Limmik, M.
A. Perk, prof. H. P. G. Quak, mr. W.
baron Röell, dr. H. C. Rogge, L. C. Schul-
ler tot Peursum, |J. G. Sillem, jhr. mr.
H. N. Teding van Berkhout, H. de Veer,
mr. R. van de Werk en A. C. Wert-
heim.
Voor het hof te Amsterdam is in hoo
ger beroep behandeld de zaak van den heer
Willink Ketjen, beschuldigd wegens be-
leediging van den min. van koloniën en
deswege door de rechtbank te Amsterdam
tot eene geldboete veroordeeld.
De proc.-gen. bij het hof vroeg ver
nietiging van het vonnis en veroordeeling
tot één maand gevangenisstraf. Uit
spraak 30 Oct. a.s.
Men meldt uit Rotterdam van 23
dezer
De scheuring onder de sjouwers, die
zich van den beginne af voorzien liet, is
een feit geworden. In de hedenavond
gehouden vergadering van wege de af-
deeling Rotterdam van het alg. Neder-
EEN VERHAAL
DOOR
GUSTAAF IÏIERITZ.
(Slot.)
38) Gij zult u verwonderen, vriend Hans,"
sprak Arho toen de beide mannen alleen
waren, «dat ik de kleine Pauline toch
heb gevraagd, nadat ik mij wel eens
spotachtig heb uitgelaten over het toonen
van de tandjes wanneer ze lacht. Lang
heb ik gezocht en overwogen. Eindelijk
vreesde ik dat het mij zou gaan als den
reiger in de fabel, die, omdat hij een
karper opsmullen wilde, de andere klei
nere visschen versmaadde, en het einde
lijk maar met een mageren kikvorsch voor
lief moest nemen. Gij hebt den karper
gelukkig gesnapt. In Pauline krijgikten
minste een nette, goedhartige vrouw.
Het was mij een gunstig teeken dat
Pauline, die altijd in het bijzijn van
Bertha was, dezelfde was gebleven en
hare natuurlijke goedhartigheid bewaard
had. Zij beloofteenegeschilite huisvrouw,
en eene zorgvolle moeder voor hare kin
deren te worden, als zij die ten minste
krijgt. En als mijne toekomstige vrouw
geen andere fouten heeft dan dat zij gaar
ne haar mooie tandjes laat zien, dan mag
ik mij gelukkig achten. En al kan ik haar
die gewoonte niet door mijne spotternijen
afleeren, dan zal zij ten minste altijd
nauwkeurig voor hare schoone tandjes
zorg dragen, iets wat ook niette verachten
is. Mijne vrienden, die gij met mij in den
trein hebt aangetroffen, hebben zich ook
verloofd. Helmeried met Madeleine,
Wolframsdorf met Eugenie, en Costenoble
met Rosa."
«En Bertha?" vroeg Hans.
«Die heeft veel kans om den vischreiger
uit de fabel te worden," antwoordde
Arno.
«Zij lokte u, mij, en daarna dien
avonturier Beaujeu, waardoor ze in aller
achting zeer gedaald is. En nu nog een
groot nieuws, dat u het meeste belang
zal inboezemen. Edgaid is dood, hij is
door een sluipmoordenaar gedood."
«Mijn God riep Hans verschrikt uit.
«Is het mogelijk, is het waar?"
«Toch heb ik rnedelyden met den on
gelukkige
«De schurk Beaujeu," herhaalde Arno
verder, «had Edgard den dood gezworen,
daar hij hem in de uitvoering van zijn
plannen met Serena geweldig gedwars
boomd had. Daar er zich langen tijd geen
gelegenheid toe aanbood, school Beaujeu
op deu openbaren weg Edgard neder, en
jaagde daarna zichzelf een kogel door den
kop. Natuurlijk is uw oom de kamerheer,
in vertwijfeling over den dood van zijn
zoon, die hem het vooruitzicht op de in
bezitneming van het eigendom Durren-
stein geheel en al ontneemt. Om dit nu
tot eiken prijs te erlangen, heeft de ka
merheer als een tweede Napoleon I het
voornemen opgevat, zich van zijne bejaar
de gemalin Josephine le laten scheiden,
en zich met eene jonge Louize te ver
binden, die hem een zoontje zal schenken.
Daarover is de baronnesse builen zich
zelve van woede, en dreigt haren heer
gemaal dat zij de oplir hterijen die hij in
het beheer van het eigendom gepleegd
heeft aan de overheid zal aangeven. Die
bedreiging heeft den kamerheer een he
vige galkoorts op het lijf gejaagd, waar
aan hij nu zwaar ziek ligt. Naar alle
waarschijnlijkheid mag ik u als den toe-
komstigen eigenaar begroeien."
«Ik wensch niets meer," sprak Hans.
dan het bezit mijner beminde Serena.
Indien gij waarheid spraakt, dan zou ik
evenals koning Polykrates moeten uit
roepen Gij, goden, zendt mij (och éen
klein ongeluk bij zóóveel geluk
«Dat ongelukje is er reeds," Arno
duidde daarbij Jachend op 't gebroken
been van Hans, «maar is het geluk voor
afgegaan."
«Het had veel grooter kunnen worden,
als mijn trouwe Pluto er niet ware ge
weest. Het verstandige dier begreep mij
toen ik hem een boodschap gaf, en hem
gebood er zich hierheen mede te spoeden.
Zonder hem had ik nog lang hulpeloos
in het park moeten blijven liggen en
versmacht. Nu zit mijn Pluto het groot
ste gedeelte van den dag en den ganschen
nacht naast mijn legerstede en kijkt mij
met zijn trouwe klare oogen medelijdend
aan. En weet gij, waaraan ik zijne buiten
gewone gehechtheid te danken heb
Aan een geduchte straf, die hij eens om
zijn vinnigheid verdiend had. Bij de mees
te kleine en groote menschen werkt dat
juist het tegendeel uit, zooals bijvoorbeeld
bij Beaujeu."
Serena en haar vader hoorden met
smartelijke deelneming het treurig uit
einde van Edgard. «Ik zal hem er steeds
dankbaar voor blijven," sprak Serena,
«dat hij me aan 't geweld van een be
drieger onttrok, -waardoor hij ongelukkig
genoeg diens hevige wraakzucht gaande
maakte."
«Welk een onafzienbaar ongeluk zou
er over ons gekomen zijn, indien de
ellendeling pas later ontmaskerd was 1"
Op den dag toen Hans voor de eerste
maal van zijn ziekbed oprees, en aan
Serena's arm, alsook met behulp van
een stok, de eerste pogingen tot loopen
aanwendde, zette men het lijk van den
kamerheer van Durrenstein in het alge
meene familiegraf bij.
Daardoor veranderde de geheele stand
van zaken. De baronnesse en Bertha, die
reeds lang het landleven moede waren,
begaven zich naar de residentie en be
kwamen van den grondeigenaar een ruim
jaargeld.
Op verzoek van den laatsten, en
van diens vriend den geheimraad Bau-
mann, droeg de regeering aan Hans, als
den verklaarden bruidegom van Serena,
en toekomstigen erfgenaam van de grond
bezitting, het beheer erover op.
Door eerepoorlen trok Hans met zijne
bruid en den grondbezitter weder het
slot Durrenstein binnen. En allen waren
verzameld en liepen met gejuich «Geluk
aan het bruidspaar en onzen waren heer
en meester!" En zij die Hans om zijne
strenge rechtvaardigheid iievernaarbete-
re oorden gewenscht hadden, schreeuwden
het luidst: «hoera!" wierpen hunne hoe
den en mutsen het hoogst in de lucliti