NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Magdalen's Eed.
No. 98.
Zaterdag 7 December 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Gilden.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
4MEBSF00RTSCIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 meuiiden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentie ni
Van 16 regels 0,40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viern aal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Bij onderscheiden gelegenheden is
de wensch uitgesproken, dat men,
ter beëindiging der menigvuldige ge
schillen tussclien patroons en werk
lieden, mocht overgaan tot herstel,
onder gewijzigde vormen, van de oude
gilden ook in sommige redevoeringen
in de Tweede Kamer over arbeids
wetgeving werd meermalen daarop
aangedrongen.
Er is vóór, er is tegen te zeggen
in elk geval zouden de vereenigingen,
die men thans wellicht onder bescher
ming en het toezicht van het Staats
gezag in' het leven zou willen roepen,
met de oude gilden weinig meer dan
den naam gemeen kunnen hebben,
omdat de maatschappelijke verhou
dingen een groote verandering onder
gingen. Een algemeene blik op die
inrichtingen zal dit duidelijk maken,
Toen in de dertiende en veertiende
eeuw de groote leenheereri in de Ne
derlanden, in Duitschland, in Enge
land, als souverein optredende, of in
laatsgenoemd land en in Frankrijk
de koningen zelf, in hun strijd tot
versterking van hun gezag tegenover
de leden van den lageren adel, den
steun zochten te verwerven van de
ingezetenen der in haar eerste ont
wikkeling verkeerende steden, be
kwamen dezen, als poorters, tal van
rechten; nu eens ter belooning van
bewezen diensten, dan weer in ruil
voor de geldsommen, waarmede zij
hun vorstelijke beschermers onder
steunden. Nevens den schout en de
schepenen, door den landheer be
noemd voor het bestuur der gemeente
en de rechtspraak, kozen zij vroede
mannen om mee te beraadslagen over
de gemeentelijke belangen; ook er
langen zij het recht om hun stad
met muren en wallen te omringen
en haar tegen eiken overval te ver
dedigen. De burgers moesten zich
daarvoor oefenen in de behandeling
der wapenen; tot dat einde kwamen
zij geregeld bijeen en vormden zich,
onder leiding hunner zelfgekozen
hoofden, tot geschikte krijgslieden.
In de grootere gemeenten werden die
«schutterijen" gesplitst in dier voege
dat personen, die hetzelfde bedrijf
uitoefenden, of, zoo deze min talrijk
waren, tot een groep van aanver
wante bedrijven behoorden, gezamen
lijk de wapenen hanteerden onder
aanvoering van vakgenooten.
Uit deze regeling zijn die eigen
aardige vakvereenigingen ontstaan,
die men tegen het eind der middel
eeuwen in een groot deel van wes
telijk Europa aantrof. Want eenmaal
tot elkander gebracht, bepaalde men
zich niet tot de zaken der defensie,
maar werd het vak zelf ook een on
derwerp van voortdurende samen
werking.
Uit Ue werkgevers werden gewoon
lijk de hoofden gekozen. Hun voor
naamste zorg was vooreerst tegen te
scherpe concurrentie te waken, en
voorts het lot der gezellen te behar
tigen. Niemand mocht in een gemeente
zelfstandig in eenig bedrijf optreden,
zonder toestemming van het bestuur
der gildekarner, waardoor een niet
zelden drukkend monopolie ontstond,
dat de prijzen hoog hield, waar geen
mededinging door aanvoeren van el
ders tegenover stond. Geen meester
mocht meer leerlingen aannemen, dan
door [de kamer werd toegestaan, en
hij had ook te zorgen dat die leer
lingen een geschikte opleiding ont
vingen bij gebleken ongeschiktheid
werden dezen natuurlijk ontslagen.
sukkelaars en beunhazen in het
vak werden niet geduld. Had een
leerling voldoende proeven van be
kwaamheid gegeven, dan kon hij tot
gezel worden bevorderdin de meeste
gevallen was dit de hoogste rang
dien hij kon bereiken, want om den
graad van meester te behalen moest
hij niet slechts een werkstuk over
leggen dat, onder waarborgen van
eigen arbeid, hem die eer waardig
maakte, doch hij moest ook genoeg
zaam gegoed zijn om een eigen zaak
op te richten. Daar het aantal mees
ters gewoonlijk zekere grens niet
mocht overschrijden, was er eerst een
vacature noodig om voor toelating in
aanmerking te komen, en de meesters,
die alleen tot het lidmaatschap der
gildekarner toegang hadden zorgden
er in den regel wel voor dat de zoon
of schoonzoon van een werkgever of
patroon in de openvallende plaats
kwam. Er werd dan ook druk onder
handeld en geïntrigeerd voor de be
vordering van een gezel tot meester,
en dezelfde familie-regeering, die de
grondslag was van ons republikein-
sche staatsbestuur, deed zich ook op
het gebied van den aibeid gelden.
Geschillen over loon, werktijd, ar
beidsvoorwaarden enz. werden door
de gildekamers beslecht. De gezellen
konden hun bezwaren inbrengen,maar
hadden over de beslissing geen stem.
Aan de uitspraak moesten zij zich
onderwerpen zonder hooger beroep
verzet leidde tot ontslag, en daarmee
was hun toekomst voorgoed bedor
ven, want een ontslagen gezel kon
nergens elders werk bekomen Al
begaf hij zich naar een andere ge
meente, het hielp hem weinig want
zonder goede aanbevelingen van zijn
vroegeren patroon nam niemand hem
in zijn dienst. Daar stond tegenover,
dat bij schaarschte van arbeid de
gildekas ondersteuning verleende, en
dat bejaarde of invaliede werklieden
niet aan hun lot werden overgelaten.
Dat was, in hoofdtrekken, de inrich
ting der gilden; voor het gehalte van
den arbeid hebben zij veel goede
vruchten opgeleverd, en zij strekten
ook wel, om een stevigen bami tus-
schen meesters en gezellen te onder
houden. Maar het zal niemand ver
wonderen, dat met het ontwakend
vrijheidsbegrip in de tweede heft der
vorige eeuw de bezwaren tegen zulk
een inrichting levendig werden ge
voeld. Men heeft het meermalen af
gekeurd, dat omstreeks het tijdperk
der Fransche revolutie de gilden
overal zijn afgeschaft, en dat men
niet liever getracht heeft ze te her
vormen maar de grondslagen waren
daartoe te weinig in overeenstemming
met den heerschenden geest die ge
richt was op onbelemmerde ontwik
keling.
Ongetwijfeld heeft, wat de gilden
verving, namelijkde vrije concurrentie,
ook haar bezwaren. Die te ondervan
gen door terugkeer tot het oude stel
sel, achten wij aenvoudig ondoen
lijk. Kon een regeling gevonden wor
den, die de beide thans te dikwerf
tegenstrijdige groepen weer tot el
kander bracht, in dien zin dat werk
gevers en werklieden gemeenschap
pelijk de belangen van het vak be
handelden, dat zou zeer gewenscht
zijn, maar dan moet men niet bewe
ren dat het vroeger ook zoo was,
want in werkelijkheid ging het an
ders.
Maatregelen van voorzorg tegen
de nadeelen van den ouden dag, van
werkloosheid, verzorgingskosten
voor nagelaten betrekkingen, in
stellingen ter opleiding van leerlingen,
beslechting van geschillen, dat
alles behoort voortdurend onder de
aandacht gehouden te -worden; en
wanneer werkgevers en werklieden
tot dat doel willen samenwerken, en
men elkander niet beschouwt als vij
anden, doch als belanghebbenden bij
dezelfde zaak, kan in menig opzicht
iets beters dan het thans bestaande
in het aanzijn treden. Wil men de
vereenigingen van vakgenooten, op
dien grondslag gevormd, weer gilden
gaan heeten, dat is niets meer
dan een naamsquaestiedoch men
verbeelde zich niet dat het mogelijk
is den nieuwen wijn in oude zakken
te doen. Deze hebben uitgediend.
De Minister van Financiën brengt
ter kennis van belanghebbenden, dat op
3 Februari 1890 en volgende dagen te
's-Gravenhage een examen zal plaats
hebben voor 80 plaatsen als kommies 4e
kl. der directe belastingen, invoerrechten
en accijnzen, op eene bezoldiging wegens
traktement en toelage van f480'sjaars.
De verzoekschriften om toelating tot
voorschreven examen moeten uiterlijk
voor 1 Januari 1890 bij het Depart, van
Financiën zijn ingekomen.
Nadere inlichtingen geeft de St.-Ct. n°.
287.
Door de commissie «Bede ISSO'Sl
ter eer," die zich bet lot der oud-krijgers
te Utrecht heeft aangetrokken, is bepaald,
3at in dezen winter twee malen een
geldelijke onderstand zal worden uitge
keerd en wel voor Kerstmis en ter ge
legenheid van den verjaardag van Z. M.
den Koning.
De Raad der gemeente Barneveld
heeft met eenparige stemmen burg. en
weth. gemachtigd rnet de gemeentebestu
ren van Ede en Nijkerk te onderhande
len over den aanleg van een locaalspoor-
weg NijkerkBarneveldstaiion Ede,
waarvoor aan den heer A. J. Krieger te
Gouda concessie is verleend.
Eergisterenmiddag heeft aan de
Kanaalburg te Middelburg een vreeselijk
ongeluk plaats gahad. Twee beladen sle
perswagens moesten elkaar passeeren,
terwijl de voerlieden naast hun voertuig
liepen. Een hunner, L. geheeten, oud 45
jaren, gehuwd en vader van diie kinde
ren, werd door het wiel van den hem
passeerenden wagen aangereden, viel en
kreeg een ander wiel over de borst. Hij
werd gekwetst opgenomen en in het
Café Royal gebracht, waar hy. ofschoon
spoedig geneeskundige hulp verleend kon
worden, weldra aan inwendige verbloe
ding overleed.
Onder Wijk bij Duurstede is Woens
dag een otter gevangen van 3'/, voet lang
door een hond van C. de Rooy. Het beest
kwam uit een sloot en werd door den
hond achtervolgd, waarop een gevecht
ontstond. Eerst trok de otter den hond
DOOR
Ck. DESLÏS.
(Naar het Fransch.)
12) «Is het niet duidelijk dat dit paard aan
den dief, den moordenaar toebehoorde?
Die voet is de zijne. Ziet hij hem niet?
Hij treedt den tuin binnen, hij klopt aan
de kleine deur.... en dal kloppen van hem
heeft Jan Michaud gehoord. Anselme
leidt Jan uit, en haast zich den ander
open te doen. Hij verwachtte hem. Wie
is die late bezoeker bij den ouden woe
keraar? Is het een tusschenpersoon in
dienst van Anselme, wiens diensten slecht
beloond worden, en die meer begeert....
of is het een schuldenaar die woeker
winst komt betalen met doodelijke haat
in 't hart? Hij gaat met Anselme de
trappen op, en binnentredende in de ka
mer, ziet de man reeds bij het eerste
gezicht, de kalkstrepen op den vloer
waarvan de instructie melding maakt
en de brandkast zooeven geplaatst, wel
licht reeds gevuld. Daar is eene buit te
behalen
«Ziet ze daar nu beiden alleen, in den
nacht. Bij het schijnsel van de lamp zie
ik hen.... hoor ik hen.... De woekeraar
eischt interest of leent een som.... Daar
over ontstaat verschil. De passer door
Jan Michaud achtergelaten komt den on
bekende in handen. Hij slaat toe. De
grijsaard valt neder en is dood. De moorde
naar zoekt het geld in meubelen, in kis
ten en kasten, hij pakt alles in wat hij
mede kan nemen, hij vlucht uit 't huis,
stijgt te paard en verdwijnt. Wilt gij
de waarheid weten: dat is zij!
«Maar heeft hij dan geen enkel spoor
achtergelaten.... Wel stelligZijn spoor,
ik heb 'tterug gevonden, ik zal het U
toonen. Ziet gij daar onder die bewijs
stukken, dat afgesleten register met af
gesleten hoeken, met bevlekte bladzijden?
Daarin schreef Anselme dagelijks, sedert
een groot aantal jaren, alles wat hij kocht
of verkocht, wat hij leende en wat men
hem teruggaf. Daarin ontbreekt niets,
van de kleinste tot de grootste som, van
één centime tut vijftien duizend francs.
Geen enkele naam is er in vergeten.
Nog meer, om er in terecht te komen,
zijn de bladzijden reeds vooruit genum
merd. Welnu! zoek bladzijde 117, gij zult
het niet vinden.
»'t Is de eenige bladzijde die ontbreekt.
«Sla nu het register open op die plaats,
sla de beide helften uit elkaar, en ge
zult terstond moeten erkennen dat de
bladzijde er uit gescheurd is.... uitgescheurd
sedert kort, want de scheur zelf is wit
te midden van die door ouderdom geel
geworden bladzijden. Wie heeft die blad
zijde er uitgescheurd? De moordenaar!
Waarom?.... Omdat daar zijn rekening
op stond en omdat, zoo die bladzijde er
nog in was, zij ons zijn naam zou doen
kennen
De advokaat had een nieuw argument
aangevoerd, een hoogst belangrijk bewijs
ten voordeele van Michaud. Dat register,
dat hij had geopend en deed spreken,
werd door den voorzitter, den procureur-
generaal en de gezworenen doorloopen.
De opmerking en zelfs de uitlegging ei
van door den jongen advokaat was over-
tuigend.
Zoodra de opschudding over dit inci
dent voorbij was, vei volgde de advokaat'
trotsch op zijne eerste overwinning, zijne
pleitrede
«Maar dat is nog niet alles! Wij heb
ben nog een ander register hier, het re
keningcourantboek van Jan Michaud.
Zijne vrouw hield het, God zij gedankt,
goed in orde, zeker wel sedert tien
jaren, ofschoon het boek nog nieuw
schijnt. Zie ook dit boek eens in. Ont
vangsten en uitgaven, aankoopen en ver-
koopen, alles staat er in geboekt alle
namen van personen met wie hij in be
trekking stond. Nergens echter vindt gij
den naam van Anselme. Dus, nooit heeft
Michaud iets van Anselme ter leen ge
had.... Bij gevolg had Michaud er volstrekt
geen belang bij dat blad uil Anselme's
hoek te doen verdwijnen.... en dus, ein
delijk, is hij liet niet die het er uit heeft
gescheurd, maar een ander en wel de
zelfde die de misdaad pleegde."
Toen de gezworenen en de rechters
ook dal register hadden ingezien, waarin
een aantal werken van weldadigheid
vermeld stonden, vervolgde de advokaat
aldus
„Met welk doel zou Jan Michaud An
selme vermoord en hern daarna bestolen
hebben
Op die vraag zoek ik vergeefs een ant
woord.
«Men maakt er Jan Michaud een ver
wijt van, dat hij ten volle heeft afbetaald
wat hem het vergrooten van zijn tuin,
het verbouwen van zijn huis gekocht heeft.
Dat hij dit doen kon, daarvoor is zijn
arbeidzaamheid waarborg, en bovendien
geniet hij veel crediet. Men kent hem als
een ijverig werkman, als een eerlijk
mensch. Zoo hij had willen te leen vra
gen, zou Anselme zelf hem gaarne hebben
geleend. Maar Jan Michaud wilde dat
niet, hij heeft Anselme nooit iets gevraagd
hij is hem niets schuldig. Nog meer hij
is zijn erfgenaam. De grijsaard had het
hem den avond voor zijn dood gezegd.
«O, loop daar niet over heen, dat geeft
de eenig mogelijke uitlegging aan dien
kreet, dien gij als bewijs tegen hem aan
voert, en die hem tegenover vrouw Si-
men zou zijn ontsnapt: Wel maar dan
erf ik! Mijne heeren, ik wil het U ge
vraagd hebben, is dat de uitroep vaneen
moordenaar, van een dief? Zou Jan Mi
chaud zich dan zelf niet bestolen hebben
Dit argument veinietigt dus geheel de
beschuldiging.
Wat juist de onschuld van den beschul
digde bewijst, dat zijn die geopende kas
ten, die gebroken sloten, die dooreen-
gehaalde laden, die diefstal die, waaraan
niemand twijfelt, op den moord gevclgd
is.
«Van alle vermeende bewijzen is dus
geen enkel deugdzaam.
Wordt vervolgd).