NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. lagdalena's Eed. No. 10. Zaterdag I Februari 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. UITNEMENDEN AANLEG. BINNENLAND. FEUILLETON. AMEBSFOORTSCHE C0C1AISIT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Bij het onderzoek van de Staats- begrooting in de Afdeelingen der Eerste Kamer werd de wensch uit gesproken dat de Minister zeer spaar zaam zijn zou met het kosteloos toe laten van jongelieden van uitnemenden aanleg tot de inrichtingen van mid delbaar onderwijs. De Minister Mackay heeft geantwoord, dat het inderdaad zijn streven is, dit slechts in buiten gewone gevallen te doen. Hel spreekt wel vanzelf, dat dit alleen betrekking heeft tot de Rijks Hoogere Burgerscholenvoor de ge meentelijke inrichtingen van dien aard is het de zaak des gemeentebestuurs. En nu is het aantal plaatsen, waar men op dat punt eenigszins vrijgevig is, niet bizonder groot; regel is, dat van eiken leerling schoolgeld worm geheven. Ook is voor kinderen uil de mingegoede klasse, wier ouders verlangen dat zij «hoogerop gaan", dat schoolgeld niet het eenige, zelfs niet het voornaamste bezwaar. De uitgaven voor kleeding en boeken, benevens het gemis van de bijdrage aan de huishoudelijke kas, die onder gewone omstandigheden reeds van jongens van 16 a 18 jaren wordt ge noten, beteekenen veel meer. Zoodat, wil men werkelijk een onbemiddelde knaap, waar iets in zit, gelijk het doorgaans heet, voorthelpen, in staat stellen om door middel van studie in een andere maatschappelijke klasse te treden, dan komt er nog heel iets anders kijken. Naar aanleiding van de bovenbe doelde uitdrukking in het Voorloopig Verslag werd in een der bladen de opmerking gemaakt dat het wel lijkt alsof we zoo grooten overvloed heb ben van jongelieden met «uitnemen den aanleg." Dat zeker niet; maar wel krioelt het van knapen van wie men zich verbeeldt dat zij in dat ge val verkeeren, Als een heel gewone jongen, die niet al te vluchtig is, lust voor den arbeid toont, eenige nauw gezetheid in de vervulling van zijn plichten aan den dag legt, tegen woordig trouw de lagere school be zoekt, dan kan hij in zes of zeven jaren heel wat leeren, dat voor zijn ouders een gesloten boek is gebleven en dan wil het al heel gauw, dat deze in hun zoon een genie zien. We moe ten er bijvoegen dat er wel onderwij zers ook zijn, die tot die overdreven opvatting aanleiding geven, 'tls hun niet kwalijk te nemen dat zij, die zoo verbazend veel leege halmen moe ten dorschen, erg in hun schik zijn wanneer zij te<ioen krijgen meteenige individuen bij welke hun werk vruch ten afwerptmaar die blijdschap moet hen niet nopen bij de ouders ver wachtingen op te wekken, waaraan niet zelden teleurstelling ten deel valt. Gewone vlugge ionseps hehben we noodig in elke maatschappelijke betrekking, den zoogenaamden «un skilled labour," het werlTvan sjouwer lieden enz. misschien uitgezonderd, en in den regel zal men ook geen jongelui van iets meer dan middel- matigen aanleg of ontwikkeling op laatsgenoemö vak hun zinnen zien zetten. Maar degelijke knapen met inspanning van alle krachten, door linanciëele bijstand van particulieren of uit openbare kassen, hetzij voor de studie, hetzij voor administratieve betrekkingen op te leiden, is voor 't minst genomen een waagstuk, dat voor den bevoorrechte weieens ver derfelijke gevolgen kan hebben. In den regel is de weg tot de laatste en ook voor een deel tot de eerste, de hoogere burgerschool; en een knaap, die daar den vijfjarigen cursus heeft doorloopen, is ongeschikt ge worden voor het uitoefenen van een handwerk, waarin hij, juist door zijn goeden aanleg, een der eersten had kunnen worden- Immers, de tijd voor zijn practische oefening noodig, is aan andere dingen besteed. Onder «uitnemenden aanleg" heeft men heel iets anders te verstaan dan wat men in den regel zoo noemt. Als ge bij een jongmensch, welke ook zijn overige eigenschappen mogen zijn, een bijzondere voorliefde opmerkt voor eenige soort van studie, oi voor een bepaald kunstvak, houd dien knaap dan in het oog, en zie oi wat hem drijft om in die richting zijn behoefte aan meer kennis of meer kunnen te bevredigen, iets meer is dan een luim, dan een opwelling door toevallige omstandigheden te voor schijn geroepen, dan of het is de goddelijke vonk van het genie, welker eerste gloed zich daar begint te open baren. Hebt gij de overtuiging ge kregen, dat daar wezenlijk «aanleg" bestaat, zoek dan naar de meest geschikte middelen om dien tot rijp heid te brengengij zult niet slechts een mensch gelukkig maken, maar hnvend'pn M1 -1Qr t/ilw,-- langrijken dienst bewijzen. Werd het stelsel algemepn toege past, dat jongens die zicli boven het middelmatige verheden, op kosten van staat, gemeente of particuliere bijdragen naar het middelbaar onder wijs werden overgebracht, de hoogere burgerschool zou weldra een verza melplaats worden van jonge lieden, veroordeeld om een harden strijd tegen het leven te voeren. Van zekere categorieën van meer ontwikkelden kan de maatschappij maar een beperkt getal in de voor hen aangewezen betrekkingen plaat sen, de overige vullen de gelederen der eeuwige sollicitanten, der onte vreden. Met een diploma van den vijfjarigen cursus kan men op eenige inrichtingen van hooger onderwijs terecht, meedingen naar een plaats bij posterijen, spoorwegen, telegrafie, maar men moet op zien komen wachtenmet een helder hoofd in vereeniging met een paar rappe han den kan men in de heele wereld te recht. Het wil ons voorkomen, dat voor al ouders, die zicli mogen verblijden in het bezit vanzoons met «veelaanleg'Mat in ernstige overweging moeten nemen Meer dan voorheen wordt er werk van gemaakt, jongens van «uitnemen den aanleg" aan hun omgeving te onttrekken; en toch, is het getal waarlijk knappe menschen zooveel grooter dan voorheen? In elk geval niet in verhouding van het toenemend aantal «vlugge jongens," het schijnt dat er van de laatsten nogal eens een verongelukt. Daarentegen, als er niet slechts in naam, doch in wer kelijkheid, een «buitengewone" of «uitnemende" aanleg aanwezig is, hoe weet dan het Zondagskind, daar mede begiftigd, met weinig of geen hulp allerlei hinderpalen te overwin nen, zelfs trots alle tegenwerking toch zijn doel te bereiken. Er zijn er geweest, in wier ziel men den adem der kunst heeft trachten te verstik ken door hen-aan de kantoorkruk te - 7 -j...w.. evengoed eer. kurk slaan op den kra ter eens vulkaans- Waar wij in deze regelen eenvoudig de aandacht op wilden vestigen is dit; Laat men toch, met het edel doel kinderen, die heldere geestvermogens bezitten, nuttig te zijn, rekening hou den met hun wezenlijke belangen, en niet uitsluitend heil zoeken bij een zoogenaamd wetenschappelijke op leiding, die voor velen hunner niet de weg is om gelukkig te worden, noch om de maatschappij de diensten te bewijzen, waartoe zij in staat ge steld konden worden. Naar aanleiding vanJiel min of meer verontrustend bayrrM in een der dagbladen omtrent de'ft gezondheidstoe stand van H. M. de Koningin en van H K. II. de prinses Wilhelmina deelt men uit goede bron, welke allen twijfel uit sluit mede, dat H. K. H. prinses Wilhel mina reeds sedert ruim diie weken hare gewone lessen hervatte, en bij gunstig weder uitging. De ongesteldheid waaraan Hare Koninkl. Hoogheid gedurende de laat ste dagen der Kerstvacantie leed, was dan ook gelukkig slechts van lichten graad en korten duur. Hare Majesteit de Koningin heeft zich ten gevolge eener zware ver koudheid sedert eenige dagen moeten ontzien. Het bericht, dat Hare Majesteit hoogstderzelver vertrekken niet zou heb ben mogen verlaten, is echter onjuist. Te Velp, bij Arnhem, overleed 29 Jan. mr. A. W. Engelen, oud-lid der Tweede Kamer, oud-kantonrechter te Tiel, die indertijd velerlei wandelingen door ons land, door Belgie, Duitschland en Frank rijk (Champagne) beschreef en in de «almanakken" en «jaarboekjes" van het midden dezer eeuw bijdragen in dicht en ondicht ten beste gaf. Hij bereikte den hoogen ouderdom van 85 jaar. In het afgeloopen jaar zijn bij het koloniaal werfdepot aangenomen voor Oost-Indië 1290 en voor West-Indië 30 personen, aan wie aan handgeld f333,100 van J de 'korpsen 'van het leger hier te lande overgenomen 41 öonderofficieren en minderen, te weten van de infanterie 249, van de cavalerie 100, van de genie 20 en van de maréchaussée 1 onder de overi gen zijn begrepen 504 Nederlanders, 265 Belgen, 95 Duitschers, 20 Zwitsers, 14 Luxemburgers, 3 Oostenrijkers en 3 Fran- schen. Een zielkundig raadsel mag de be klaagde genoemd worden, die deze week voor de Amsterdamsche rechtbank ver scheen, om zich te verantwoorden over eene gansche reeks diefstallen. De 23jarige dienstbode H. E. M. werd ten laste ge legd 1°. dat zij van Februari 1886 tot Mei 1886, in dienst zijnde hij den heer M., in de Kerkstraat, aldaar heeft weg genomen een 'nktkoker en een vi ouwen- rok 2". van Februari 1888 tot Februari 1889, in dienst zijnde bij den heer L. K., in de Oldenbarneveldstraat, aldaar heeft weggenomen een zakdoek en een lap oxford; 3". van Februari 1889 tot Mei 1889, in dienst zijnde bij den heer mr. H., in de Constantijn Huigenstraat, aldaar heelt weggenomen een groot aantal voor werpen, waaronder portretstandaards, presse-papier, blaker, kurkentrekker, een schaakspelkistje, turftang en een boek en 4". van Mei 1889 tot December 1889, in dienst zijnde bij den heer van B., in de Kerkstraat, twee nieuw zilveren lepeltjes DOOR Cli. DESIÏS. (Naar het Fransch.) Daaraan kan ik onmogelijk weer stand bieden, sprak hij bewogen door die stomme bede. En met het kind op de armen trad hij binnen. Dadelijk werd de lamp ontstoken en het avondeten opgebracht. Michaud verlangde nu te vernemen wat er was voorgevallen. Men behoefde hem slechts aan te zien om te beseffen hoe vurig hij er naar verlangde in zijn eer hersteld te worden. Toen Magdalena zijne nieuwsgierigheid voldaan had, ging zij voort: Welk belang kon die onbekende er toch bij hebben ons op die wijze afte- luisteren? Waarom die vlucht en die schrik? Wie zou hij zijn? Alles bewijst, antwoordde de ad- vokaat, dat hy de dader of althans de medeplichtige aan den moord is. Hij heeft dus niet het land verlaten. O, wist ik slechts zijn naam mom pelde Michaud. Raynal en Magdalena zagen elkander aan en lazen in elkanders oogen hetzelf de vermoedenGaudoin. De jonge advokaat stond op 't punt alles te zeggen. Zwijg! sprak zij levendig, Jan zou zich niet kunnen inhouden... Het zou hem te veel opwinden. Hij zou hem dooden. En toen Raynal verwonderd scheen, hernam zij O, gij weet niet wat hij geleden heeft, wat hij nog lijdt, mijn arme rr.an. Ik alleen lees in zijn hart... ik alleen weet hoeveel ongeduld en toorn hij daar in verkropt. Het gelaat van Michaud, nog welspre kender dan de woorden var. zijne vrouw, drukte die gevoelens geheel uit. Onder dat kalme voorkomen, smeulde een vuur dat dreigde uittebarsten. Dit erkende hij zelf en, zicli schikkende in het onvermijdelijke en volgzaam als een kind, antwoordde hij aan Magdalena Gij hebt gelijk, vrouw!.... Ik zou alles kunnen bederven. Zeg mij niets.... Ik heb vertrouwen in u en ik zal wach ten.... Raynal wist het gesprek op iets anders te brengen. Morgen, zeide hij, gaan wij den heelen dag uit jagen, maar's avonds kom ik hier terug.... Tot morgen dus. Toen, alsof hij zich plotseling iets her innerde dat geheel vreemd was aan het geen nu de gemoederen vervulde, ging hij voort A propos I ik wensch aan een oud kameraad een bezoek te brengen, die, naar ik meen, hier te Vittel woont. Het is die arme Gaudoin.... Kunt ge mij ook zeggen waar hij woont Pieter zal u er heen geleiden sprak Magdalena, die terstond de bedoeling van den advokaat begreep. Zijn doel was te weten te komen of Gaudoin te huis was eti hoe laat hij thuis was gokornen. Raynal vertrok, begeleid door Pieter. Weldra zagen zij, op een klein pleintje lantaarns flikkeren, schaduwen zich be wegen, en hoorden'zij een getrappel van klompen. Die komen van 't veld, zeide de kleine jongen. O, het is vader Pocöme en zijne vrouw Gaudoin woont bij hen in. De advokaat sprak, zonder een oogen- blik te wachten, den groep aan, die hem werd aangewezen. Kunt gij mij ook zeggen, vroeg hij. of ik mijnheer Gaudoin te huis zal vinden Dat staat te bezien! antwoordde de aangesprokene ontwijkend volgens de ge woonten der boeren. Toen wij vertrok ken, voor twee uur, geloof ik dat hij uit was. Volg ons licht maar.... wij gaan naar binnen.. dan zullen wij zien Eene kleine tien minuten en men had het hnis van Pacóme bereikt. Het was geheel donker in huis. Voor geen enkel venster was een licht zicht baar. Waarschijnlijk is de deurwaarder nog bezig zijn mooie biljetten rond te brengen zeide de oude boerin op loozen toon. Gaudoin! riep haar man, hei!.... hohé Gaudoin.... hier is een mijnheer uit de stad die u wenschte te spreken.... hei daar En toen er zich r.iels in huis bewoog, ging de man voort: Of hij is niet thuis of hij slaapt vast. Plotseling werd een venster geopend eri Gaudoin vertoonde zich in de eenvoudige kleedij van iemand, die uit den slaap wordt gewekt. O. daar is hij riepen de Pacórnes uit, hun kostganger herkenner.de. Wat Gaudoin betreft, geeuwend en zich uitrekkende, riep hij uit: O.... ik sliep zoo goed! De duivel moge ze halen die mij wekken! Die verwensching, dat gebarenspel was zoo natuurlijk, dat Raynal terstond ont wapend, en geheel overtuigd was. Hij was het stellig niet, dacht hij. Gaudoin was intusschen van toon ver anderd. Zijt gij het misschien ook, mijnheer de ontvanger? O, vergeving dan Neen, viel zijn oude kameraad hem in de rede, neen, ik ben het, Paul Ray nal, die u in 't voorbijgaan goeden avond wilde zeggen. Ik ben morgen den gehee- len dag te Vittel. Vergeef mij dat ik u in uwe droomen heb gestoord. Ga maar spoedig weer slapen. Tot morgen. En dit zeggende verwijderde zich Ray nal die niet wilde dat hij zich verder moeite zou geven. Voor de deur van Michauds's woning nam hij afscheid van Pieter en verzocht hem zijne moeder medetedeelen hoe onr handig zij dien armen Gaudoin uil zijne slaap hadden gehaald I Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1