BUITENLAND.
Plaatselijke berichten.
Voor het front van het Ie bat. 4e
reg. ir.f. werd gisteren te Delft op de
Groote Markt, onder toespraak van den
majoor, aan den len luit. I. P. Weitzel,
die 5 jaar in Indië is gedetacheerd ge
weest, uitgereikt de eervolle vermelding,
hem door Z. M. toegekend. Het bataillon
defileerde daarna onder het spelen der
slafinuziek uit Leiden voor genoemden
officier. De oud-Minister van Oorlog, ge
nei aal Weitzel was bij de inspectie te
genwoordig.
Door de Staatsspoorwegmaatschap
pij is een eervolle vermelding toegekend
per dienstorder aan den machinist J. Schut
ten te Meppel, wegens het tijdig doen
stilstaan van zijn op verkeerd spoor ge-
loopen trein, waardoor een botsing is
voorkomen.
Voor vele korporaals bij de verschil
lende regimenten infanterie, die met gun-
stigen uitslag examen hebben afgelegd
als onderofficier, bestaat vooreerst weinig
kans om definitief te worden aangesteld,
daar het aantal sergeanten bij die korp
sen meer dan compleet is. Niet minder
toch dan 316 korporaals zijn er thans
geschikt om lot dien graad benoemd te
worden, terwijl mede aanwezig zijn 186
sergeanten-titulair.
Door het groot aantal korporaals, dat
het instr.- bataljon te Kampen steeds aan
de korpsen inf. levert in 1889 alleen
286 wordt de behoefte daaraan allengs
kleiner. Aan het kader korporaals ontbre
ken er nu nog 68.
Een, sedert jaren niet voorgekomen
brand op een schip binnen de havens
had Zaterdagavond omstreeks 10 uren
te Vlissingen plaats. Er brak namelijk
een vrij hevige brand uit aan boord van
den Nederlandschen loodsschoener no. 2,
schipper W. .lansen, welke in het Mari
nedok lag. De vlammen sloegen uit de
groote kajuit tot eene flinke hoogte, doch
de spoedig toegesnelde hulp, allereerst
van de bemanning van Zr. Ms. stoom-
kanonneerboot, die aan de overzijde van
het dok lag, had het gevolg dat het
grootste gevaar spoedig bedwongen was.
Evenwel moest nog gedurende een paai
uur voortdurend water ingepompt worden,
om het inwendig smeulend vuur te blus-
schen. In het inwendige van het vaartuig,
het logies of de kamer der loodsen, is
belangrijke schade aangericht, en waren
reeds een paar dekbalker. doorgebrand.
De brand blijkt ontstaan te zijn door
het fel branden der kombuis in het logies,
terwijl de wachthebbende matroos, on
voorzichtig genoeg, zich van boord ver
wijderd had. Daar deze man tijdens den
brand nergens te zien was, bestond er
vrees dat hij zich wellicht in zijn kooi te
oluj/v.. I.v-J ln .verin gc rctl IviJ eer*
ker zou gestikt zijn. Om zich van zijne
al of niet aanwezigheid te vergissen, aar
zelde de matroos van het loodswezen J.
Kooijman niet, ondanks den verstikkende»
rook, rnet een touw om het lijf in het
brandende vaartuig af te dalen, doch in
de kooi van den ontrouwen waker was
deze niet te vinden.
Later in de nacht, toen alles afgeloo-
pen was, kwam deze eerst te voorschijn,
en verklaaide hij, hoewel ook spoedig
den brand vernomen en van verre aan
gezien te hebben, zich zijner schuld zoo
zeer bewust te zijn, dat hij zich niet
eerder had durven vertoonen.
Zaterdag '1 Febr. kreeg de hertog van
Luynes een langen brief van den hertog
van Orleans, den oudsten zoon van den
graaf van Parijs, toen zich te Ouchy be
vindende, waarin de prins hem verzocht
in allerijl tot hern te komen en eenige
pruikeD, baarden en alles wat tot een
vermomming moet dienen mede te ne
men. Dinsdagmorgen was de graaf de
Luynes in Zwitserland, waar hij tot zijn
groote verbazing hoorde, dat de prins van
veroorloofde haar om bijna tegenwoordig
te zijn bij de samenkomst van den hout
zaagmolenaar en den vrachtrijder.
Met gebogen iug en haar adem inhou
dende, trad zij in haar schuilhoek
eri zette zich daar neder. Zij boog het
hoofd voorover en Keek in den hollen
weg.
Eindelijk was die weg slechts eene
enge gleuf, waarin het water op dit oogen-
blik tusschen de steenen sijpelde. Uitge
zonderd dit gedruisch hoorde Magdalena
niets. Niets bewoog zich in den mist,
maar de vrachtrijder had gezegdvin
dé schemering vertrek ik, wacht mij af
als het goed donker is' Nu was het stik
donker, het uur dus aangebroken.
Eensklaps vernam zij, uit de diepte
van het dal, het gedruisch van voetstappen
en het rollen van een wagen.
Magdalena keek nog oplettender.
Weldra kon zij, door den mist heen,
de lange gestalte van den ouden Hon-
neck onderscheiden, die vlak onder haar
voorbijging. Achter hem liep een andere
man, waarschijnlijk zijn zoon, die een
zwaargeladen kruiwagen voortduwde.
Bovenop lagen groote dennentakken, die
tegen de beide kanten van den weg
streken.
Wat lag daar onder
Toen 2 jj vlak by den straatweg waren
plan was naar Parijs terug te keeren, om
daar deel te nemen aan de loting voor
nationale militie. Doch de wet verbood
het!
«Dat weet ik," antwoordde de prins
op deze opmerking. «Maar zoo wil ik
niet langer in ballingschap leven. Ik kan
niet besluiten dienst te nemen in een
vreemd leger. Ik ben Franschman; ik ben
heden meerdeijarig; ik keer terug."
De hertog de Luynes stemde toe.
Des avonds werd een telegram ontvan
gen van de gravin van Parijs, waaruit de
jonge hertog van Orleans den dood ver
nam van zijn grootvader, den hertog van
Montpensier. Getroffen door dezen slag,
aarzelde echter de jonge vorst niet en
seinde terug, dat een andere plicht het
hem onmogelijk maakte de begrafenis bij
te wonen.
Woensdagmorgen vertrokken de vrien
den. Niemand hei kende in den Engelsch-
inan, die van Lausanne naar Genève, van
Genève naar Parijs reisde, den hertog
van Orleans.
Des avonds om acht uur stapte men af
aan het hotel van den graaf de Luynes.
Geen vriend, geen bloedverwant, nie
mand was bekend met de komst van den
banneling, niemand werd opgezocht. De
tocht was slechts ondernomen om te vol
doen aan de plichten van den soldaat en
het lotingsbureau moest dan ook het al
lereerst bezoek ontvangen.
De prins meldt zich aan het bureau in
de rue Dominique aan.
JNaam en voornaam? vraagt de
sergeant.
«Louis Philippe Robert d'Orléans, ge
boren te Twinkenhain den 6de» Februari
1869."
De sergeant is niet op de hoogte van
de geheimen der politiek; hij bladert éen
der registers door, snuffelt, maar nergens
de naam van Louis Philippe.
«Gij zijt niet op onze lijsten ingeschre
ven," antwoordt hij. «Gij zult u moeten
richten naar het stadhuis van uw arron
dissement, het zevende. En de prins
begeeft zich naar het stadhuis van het
zevende. In het stadhuis wenscht men
hem niet in te schrijven. Men verwijst
hern naar den minister van oorlog De
minister is uit en de jonge piins keeit
naar de woning van zijn vrier.d terug,
waar hij een brief richt aan den heer
Freycinet, minister van oorlog. «Ik weel,"
schrijft hij dezen, «dat de veibannings-
wet mij iederen graad in het Fransche
leger verbiedt, maar ik geloof, mijnheel
de minister, dat zij mij niet verbiedt als
eenvoudig soldaat te gaan dienen."
Het bericht van 's prinsen aanwezig
heid verspreidde zich spoedig. Om half
zeven houdt het rijtuig van den prefect
van politie stil voor het hotel van den
her-tno de Luvnes. die jnict aan Aa Zanr
staat, «u heeft iemand bij u «Zeker!
De hertog van Orleans heeft mij de eer
aangedaan aan mijn hotel af te stappen I"
«Is hij daar?" «Ja!" Eenige
oogenblikken later rolt het rijtuig van
den prefect terug en wordt de prins in
vei hoor genomen.
«Ik doe niet aan politiek," sprak Louis
Philippe, «ik wil geen politieke manifes
tatie; ik heb geen enkele van mijns va
ders vrienden gewaarschuwd, en ik heb
tot aan vijf uur geen enkel lid der mo
narchistische partij gezien. Men kan mij
dus niet beschuldigen, dat ik mijn land
in ongelegenheid heb willen brengen.
Ik kom slechts in Frankrijk in de hoe
danigheid van Franschman. De wet ont
houdt mjj en de mijnen iederen graad
in hel leger, dat weet ik: men heeft aan
de mijnen hun graden ontnomen. Maar
hoe wreed die wet ook zij, toch geloof
ik niet, dat zij mij het recht weigeit als
eenvoudig soldaat dienst te nemen.
Op al uwe monumenten, op de muren
zelfs yan uw kabinet lees ik de woorden
«gelijkheid". Welnu, ik ben gekomen om
te zien, of u die gelijkheid in praktijk
brengt.
De wet echter schreef den prefect den te
volgen weg voor: De hertog van Orleans
moest onmiddellijk worden gevangen ge
gekomen, sprak de oude man op fluiste
renden toon
Wacht even, jongen I We zouden
wel doen ons te overtuigen dat de gen
darmes van nacht niet op de been zijn.
En Magdalena hoorde dat hij zich ver
wijderde, terwijl hij zyn geweer laadde.
De zoon deed hetzelfde, na eerst den
kruiwagen te hebben losgelaten.
Deden al die voorzorgen niet eene straf
waardige handeling vermoeden!
O! eindelijk heb ik ze dan! dacht
Magdalena.
Nog nooit was de moedige vrouw zoo
met hoop bezield geweest. Thans zou de
ware moordenaar ontdekt worden Thans
zou haar arme Jan gered zijnl
Na een kwartier ongeveer kwam Hon-
neck terug.
Geen onraad! zeide hij, en daar
komt onze man aan.... Hoor maar!
Met korte tusschenpoozen hoorde men
een zweep klappen, en vervolgens het
rollen vau een kar die eindelijk op de afge
sproken plaats stilhield.
Kom'.... zeide de molenaar tot zijn
zoon.
En de kruiwagen werd terstond voort
geduwd tol bij de vrachtkar.
Is het weer wat moois? vroeg de
vrachtrijder, zijn bovenlichaam halver
wege buiten het zeil stekende.
nomen. De hertog wilde de gevangenschap
van zijn jongen vriend deelen, doch dit
werd hem geweigerd.
«In 1886 wierp de Regeering van den
heer Jules Grevy mij buiten het land",
aldus schreef hij den volgenden morgen
aan den heer Carnot.
«In 1890 doet uwe regeering nog meer:
zij werpt mij in de gevangenis. ik ben
alleen gekomen", schrijft hij later, «op
den dag, dat ik een-en-twintig jaar ben
geworden, om mij op het bureau der lo
ting te doen inschrijving, om als eenvou
dig soldaat drie jaar in het Fransche le
ger te dienen." En toen hij later voor
den procureur der Republiek werd ge
bracht en deze opmerkte, dat hij zich
had schuldig gemaakt aan overtreding
van artt. 1. 3 en 4 van de wet van 22
Juni 1886, was zijn antwoord „Dat beken
ik. Ik ben in Frankrijk gekomen, om mij
als eenvoudig soldaat in het Fransche
leger te doen inlijven."
Deze bekentenis is voldoende om hem
voor de rechtbank te brengen. «Waarom
zijt gij op Fransch grondgebied gekomen
vroeg ook de president.
„Üm mij te laten inschrijven in de re
gisters der loting als eenvoudig soldaat.
Ik heb mijn plicht als Franschman willen
volbrengen. «Doch de namen des prinsen
kwam niet in de registers voor!"
«Dat weet ik," is 't antwoord, «doch men
kan toch niet verhinderen dat ik mijn
plicht doe De prins wond zich eenigs-
zins op, toen hij vervolgde: «De militaire
wet is een wet van gelijkheid. De wet
die u tegen mij gebiuikt is een uitzon
deringswet."
Een advocaat geeft den prins fluisterend
den raad, een verdediger te kiezen, waar
voor de wet hem drie dagen toestaat.
Hij neemt den raud aan, groet de rech
ters en vertrekt.
«Monseigneur!" roept een advokaat,
«alle Fransche harten zijn met u!"
De prins wordt weer naar de gevan
genis teruggevoerd en.... een dwaasheid
was begaan om met den heer Francis
Magnard te spreken. De monarchistische
partij zal er wel bij varen. Men meende
liaai onder een majeslueuzen, onbeweeg-
baren sluier te hebben verborgen. En
daar scheurt hij, door den tuk van een
jong, stoutmoedig man, misschien wel wat
onvooi zichtig, doch dat bevalt juist den
Franschen
Op 'toog schijnt het gebeurde een gril,
vooitgesproten uit het brein van een
romantisch jongeling. Andere berichten
en vooral die uit Madrid spreken van
een weloverlegd plan. Wat het ook moge
zijn, dit staat vast, dat de jonge prins op
weg is om stormenderhand de harten der
Franschen te veroveren en de Fransche
Regeeiing druk bezig is hem daarin een
handje la helpen, dnnr een martelaar van
den jongen man te maken.
Tot advokaat heeft de prins het lid der
Fransche Academie Rousse gekozen. Naar
men zegt zal deze betoogen, dat de prins
krachtens de nieuwe legerwet wel dege
lijk recht heeft en gehouden is in Fran
schen dienst te treden, ondanks het ver
bod der verbanningswetimmers zoo zou
hij redeneeren, in die legerwet wordt
eene volledige opsomming gegeven van
de Franschen die om verschillende rede
nen van den dienst zijn vrijgesteld, en
daarbij wordt van de leden der vroegere
Regeeringshuizen niet gewaagd. Boven
dien worden alle vroegere met deze
nieuwe wet stiijdige bepalingen uitdruk
kelijk vervallen verklaard. Alsof dit niet
genoeg ware heeft de minister van Oorlog
in eene instructie van 4 Dec. II. bepaald,
dat ieder zoon van een Franschman, hetzij
al of niet in het buitenland geboren,
verplicht is om zich in zijn lichtingsjaar
te doen inschrijven. Voorts kent de wet
eiken jongen Franschman het recht toe
om er zich van te vergewissen, dat zijne
inschrijving behoorlijk heeft plaats gehad,
persoonlijk te loten, enz.
Zie het maar zelf! antwoordde de
oude Honneck, die een dievenlantaarn
had aangestoken.
Bij het schijnsel van het licht zag Mag
dalena hoe de zoon van den molenaar de
dennetakken verwijderde en hoe achter-
volgens aan den voerman werden over
gereikt.... twee geiten, zes hazen en een
aantal patrijzen.
Zoo zeide de voerman, dat is een
goede vangst!
En waarvoor ge ons, hoop ik, een fik-
sche som zult medebrengen, zeide de
molenaar.
Ik ben vrijgevig genoeg, dat weet
ge, antwoordde de ander, maar op voor
waarde uai gij u met mij en met niemand
anders inlaat.
Heb ik je daar niet mijn woord op
gegeven, hernam Honneck. Wij zijn stroo-
pers.... maar toch eerlijk.
Toen zij verdwenen waren, liep zij lang
zaam den weg naar Vittel op.
Toen zij haar woning naderde, kwam
Barnabé ontsteld en bedroefd haar tege
moet.
O, kom toch Magdalena, riep hij
haar toe, arme vrouw, kom tochIk
geloof dat meester Jan stervende is!
Helaas, het was slechts al te waar.
De zieke bevond zich in de laatste crisis,
kort maar verschrikkelijk. Eene doodelijke
-- De muziekveieeniging «Caecilia"
alhier, zal op den verjaardag van onzen
geëei biedigden koning, den 19 dezer,
hare eerste openbare uitvoering geven
in de concertzaal van de Sociëteit Amicitia.
Moge, deze jeugdige vereeniging, die
met alle ijver ruim een jaar zich oefent
zoo voldoen, dat een tweede uitvoering
spoedig wordt verlangd. Wat wij van
haar hooiden bij gelegenheid van eene
serenade voldeed ons goed.
De rederijkerskamer «Qntwikkeling"
eene onder de Ainersfoortsche ingezetenen
gunstig bekende Kamer, zal morgen,
Dondeidagavond, eene openbare uitvoe
ring geven in de nette zaal van het
Café de «Arend"
Genoemde Kamer wil het aangename
met het nuttige verbinden, de opbrengst
zal geheel strekken ten voordeele van
de opvoeding der weezen in het huisgezin.
Deze nuttige stichting heeft aanspraak
op ondersteuning van ieder; weezen van
alle gezinten zijn opgenomen. Zijn er
onder onze stadgenooten die nog geer.
lid zijn of bijdragen geven, zij steunen
dan door een bezoek op morgenavond
deze Maatschappij.
De Commies der posterijen 3e
klasse H. B. Graswinckel, voorloopig werk
zaam aan het spoorwegpostkantoor No. 1
standplaats te Amsterdam, is, met ingang
van 16 Februari aanst., overgeplaatst naar
het postkantoor te Tiel.
De surnumerair der posterijen F.
J. Mijnssen, werkzaam ten postkantore
te Amersfoort, is, met ingang van 16
Februari aanst. overgeplaatst naar hel
postkantoor te 's Gravenhage.
De influenza heeft ook invloed uit
geoefend op de bestaande plannen tot
feestviering van 's Konings verjaardag,
door het gainizoen. Door ziekte enz. zijn
eenige van de medewerkers aan het te
geven militair assaut verhinderd gewor
den zich voldoende voor te bereiden en
is nu besloten dat de feeslelijkheden zul
len gehouden worden in de voor deze
gelegenheid versierde Gymnastiek- en
schermzaal van het regiment veld-artillerie
en bestaan zullen in eene uitvoering en
wedstrijd in gymnastiek en schermen.
Voor gymnastiek zijn prijzen uitgeloofd
aan hen, die het vlugste eri netste aan
de verschillende werktuigen werken.
Deze uitvoering wordt uitsluitend door
veld-arlilleristen gegeven en tot het bij
wonen er van worden alleen militairen
met en zonder hunne echtgenooten toe
gelaten.
Hedenmiddag ten half twee ure
vergadert dc Hand der gemeente Amers
foort, ter behandeling van de navolgende
punten.
1. Onderzoek van den geloofsbrief van
het nieuw-benoemd raadslid.
2. Voorstellen van de heeren H. W.
A. van den Wall Bake en W. A. Crooc-
kewit, ten aanzien van het verdeelen van
vrijgevallen gelden wegens vacatuien.
3. Voorstel van Buig. en Weth., tot
het verleenen van een crediet ter be
strijding der kosten var. de premie-voor
jaarsveemarkten.
4. Ontwei p-verordeningen houdende
voorschriften in het belang der openbare
gezondheid en op het bewonen van ge
bouwen, welke, als schadelijk voor de
openbare gezondheid, voor bewoning on
geschikt zijn, met rapport der Commissie
van onderzoek.
De St. Gregorius-Vereeniging gaf
gisteren avond voor een talrijk opgeko
men publiek, in het gebouw het Klooster
op het Zand een openbare uitvoering,
welke alle lof toekomt.
Vele fraaie nummers bevatte het pro
gramma, hetwelk in een net uitgevoerd
tekstboekje verkrijgbaar was. Zeer schoon
en vol ernst werd het Pater Noster en
het Te Deum Laudamus door het man
nenkoor ten gehoore gebracht.
zwakte had hem overvallen en hij lag
stijf en strak op 'l ziekbed.
Een paar oogenblikken later kwam de
dokter.
De doodstrijd begint, sprak deze.
Pieter ging den pastoor halen. Michaud
was tot zijn kennis gekomen hij herkende
den waardigen priester den eerbiedwaar-
digen grijsaard en al wal hij kon uitbren
gen. was deze enkele kreet:
Ik was het niet! God weethetdat
ik nooit iemand kwaad heb gedaan.
Ik ben er van overtuigd, antwoordde
de priester, en ben gekomen, om u den
hemel te openen, waai in de zielen van
lien die hier beneden onrechtvaardig heb
ben geleden, eindelijk rust, eindelijk recht
vinden.
Den stervende werden de laatste sacra
menten toegediend; hij scheen gerust
gesteld.
Maar bijna op 't zelfde oogenblik kon
men op zijn reeds saamgetrokken en ver
wrongen gelaat eene nieuwe pijniging
lezen, niet voor zich zelf, maar voor de
geliefden die hij op deze aarde moest
achterlaten.
O, riep hij weenende uit, o, mijne
vrouw! mijne arme kinderen!
Jeannetto en Pieter wierpen zich als
waanzinnig in zijne armen.
Wees niet bezorgd I was het ant
De jongenskooren «Fruhlingsleben en
Sonnenschein" weiden mét warmte ge
zongen onder deze jeugdige zangers
merkten wij vele goede stemmen op,
een daarvan, belooft veel voor de toe
komst vooral wanneer hij, de goede les
sen die hem gegeven zullen worden be
tracht.
De overige nummers welke gezongen
werden waren; Hyinne, (Mannenkoor),
Kruiswoorden, (voor gemengd koor),
Vineta, (Mannenkoor), Concert-Arie yon
Mozart,(Solo), Soldatenchor, (Mannenkoor)
en Die nachtliche Weintaufe, (Mannenk.).
Als toegift werden wij verrast op eene
kleine operette, die algemeen de lachlust
opwekte.
Met een daverend applaus werden de
zangers, door hunne hoorders dank ge
bracht voorden genotvollen avond hun ver
schaft. Wij zijn zeker de tolk van velen
indien wij den directeur een woord van
hulde en waardeering brengen en den
wensch uitspreken, dat het hem gegeven
moge worden nog lang zijne krachten
aan deze vereeniging te kunnen wijden.
332sto STAATSLOTERIJ.
Vijfde klasse. (Vierde week.)
Trekking van de laatste 100 nummers
op 8 Febr.
Ten kantore van den Collecteur te
Amersfoort zijn aan de navolgende num
mers te beurt gevallen:
Prijzen van f 100
op No. 9442 én 17749.
Prijs van f 70
op No. 225.
Zonder prijs zijn uitgetrokken:
2955 4040 4094 9406 10331 10338
12814 12829 17202 18071 en 18352.
4
Jan. Ik zeg maar, dat regeeren een
deksels moeilijk ding is.
Piet. Daar schijnt ieder nog niet van
overtuigd.
J. Laat die ieders het verslag van de
laatste gemeenteraadszitting maar eens
lezen.
P. Kom je alweer met je hondjes voor
den dag?
J. Neen, die zaak is afgedaan. Ik be
doel of het Dagelijksch Bestuur met of
zonder, of wel dan eens met en dan eens
zonder goedkeuring van den Gemeente
raad gratificaties aan ambtenaren kan
schenken.
P. Ik zou zeggen, vertrouw je B. en
W. dan is de goedkeuring van den ge
meenteraad vooraf niet noodig.
J. Je bent heelemaal niet op de hoogte,
't Staat in 't verslag, dat de kwestie van
vertrouwen er geheel buiten blijft, 't Is
om 't beginsel te doen.
P. Beginsel, beginsel? Wat voor be
ginsel kan er zijn om in de gratificatie
kwestie B. en W. dan eens vrij te laten
en dan weer aan een raadsbesluit te bin
den?
J. Daar heb je 't. In 't verslag staat
het niet. Ik weet het ook niet, en daarom
vind ik het regeeren zoo moeilijk.
KERKNIEUWS.
Ned. Herv. Kerk.
Beroepen: Naar Muiden, W. vau don
Bijtel Jr., te Eiborgen.
Bedankt: Voor Aalst en Lienden, door
E. J. Homoet, te Opheusden. Voor Vleuten
en Nieuw poort, door R. W. F. Kijftenbelt,
caud. te Hoevelaken,
Ned. Geref. Kerken.
Beroepen: Naar Dordrecht (3de maal,)
K. Fernhout, te Zwartsluis.
woord van Magdalena en reken op mij,
Jan. Uw weduwe zal de taak voortzet
ten die zij op zich heeft genomen.... Eens
zal de dag komen, dat zweer ik u,
waarop men uwe nagedachtenis zal eeren.
en waarop het een eer zal wezen den
naam te dragen, die gij ons nalaat.
Het oogenblik dat den dood voorafgaat
is dikwijls een oogenblik van kalmte. Jan
Michaud zegende zijne kinderen en hunne
moeder. In eene laatste omhelzing drukte
hij ze allen aan zijn hart. Plotseling trok
ken zij zich verschrikt terug. De stervende
rochelde en zijn gelaat werd loodkleurig.
Eer. ontzettende kreet ontsnapte zijne lip
pen. Hij wilde zich opheffen en sloeg met
de handen in het ijle. Hij bracht ze aan
zijne zijden, alsof daar plotseling iets was
gebroken.
Toen viel hij neder, onbewegelijk, met
snakken blik, geopenden mond en bijna
glimlachende.
Jan Michaud was dood.
Er waren vele menschen bij de begrafe
nis, enkelen uit nieuwsgierigheid, anderen
uit berouw, sommigen als ware vrienden.
Toen de omstanders zich hadden ver
wijderd, bleven de weduwe en de kinde
ren alleen bij de gesloten groeve.
Wordt vervolgd