NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Magéalena's led.
No. 30.
Zaterdag 12 April 1890.
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Warmte.
BINNENLAND.
FEUILLETOI
AMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per poet door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en t rijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën vier»,aal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
gezegd kan
De geleerden hebben ons de aan
gename mededeeling gedaan dat liet
wereldbolletje, 't welk wij bewonen
en dat het tooneel is van zooveel
dwaze dingen, langzamerhand af
koelt.
De koning van Dahomey heeft geen
reden om zich daar ernstig over te
bekommeren. In 't ergste geval geeft
hij aan zijn garderobe een kleine
uitbreiding. Ons kan het bericht meer
treffen, vooral wanneer men 't ons
in het hartje van den winter komt
vertellen.
Er zal dan eens een tijd aanbre
ken, waarin deze planeet in een ijs-
bal zal zijn veranderd. Melancholieke
personen, die zich door dit vooruit
zicht gedrukt mochten voelen, kun
nen wellicht eenigen troost vinden
in de bijvoeging dat het nog een
paar millioen jaren zal aanloopen,
eer het zoover is. Mogelijk dat tegen
dien tijd de menschen er zich wel
wat op ingericht zullen hebben. --
Daar zijn er ook die beweren, dat niet ieders roeping. Niets gaat boven
de innerlijke warmte van het men-jvrede en gemoedsrust; om deze te
die invloed kunnen uitoefenen op ons
lot, dat bedaardheid een kenmerk
is van het nuchter verstand aan het
welk de toekomst behoort, dat
het niet fatsoenlijk heet een besliste
meening te hebben, ja, dan gaan
we inderdaad vreezen dat de ther
mometer van het gemoedsleven da
lende is, en dalen zal tot aan het
vriespunt.
De man, van wien
worden dat hij met de heele wereld
op een goeden voel staat, wordt vrij
algemeen beschouwd als een geluk
kig wezen. Geen stormen bestoken
zijn rustig bestaan, en even kalm
als hij des morgens zijn sponde heeft
verlaten, begeeft hij zich des avonds
te bed. Bezit hij een goede spijsver
tering en wat verder tot den licha-
'nelijken welstand behoort, dan heeft
lij zelfs kans om oud ie worden.
Waarom zou men zich ook, door met
te veel nadruk een overtuiging voor
te staan, vijanden maken van hen
die haar niet kunnen deelen Be-
maken behoort toch tot
de zeldzaamheden, en is bovendien
schengeslacht vermindert. Mocht dat
zoo wezen, dan zou 't veel erger zijn
Om dit te constateeren, dienen on[
geen wetenschappelijke waarnemi
gen, geen cosmographische hypoth
senwij hebben den blik te dor
rondgaan in eigen omgeving en
hand te steken in eigen boezem.
Is warmte onmisbaar voor het oj-
derhoud des stoifelijken levens, \ij
gelooven te mogen aannemen dat ij
ook op het gebied van den gest
onontbeerlijk is. En als wij nu o-
merken, dat het niet tot den ge-
den toon gerekend wordt, in glod
te ontvlammen, in geestdrift te ot-
branden voor 't geen men als rect-
vaardig en goed behoort te vere-
digen tot het uiterste, *"dat kole
berekening de jeugd soms reeds wedt
bewaren is zekere onpartijdigheid
noodig. Reeds van ouds vonden ver
standige lui het veilig, te huilen met
de wolven met wie men in het bosch
is, om het gevaar te ontgaan door
hen aangevallen en misschien ver
scheurd te worden.
Daar komt nog bij dat men, door
zich al te warm te maken, menig
maal de kans beloopt voor belache
lijk uitgekreten te worden, en dat
is wel het ergste wat iemand over
komen kan. In het gezellig verkeer
houdt men nu eenmaal niet van per
sonen, »die doorslaan." Zeg in alle
bescheidenheid wat gij over een zaak
denkt, als gij zeker zijt dat er geen
gevaar aan verbonden is, blijkt het,
dat gij nagenoeg alleen staat in uw
opinie, houdt haar dan behoedzaam
ingeprent als het beste middel lm i achterwege en geef liever een woord
niet in botsing te geraken met .en van waardeering ten beste voor de
meening van anderen. Dat is de
ware onpartijdigheid, die de samen
leving gemakkelijk maakt, en in de
meeste gevallen voordeel aanbrengt
ook. Wees nooit hartstochtelijk, want
het mocht u eens kwalijk genomen
worden.
Is het waar, is dat nu het toppunt
van wereldwijsheid
Zijn de verstandigen degenen, die
het meest gelijken op Chineezen pop
pen van porcelein, die niets anders
kunnen dan ja knikken?
Onmogelijk, en wie het ons tracht
op te dringen is een leugenaar. Even
min als het stollelijke leven denk
baar is zonder warmte, is op het ge
bied van den geestontwikkeling mo
gelijk zonder een ideaal, dat het hart
in gloed zet, dat voor het gemoeds
leven de waarde heeft van de zori
voor de organische wereld.
Het is zoo, menigmaal zien we ze
ker scepticisme den boventoon voe
ren. Het gelooft niet aan dingen van
een hooger orde, het trekt de schou
ders op voor wat zich verheft boven
het peil der alledaagschheid. Spreekt
ge van menschenliefde en broedermin,
ge stuit af op de schrandere opmer
king, dat ieder zich zeiven het naast
is; voelt gij u gedrongen een woord
ten beste te geven over vaderlands
liefde dan heet het: Overal waar ik
het goed heb, daar is mijn vaderland
beweert gij, dat alleen plichtsbe
trachting en toewijding den mensch
gelukkig maakt, dan wordt de scham
pere vraag gedaan of gij denkt daar
mede uw tafel te kunnen dekken.
Maar wij kunnen niet gelooven, dat
dit de normale gevoelsuitdrukkingen
van dezen tijd zijn; veeleer houden
wij ze voor afdwalingen, waartoe
sommigen zijn geraakt bij het zoe
ken naar een nieuwen weg, bij den
overgang van een verouderde naar
een nieuwe levensopvatting.
Veel hebben we moeten prijsgeven
van hetgeen vroeger onomstootelijk
vaststond, en dat, op gezag aange
nomen, ons de moeite van het na
denken spaarde. Het slooperswerk,
door de baanbrekers der vrije ge
dachte aanvaard, heeft diepe sporen
achtergelaten, vooral omdat de bouw
meester niet altijd gereed stond om
de gemaakte bres weer aan te vul
len. Het is niet onmogelijk, dat ook
de onhandige wijze, waarop metiig-
werf de overgeleverde ideeën werden
losgerukt, veel heeft bijgedragen om
de gevaren van het overgangstijdperk
te vermeerderenmenigeen, die het
oude land moest vaarwel zeggen,
heeft in het nieuwe den voet nog
niet gezet en is een zwerveling ge
bleven op den Oceaan van den twijfel.
De menschheid kan niet leven zon
der een ideaal dat zijn gemoed ver
warmt en aan zijn bestaan waarde
geeftzelfs zij, die thans in den blinde
rondtasten en toch nieenen dat hun
licht helder schijnt, zullen dat erken
nen, als zij in de leerschool des le
vens zijn opgeleid. Ook het voorbeeld
van hen, die wèl gelooven, die wèl
warmte bezitten, wier hart wèl bran
dende is in hen, zat daartoe bijdra
gen. Doch hierbij moet één ding niet
vergeten worden. De gloed zit menig
een meer in het hoofd dan in het
hart, spreekt zich meer uit in woor
den dan in daden. Wat velen voor
een innige overtuiging willen doen
doorgaan, is dikwijls slechts een kleed,
waarmede zij zich tooien, en dat met
hun innerlijk wezen niets te maken
heeft. Over den vorm van dat kleed
wordt genoeg getwist, en ja, dan zou
men bijna aan geestdrift gaan denken,
als men let op den nadruk, waarmede
partijen hun
den.
Maar dat is een gloed, waarbij het
inwendig koud blijft en nog kouder
wordt. Warme hoofden kunnen de
maatschappij niet behoeden voor ver
killing, evenmin als een stroovuur de
zonnewarmte kan vervangen. Hel
schoone ideaal van menschentnin, dat
machtig is om over alle individueele
en sociale onvolmaaktheden te zege
meening staande hou-
vieren, moet het middelpunt van ons
bestaan uitmaken, moet spreken in
al onze onderlinge betrekkingen, zich
openbaren in al onze handelingen.
Het kruipend gedierte, dat zelfzucht
heet, is tegen dien gloed niet bestand;
het bezwijkt als de apocalyptische
draak.
Laat ons die warmte des gemoeds
onderhouden bij onszelven, aankwee-
ken bij onze kinderen. Niets is treu
riger dan een jongelingschap, die
spot met verheven denkbeelden, dan
een maagdenschaar zonder geloof aan
een hooger beginsel. Elk huisgezin
zij een tempel van Vesta. waar het
heilig vuur nimmer wordt uitgebluscht.
Naar men verzekert, zal de Tweede
Kamer tegen 22 April worden bijeenge
roepen.
In de gemeente Leiden heeft zich
het zeldzame geval voorgedaan, dat een
kiezer verzoekt, zijn naam op de kiezers
lijsten te schrappen, omdat hij meent
dat die daarop niet behoort voor te ko
men. Hij wensclit uit dien hoofde «van
den noodeloozen last, aan de uitoefening
van den kiezersplicht verbonden, onthe
ven te worden." B. en W. stellen voor, op
dat verzoek afwijzend te adviseeren. op
grond, dat des adressants naam terecht
op die lijsten is gebracht.
Een verschrikkelijk ongeluk had
Dinsdagavond te Koog a. d. Zaan plaats.
Acht timmerlieden, die aan de overzijde
van de Zaan werkzaam waren geweest,
keerden in een bootje terug. Midden op
het breede water schijnt het ranke vaar
tuigje eensklaps gezonken te zijn. Slechts
aan één gelukte het, zich met behulp
van een riem, zwemmende, zoo lang bo
ven water te houden, tot ijlings toege
schoten hulp hem uit zijn gevaarlijken
toestand verloste. Vier van de omgeko
menen waren hoofden van een talrijk
gezin.
De agent der svereenigde Nijmeeg-
sche stoombootmaatschappijen" te Tiel
heeft bij ongeluk een bankbiljet van f40
in de Waal laten waaien. De banknoot
verdween onmiddelijk in de diepte.
DOOR
Cli. DES1ÏS.
Naar het Fransch.)
48) Zijn vrouw, die hoe lang" hoe
angstiger werd had de bedier.deinaar
bed gezonden. Geen geluid werd iihuis,
op straat gehoord. Het regende. Jotse-
ling werd er zachtjes aan de scfl ge
trokken.
Eindelijk, sprak Louise d: zelve
ging openen.
Het was Labarthe. Hij weerd zacht
zijn vrouw van zich af, die hei wilde
omhelzen, trad in huis zonder ee woord
te spreken, opende de deur vanfijn ka
binet en viel daar in een stoi neder,
afgemat, met gebogen hoofd e de ar
men machteloos neerhangende, aliemand
die verslagen of dronken is.
Louise was hem angstig gevgd. Zij
haastte zich de deur te sluitende lamp
op de schrijftafel neertezetten e tot haar
echtgenoot te gaan. Zijn bleekiid en de
verandering in zijn gelaat dien haar
hart van vrees bijna stilstaan.
O! riep zij uit, er is ons een onge
luk overkomen!
Ja! mompelde hij op doffen toon.
Wat mij belreit, ik heb het verdient....
Eeu misdaad blijft nooit ongestraft....
Een misdaad! hei haalde Louise. En
haar geloof in de eer, in de goedheid
van haar man was zoo stei k dat zij bijna
glimlachte.
In wanhoop uitbarstende, ging hij voort.
Maar gij!.... gij, arme lieve viouw,
gij zult uw deel van het leed en de ont-
eering hebben!.... O, dat is voor mij de
wreedste pijniging! Dat was het juist wat
mij den moed ontnam, terstond na dien
vieeselijken nacht, mij zeiven aantege-
ven.... dat is de reden geweest waarom
ik toeliet dat men een onschuldige aan
klaagde.... waarom ik hem heb laten
sterven I
Hij had zijn gelaat in zijn beide han
den verborgen: tranen verstikten zijn
stem.
Zijn jonge vrouw, beurtelings verbaasd
en verteederd, wilde hem in haar armen
drukken.
Toen eerst bemerkte zij dat hij met
bloed bedekt was.
Groote God I riep zij uit, gij zijt
gewond I
O I antwoordde hij, ware ik maar
dood I.... Ware ik maar dood geweest
voor dat ik U leerde kennen, voor dat
ik U leerde beminnenNader mij niet!
raak mij niet aan!.... Nog één oogenblik
en ik zal voor u niets anders zijn dan een
voorwerp van afschrik, want gij zult al
les, alles weten.... Het moet!,... Ik wil
het!.... Hoor!..,-
Labarthe was bij die woorden opge
staan en een eind in de kamer geloopen.
Eensklaps keerde hij tot Louise terug,
die, verstomd en bevende heen en weer
liep met de handen voor het gelaat, alsof
zij zich een speelbal van een boozen
droom waande.
Hij dwong haar te gaan zitten, waarna
hij zich voor haar op de knieën wierp
en op een toon van grievende smart her
nam
Toen gij mij gekozen hebt, was ik
uwer waardig.... Men noemde mij terecht
een eerlijk man.... Nooit, zou men heb
ben willen gelooven dat ik een misdadi
ger, een lafaard kon wordenIk zelf
begrijp nog niet hoe dat is kunnen ge
schieden.... het is het noodlot!....
Alle gewaarwordingen wisselden elkan
der af op het bleeke gelaat, in de ver
wilderde oogen der jonge vrouwvrees,
afschuw, medelijden. Zij vond geen enkel
woord om haar man te antwoorden.
Werktuigelijk wenkte zij hem dat hij
moest opstaan.
Neen, antwoordde hij, op mijne
knieën moet ik tot u sprekenGij zult
mijne bekentenis vernemen.
En na een oogenblik stilte, begon hij
aldus
Ik bezat slechts een klein erfdeel
en de spaarpenningen die ik als candi-
daat-notaris had overgegaard, toen de
notaris, mijn meester, mij 't voorstel deed
hem optevolgen. Hij droeg mij hoogach
ting toe, hij had mij lief. Toen ik hem
antwoordde dat ik niet rijk genoeg was,
bleef hij volhouden: «Men kent uwe ver
diensten, sprak hij, en gij zult dus zon
der veel moeite geld kunnen opnemen."
En waarlijk, er was iemand die mij geld
aanbood.... Anselrne!
Toen hij dien naam uitsprak, liet de
notaris zijn stem dalen. Hij beefde.
En zijn jonge vrouw trilde eveneens
als een boom die door den wind wordt
geschud.
Anselrne..., stamelde zij..., hij die
vermoord werd?....
Ja!.... antwoordde Labarthe bijna
onhoorbaar, ja.... Ik kende hem lang van
te voren, en daar ik wist dat zijn schul
denaars dikwijls zijne slachtoffers werden,
had ik een soort van voorgevoel.... ik
weigerde. Maar eenigen tijd later leerde
ik u kennen.... beminnen, Louise!.... Om
u te verkrijgen, moest ik een vaste be
trekking hebben. Van zelf ging ik naar
dien rnan terug en zeide ik»Zoo gij
nog wilt, neem ik uw voorstel aan." O,
rampzalige band!.... waarom moest ge
gesloten worden I
Dus, zeide Louise zacht, daar zij
moeite moest doen hem te begrijpen, dus
was het voor mij....
In het begin, ging Labarthe voort,
had ik geen reden mij te beklagen. De
cliënten stroomden mij tegemoet; aan
geld ontbrak het mij niet. De oude man
gaf mij telkens op nieuw. Ik vergat mijn
wantrouwen, en stoutmoediger geworden,
waagde ik mij in speculaties.... Altijd
zulke die een notaris mag wagen. Het
was in een tijd dat ieder meer dan noo
dig trachtte te schitteren. Ik wenschle
dat gij ook een zekere weelde zoudt ge
nieten. Het scheen dat gij gelukkig waart
en ik was het ook. Eenige jaren gingen
voorbij, 't waren de jaren van ons ge
luk. Ik vermoedde hoegenaamd niet dat
er valstrikken voor mij werden gespan
nen.
- Welke valstrikken dan?
Men wist niet de betrekking waarin
ik tot Anselrne stond.
Wordt vervolgd).