NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
IN HET VUUR.
Mo. 44.
Zaterdag 31 Mei 1890.
Negentiende jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien!
Uit een debat.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ztj die zich tegen 1
Juli op dit bind abou-
neeren, ontvangen de voor dien
tUd verschijnende Hos. gratis.
Tusschen de heeren Bax, predikant
te Zaandam en Domela Nieuwenhuis,
lid van de Tweede Kamer, is dezer
dagen een openbaar debat gevoerd,
op uitnoodiging van eerstgenoemde,
over de door den heer B. te verde
digen stelling»De aankweeking van
het gemeenschapsgevoel en de beoefe
ning van zelfbeheersching, zelfver
loochening, vlijt, eerlijkheid, is de
beste weg tot behartiging van het
wezenlijk belang der arbeiders."
Van de resultaten van een derge
lijk tournooi hebben we nooit veel
verwacht, en het te Zaandam gespro
kene is niet in staat ons van gevoe
len te doen veranderen. Partijen
hebben bij het publiek hun geest
verwanten, en het zou ons zeer ver
wonderen als één van die allen door
het gehoorde tot een tegenoverge
steld gevoelen was overgehaald.
Daarenboven, de prediking der
sociaal-democratische phrasen is niet
iets van zoo overwegende noodzake
lijkheid, dat men daarvoor opzette
lijke gelegenheden behoeft te openen.
De verkondigers van de ware leer
der maatschappelijke zuivering door
opheffing van het eigendomsrecht,
want let wel, dat is de quaestie, al
het andere is bijzaak, hebben hun
vaste manier van redeneeren hun
reeds honderdmaal op dezelfde dra
den geborduurde bewijsvoering, die,
al ontbreekt er de logica aan, toch
zekeren indruk maakt door de hef
tigheid, waarmede zij wordt voorge
dragen.
Wie meenen mocht, een midden
weg te kunnen vinden tusschen de
twee-sociale stelsels, zullen we maar
zeggen, vergist zich. Beide staan lijn
recht tegenover elkander. Beide er
kennen, dat het lot der mingegoeden
verbetering behoeft, zooals dat trou
wens reeds lang is erkend en diep
gevoeld; dat er in de économische
verhoudingen verandering behoort ge
bracht te worden, ook door de wet
geving in overeenstemming te bren
gen met de veranderde toestanden.
Maar de eene groep zegt; Verbeter
de menschen, en de toestanden en
de wetten zullen ook beter worden,
elke hervorming moet uitgaan van
de individuen, wier zelfstandigheid,
wierpersoonlijke verantwoordelijkheid
de grondslag moet blijven van de
maatschappelijke regeling en van de
zedelijke orde. Daarentegen houdt
de andere staande dat alleen de af
schaffing van het persoonlijk bezit,
prikkel tot individueele krachtsinspan
ning, grondslag van zelfwerkzaamheid
op économisch gebied, de maatschap
pelijke verhoudingen op bevredigende
wijze kan verbeteren.
Een tusschenliggend standpunt is
er niet. Men moge eenerzijds rede
neeren over den omvang van den
hervormingsarbeid, op te dragen aan
den staat of over te laten aan par
ticuliere krachten, en verschillende
gevoelens zijn toegedaan over de
wijze waarom het beginsel der indi
vidueele ontwikkeling zal worden toe
gepast op het maatschappelijk ge
bied of anderzijds mogen onderschei
den systemen van «onteigening" ten
algemeene nutte en van billijke ar-
beidsverdeeling voor den geest rijzen,
dat alles zijn punten van onderge
schikt belang we hebben nu eenmaal
in alle klassen der maatschappij, on
tevredenen, en die zullen er zijn, zoo
lang er menschen wonen op dezen
aardbol. Willen zij nu in hun mis
noegen, de hoofden bij elkander ste
ken en zich sociaal-democraten noe
men, dat staat hun vrij, zelfs kunnen
zij, desverlangd, de leer van de op
heffing van het persoonlijk bezitrecht
omhelzen. Maar zij moeten niet be
weren, er een socialisme op na te
houden met handhaving van dat
recht, want dat bestaat niet.
De mogelijkheid is niet uitgesloten,
dat eenmaal de voorstanders dier
opheffing zoozeer de overhand krij
gen dat zij hun denkbeeld in toe
passing kunnen brengen. Hoe het dan
gaan zal, daarover hebben wij ons
niet te bekommeren dat is hun zaak.
Of de totale vernietiging van de indi
vidueele vrijheid, die de zeer stellige,
de onvermijdelijke Consequentie vormt
van het socialistisch grondbegrip,
het geheel ondergeschikt maken van
den individueele wil aan een hersen
schim, die men den wil der gemeen
schap zou kunnen noemen indien
zooiets bestaanbaar ware, of dat
alles de maatschappij niet zou be-
rooven van haar levenskracht, en dus,
als ten eenenmale strijdig met de
menschelijke natuur, zeer spoedig
weer zou verdwijnen voor de macht
der feiten, het is niemand gege
ven dit vooraf vast te stellen. Alleen
rust op allen, die met ons van oor
deel zijn dat de dringend noodzake
lijke maatschappelijke verbetering
langs den anderen weg moet komen,
die dure plicht dien weg te banen
en te bewandelen met den noodigen
spoed. De geschiedenis moet dan
maar uitmaken aan welke zijde de
waarheid ligtdoor debat is dat niet
te bewijzen, noch door stemming te
beslissen.
Van alle kanten wordt beweerd
dat de sociaal-democratie wassende
is. Het zij zoo, en hel behoeft ons
niet te verontrusten, zoo we eenvou
dig kalm onzen plicht blijven doen,
elk in zijn kring. Reeds is hier en
daar gesproken van aanvallen op de
bestaande orde van zaken, om haar
met geweld om te keeren.
Wil men dat beproeven, ook
dat zullen we ons moeten laten wel
gevallen en tegenover den aanval,
zooals mannen past, de verdediging
plaatsen.
Maar wat men niet moet doen, is
coquetteeren met de sociaal-demo
cratie, haar met vriendelijke woord
jes tot zachtheid stemmen. Ds. Bax
sprak, nadat hij van de maatschappij
had gewaagd als van een zieke, en
de artsen noemde die haar redding
willen brengen, van de sociaal-demo
cratie als een «jongen medicus met
weinig ervaring, maar een onwrikbaar
vertrouwen, een die alles, wat de
wetenschap ontdekt, wil toepassen,
een, wiens recept slechts eenige
eeuwen te vroeg komt, een recept,
waarin Spr. toch geliefde te zien «een
heerlijk ideaal, dat den humanen
mensch verrukt en slechts bij den
zelfzuchtige weerzin wekt, evenals
bij den genotzuchtige." Met alle
respect voor den Spr. willen we ons
liever een aantijging van zelfzucht
laten welgevallen, dan eenigermate
instemmen met de hulde, aan het
sociaal-democratisch ideaal gebracht,
waarvan de heer Bax in elk geval
slechts één zijde liet zien, niet let
tende op de keerzijde der medaille,
vernietiging van den individueelen
wil.
Op een en ander zullen we meer
gelegenheid hebben, terug te komen
Voor ditmaal wenschten we slechts
te wijzen op de diepe klove, die de
voorstanders en de bestrijders der
sociaal-democratie scheidt.
H. M. de Koningin en H. K. H.
Prinses Wilhelmina, vergezeld door freule
van de Pol en jhr. Taets van Ameron-
gen, woonden II. Zondagochtend een in-
wijdingsdienst bij in de hulpkerk der
Ned. Herv. gemeente te Apeldoorn. Voor
een buitengewoon talrijke schare trad
ds. C. Hattink op.
De leeraar had tot tekst gekozen Han
delingen 2: 1—4.
Te 's Hage is op 84-jarigen leeftijd
overleden de oudstrijder J. H. van Beu-
zekom.
Den ridder van de Militaire Willems
orde F. C. A. Buijs, onlangs bij zijne
aankomst alhier zoo vol geestdrift ont
vangen, is gisteren avond te Gouda, waar
hij thans woont, eene schitterende ova
tie gebracht. In de versierde cantine der
kazerne, werd hem, namens de burgerij
en het garnizoen van Gouda, in tegen
woordigheid van een groot aantal belang-^,
stellenden, als bewijs van erkentelijkheid
voor zijne heldendaad op 26 Juli 1889 te
Kotta Toeankong, een prachtig gouden
remontoir aangeboden en door de onder
officieren van het 5e bat. 4e reg. infan
terie, te Gouda in garnizoen, het bekende
Atjeh-Album.
De gepensionneerde kapitein van het
Oost lnd. leger W. Comfurius, die in At-
jeh zijn beide oogen verloor, en die even
eens de Militaire Willemsorde draagt,
heette Buijs welkom en bracht hem in
recht kranige bewoordingen hulde voor
zijn heldendaad. De heer G. J. Steens
Zijnen, ridder van den Nederlandschen
Leeuw, bracht Buijs hulde, namens de
Goudsche burgerij, die het waardeert een
zoo dapper held in haar midden te heb
ben. Nog tal van hartelijke toespraken
werden gehouden bij deze plechtigheid,
die door de muziek der Goudsche schut
terij werd opgeluisterd.
Een vischkooper te Hellevoetsluis
is in bezit van een volwassen bot, waar
van wordt medegedeeld, dat dit dier er
uitziet als of twee dezer platvisschen met
de buikzijden tegen elkander zijn vastge
groeid. Het vreemdsoortig exemplaar heeft
vier oogen, een dubbele ruggegraat en
twee rugzijden op de gewone wijze ge
welfd en gekleurd. Indien men deze won-
dervisch in het leven kan houden, zal hij
aan den Rotterdamschen dierentuin wor
den opgezonden.
Tijdens de godsdienstoefening in de
R. C. kerk te Hilversum, ontstond Dins
dagavond een groote ontsteltenis, door
dien een groote kwajongen van 16 jaar
een brandenden voetzoeker in de kerk
wierp. Alle vlogen van hunne plaatsen
op en velen zochten op het altaar en het
sacristie hun toevluchtsoord, niet wetende
wat er gebeurde. In de eerste verwar
ring dachten sommige aan een gasont
ploffing.
Door het kalme en waardige optreden
der geestelijken werden de gemoederen
nog al spoedig tot bedaren gebracht en
kon de godsdienstoefening worden voort
gezet. 't Mag een wonder heeten, dat er
Naar het Zweedsvh,
VAN
M. ROOS.
8)
Maar op nieuw greep de koorts hem
aan. Een gloeiende begeerte zijn lied te
hooren maakte zich van hem meester.
Hij liep met groote stappen de kamer
door. Aan slapen was geen denken meer;
zijne polsen hamerden, en in beir. woelde
en bruiste een ganscbe wereld, die in
tonen verlangde te worden uitgesproken.
Opgewonden plannen voor de toekomst
joegen hem voorbij. Hij dacht thans
niet aan Bertha, niet aan de banden die
hem gevangen hielden; de zoo lang te
ruggedrongen hartstocht verbrak met on
beteugelde kracht zijne boeien en barstte
los zonder iemand of iets te ontzien.
Toen de ochtendschemering in de ka
mer drong, werd hij rustiger. Hij blies
het licht uit, liet de gordijnen vallen en
beproetde een weinig te slapen. En hij
sliep; maar het was eene •Rustige slui
mering, die gedurig door den hartstocht,
die in hem woedde, werd verstoord en
afgebroken.
Tegen acht uur werd hij wakker en
sprong verschrikt van zijne legerstede op.
Zijne eerste gedachte gold de nieuwe
compositie, zijn tweede Berthaen bij
die laatste gedachte drukten de zware
ketenen, die zijn huwelijk hem te dragen
oplegden zwaarder dan ooit te voren.
Het scheen hem als een grijzen nevel,
als modder en asch, na een bad in zon
nige ruimten en reine, hooge lucht....
Hij kleedde zich haastig aan en sloop
naar Bertha's kamer. Zij sliep nog. Hij
bleef bij het ledikant staan en beschouwde
haarzij was bekoorlijk, zooals zij daar
lag met het blonde hoofdje in de kus
sens, maar hij lette niet op hare schoon
heid. O, als zij maar niet wakker werd....
of zij altijd, altijd door mocht slapen.... I
Hij klemde zijne lippen op elkander en
wrong de handen, Neen, nog wilde hij
de boeien niet weer voelen eerst en
kele oogenblikken van vrijheid! Eene
soort van razernij overviel hem hij haalde
het muziekblad, nam zijn hoed en snelde
de deur uit. Hij wist welken storm hij
uitdaagde, maar hij stoorde er zich niet
aanbuigen of breken er bestond
op dit oogenblik in de geheele wijde
wereld slechts éen ding hij moest haar,
de vreemdelinge, smeeken zijn lied te
zingen.
Hij richtte zijne schreden naar de bron
als zij ook zoo vroeg op was, dan zou
hij haar hier bepaald vinden. Maar zij
was nog niet beneden. Hij liep onrustig
en met zenuwachtig ongeduld heen en
weer; de minuten schenen hem uren
toe.
Eindelijk zag hij haar het boschpad
afkomen en gelukkig alleen. Zonder in
het minste de blijdschap te verbergen,
die duidelijk op zijn gelaat te lezen stond,
snelde hij haar tegemoet, stelde zich aan
haar voor en verontschuldigde zich, gis
teren zonder de aanbeveling van een be
kende, bij haar te zijn gekomen.
Dit scheen haar evenwel volstrekt niet
te hebben verwonderd of gehinderd. Zij
boog en reikte hem op vriendschappelijke
wijze, glimlachend de hand. «Wel, die
voorstelling was ook eigenlijk overbodig"
zeide zij, hem een weinig ondeugend
aanziende, «want, hoewel u dit niet meer
schijnt te weten, zijn wij oude kennis
sen."
Hij begreep haar niet en zag haar met
een verbaasden blik onderzoekend aan.
»Denk eens terug," vervolgde zij la
chend «voor omtrent wat zal ik zeg
gen? vijftien of twintig jaar geleden
aan een kinderbal te Karlskrona, waar
u den cotillon met een klein meisje heeft
gedanst, dat u Mathilde noemdet en dat
van haar kant natuurlijk ook Melcher
leger, u zeide. U was toen heel lief voor
het kleine meisje u zorgde voor haar
als een echte ridder en de groote heeren
hadden veel schik in uw goeden aan
leg
Thans deed Melcher een uitroep van
herkenning hooren.
Wat zegt u daai Mathilde
mevrouw Ornfelt I Ja, ja nu herinner
ik me u,best... waar had ik ook mijn
geheugen I O, nu herinner ik mij u zoo
goed, zoo goed. Gij waart mijne eerste
liefde, nu weet ik er weer alles van, en
die heb ik niet vergeten alhoewel het
kleine meisje en de knaap intusschen
groot geworden en elkander ontwassen
zijn....
Hij nam hare beide handen en drukte
ze hartelijk. En zij beantwoordde zijne
vriendschapsbetuigingen op dezelfde een
voudige, hartelijke wijze.
Zij wandelden naar een prieel en gin
gen op de bank die daarin stond, zitten.
Beiden zagen er verblijd maar tevens ta
melijk opgewonden uit. Zij hadden elkan
der in vijftien jaren niet gezien, maar
zij waren verre bloedverwanten en goed
op de hoogte van elkanders famielje-om-
standigheden gebleven. In het leven van
mevrouw Ornfelt waren dingen, die niet
goed onaangeroerd konden blijven en
toch pijnlijk waren om te bespreken en
deze gebeurtenissen zweefden hun thans
beiden voor den geest.
«Kunt ge mij vergeven, dat ik u niet
aanstonds heb herkend?" vroeg Melcher.
«Het hindert mij geducht, dat u een be
ter geheugen hebt getoond dan ik
«Och dat moet u niet hinderende
vrouwen hebben over het algemeen een
scherper geheugen dan de mannen. Bo
vendien, vijftien jaren is een lange lijd,
zij veranderen ons geheel, zelfs al zijn
wij opgewekt en gelukkig. Als wij dan
een leven vol zorgen en leed achter den
rug hebben Zij wendde haar ge
laat ter zijde, klemde hare lippen vast op
elkaar en hij zag hoe hare handen zich
krampachtig om haar parasol sloten.
«Komaan" hervatte zij na een poosje,
plotseling opziende en zich schuddende
als wilde zij de in haar opgekomen, treu
rige herinneringen met kracht verjagen,
„daar moeten wij nu niet meer over
praten, dat is alles voorbij voor al
tijd voorbij!"
Wordt vervolgd.)