nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. ANKARSTROM. No, 76. Zaterdag 20 September 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Een groot landsbelang. BINNENLAND. Feuilleton. iMEBSFOORTSClE CODRANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Op het gebied van het spoorweg vervoer is Nederland bij andere sta ten van Europa niet achtergebleven. Wel behoorden wij niet tot de eerste landen, die hun net van ijzeren we gen geheel klaar hadden, zoodat het overal aansloot en geen belangrijke streken onaangeroerd lietwe kunnen zelfs zeggen, dat het onze bij brok stukken is tot stand gekomen, omdat niet van den aanvang af een leidende gedachte, een vast stelsel dien aanleg bestuurde. Maar in een deltaland als het onze, grootendeels tusschen breede riviermonden ingesloten, en op een hier en daar vrij slappen bodem, waren ook moeielijkheden te overwinnen, die men elders niet ont moette; rnen denke slechts aan den ontzaglijken bruggenbouw. Onze in genieurs waren tegen die bezwaren wel opgewassen, doch de kapitalen moesten er ook zijn! Dat alles behoort nu tot de ge schiedenis. Aan een enkel staatslijn- tje wordt nog de arbeid voltooid, en verder zal er voor onderhoud van de werken en voor vernieuwing van de gebouwen blijvende zorg noodig zijn, maar het net is er, de periode van den spoorwegaanleg is voor een ge- ruimen tijd afgesloten. Om nog het nut te vermeerderen, het gebruik te doen toenemen en daarmee ook de opbrengst te doen stijgen, zal men in den eersten tijd slechts aanslui tingen van de kleinere plaatsen heb ben te maken door middel van tram banen en lokaalspoorwegen, die te recht worden aangemerkt als de voe dingsbronnen voor de groote lijnen, en voor welke aanleg de betrokken gemeenten in de eerste plaats, en vervolgens ook de gewestelijke be sturen hebben te zorgen. Hoe meer het net met dunne draden is door schoten, des te grooter is de kans, dat geen enkel voordeeltje door de mazen heen ontsnappen zal. Ook de exploitatie der spoorweg- lijnen is op andere manieren inge richt, of liever verdeeld, door de onlangs bekrachtigde overeenkomsten, zooals men weet. In hoeverre deze wijzigingen van het vroegere stelsel het reizend publiek, het goederen vervoer, de verbindingen met het buitenland ten goede zullen komen, kan eigetdijk niemand op dit oogenblik zeggener is een sprong in het donker gedaan, de leden der Staten- Generaal hebben dien meegemaakt, vertrouwende op het goed inzicht van den Minister die onder de meest geachte deskundigen op spoorweg gebied behoort, en dus moeten we maar geduldig afwachten of hetgeen voorgespiegeld werd, zich zal verwe zenlijken. Geregeld vervoer noemen wij »een groot landsbelang," een der grootste voor welke de burgerij zich interes seeren kan, het is daarom wensche- lijk, dat welke Regeering ook op het kussen komt, zij bij voortduring al het mogelijke zal doen om dit belang te bevorderen. Op het gebied van spoorweg-exploitatie zijn in den laat- sten tijd nieuwe denbeelden verkon digd en hier en daar ook reeds in toepassing gebracht. Het is te hopen dat men die ten onzent nauwlettend zal bestudeeren, niet om er onmiddellijk fanfares over af te steken omdat zij nieuw zijn, wij hebben het oog op het zoogenaamde »zonentarief," welk woord, als de zaak hier opgang mocht maken, we reeds in den aanvang veranderd zouden willen zien in «kringentarief," omdat het toch in geen geval wenschelijk zal zijn dat de lui, misleid door de tegenstelling van «dochterstarief," zullen gaan denken dat de ongelijkheid der sexen ook op den prijs der spoorkaartjes van invloed zal worden, doch op dat onze spoorwegspecialiteiten rus tig waarnemen, hoe dat stelsel werkt, en berekenen, hoe het vermoedelijk werken zal als het hier te lande mocht worden ingpvoerd. Bij al die zorg voor het vervoer te land zijri de waterwegen in den laat- sten tijd wel wat schraal bedeeld geworden. We klagen er niet over, alles kan niet opeens worden gedaan, doch zouden nu gaarne zien dat in eenige volgende jaren onze binnen vaarten en rivieren een flinke beurt kregen. In ons land moet het vervoer te water een belangrijke rol vervul len langs zijn stroomen gaat het transito-verkeer zoo gemakkelijk en weinig kostbaar naai' het groote achterland, naar Duitschland, België en Frankrijk. Die wegen moeten worden ingericht naar de nieuwere behoeften, de vaartuigen zijn grooter geworden en hebben meer diepgang gekregen, en ofschoon het nu waar is dat men geen water maakt naar de schepen, maar omgekeerd, zullen we toch niet beweren dat de meeste onzer groote vaarwegen in den op redelijke gronden geëischten toestand verkeeren. Vele kanalen zijn erg smal, tal van riviervakken zitten vol on diepten en platen, zoodat er haast geen vaargeul meer is te vinden. En dan nog drukken op het vervoer te water tal van tollen en andere heffingen, die den Staat veel minder opbrengen dan de kosten en den last, die zij den schipper opleggen. Wie voor opdoeking van al deze dingen ijvert, en vooral wie het doet op een wijze die eenige kans van slagen waarborgt, doet zeker een goed werk. Onze waterpoorten en de wegen die van daar landwaarts leiden moeten vrij openbaar voor iedereen, dan zal men schepen zonder tal de havens zien binnenloopen, omdat zij nergens beter terecht kunnen, inzonderheid als de eigenaars en kapiteins weten dat zij op de gemakkelijkste manier verder kunnen komen, overal heen, en niet halverwege zullen blijven steken. Ook het vervoer te water zal voor het spoor weg verkeer goede vruchten opleveren. Tegelijk evenwel zal het oorzaak zijn, dat voor het eerste de tarieven niet te hoog worden opge voerd, hetgeen voor den handel aller- verderlelijkst zou zijn. Het transport te water is voor onze économische ontwikkeling van het hoogste gewicht. Wc zouden bijna zeggen dat het voor Nederland het voornaamste is. Een maal waren we Europa's vrachtschip pers; in zekeren zin kunnën we het opnieuw worden, als we ons de daartoe noodige offers getroosten en niet zoolang wachten tot het getij is verloopen. Want, hebben de buiten- landsche reederijen eenmaal onze havens verlaten, dan zal het een heele toer zijn om hen er weer naar toe te krijgen. Wij zouden het daarom zeer toe juichen, als onzp Minister van Water staat, die na zijn tot dusver behaald succes op algemeetien steun kan re kenen, zich een poos in het sterre- beeld «De Waterman" ging bewegen. Het beroep, dat het Centraal Comité op den Prinsessedag tot de Natie richtte ter vorming van een fonds tot onder steuning van behoeftige dragers van het Metalen Kruis of de Citadel-Medaille heeft weerklank gevonden. Reeds dadelijk kwamen van verschillende zijden giften in, van f 100, van f50, van f40, ver schillende van f25, van f 10, enz. als mede eenige toezeggingen voor vaste jaariijkscbe bijdragen. Met hartelijke ingenomenheid namen velen dergenen, die uitgenoodigd waren, tot het hoofd-comité toe te treden en provinciale comités te vormen, die uit- noodiging aan, en die comités kunnen derhalve eerlang hunne werkzaamheden aanvaarden. Een der eerste verrichtingen zal zijn, het fonds te vormen, en tot dat doel zal de in het algemeen gedane uitnoodiging tot medewerking daartoe, thans tot ieder onzer landgenooten in het bijzonder ge richt worden door de aanbieding eener inteekenlijst. Moge de verwachting van het comité dat het genoeg ontvangen zal, om de brave oudjes ten einde toe te steunen, niet beschaamd worden. Wij wekken al onze lezers met warmte op, de edelmoedige poging van het comité naar vermogen te steunen. Dat er behoefte aan het fonds bestaat, blijkt daaruit, dat nu reeds van verschil lende zijden aanvragen om ondersteuning zijn ingekomen. Aan zulke verzoeken kan natuurlijk niet voldaan worden, voordat eene algemeene inzameling heeft plaats gehad, en het Comité de behoefte over zien kan, waartoe een algemeen onder zoek wordt ingesteld. Het Comité wenscht de zaak zooveel mogelijk te bespoedigen en hoopt daartoe de noodige medewerking te erlangen. Bij Kon. besluit is Jhr. Mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland benoemd tot voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, voor het tijdperk der tegenwoordige zitting Te Limmen is op 84jarigen leeftijd overleden de heer C. Lugtig, ridder van het Metalen Kruis. Ruim 50 jaar was hij in dienst geweest als brievengaarder en werd in 1886 gepensionneerd. Er zullen kurken helmhoeden ter beproeving naar Indië worden gezonden, en de nieuwe inschrijving van kleeding en uitrusting van het Indisch leger zal moeten wachten op de uitkomsten van die beproeving. In de deze week gehouden verga dering der Kamer van Koophandel en Fabrieken te 's-Gravenhage, is met 5 te gen 4 stemmen verworpen een voorstel om het adres der Kamer van Utrecht tot invoering van verlaagd plaatselijk brief port te ondersteunen. Eenparig is daarentegen besloten, zich tot den minister van Waterstaat te wen den, ter zake van toenemende spoorweg ongelukken en tot verkrijging van een onderzoek naar de werking van den Raad van Toezicht enz. De «Vereeniging van koepokinrich tingen in Nederland" heeft zich tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal ge wend met een adres, waarin zij betoogt: lo. dat het n.ut en de goede werking der koepokinenting boven alle redelijke be denkingen zijn verheven; 2o. dat de DOOR Mr. William J. ten Hoet. Aan Wolfgang. 18) «Zal gauw door de geheele zaal won den gedeeld, als gij zoo schreeuwt!" vulde 't meisje aan. „Maar laten we naar het gezelschap toegaan waarmede ik hier ge komen ben, ze zullen me al missen, 'tis hier een bal masqué en 't staat niet dat ik zoolang alleen ronddool, al is 't ook met zulk een goeden kennis als gij zijt." Alfred liep met Klara mede, als in een droom' gelukkig zóó, dat hij 't niet ver mocht te beseffen of te omvatter, ...en het kalme gezelschap, een deftige Stok- holmer familie, zou een zonderlingen dunk van den Kamerheer hebben opgevat, die verkeerde antwoorden gaf en soms zoo wezenloos staroogde, alsof juist een ge zelschap Niksen uit de wateren van 't Melermeer voor hem opsteeg in plaats van doodkalme patriciërs, die hun best deden een beleefd gelegenheidsgesprek met hem te voeren wat dan toch in stede van zij zeiven in 'l water viel. Maar gelukkig dat Klara, evenmin als andere jonge dames in zulke gevallen, had kunnen zwijgen, en dat haar chape- ronnage dus op de hoogte was. Maar het stond geschreven dat Alfred geen tijd zou worden gelaten, orn in zijn zevenden hemel van verrukking lang te toeven. Een ander heer van 't hof na derde hem en vroeg hem levendig, wat of hij wel dacht van die ongehoorde driestheid welke men heden zich ver ooi loofd had? „Wat voor driestheid? Ik weet van niets! Wat is er voorgevallen?" «De koning heeft uit nieuwsgierigheid nogmaals een bezoek bij madame Arwed- sen, onze beruchte wichelares, aan de haven, afgelegd. Ondanks zijn zorgvuldige vei kleeding moet de vrouw Zijne Majes teit hebben herkend; niemand begrijpt hoe. Zij heeft hem waargezegd en «Welnu en...?" en gewaarschuwd als zijn leven hem lief was, heden avond niet naar dit bal te gaan en niet langer te Haga zijne vertrekken gelijkvloers te bewonen." «Dat is al heel grof en onmensebkun- dig vermoedelijk om indruk te maken. Gelukte dat en volgde de koning den raad, dan kreeg tien legen een de waar zegster gelijk en haar roem en verdien sten zouden klimmen. Zoo neen. dan had de koning door die waarschuwing tot voorzorg bewogen, toch aan haar zijn behoud te danken. Maar men kent den koning slecht wanneer men meent hem, dooi dit werktuig, door die handgreep vrees in te boezemen; zijn ridderlijke zin veracht hel gevaar en hij is juist ge komen ik zelf zag hem in een domino in gezelschap van graaf van Essen, naar gindsche tralieloge gaan." «Ik wenschte toch liever," zeide de ander, «dat hij zich hier beneden niet in 't gedrang waagde." «God beschermt Zijn gezalfdezei Alfred plechtig, die nu weer geheel door zijn plichtsgevoel beheerscht werd. «Waar is de Zweedsche hand die zich aan dezen vergrijpen zou?" »U kent den waanzin van die geest drijvers niet!" sprak nu een eerwaardig oud heer uit Klara's gezelschap. «Wij hebben reeds twee koningen verloren, wier einde raadselachtig bleef." «Twijfelachtig slechts!" antwoordde Alfred. «En dat is toch boven allen twij fel vei heven, dat geen Zweed ten minste aan hun bloedig einde zich bezondigde!" Inmiddels was de drom van verkleed den ongemerkt aangegroeid en de anders schijnbaar onmetelijke ruimten, waren nu zoo overvuld dat irien schier niet meer dansen kon. «De Koning is in de zaal!" hoorde men plotseling van verschillende kanten flui steren er ontstond een gedrang de saamgewrongen menschenklomp woelde naar de linkerzijde. «Hij is het!" sprak Alfred zacht tegen zijn gezelschap dat met den stroom mee voort moest en wees met de oogen twee mannen in domino's aan, van welke de een iets kleiner dan de andere was. Vele andere personen behalve Alfred, hadden den koning ook herkend en nu werd het gedrang dicht bij de tweede coulisse links zoo erg, dat er eenige ver warring plaats greep en de muziek zelf staakte. «Goeden nacht, masker!" riep nu een vermomde met sterke stemme, trad op den koning aan en legde hem de hand op den arm. In dit oogenblik knalde een, door de volte flauw gehoord pistoolschot. Het op stuwen werd grenzenloos erg velen drongen nu angstig naar de deuren. «De koning is gewond!" klonk het eensklaps door de zaal. Alfred was te moede alsof de vluer onder hem begon te wankelen. «Houdt u dicht bij elkan der!" riep hij zijn gezelschap toe „ik snel naar Zijne Majesteit Hij wist met geweld tot zijn geliefden meester door te dringen, die nu het morn afgenomen en met bedaarde slem bevel gegeven had, om ieder die in de zaal was op te schrijven en de poorten der hoofdstad te sluiten. Zonder vreemde hulp ging de koning in een aangrenzend vertrek en zette zich daar op een canapé neder, ter wijl hij zich vroolijk met zijn gevolg be zig hield. «Waarom zoo angstig vriend sprak hij tegen graaf Armfeld, die spra keloos naast hem stond. «Gij weet toch bij ondervinding wat een wond is 1" In dien tusschentijd verschenen de gezanten der vreemde mogendheden en verscheiden Zweedsche Grooten die sedert jaren het Hof gemeden hadden, traden binnen; daaronder ook baron Noorberg. «Ben ik niet gelukkig?" voegde de koning hem toe. «Mijn oude vrienden keeren tot mij weder!" Eindelijk kon men den monarch veilig naar 't paleis vervoeren. Bij de warmte waarmede de kamerheer van Aarberg den koning aanhing, schokte hem het voorval vreeslijk. Hij vermocht niet te beseffen, dat er een Zweed be staan kon, in staat om zulk een gruwel stuk te volvoeren. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1