NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
No. 80.
Zaterdag 4 October 1890.
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG.
Treurige gevolgen.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFORRTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S maanden J.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Volgens een schrijven in een onzer
groote bladen ziet het er in de Frie-
sche gemeente Appelsga en de om
liggende streken alles behalve roos
kleurig uit. Traden vroeger de lui
den winter tegemoet met een voor
raad aardappelen, in den nazomer
gerooid en voldoende voor de behoef
ten van het gezin, benevens eenige
gelden, opgespaard in de dagen dat
er flink was gearbeid, thans is reeds
alles op en ingeteerd. Gewerkt wordt
er zeer weinigwie bezigheid zou
kunnen verschaffen bepaalt zich tot
het allernoodzakelijkste. De goede
harmonie tusschen werkgevers en ar
beiders is geheel verbroken. Men ziet
nu reeds uit naar ondersteuning, en
als de openbare liefdadigheid niet
krachtig tusschenbeide treedt, zal er
bittere armoede worden geleden.
De oorzaak is geen andere, dan de
werkstakingen. Toen er geld verdiend
kon worden, lieten de menschen zich
overhalen om weken bij weken niets
te doen, ten einde de eigenaars der
veenderijen te noodzaken, het loon
te verhoogen. Waren deze aanvanke
lijk wel geneigd aan redelijke wen-
schen, voor zooverre het hun mogelijk
was, toe te geven, sedert de so
cialistische wereldhervormers zich met
de zaak bemoeien en het vlammetje
van het »bollejagen" tot den brand
van de formeele werkstaking aan
bliezen, liep het geheel mis. Van
toenadering was geen sprake meer
en onder den indruk van krachtige
redevoeringen werd hel uiterste ge
waagd. Dat duurde zoo weken ach
tereen, totdat de goede tijd voor den
veenarbeid gedaan was. En met het
landbouwbedrijf ging het niet beter.
De lieden hadden zich nu eenmaal in
het hoofd gezet, dat zij baas waren
Domela Nieuwenhuis en van Emmenes
hadden het hun stellig verzekerd, dus
moest het wel waar zijn. Niet de
werkgever had de voorwaarden te
bepalen, onder welke zij arbeiden
zouden de werkman is niet langer
onmondig, hij kent zijn rechten, en
hij is het, die vaststelt wat men hem
in ruil voor zijn arbeid heeft te be
talen. Zoo niet, dari weigert hij. En
dat niet alleen, maar hij zal ook wel
zorgen dat niet anderen den door hem
versmaden arbeid gaan verrichten
de werkgever moet ten volle over
tuigd worden, dat zijn rijk uit is.
Zoo was ongeveer de inhoud der
redevoeringen, met welke men dien
menschen het hoofd op hol bracht
De Friesche veenarbeiders zijn over
het algemeen niet dom. Zij begrepen
heel spoedig dat Domela Nieuwen
huis en anderen volmaakt gelijk heb
ben, dat de wereld zonder arbeiders
niet kan bestaan.
Dat «begrip" is evenwel een zeer
onvoldoende maagvulling. Men kan
het werk staken, m zijn eentje of
gezamenlijk, maar het eten te sta
ken is minder gemakkelijk. Is liet
geval aanwezig, dat een werkgever
er voor bedankt naar de pijpen zijner
ondergeschikten te dansen, en wij
gelooven dat zulks eens met meer
duidelijkheid dan tot dusver geschiedde
moet gezegd worden, dan is er
eenvoudig niet te verdienen. En dan
staan de socialisten toch zeker niet
klaar om in liet nijpend gebrek te
voorzien
Ja, desnoods zou men zoo'n werk
gever kunnen missen. De werklieden
kunnen met elkaar wel een bedrijf
uitoefenen, als er wat kapitaal bijeen
te brengen ware voor de exploitatie-
onkosten. Dat laatste bezwaar is wel
te overwinnen. Doch, indien dit stel
sel eens kon worden toegepast, men
zou rare dingen beleven. Reeds nu,
terwijl het nog alleen geldt de orga
nisatie van het verzet, en de gemeen
schappelijke productie nog in de verre
toekomst ligt, reeds nu gaan de
werklieden in Amerika en Engeland
gebukt onder de tyrannie van de zoo
genaamde leiders der beweging. Het
despotisme, uitgeoefend door de so
cialistische en anarchistische aan
voerders die geen ander doel hebben
dan hun eigen eerzucht en heersch-
zucht te bevredigen, kent geen gren
zen gelijk wij ook in kleinen kring
dikwijls kunnen opmerken dat het
alles behalve naar wensch gaat, als
de werklieden huns gelijken naar de
oogen moeten zien.
In Appelsga en elders heeft men
heel wat verteld van de voortreffelijke
organisatie der arbeiders. Dat belet
evenwel niet, dat er ontzaglijke schade
is geleden. Van ordelijke regelingen
alleen kan men niet eten. Ware er
feitelijk verzet gepleegd, de toestand
zou er zeker niet beter op geworden
zijn.
Het ligt voor de hand, dat ook
voor de verveners het nadeel, uit de
werkstakingen voortvloeiende, geens
zins gering is. Maar zij moeten zich
dat wel laten welgevallen, liever dan
te buigen voor onredelijken dwang.
Het beginsel moet uitgemaakt worden
dat de patroon inderdaad baas is, en
niet telkens weer kan worden ge
drongen tot toegeven aan eischen,
die natuurlijk onmiddellijk door nieuwe
worden gevolgd. Eerst dan, wanneer
de wederzijdsche verhoudingen weer
normaal zijn geworden, kan men op
vriendschappelijke wijze over de
arbeidsvoorwaarden onderhandelen,
waarbij liet in het belang van beide
partijen zal zijn, niet het onderste
uit de kan te eischen. Men moet we
ten wat men aan elkander heeft.
Willen de arbeiders, door onder
vinding wijs geworden dien weg op,
dan moeten zij de socialistische woord
voerders verzoeken, zich er buiten te
houden. Al de praatjesmakerij van
die heeren kan slechts dienen om
vreedzame onderhandelingen en weg
neming van wezenlijke grieven te be-
moeielijken. Of zou iemand nog naïef
genoeg zijn om te meenen, dat het
waarachtige belangstelling is in het
lot der arbeiders, die de heeren aan
drijft hun welsprekendheid en hun
économische wijsheid tenbeste tegeven.
Om de maatschappij te verbeteren,
moet men niet beproeven die op haar
hoofd te zetten. Er zijn zekere na
tuurlijke verhoudingen, die in het
belang van orde en regelmaat ge
handhaafd moeten blijven de patroon
de ondernemer, de haas of hoe men
hem ook noemen wil moet niet de
ondergeschikte worden van zijn on-
derhoorigen.
Wij hopen dat men de misleide
arbeiders van de veendistricten niet
aan hun lot zal overlaten, dat zij zoo
ruim mogelijk ondersteund zullen
worden. Op een ander jaar zullen zij
wellicht hun verstand beter gebruiken.
Uit 's-Gravenhage wordt aan het
Hbl. gemeld
Z. M. de Koning is vrij kalm, na de
aandoening ten gevolge van de verheffing
zijner kwaal in het begin dezer week.
Z. M. moet evenwel nog het bed houden.
Men leest in het D. v. Z.-H.
«Door de Tijd worden, mede naar
aanleiding van een schrijven, hetwelk
voorkwam in 't Dagblad van Nederland,
enkele opmerkingen gemaakt over den
toestand des KoniDgs."
Het blad stelt eenige vragen en eindigt
met het uiten van den wensch, «dat elke
redelijke aanleiding uit |den weg moge
worden geruimd, welke zou kunnen lei
den tot het vermoeden, dat voor het
Nederlandsche volk zaken en toestanden
worden verborgen gehouden, die het 't
recht heeft te weten en waarbij haar
belangen betrokken zijn."
Wij kunnen de Tijd ten stelligste ver
zekeren, dat niets met betrekking tot Z.
M. wordt verborgen gehouden, om de
eenvoudige reden, dat er niets te ver
bergen valt.
De Koning bevond zich in de jongste
maanden zeer wel, Z. M. deed de regee-
ringszaken vlug af, en wel op zulk eene
wijze, dat daaruit daghelder bleek, dat
hij de stukken nauwgezet overwoog. Al
les ging gelijk het gedurende de meer
dan 41-jarige regeering van Z. M. ge
schiedde; alleen de persoonlijke aanraking
van Z. M. met de ministers bleef ach
terwege, omdat de Koning zich niet hier
bevond.
Van geheimzinnigheid was er in de
verste verte geen sprake.
In de laatste dagen van de voorgaande
week - wij herhalen nu 't bekende
gevoelde Z M. zich minder goed en moest
Hij geneeskunnige hulp inroepen. De man
nen der wetenschap constateerden een
verheffing van de oude kwaal doch niet
in onrustwekkende mate. Zeer spoedig
herstel wordt verwacht.
Is daar nu iets vreemd of geheimzin
nigs in Op den hoogen leeftijd des Ko-
nings doen zich bij overigens volkomen
gezonde menschen wel eens tijdelijke on
gesteldheden voor, die meer zorg recht
vaardigen dan de tegenwoordige van on
zen Koning.
De Tijd vraagt, ofhet geen zaak wordt,
dat het stilzwijgen der regeering en van
de omgeving des Konings worde verbro
ken, doch wat anders zoude zjj te zeggen
hebben dan dat Z. M. zich minder wel
gevoelde, en dat het herstel reeds intrad.
Tegen legendarische voorstellingen van
sommige dagblad-correspondenten op te
komen, dal zal toch wel niet de taak van
de regeering kunnen worden geacht.
Zoodra de toestand des Koning ernsti
ger werd, zou de Staatscourant spreken.
Dat is rneenen wij voldoend, ter
wijl de nauwgezetheid van de leden der
tegenwoordige regeering een waarborg
oplevert, dat in 't algemeen ook ten deze
zal worden gehandeld, zoodat betamelijk
en in het belang des lands is."
Aanstaanden Dinsdag te II uur zal
de Tweede Kamer de openbare behande
lingen aanvangen van het wetsontwerp
nopens 's rijks waterstaatswerken.
Van welingelichte zijde verneemt
het D. v. Z.-H., dat bij het onderzoek
van het wetsontwerp tot regeling van den
krijgsdienst in de afdeelingen van de
Tweede Kamer de leden vrij druk waren
opgekomen, en dat de groote meerderheid
zich daarbij heeft verklaard voor het be
ginsel van den persoonlijken dienstplicht,
doch dat het overigens niet aan het te
berde brengen van gewichtige bezwaren
ontbrak.
Thans wordt het verslag opgemaakt,
dat, gelijk dit met de Onderwijswet het
2) Bij een der hoeken van den haard
zat op een laag bankje een man van eene
reusachtige gestalte zijn karabijn schoon
te maken; hij stond op toen de kapitein
binnentrad. Gustave bleef verwonderd
staan; nooit had hij iemand gezien van
zulk eene krachtige, gespierde gestalte.
Hij dacht aan den Mozes van Michel-An-
gelo en aan de helden van Homerus.
Het was de herbergier van het Zand. Hij
droeg een rooden jas, een bruin vest en
een zwarten broek, opgehouden door ge
borduurde galgen, op de borst door een
vierkanten gordel vereenigd. Zijn hoofd
was bedekt met een hoed met breeden
rand, waaronder zijn voorhoofd geheel
bedekt was. Hij had zwarte, ernstige en
vriendelijke oogen, en zijn gitzwarte, dichte
en net gekamden baard, hing tot op zijn
gordel af. De hooge en scherpe kleuren
van zijn gewaad waren juist door hun
contrast in eene schoone harmonie.
De herbergier heette den kapitein zeer
koel welkom, toen deze een ontbijt en
wijn van Bolsano verlangde. De bedienden
stookten het vuur in den haard op en
letten met nog meer zorg op de potten,
die er op stonden dan te voren;de reus
hervatte weder het schoonmaken van
zijn karabijn, en Gustave, verwonderd
over zulk eene ontvangst, nam een stoel,
trok zijn jas en vest uit, en om zich te
drogen keerde hij zich met den rug naar
het vuur. Men zag hem zulks doen, zon
der een enkel woord tot hem te richten.
Blijkbaar was nieuwsgierigheid het gebrek
van zijn gastheer niet. Alles ging zijn
gewonen loop, als of de kapitein er r.iet
geweest was, of liever hij begreep dat
hij in den weg stond. Elk oogenblik kwa
men er jonge en schoone Tyrolers binnen,
naderden den waard, wisselden fluisterend
eenige levendige woorden met hem, en
vertrokken daarna onmiddelijk, als geëm
ployeerden die hunnen last kwamen ont
vangen, of als adjudants van eene gene
raal op den dag voor een veldslag. De
reus, die zijne plaats niet verlaten had,
legde de laatste hand aan zijne karabijn.
Eensklaps stond bij op en maakte het
teeken des kruisesieen monuik was zoo
even binnengekomen. In dezen herkende
de kapitein terstond broeder Florian, die
eene buiging maakte, als hij hem voor
bijging, de hand drukte, die de herbergier
hem toestak, en begon, even als de an
deren voor hem, zacht met hem te spreken.
Maar nu, naar mate de monnik sprak,
vertoonde de trekken van den reus eene
levendige aandoening toen broeder Flo
rian geëindigd had, ontblootte de herber
gier zijn hoofd, zette zijn hoogen vilten
hoed af en, Gustave driftig naderende,
zeide hij
«Kapitein gij hebt eene jonge dochter
van St. Leonard, eene wees, de dochter
mijner arme zuster, Wilhelmina Spitser,
het leven gered: wees welkom in de wo
ning van Andreas Hofer.
Op het hooren van dezen naam, zoo
beroemd in Tyrol en welken nog meerder
roem was weggelegd, stond de kapitein
op zijne beurt op en groette het geduchte
opperhoofd der Tyroler benden, die de
bergpas van Scharnilz zoo dapper tegen
de troepen van den maarschalk Ney ver
dedigd had.
»En gij staat daar," hernam Hofer op
vriendelijken toon, »u te drogen zonder
iets te zeggen I Kom spoedig met mij om
droog linnengoed aan te doen Bij St.
Georges, en hij kuste een kleine me
daille die aan zijn hals hing bij St.
Georges, men weet dat Andreas Hofer
niet ondankbaar is. Kom spoedig, spoedig
het ontbijt gereed gemaakt en de oud
ste wijn van Bolsano in den kelder is
voor onzen gast.
Deze bevelen gegeven hebbende en in
weerwil van het verzet van Gustave, nam
hij hem met zich naar een der boven
vertrekken. Daar gaf hij hem alles wat
hij noodig had, zeggende zich te haasten,
daar hij zijn ontbijt gereed zou vinden.
Bij zijne terugkomst verbeidde den
Franschen kapitein eene aangename ver
rassing: bleek, maar met een glimlach
op het gelaat en op den arm baars ooms
geleund, stond Wilhelmina daar en reikte
hem de hand.
«Hier hebt gij den kleinen Mozes in
een vrouwenrok, dien gij uit het water
getogen hebt," zeide Andreas Hofer met
een innemenden glimlach zij is een braaf
meisje, goed als hare moeder was, die
nu in den Hemel is."
Gustave volgde Hofer, die hern in een
groote zaal bracht, waar het ontbijt hem
wachtte. Hij noodigde het jonge meisje
plaats te nemen, en Hofer nam ook gaarne
het aanbod aan van met hem aan te zit
ten maar de herbergier liep gedurig af
en aan, telkens gestoord door lieden, die
hem verlangden te spreken. Op zeker
oogenblik, dal haar oom afwezig was,
werd Wilhelmina door een plotselinge
droefheid bevangen, barstte in tranen
los, zonder dat Gustave, die haar met
vragen lastig viel, er de reden van kon
vernemen. Op hetzelfde oogenblik trad
Andreas Hofer binneneen sombere wolk
verspreidde zich over zijne onrustige trek
ken, en met eene treffende bevalligheid
drukte hij het meisje aan zijn hart.
«Luister," zeide bij op gevoeligen toon.
«Ik weet dat gij goede oogen hebt, maar
ik weet ook dat gij niet zijt als uwe
gezellinnen, wier tong nog langer is dan
haar rok.... Ik begrijp u. Wisch uwe
oogen af: ik zweer u bij Onze Lieve
Vrouw van Tyrol...."
Gustave hoorde de laatste woorden
niet, die Hofer zijne nicht influisterde,
zijn oog was alleen op het schoone meisje
gevestigd. Zij droeg het fraaie costuum
der bergbewoonsterseen zwart doekje,
een laag uitgesneden lijfje, opengewerkte
manchettes, een scharlaken keursje en
even zulke kousen, een blauwen rok en
puntige schoenen met zilveren gespen.
Hare lange haren, met kettingjes van het
zelfde metaal doorvlochten hingen tot op
den grond; haar rok, die nauwelijks tot
aan de knieën reikte, vertoonde een fraai
gevormd been en haar schoon gelaat van
zeventien lentes drukte eene onvergete
lijke fierheid en zachtheid uit.
(Wordt vervolgd