NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No, 94. Zaterdag 22 November 1890. Negentiende jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: Belastingzaken. BINNENLAND. Eedsaflegging Feuilleton. 4MERSF00RTSCHE C0DB4NT. VOOR Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, A m e r s fo o r t. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Grondbelasting is het aandeel, dat den Souverein toekomt in de waarde van het grondbe7.it. Voorheen werden die souvereine rechten in allerhande vormen gehevenin dien van tienden, van heerendiensten, van onderscheiden leveringen in natura. Nadat de sou vereine macht, door de verdwijning van het feudaal stelsel, op den Staat is overgegaan, werden de hellingen wettelijk geregeld, in een vorm die 7.e geschikt maakte om een deel te vormen van de gewone staatsinkom sten. Daarvoor wordt handhaving en bescherming van het grondbezit ver leend daarvoor ook bewijst de staat zijn diensten, door verbetering van gemeenschapsmiddelen, en door be vordering van handels- en landbouw belangen, hetgeen ten gevolge heeft dat de waarde van het grondbezit niet achteruit gaat, tenzij zich éco nomische verschijnselen voordoen te gen welke het openbaar gezag niets vermag en waarvoor het dan ook niet verantwoordelijk kan gesteld wor den. De grondbelasting is dus, naar deze beschouwing, het deel van grond rente, of van de grondopbrengst, hetwelk de Staat voor zich eischt. Uit dit beginsel volgt verder, dat er van verhooging van het totaal cijfer der grondbelasting alleen sprake mag zijn bij toeneming van de bruik bare oppervlakte. Dat bedrag is een fixum, over de massa der grondbe zitters omgeslagenieders aandeel is volgens wettelijke regelen vastgesteld, en daarmede wordt bij overdracht rekening gehouden. Verlaging van het cijfer zou niets anders zijn dan een geschenk, den tegenwoordigen eige naars toebeschikt; verhooging een extra-heffing die op hen allen drukt, doordien zij de geldswaarde van hun eigendom zou doen verminderen. Alleen de verdeeling moet van tijd tot tijd herzien worden, omdat ver schillende omstandigheden wijziging brengen in de waardeverhouding. Door hot bezetten met woningen, schuren, pakhuizen enz.door veran dering in de cultuur, door- verbeter den waterafvoer, door den aanleg van verkeerswegen wordt vermeerdering, door liet te niet gaan van de eene of andere verbouwingswijze, door sloo ping van gebouwde eigendommen wordt vermindering van de waarde veroorzaakt. Herziening van de be lastbare opbrengst in vergelijking met andere eigendommen heeft daarom nu en dan plaats, gelijk zij ook met veel zorg en nauwgezetheid in de laatste jaren geschiedde. In de plannen, door de Regeering ingediend tot hervorming van ons belastingstelsel, neemt de grondbe lasting een voorname plaats in. Schijnbaar wordt zij verminderd, doordien naar dit voorstel slechts 5 percent van de belastbare opbrengst zal worden geheven, hetgeen de schat kist op een verlies van eenige tonnen gouds 7.al komen te staanvoorts doet het Rijk afstand van de te zij nen behoeve geheven opcenten. Maar daar staat tegenover, dat de gemeen ten de bevoegdheid verkrijgen om voor zich tot 60 opcenten te hellen. Deze maatregel, voorgesteld om te gemoet te komen in den hulpbehoe venden toestand der gemeenten, wordt door tal van gemeentebesturen toe gejuicht; Amsterdam zou zelfs een bescheiden stapje verder willen gaan, door vrijheid te erlangen liet getal opcenten tot 100 op te voeren, 'terwijl er in den Raad der hoofdstad zelfs stemmen zijn opgegaan om geen grens te stellen, zoodat de grondbe lasting eigenlijk een onuitputtelijke bron van inkomsten zou worden. Het gevolg van deze wijziging, zelis al wordt, wat zeer waarschijnlijk is, Amsterdam's wensch niet vervuld zal zijn, dat in werkelijkheid de grondbelasting verhooging ondergaat, hetgeen wij in strijd achten met een gezonde économische opvatting. Is vermeerdering van de openbare in komsten, onverschillig of zij ten bate van het Rijk of van de gemeenten moeten worden verkregen, noodza kelijk, dan beliooren allen daarin bij te dragen in verhouding tot hun ver mogen, en is het niet te billijken, de verhooging van lasten alleen te doen drukken op hen, wier vermogen in grondbezit bestaat. Laat ons daarbij in aanmerking nemen, dat er groote verscheidenheid van toestanden bestaat. De man, die als eigenaar van een hoekje grond hetwelk hijzelf bewerkt, in de be hoeften van zijn huisgezin moet voor zien, verkeert in den regel niet in zoo schitterende positie, dat hij zwaarder lasten kan dragen. Boven dien is menig eigendom slechts schijn. Gedurende de jaren, dat de landbouwopbrengsten tot een laag cijfer daalden, heeft "menigeen geld moeten opnemen teil einde in liet bezit te geraken van bedrijfskapitaal. Het totaal der hypoteeken is in den laatsten tijd verbazend toegenomen, en van tallooze perceelen bebouwden of onbebouwden eigendom is in wer kelijkheid niet de man eigenaar, op wiens naam het staat, maar de hou der van de pandbrieven of hypotheek- bewijzen. Toch zal de eerste de ver hoogde grondbelasting moeten beta len. terwijl de laatste zich zal mogen verblijden in de bestendiging van een reeds veel te lang genoten voorrecht. Werd alle bezit, van welken aard het ook zijn moge, of alle inkomen uit bezit of bedrijf verkregen, aan de vermeerdering der staatsmiddelen dienstbaar gemaakt, wij zouden er ons bij kunnen nederleggen. Thans drukken de voorgestelde verhoogingen zeer eenzijdig, en alweer in die rich ting, dat de meergegoeden, vooral zij die geen bedrijf uitoefenen en hun kapitaal in papieren hebben belegd, er buiten vallen. Dit maakt, dat wij gemeend hebben tegen het hoofdpunt der voorgestelde herziening onze be denkingen in te moeten brengen. Zijn veranderingen in het belastingstelsel steeds aan vele bezwaren onderhevig, en zal elke wijziging altijd in botsing komen met zekere belangen, hier ligt de schaduwzijde zoo bloot, dat wij kunnen volstaan met er de aan dacht op te vestigen. Eergisterenmorgen ten 11 u. 45 min. stoomde te 's-Hage de trein, die H. M. de Koningin van het Loo naar de residentie overbracht, het station van den Staatsspoor binnen. Ter ontvangst van H. M. bevonden zich op het perron de ministers van ko loniën en buitenlandsche zaken en justitie, de commissaris des Konings in de provincie Zuid- Holland, mr. Fock de burgemeester der residentie, mr. A. G. Roest, de gouverneur der residentie, ge neraal-majoor Taets van Amerongen, voorts de groot-officieren van het koninklijk huis, mr. II. J. graaf Schimmelpenninck van Nijenhuis, grootmees ter, Opper-kamerheer; mr. M. A. baron du Tour van Bellinchave, opper-ceremoniemeestorII. J. G. baron van Hardenbroek van Bergambacht, opper - schenkel en mr. J. E. H. baron van Nagell van Ampsen, opperstalmeester, allen in ambtsgewaad. De waarnemende Grootmeesteres van Hare Majes teit, baronnesse douairière Schimmelpennninck van der Oyc en de Dame du Palais van II. M., ba ronnesse van Hardenbroek van Bergambacht, zoo mede baron Klerck, intendant der koninklijke pa leizen, bevonden zich in de wachtkamer. Hare Majesteit werd op reis vergezeld door freule van Ittersurn, hofdame; en den schout bij nacht jhr. Roëll, adjudant van H. M. en baron Taets van Amerongen, kamerheer. Bij aankomst drukte Hare Majesteit den minis ters, den burgemeester en den commissaris des Konings de hand en onderhield zich eenigen tijd met den premier, baron A. E. Mackay. Daarna besteeg Hare Majesteit het rnet twee paarden bespannen gesloten rijtuig en reed, door een groote menigte eerbiedig, doch zwijgend gegroet, naar het paleis. In den trem bevond zich de directeur-generaal van de maatschappij tot exploitatie van staatsspoor wegen. Even vóór twaalf uur kwam het koninklijk rij tuig, waarin de Koningin regentes was gezeten, aan het paleis. Ook daar ter plaatse verdrong zich een groote menigte, die de vorstin door een stillen groet een bewijs van gehechtheid gaf. Minzaam werd die groet door de Koningin beantwoord. Aan de treden bij den ingang van het paleis werd Hare Majesteit verwelkomd door baron de Constant Rebecque, hofmaarschalk van Zijne Majesteit, wien door de Koningin-Regentes vrien delijk de hand werd gedrukt. Reeds geruimen tijd voor het aangekondigde uur 1 uur waarop de stoet, die H. M. de Koningin-Regentes zou begeleiden, zich in beweging stelde, hadden zich duizenden raenschen geschaard langs de straten, welke volgens het programma zouden worden gevolgd. Op het plein voor het paleis stonden een paar compagnieën grenadiers opgesteld, terwijl ter rech ter en linkerzijde van den ingang van het paleis, de stafmuziek van het regiment en de tamboers waren geplaatst. Precies ten 1 ure verliet de Koningin-Regentes, onder het gebulder van het kanon het paleis en steeg onder de toonen van hat Wilhelmus van Nassauwen in het gesloten koninklijke rijtuig, met zes paarden bespannen. Vervolgens stelde de stoet zich in beweging. Langs den geheelen weg van het paleis tot het Binnenhof werd de Koningin-Regentes door de menigte eerbiedig gegroet. Hare Majesteit boog minzaam terug. De drukte in de straten was ontzaggelijk; zelfs stelden velen zich tevreden met een plaatsje op de daken. Toch hcerschte er een kalme stemming onder de menigte, die zich van alle toejuichingen ont hield. De Troonzaal vulde zich tegen 12 \7 uren met de leden der beide Kamers, allen in ambtsgewaad, vier uitgezonderd (de heeren Schaepman, Heldt, prof. de Geer en Okrna) en met de toeschouwers op dft tribunes, Zoowel de gereserveerde als de publieke tribune waren propvol, zoowel van dames als heeren. 't Klinkt schier ongeloofelijk, maar reeds ten 8 ure dezen ochtend stonden de eerste bezoekers op het Binnenhof voor de deur van de trap, die naar de zitplaatsen voor het publiek leidt en ook de meer bevoorrechten, zij die een plaats hadden ge kregen in de groote loges, de journalistentribune en de gereserveerde, wachtten geduldig het oogen- blik af, dat de toegang tot de vergaderzaal zou worden ontsloten. Eindelijk daar ging de schel van den president en de wachtenden stroomden van alle zijden de zaal binnen, en in minder dan een oogwenk was alle beschikbare ruimte bezet. De Troonzaal vertoonde zich in een gewaad passende voor de plechtigheid en ingericht naar de meerdere ruimte, heden benoodigd. Zooals gewoonlijk, was uit het beschot aan de rechterzijde het middenvak weggenomen en waren de treden tusschen de zitbanken verdwenen onder een hellende houten vloer, die gemakkelijk was te beloopen en met een kostbaar tapijt bedekt was. Onder den troonhemel strekte zich een breed podium met drie treden uit, geheel overtrokken met rood finweel dat aan de randen van de trap pen met goud was gegalonneerd. De koninklijke zetel, waarop Z. M. gewoonlijk plaats neemt, stond vooraan op die estrade en ter linkerzijde daarvan een vergulde fauteuil in heral- dieken stijl, overtrokken met een zijden stof van oranje, gebloemde rug en den zetel bedekt met den klimrnenden Hollandschen Leeuw. Deze fraai gestyleerde stoel was bestemd als zetel voor H. M. de Koningin-Regentes. De zaal kreeg langzamerhand een levendig aanzien door de uniformen en costumes, die in bonte pracht en schitterende van het goud. af wisselden. Ook de diplomaten-loges werden bezet en nu en dan kreeg rnen den vertegenwoordiger van een der mogendheden in zijn schitterende galarok te zien. VIJFDE HOOFDSTUK. Ned Delancy vindt op Prospect Terrace meer dan hij bedongen had. 10) Edmund Delancy had niet veel moeite om «Prospect Terrace" te vinden, nadat hij van Mr. Judge en diens dochter af scheid genomen had. Hij kon zich in de plaats niet vergissen. Het terras had het uitzicht op de zee, waarop niets zich bij dag of bij nacht bewoog, dan het zestal pleizierbootjes, die in de stad te huis be hoorden. Eenige oude huizen van allerlei aard en vorm kwamen rechts en links in de duisternis te voorschijn; eene enkele dier woningen echter scheen op een afstand slechts bewoond te zijn, want voor elk raam brandde licht; een gaslamp brandde op de havendam, en eene andere op de weide; en de wind woei met eene hevig heid, waaraan niets scheen te kunnen weerstaan, zoodat, toen Mr. Delancy den hoek omsloeg, hij bijna naar de «High Street" werd teruggeworpen. vinderdaad een lief plaatsje," bromde hij, terwijl hij voorover gebogen, den hoed vast houdende, zich een weg baande door de «Parade," zoo als het genoemd werd. «Een lief plaatsje, inderdaad." Een rukwind, heviger dan te voren, deed hem met de eene hand het ijzeren hek aangrijpen van het huis aan zijne linkerzijde, en naar adem hijgende en met de andere hand zijn hoed vast houdende, bemerkte hij een trap, die naar eene deur voerde, waarop No. 4 stond, het huis dal hij zocht. «Eindelijk naar huis gewaaid," zeide hijliep toen de trappen op en maakte zijne aankomst bekend door een goeden ruk aan den klopper. Een klein dienstmeisje kwam voor. «Het is hier immers" Prospect Ter race?" Mrs. Simmonds, No. 4?" «Ja, mijnheer." «Hoe eerder gij dan de deur sluit des te liever zal het mij zijn," zeide hij, «den gang intredende, en zeg Mrs. Sim monds dat Mr. Delancy gekomen is." «Een heer heeft reeds langer dan een; half uur op u in uwe kamer gewacht." «Gewacht? op mij? ik ken hier niemand. O," zeide hij, als brak op eens een licht straal door de duisternis, «gij bedoelt Mr. Weston." «Neen, mijnheer, de predikant niet alles behalve een predikant, mijnheer." «Wilt gij zoo goed zijn uwe meesteres te zeggen dat ik haar wensch te spreken?" zeide Mr. Delancy, een einde aan het onderhoud willende maken. «Wilt gij zoo goed zijn een oogenblik in dat zijvertrek te gaan, mijnheer?" «Waarom hebt gij mij dat niet eerder gevraagd, meisje?" hernam hij, de zij kamer binnentredende, waar hij zich on- middelijk in de tegenwoordigheid van Mrs. Simmonds bevond, eene korte maar gespierde vrouw van veertig jaar, met een welgevuld, blozend gelaat, dat uit een groote witte muts te voorschijn kwam. Edmond Delancy ontving al dadelijk een goeden indruk en hield zich verzekerd hier op zijn gemak te zullen zijn. Zij was ongetwijfeld eene goede vrouw. «Ik begon reeds te vreezen dat gij niet komen zoudt, Mr. Delancy," riep zij uit, toen hij binnentrad; ten minste meen ik mij niet te vergissen, zoo ik u houd voor den heer, die verwacht wordt om morgen het orgel voor ons te bespe len 1" «En die uwe kamers voor drie maan den gehuurd heeft, op aanbeveling van Mr. Weston. Ja juist; ik ben de or ganist." «Wees welkom, mijnheer, zeide zij be leefd neigende; want zij was geen dier vrouwen, die men in zoo menige aanzien lijke badplaats ontmoet en haar bestaan vindende in het verhuren van appartemen ten, nogtans met hare gestijfde kleederen het air aannemen eener hertogin of iets dergelijks, maar zij was eener der zoo- danigen van den ouden stempel, iemand die hare logés wist te waardeeren en hen met een moederlijk oog gadesloeg, zoo lang zij bij haar inwoonden. «Heeft Weston Mr. Weston," her haalde hij, om zijne vergissing te verbe teren, «geen boodschap voor mij achter gelaten «Een briefje, mijnheer, en een rol mu ziek." «Laat de muziek naar de maan loopen waar is het briefje?" «Op uw schoorsteenmantel, mijnheer op de voorkamer de eerste verdieping, waar reeds sedert lang een heer op u zit te wachten." «Wat is het voor soort van heer?" «Een heer met een langen baard," zei de Mrs. Simmonds, van ongeveer zes en dertig jaar, zou ik meenen." «Hoe heet hij, jufvrouw?" «Hij heeft zijn naam niet genoemd." «Wel verduiveld en mijne koffers zijn gisteren gekomen, en mijn lessenaar hebt gij op de tafel gezet, denk ik. Mijn lieve jufvrouw," vervolgde hij, «waarlijk gij moet een weinig voorzichtiger zijn, of gij en ik zullen beiden de dupe van uw goed ver trouwen worden. Die kerel boven zou een oplichter kunnen zijn. Ik ken hierin deze plaats geen sterveling evenmin met als zonder baard en niemand anders dan gij en Mr. Weston weet dat ik heden verwacht werd." «Hij is een fatsoenlijk man, mijnheer. Lieve hemel! als ik iemand zie, weet ik al spoedig of hij een gentleman is of niet. Gij behoeft hier niet voor oplichters bang te zijn, Mr. Delancy; die komen nooit te Ilpham." «Neen, dat wil ik wel gelooven, die arme drommels zouden hunne moeite al zeer slecht beloond vinden," zeide Mr. Delancy, eenigzins ontevreden. «Kom, ik zal eens gaan zien, wie ilie geheimzinnige persoon is, misschien zal ik hem al heel spoedig de deur uitsmijten." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1