UTRECHT en UTRECHT eïJ HET BOOTHUIS. No. 99. Is u s VERSCHIM WOENSDAG EN ZATERDAG: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ,,-it 1 BINNENLAND. Feuille ton. AMEB oor hi/ geheele Kijk. "Vt. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Qi in laveren bij den gemeente-ontvanger. ?m's ve' b°den dit kenteeken aan an- 1 goea egeven of abonnementsprijs: Per 3 maanden Franco per poet door het geheele Kijk. .Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Men verzoekt ofSek het bericht voorkomende ïfr ranten. als zoude Hare Majesteit be-n.- in in de afgeloopen week in eene arresle- de zijn uitgereden, op eene dwaling moet berusten. Immers Hare Majesteit heeft het paleis nog niet anders dan in een -gesloten rij tuig verlaten. Van het uitrijden in eene arieslede kan uit den aard der zaak ge- .nde den zwaren rouw geen sprake J£N, I O*, dgbl. in gebruik te geven, rboden is aan een leeft aangegeven als type honden van joo- •ïetó.&ik tg.yrar- n vaudsb naam dei. ^OPPEJ po. ,^Ö?an h stonrf fiem eene slrar, geèvenredigd is aan j. door wordt teweeggebr .i nul; en voor al die nullen wordt t zoo veel verzwaard. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Vereenigde zitting der beide Ha ulers op Maandag 8 Dee. '00. Het Regentschap. In eene vereenigde zitting der beide Kamers der Staten-Generaal, gehouden onder voorzitterschap van den heer van Naamen van Eemnes, voorzitter der Eerste Kamer, heeft H. M. de Koningin-weduwe Maandagmiddag de bij artt. 43 en 34 der Grondwet voorgeschreven eeden als Re gentes en voogdes der minderjarige Ko ningin afgelegd. De stoet, die H. M. naar het gebouw der Tweede Kamer bracht, was als volgt samengesteld a. Een Commando Cavalerie tot ope ning van den trein; b. Een Hoflourier en twee rijknechts te paard c. De kamerheer-ceremoniemeester, ge zeten in een rijtuig, bespannen met twee paarden, gaande één lakei naast elk por tier d. Acht kamerheeren, gezeten in twee rijtuigen, ieder met twee paarden bespan nen, gaande één lakei naast elk portier; De kamerheeren plaatsen zich volgens hunnen rang van benoeming. e. De groot-officieren van het Konink lijk huis, gezeten in twee rijtuigen, ieder met vier paarden bespannen, gaande twee lakeien naast elk portier; f. Een commando Cavalerie; g. De opper-ceremoniemeester, gezeten in een rijtuig met vier paarden bespan nen, gaande een lakei naast elk portier; h. De waarnemende grootmeesteres van H. M. de Koningin-Regentes en eene dame du Palais van H. M. gezeten in een rij tuig met vier paarden bespannen, gaande twee lakeien naast elk portier; i. H. M. de Koningin-Regentes, gezeten in een rjjtuig met zes paarden bespan nen, gaande een koetsier naast elk paard en drie lakeien naast elk portier; De luitenant-generaal, adjudant-gene raal des Koning jonkheer Verspyck, en de generaal-rr.ajoor baron Taets van Ame- roDgen, waarnemend Gouverneur der Re sidentie, te paard. Eerstgenoemde reed rechts, de waarne mende Gouverneur der Residentie reed links van de koets, waarin H. M. dr Koningin-Regentes gezeten was. Hierop volgden de voor den dienst aangewezen officieren rijdende twee aan twee, de oudsten in rang vooruit. j. Een commando cavalerie, tot sluiting van den trein. Aan het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal werd H. M. de Ko ningin-Regentes ontvangen door een com missie uit de vergadering, die, voorafge gaan door de kamerheer-ceremoniemees ter, de kamerheeren en de officieren van het koninklijk huis, H. M. geleidden naar de zaal der Staten-Generaal. De waarnemende grootmeesteres, de dame du Palais, benevens de voor den dienst aangewezen officieren van het mili taire huis volgden onmiddellijk. De waarnemende Grootmeesteres en de Dame du Palais plaatsten zich achteren ter zijde van H. M. De groot-officieren van het Koninklijk huis en de waarne mende gouverneur der residentie plaatsten zich achter den Koninklijken zetel. De kamerheeren rechts en de voor den dienst aangewezen officieren van het militaire huis links van den troon. Precies te een ure verliet H. M. de Koningin-Weduwe het Paleis in het Noord einde. H. M. was gekleed in rouwgewaad met den langen rouwsluier, zoo ook de hofdames die H. M. vergezelden. Het pu bliek begroette H. M. door eerbiedig het hoofd te ontblooten. In de vergaderzaal waren mede aanwezig de secretarissen- generaal der departementen in ambtsge waad. De geheele plechtigheid kenmerkte zich door grooten eenvoud en waardige kalmte. Na de rede van den voorzitter, tot H. M. gehouden, las H. M. de eeden. Die als Regentes luidt: «Ik zweer trouw aan den Koning; ik zweer, dat ik in de waarneming van het Koninklijk gezag, zoolang de Koning min derjarig is, de Grondwet steeds zal on derhouden en handhaven. Ik zweer, dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied des Rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle des Konings onder danen, en van elk hunner zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart alle i Afgevaardigden, den heer De Wacquant middelen zal aanwenden, welke de wetten en de heeren Bech en Crosius, afgevaar te mijner beschikking stellen, gelijk een goed en getrouw Regent schuldig is te doen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!" Die der Voogdes: »Ik zweer trouw aan den Koning; ik zweer al de plichten, welke de voogdij mij oplegt, heilig te vervullen, en er mij bij zonder op te zullen toeleggen, om den Koning gehechtheid aan de Grondwet en liefde voor zijn volk in te boezemen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!" H. M. verliet toen, uitgeleide gedaan door de commissie van ontvangst, het gebouw der Kamers en keerde naar het Paleis terug. Ten 3'/j ure had de beëediging der voogden van H. M. de Koningin plaats, zijnde de hh.: jhr. mr. G. C. J. van Ree- nen, vice-president van den Raad van State; jhr. mr. W. A. C. de Jonge, eerst- benoemd lid van den Raad van State; E. A. A. J. de Roy van Zuydewijn, voor zitter van de Algemeene Rekenkamer; mr. J. G. Kist, president van den Hoogen Raad der Nederlanden'; mr. C. Polis, procureur-generaal bij den Hoogen Raad der Nederlanden mr. W. baron van Golt- stein van Oldenaller, kamerheer in bui tengewonen dienst van wijlen Z. M.jhr. mr. Roëll, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal A. N. J. M. baron van Brienen van de Groote Lindt, kamerheer in buitengewonen dienst van wijlen Z. M. H. M. de Koningin-weduwe zal een der dagen van deze week ten Paleize cour houden voor autoriteiten, collegiën, en particulieren, die tot het doen van rouw- heklag zullen worden toegelaten. Na het gala-diner ten Hove heeft H. M. de Koningin-Regentes Vrijdag aan den Prins van Savoye en enkele andere Vorstelijke personen, die nog niet in het bezit zijn van het Grootkruis van den Ned. Leeuw, persoonlijk de insignes dier Orde overhandigd, evenals aan den heer Eyschen, voorzitter van het Groothertoge lijk Bewind. Aan de overige leden der Luxemburg- sche deputatie, de heeren Kirpach en Mongenast, directeuren-generaal, den heer Rupert, staatsraad, secretaris-gene raal; aan den voorzitter der Kamer van Prof. Verdam komt in den Volkss' manak van »'t Nut" op tegen het oi. Hollandsche noord «voorradig." dat zui regels7rJ9uitsch is' terwÜ1 °1lUr A Advertentiën viermaal geplaatst" er'an^s^e llf Groote letters en vignetten I van digdenaan den president van den Raad van State, den heer Vannerus, en den heer Chome, staatsraad aan den majoor Bourgeois en aan den heer Fischer, bur gemeester van Luxemburg, schonk H. M. het commandeurs of ridderkruis. Tal van vertegenwoordigers van vreemde Vorsten of regeeringen en leden van buitenlandsche deputatien zullen binnen kort nog onderscheidingen ontvangen. Prins Albert van Pruisen heeft Za terdagavond de terugreis naar Brunswijk aangenomen. Bij zijn vertrek waren aan het station de gezant van het Duitsche keizerrijk, baron Saurma Jeltsch, wien de prins allerhartelijkst dank zegde voor de ontvangst in het gezantschapsholel, de burgemeester en de bij Z. K. H. gedeta cheerde luit.-kol. der huzaren, baron Bur- mania Rengers. De Haagsclie Ct., opmerkende, dat de orde van de Eikenkroon voortaan voor Nederlanders zoo goed als onbereikbaar geworden is, meent een reden van troost te kunnen putten uit de omstandigheid, dat, al ging de Eikenkroon voor ons ver loren, de Gouden Leeuw van Nassau be houden bleef. Over dit laatste schijnen de deskundigen 't intusschen niet eens te zijn. In het tijdschrift de Ned.-Heraut betoogt mr. A. J. graaf van Randwijck, dat bij overlijden van Koning Willem III de Koningin of de Koningin-weduwe-re gentes de Orde van den Gouden Leeuw van Nassau piet kan verleenen, vooral op grond, dat de Gouden Leeuw is geworden een Luxemburgsche orde, ingevolge het besluit van den Groothertog van Luxem burg van 31 Maart 1858, waardoor de Orde van den Gouden Leeuw heeft op gehouden een huisorde te zijn. Professor Buys in zijn werk De Grondwet Ie deel, bl. 268, wijst er ook op, dat genoemde orde, een Luxemburgsche staatsorde is. Aan 's rijks munt is een bronzen me daille geslagen, ter grootte van 53 milli meter middellijn, ter herinnering aan de regeering van Koning Willem III. Het Utr Dgbl. beschrijft die medaille aldus: «Aan de voorzijde ziet men de beeltenis des Konings met het randschrift: Willem III, Koning der Nederlanden, G. H. v. L." De zijde der medaille is zeer fraai uit gevoerd door den heer J. P. M. Menger. De acht,ij/-Oen^I."Sooiit een gratmSfïu- ment, waai'Ke'5re't'tll?n kussen de konings kroon ligt e. eurend kind, als beeld van het volk, ligt neergeknield. Op de voorzijde van het monument prijkt hel rijkswapen en daaronder staan gedeelte lijk leesbaar de woorden«Willem III, Koning der Nederlanden, Groothertog van Luxemburg." Op het monument staat de buste des Konings, en terzijde daarvan links een engel, de genius des tijds, die een lauwer krans boven bet hoofd houdt uitgestrekt en in de linkerhand eene naar beneden gekeerde, uitgedoofde fakkel draagt. Rechts staat eene vrouwenfiguur met ge kroond hoofd en een rijksstaf in de rech terhand, eene voorstelling van het Koning schap. Onderop het monument staat te lezen Geb. te Brussel 19 Febr. 1817. Overleden op het Loo 23 Nov. 1890 terwijl het geheel omgeven is door het volgend rand schrift XLI jaren regeerde de laatste Oranje vorst en wa6 Nederland gelukkig. Deze zijde der medaille is zeer ver dienstelijk uitgevoerd door den heer W. Schammer. De penning is aangeboden aan H M. de Koningin, en aan H. M. de Koningin- Weduwe. Hij zal Maandag aan 's Rijks munt worden veikrijgbaar gesteld, in zil ver voor f12, in brons voor f2.40. Aan de Munt zullen binnen kort munten worden geslagen met de jeugdige Ko ningin Wilhelmina. Er is voor dat doel reeds een photographie van H. M. en profil gemaakt. De beeldhouwer Junger te Amsterdam boetseert het model. Als een bewijs van het groote rei zigersverkeer van Utrecht naar den Haag, ter gelegenheid van 's Konings begrafenis, kan dienen, dat op 3 en 4 Dec. jl. aan het Centraalstation der Staatsspoorweg maatschappij te Utrecht pl. m. f 10,000 meer werd ontvangen dan gewoonlijk De internationale zomerdienst-rege ling-conferentie op de spoorwegen zal plaats hebben 14 Januari a. s. te Berlijn, waartoe 104 spoorweg- en stoombootmaat schappijen zijn uitgenoodigd. Den 11e December zal er de 39e zitting «Des Vereins Ausschusses" voor aange legenheden betreffende bet personenver- 13) «Hij is een genie, daar ben ik zeker van, Ned." vervolgde Dokter Day. «Wat zonderling misschien, maar dat is den genieën eigen. O, hij zal u zeker bevallen," herhaalde hij nogmaals; «en als ik udan als gezworen vrienden verlaat, wanneer mijne zuster en ik u beiden een dienst gedaan hebben. Goeden nacht!" Zij drukte elkander de hand. Na hem nogmaals hunne afspraak op Maandag herinnerd te hebben, verliet de dokter zijn vriend; en toen de deur gesloten was, viel Edmund Delancy, die zijn vriend niet tot in den gang begeleid had, op een stoel neder, en verviel in diepe gedachten, waar uit hij eerst door zijne hospita gewekt werd, die met de toebereidselen tot het avondeten binnen trad. Mrs. Simmonds was gewoon zelve hare logés te bedienen, en het dienstmeisje werd alleen voor keu kenwerk gebruikt en om de trappen op en af te loopen, zoo er boodschappen waren, wijl zij veel vlugger ter been was dan hare meesteres. Op eens viel hem eene gedachte in, die hem noopte een gesprek met Mrs. Simmonds aan te knoopen. Hij gevoelde dat er met een bepaald doel eene zekere geheimzin nigheid hem omgaf, waarin hij, zoo hij niet op zijne hoede was, geheel zou wor den gewikkeld. Hem, die alle geheimzin nigheid haatte en altijd zelf recht door zeeg ing, hinderde het dat hij reeds van af zijn binnentreden in den postwagen van Wolchester ongewone dingen rondom zich had zien gebeuren. Eerst de Judges- zoo de vader als de dochter de vader, dien hij zeker was meer te hebber, ont moet, en die ir. zijne ongesteldheid een weinig had geijld, doch die weinige woor den hadden hem niet weinig geschokt. Van George Day en diens zuster, die hem voor een haronet had opgeofferd, en die Hugh Aynard, dien Day gezegd had dat hem wel zou bevallen, en dien hij zich alleen kon voorstellen als een ziekelijken, onnoozelen hals, den spot der geheele school. Alles was wel geschikt om hem geheel in verwarring te brengen. «Kent gij hier ook een zekere Mr. Ay nard, Mrs. Simmonds?" vraagde hij. «Te Thirby Cross, Mijnheer? Arme Mr. HughO, ja, dien ken ik wel." «Waarom noemt gij hem, arme Mr. Hugh «Dat weet ik zelf niet, Mijnheer. Mis schien uit gewoonte. Ik geloof niet, dat hij recht wel in 't hoofd is; ofschoon ik eigenlijk niet zeggen kan wat ik in hem zie, waarin hij zich van anderen onder scheidt. Hij is een ongelukkig soort van jong mensch. Zoo mager als een geraam te. En dan vrij zonderling in zijne ma nieren." «Hoe zoo?" «Ja, dat kan ik zoo niet zeggen. Ik heb eigenlijk nooit veel acht op hem geslagen, zoo als trouwens niemand doet, ofschoon hij veel geld onder de menschen brengt, en Ilpham een grooten steun aan hem heeft. Inzonderheid doet hij veel goed aan de bevolking in de nabijheid van het Backwater over het algemeen ruwe en arme menschen en vernedert zich zelfs door zich meer met dat volk in te laten dan een fatsoenlijk man past." «Dat is inderdaad zonderling voor een aristocraat." «O, en dan is hij onlangs op het denk beeld gekomen, om zich een verblijf in te richten in zijn oud vervallen boothuis in het Backwater, waar hij geheel alleen heenroeit, het tij laat verloopen, dan zich daar dagen achtereen opsluit, want het water loopt daar zeer laag weg, zoodat hij alleen bij zeer hoog tij er van weg kan komen, om naar Thirby Cross terug te keeren." «Zonderling genoeg," zeide Mr. Delan cy. «Ik dank u voor uwe inlichting, Mrs. Simmonds. Ik geloof dat ik dezen avond uwe hulp verder niet zal noodig heb ben." «Zult gij geen grog gebruiken, mijn heer? Mijn goede man, die reeds lang dood is, nam eiken avond, en hij noemde het zijn slaapmuts, een grogje voor hij in bed stapte." «Daarom is hij misschien reeds zoo spoedig gestorven," zeide hij luider dan hij wel gewild had, want Mrs. Simmonds sloeg verbaasd de handen in elkander. «Och, lieve hemel, mijnheer!" «Och, duid het mij niet ten kwade," zeide hij. «Ik ben zoo slaperig en weet zelf niet wat ik zeg. Gij zeidet iets van eene slaapmuts, geloof ik. Neen, ik dank u, die draag ik nooit. Goeden nacht. Gij komt mij zeker morgen hooren kras sen?" «Krassen? wat bedoelt gij, mijnheer?" «Wel op het orgel. Morgen doe ik mijne intrede." «Zeker, zal ik er zijn." «Dat is goed. Mijne slaapplaats is juist tegenover den trap, Mrs. Simmonds?" «Ja, mijnheer." «En is mijn lessenaar daar ook want ik heb nog een brief te schrijven aan het dierbaarste dat ik op aarde bezit." «Ha, uwe beminde, mijnheer," zeide Mrs. Simmonds glimlachende. «Ja, ja, ik weet wel hoe jongelieden zijn." «Mijne beminde is een en zestig en heet even als ik." «Uwe moeder misschien, mynheer?" «Ja, God zegene haar." «Neen, God zegene hem daarvoor," zeide de hospita, toen zij de kamer ver laten had en haar oog met de punt van haar oog afwischte. Dat is een jongen, die een goed hart heeft. De lezer zou misschien Mrs.Simmonds eene zwakke vrouw noemen, omdat zij een traan niet kon onderdrukken, toen zij Ned Delancy zoo van zijne moeder hoorde sprekenmaar zij was weduwe, en had een zoon op zee, dien zij zoo liefhad, maar die zelden iets van zich deed hooren. «Ik zal hem zijne intrede hooren doen," zeide zij, «al regent het katten en honden het vooruitzicht al thans is niet zeer schoon." Zijne intrede? Waar? In zijne betrek king van organist? Maar waarin nog meer, behalve in die grijze sleenen kerk, daar de zee tegen aan slaat? In eene geheim zinnige zaak, in eene samenspanning misschien, maar zonder in de handen van George Dy's zuster. Men had Ned slechts ,e, in dat standvastig, eerlijk gelaat te zien, om overtuigd te zijn, dat hij zoo zwak niet zijn kon.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1