NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No. 7. Zaterdag 24 Januari 1891. Twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Politie-overtredingen. BINNENLAND. Feuille ton. AMERSFOORTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Vail 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Iemand begaat de onvoorzichtigheid, op een oogenblik buiten de daartoe bij plaatselijke verordening vastge stelde uren, op den openbaren weg een karpet uit te kloppen. Wel her innert hij zich, dat het eigenlijk niet mag, maar hij denkt tevens, dat het zoo'n vaart niet loopen zal. Op het punt van politie-verordeningen heb ben de meeste menschen een nog al rekbaar gewetenzij verbeelden zich dat die dingen maar uitgevonden zijn om 't hun lastig te maken. Ongelukkig evenwel schiet daar juist een agent den hoek om. Een haastige aftocht is niet meer mogelijk, en ook de handhaver der wet, of schoon volstrekt geen »vitter" of »zoeker," kan zich niet houden alsof hij niets gezien heefthij is wel ver plicht van het feit kennis te nemen. Hij stapt dus op den zondaar toe, in den regel zal 't wel een zondares zijn, maar we willen de galanterie be trachten, vraagt diens naam eri woonplaats, en teekent ze aanhet zelfde doet hij bij een paar personen, die zich toevallig in de nabijheid be vinden, opdat hij in staat zij hen, zoo noodig, als getuigen aan te wijzen. De schuldige weet r.u, dat hij »er bij" is, dat hij «zijn dag" heeft te onthouden. Moesten gij of ik op onze manier dat zaakje uitmaken, het zou niet lang duren. De agent gaat naar zijn commissaris, en rapporteert het ge beurde deze maakt er een soort van proces-verbaal van op, zoo kort mo gelijk, dat hij naar den kantonrechter stuurt, die bij de eerstvolgende zit ting den delinquent oproept, en hem veroordeelt tot de betaling van de bepaalde boete, zegge 50 cents. Met een eenvoudige inschrijving op het register zou volstaan kunnen worden. Is de overtreder onmachtig of onwil lig te betalen, men zou hem een dag hechtenis kunnen opleggen, althans zoolang niet bij ons het systeem van gedwongen tewerkstellingisingevoerd, wat wij vrij wat beter zouden achten dan opsluiting in een gevangenisge bouw, voor een ding van zoo weinig beteekenis. Doch zoo dood eenvoudig marchee- ren de zaken niet bij ons te lande. Wie er nooit persoonlijk mee te doen heeft gehad, of niet door den aard van zijn betrekking bekend is met den loop van zulk een «rechtsgeding" kan zich geen voorstelling maken van den omslag, die er aan verbonden is. Wij moeten nederig erkennen, het ook niet zoo haarlijn te hebben ge weten. Doch onlangs, in de verga dering van de Tweede Kamer van den lGen December, bij gelegenheid van de behandeling der begrooting voor het departement van Justitie, heeft de Amsterdamsche Afgevaar digde Mr. Hartogh het zijn medeleden, voor zooverre zij evenmin op de hoogte der bijzonderheden, eens uitvoerig verteld. Dat gaat als volgt in zijn werkHet proces-verbaal, dat dooi den politie-agent is opgemaakt, wordt door den. commissaris in een register aangeteekend, daarna doorgezonden aan den burgemeester. Vanwege den burgemeester, als hoofd der politie, wordt geschreven aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het kantongerecht, dat in zijn ressort de overtreding heeft plaats gehad. Deze doet door den griffier een dagvaarding schrijven, welk gezegeld stuk den overtreder door een veldwachter (of deurwaarder) wordt gebracht. Ook eischt de ambtenaar de oproeping dei- getuigen, die op hun beurt op gelijke wijze worden gedagvaard. Daarmede is het eerste bedrijf afgeloopen. Tweede bedrijf. (Ondersteld wordt dat alles over rolletjes gaat; de ge tuigen verschijnen op den juisten tijd en de overtreder vindt geen reden om zich te verweren, dewijl het bij hem vaststaat dat hij er is ingeloo- pen.) Het openbaar ministerie draagt in openbare rechtszitting mondeling haar requisitoir voor, en vraagt voor den schuldige eene boete van 50 cents plus de kosten. Van dat requi sitoir wordt officieel en schriftelijk melding gemaakt. De griffier maakt proces-verbaal der rechtszitting. De kantonrechter doet uitspraak: het vonnis is natuurlijk in overeenstem ming met den eisch van het open baar ministerie. Is de gedaagde niet. in persoon verschenen, dan wordt hem het vonnis door den deurwaarder beteekendtevens wordt hem in ieder geval een staat van kosten overhan digd. Van den laatste wordt een af schrift gemaakt en ter registratie opgezonden. In het allergunstigste geval bedragen de kosten minstens driemaal meer dan de boete zelve. Hel derde bedrijf neemt een aan vang. Het extract-vonnis wordt door den griffier afgegeven aan den ambtenaar van liet openbaar ministerie. Deze zendt het op aan den officier van justitiede laatste aan den procureur- generaal bij het gerechtshof; deze aan den procureur-generaal bij den Hoogen Raad. Deze onderzoekt het en zendt het langs denzelfden weg terug, voorzien van een bijschrift, waaruit blijkt dat de overtreder niet alleen veroordeeld is tot 50 cents boete, maar ook, subsidiair, tot één dag hechtenis, wanneer hij niet mocht kunnen of willen betalen. Nu zendt de ontvanger van de registratie den veroordeelde een dienstbriefkaart, waarin hij wordt aangemaand om, binnen een tormijn van twee maan den, boete en kosten te zijnen kan tore te komen betalen. Geschiedt zulks niet, dan zendt de ontvanger het afschrift van den staat van kosten aan den ambtenaar van het openbaar ministerie terug ter executie van de subsidiaire hechtenis. Deze zendt den overtreder een brief, vergezeld alweder van een extract- vonnis door den griffier gereedge maakt, met den last de opgezegde straf te ondergaan. Maar er is nog niet genoeg stof opgewaaid bij die ongelukkige tapijt- klopperij. Er volgt nog een vierde bedrijf, als de man die het feit be dreef reeds zijn dag brommens heeft geleden. De griffier maakt een staat van justitiekosten van den griffier, welke staat door de handen moet gaan van den kantonrechter, den ambtenaar van het openbaar ministe rie, den officier en den procureur- generaal bij het gerechtshof. Daarna wellicht nog een briefwisseling met de Rekenkamer, over de vraag hoe veel de griffier in rekening mag brengen voor aan hem verschuldigde kosten. Ten slotte nog den staat van vonnissen, waarin de ambtenaar van het openbaar ministerie de bewuste overtreding met haar belangwekkende geschiedenis vereeuwigt. En daarmee is dan eindelijk de «cause célèbre" uit! Geen wonder dat Mr. Hartogh, nabij het slot zijner rede zeide «Na deze revue van al die pape rassen vraag ik toch in gemoede aan den Minister of het niet mogelijk zou zijn, vereenvoudiging aan te brengen. Bij al dat geschrijf heeft werkelijk niemand, tenzij de papier fabrikanten, belang. Dat langwijlige, omslachtige, maakt ook dat iemand, die van overtreding getuige is, zich wel wachten zal het feit aan f.e ge ven. Want hij zal na die aangifte herhaaldelijk nog kunnen worden las tig gevallen, en waarschijnlijk zal hij eerst twee of drie maanden later, wanneer hij die zaak lang vergeten achtte, voor den kantonrechter als getuige moeten verschijnen." De Minister evenwel is van oor deel, dat geen vereenvoudiging mo gelijk is. In zijn antwoord op het Voorloopig Verslag, wees de quaestie mede ter sprake was gebracht, had hij reeds verklaard twaalf stelsels te hebben overwogen, die geen van alle in aanmerking kunnen komen, daar zij afstuiten op het grondwettig voor schrift van de openbaarheid der rechtzittingen. De heer Hartogh deelde die meening niet, en bleet het Engelsche stelsel aanprijzen, waarbij onmiddellijke be rechting van kleine overtredingen regel isdit zou ook hij ons kunnen geschieden zonder dat de uitspraak van iiet vonnnis aan de openbaarheid onttrokken behoefde te worden. Maar aangezien wij ten onzent aan lastige formaliteiten, hoe dikwijls wij ze ook verwenschen, erg gehecht schijnen te zijn, is het niet zeer waarschijnlijk dat we in de eerste vijf-en-twintig jaren den weg zullen zien inslaan, die toch zoo uitnemend practised en bovendien in het geldelijk belang van de justitiabelen zou zijn. Want elk velletje papier, dat bij die gewichtige uitspraken en haar nasleep wordt vermorst, en de zegels die de wette lijke voorschriften verplichtend stel len, moeten zij, wanneer zij niet lie ver «er voor gaan zitten," zelf be talen. In het eerste geval komen de dubbeltjes uit de zakken der belas tingschuldigen, wat ook zijn minder aangename zijde heeft. De leden van de Eerste Kamer zijn ter vergadering bijeengeroepen tegen Maandag 26 a.s., des avonds te 81/, uur. Volgens een te 's-Hage loopend ge rucht zal de Staat pogingen in het werk stellen, om door aankoop, eigenaar te worden van het paleis van wijlen Prins Frederik in het Korte Voorhout, en moe ten de voorloopige onderhandelingen met den rentmeester van den Prins Von Wied reeds begonnen zijn. Het kapitale gebouw zou dienen tot logies voor liet personeel eener onder het Departement van Water staat ressorteerend college. Volgens de Ned. Sport heeft de mi nister van binnenlaodsche zaken afwijzend beschikt op de verzoeken der Ned. jacht- vereeniging Nimrod, waarin er op aan gedrongen wordt, dat de toepassing der wet op de hondsdolheid niet uitgestrekt worde tot honden, die zich onder toe- 26) «Ja, wat ons nu te doen staat 1" herhaalde zij op treurigen toon. «Moetik een ander huwen, terwijl de gedachten aan hem nog zoo levendig bij mijis?En zal ook deze zijn gelijk de eerste, gevoel loos, gestreng en wreedmij van zich vervreemden, zoodat er geen liefde in mijn hart kan geboren worden door mij altijd op een afstand te houden?" «Ik dacht dat uw huwelijk met Sir William Burlinson, die kinderljjke dwaas heid reeds lang uit uw hart verbannen had. Maar dan zijt gij u zelve niet gelijk gebleven." «Ik heb mijn plicht als echtgenoot ge daan, doch de droom mijner jeugd heb ik gedurende het leven van mijn echtge noot tot zwijgen weten te brengen." «En waarom die thans weder na eene scheiding van vier jaren, in het leven te rug te roepen?" «Wij zijn beiden vrjj I" antwoordde zij. «Zijt gij heel vrij? vraagde hij. «Hebt gij Hugh Aynard niet te veel beklaagd: hebt gjj in hem niet eene belangstelling betoond, die eene vrouw alleen met een zeker doel betoonen mag in één woord, hebt gij zelve hem niet aangemoedigd?" «Die arme Hugh misschien hebt gij gelijk." «Clara," zeide haar broeder, terwijl bij de hand, die hij nog in de zijne hield, vaster omklemde, «ik heb Ned Delancy niet zonder bedoeling bij ons genoodigd, ik heb hem willen toonen hoe dwaas het was eene oude liefde in hem weder op te wekken. Ik zag hoe hij u geheel ver geten had, toen ik hem verleden Zater dag een bezoek bracht, en ik meende dat het beter was, dat gij u van die waarheid zelve overtuigen mocht." «Ik heb er mij van overtuigd ik buk voor de noodzakelijkheid. Hij be schouwt mij niet meer als het gevoellooze meisje, dat hem maar al te gaarne aan zijn woord hield, en ik gevoel nu geen spijt meer dat hij gekomen is. Maar er was nog eene andere, waarom hij heden hier zijn moest die heb ik eerst in het laatste halfuur ontdekt, George." «Waarlijk I «Eene ellendige, armzalige reden,uwer onwaardig. Hugh Aynard's jaloerschheid moest worden opgewekt zijn aanzoek om mijne hand moest worden bespoedigd een aanzoek dat ik gisteren had kunnen aannemen, maar dat mij heden met schrik en afgrijzen vervult." «Gij zijt op eene onverstandige wijze romantisch," zeide Day; «ik heb voor u mijn best gedaan en echter zijt gij onte vreden op mij en over de kansen, die ik u aanbied. Gij behoeft hem niet te huwen, ik ben in staat om mijn ondergang met al de kalmte van de wijsgeeren der oud heid te gemoet te zien." «Neen, neen, George; ik wil u redden, zoo het mogelijk is. Het is eene goede partijgeen andere hoop blijft mij over. Wil ik u een klein geheim mededeelen?" «Ik dacht dat wij voor elkander geen geheimen hadden." «Geen groote; dit is althans zeer klein. Mr. Delancy heeft eene waarschuwing ontvangen van niet te komen." «Wie mag dat gedaan hebben zeide George ontsteld. «Ik zelve. Ik dacht dat zoo hij mij niet beminde, hij weg blijven zou en dan had ik geweten wat mij te doen stond. Ook meende ik dat er gevaar in was zoo hij hier kwam, hoe of waardoor wist ik niet, en dat zijne afwezigheid mij van eene verklaring zou ontslaan, die ik mij heilig voorgenomen had te geven, wanneer de gelegenheid zich mocht aanbieden." «En met de stille hoop dat hij komen zou om te bewijzen hoe zeer hij verlangde u te zien om u de hoop te geven voor hem te leven en mij geheel te vergeten mij, dien onwaardigen broeder, die altijd het een of ander plan in zijn hoofd heeft om uw welzijn te bevorderen!" «O, ik weet niet wat ik hoopte. Doch dat beteekent nu niets meer." «Hoe hebt gij hem dien brief weten te bezorgen?" «Anna Judge schreef den brief, dien ik haar heb op opgegeven, en haar vader heeft hem in Neds kamer weten neder te leggen, toen hij hem dezen morgen be zocht heeft." «Het was een gevaarlijke stap. Waar om mij niet eerst daaromtrent geraad pleegd? Gij weet," zeide hij, «dat ik al les doe, wat in mijn vermogen is om uwe toekomst te verzekeren, zonder daarbij veel op mij zeiven acht te geven. Ik zou u hebben kunnen zeggen dat het stijf hoofdig karakter van dien man hem her waarts drijven zou, juist omdat hij eene waarschuwing ontvangen had. Gij hadt hem moeten smeeken te komen, en hij zou niet gekomen zijn." «Miss Judge, my Lady," zeide de knecht die onverwacht de kamerdeur opende. Clara stond uit hare smeekende houding op en Day zag den knecht een oogenblik verbaasd aan, en vervolgens op zijn horloge. «Elf uur," zeide hij«inderdaad een laat bezoek." «Ik heb haar gisteren gezegd mij heden nog het werk, dat zij onderhanden had te huis te brengen, indien zij geld mocht noodig hebben. Laat haar binnen komen. «De bediende vertrok, en George Day zag zijne zuster besluiteloos aan. «Hebt gij Anna Judge over de betrek king gesproken, die ik door haar wensch vervuld te zien?" «Slechts zydelings." «Ik wenschte dat gij het deedt," zeide hij. «Daar het meisje u bijzonder schijnt te bevallen, zou het voor haar het middel zijn om in de wereld vooruit te komen. Zij schijnt ook niet in den stand tehuis te behooren, waarin zij zich beweegt." Na deze opmerking verliet hij de kamer, ontmoette Anna Judge op den trap en gaf haar een zijner vriendelijkste lachjes ten beste. Een diepe zucht ontsnapte hem toen Anna de kamer binnentrad en toen zij de deur achter zich gesloten had keerde hij op de teenen terug en bleef in gedachten verdiept, met de hand aan zijn voorhoofd alaan. «Slecht ben ik niet," fluisterke hij, als wilde hij zich die overtuiging opdiingen voor hij verder ging; neen niet geheel slecht, anders zou ik de spooksels niet zien, die mij telkens op mijnen weg ont moeten. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1