m iiuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. REI BOOTHUIS. Zaterdag 6 Juni 1891. Twintigste jaargang. abonnementsprijs: verschijnt woensdag en zaterdag. LaJbouwcrediet. binnenland. Feuilleton. MEHSFOORTSCIE CODBANT. VOOR Pe [u/landen 1.Franco per post door het geheele Eijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezon stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIE Ni Van 16 regels 0,+0 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Dezeagen werd door den heer W. Me: in een vergadering te Haarleieen redevoering gehou den oviandbouwcrediet, een on- derweijvan zeer acteuelen aard en var.lgemeen belang. We zul len vaiet gesprokene iets mede- deelenn er onze eigen opmer- kingeitan toevoegen. Na hetgeen van Staatswege is gedn ter bevordering van han del emijverheid, is het stellig tijd g'orden om eens aan de be- langeies landbouwers te denken. Dat dan geen crediet noodig heb ben, weieens, doch geheel ten onrece beweerd. Belangrijke ka- pitah steken zij in den grond, betali zij uit aan werkloonen, bestén zij aan hun veebeslag, en b duurt dikwijls geruimen tijd, ar zij hun geld terug kun nen rijgen. Hebben zij inmiddels aan eld behoefte, dan kunnen zij (t wel bekomen, maar ge- wooijk niet dan op voor hen alle; behalve voordeelige voor- waaien. De tusschenpersonen, die het apitaal in het bereik van den gebiiker brengen, en de bezit- terdie het tijdelijk afstaan, eischen somjds, behalve de persoonlijke en ikelijke waarborgen, zooveel voo zich, dat het overschot van de finst, 't welk dan den boer tengoede zou komen, de moeite nie loont. h het wereldverkeer de vraag nar producten doet stijgen, en hefvan het hoogste belang is die vai de beste qualiteit voort te brogen, kan een boer, die ver- stad van zijn vak heeft, zijn gel- deljke belangen niet gewisser be- harigen dan door gestadige ver betering van zijn bedrijf. Daarvoor is geld noodig, dat later wel ver meerderd terugkomt, maar dat er toch eerst moet zijn. Nu is er ka pitaal genoeg beschikbaar maar het los te krijgen, hoezeer men ook overtuigd is dat de landbou wende stand het volkomenst ver trouwen verdient, is niet gemak kelijk. De boeren moeten zich meer aanwennen, bij de bestaande ban ken aan te kloppen, liever dan zich te wenden tot particuliere, die van het verstrekken van kapitaal een voor hen voordeelig bijzaakje maken. Waar de instellingen niet gevonden worden, behoort men ze op te richten zoo noodig met steun van de Regeering in den vorm van rente-garantie. Evenals de Staat hulp verleend heeft voor een handel- en voor een kanaal maatschappij, kan hij ook zijnveel- vermogenden invloed aanwenden om de credietbanken voor den landbouw over de eerste moeielijk- heden heen te helpen. Dit was ongeveer en in hoofd trekken de gang van het betoog des Iiaarlemschen sprekers en er is zeer veel in dat onze volle in stemming heeft. De bezitter van vaste goederen is altijd in de gelegenheid, van het crediet gebruik te maken. Ja, maar toch op niet malsche voor waarden. Men neemt hypotheek en betaalt nagenoeg altijd het maximum van rente. De Staat in plaats van het crediet nemen eenigs- zins in de hand te werken, heeft het nog bemoeielijkt door de hand having der hypotheekrechten die wel is waar vroeger nog hooger waren dan tegenwoordig, maar in elk geval toch nog een belasting zijn die geheven wordt van dege nen die geld noodig hebben, dus in minder gunstige conditie ver- keeren dan zij die geld kunnen missen. Heeft men zijn schuld af gedaan, en vraagt men royeering van de hypothecaire inschrijving, dan moet er alweer betaald wor den. Een credietbank heeft dit voor, dat men er steeds terecht, kan zonder veel omslag, mits natuur lijk de waarborgen goed zijn. Doch in het belang van den landbouw achten we het noodig, inrichtingen van dien aard te hebben, die uit sluitend voor dit doel zijn bestemd, opdat er geen de minste aanlei ding besta voor speculatien in aan- deelen van staats- of spoorweg- leeningen, in stapelproducten, of wat dan ook. Het kapitaal der landbouwbank blijve uitsluitend voor den landbouw beschikbaar. De weg langs welken men tot het doel tracht te komen, zij liefst de coöperatieve kon het zoo ge schieden, dat de boeren geldschie ters en kapitaal gebruikers tegelijk waren, dan bleef de winst in de handen dergenen die haar maken. Er zijn boeren misschien niet zooveel meer als vroeger, toen de behoeften geringer waren en er minder aan vakverbetering werd besteed maar er zijn er toch, die kapitaal over hebben, en er eigen lijk geen raad mee weten, reden waarom zij het, als zij voorzich tig zijn naar de Postspaarbank brengen waar het ja, wel veilig is, maar toch niet veel op brengt, minder althans dan bij een pro ductieve aanwending zou geschie den, of, zij stellen het in han den van den notaris, die er ook een soort van bankiersbedrijf op nahoudt. Wanneer de boeren hun be langen en die hunner vakgenooten goed begrepen, dan zou met de kapitalen, die zij hebben uitstaan, een bank kunnen opgericht worden, die klinkt als een klok. En menig een werd dan in staat gesteld, van dat geld een zeer voordeelig gebruik te maken, waarvoor hij gaarne den kapitaalbezitter of aandeelhouder het hem toeko mende zou uitkeeren en nog wat voor zichzelf overhouden ook. Het geval zou zich natuurlijk dikwijls voordoen, dat dezelfde persoon aandeelhouder was der coöpera tieve vereeniging en geld van haar in gebruik kreeg; het zuivere maatschappelijke beginsel, dat met gezamenlijke krachtsinspanning groote dingen zijn te doen, vond op die wijze een practische toe passing. De heer Meijer sprak van staats hulp in den vorm van een rente- garantie. Misschien zou dit, in den eersten tijd, inderdaad noodig zijn, doch meer een offer in naam dan in werkelijkheid vragen. Want wat is het geval Indien eens een vol doend aantal personen het kapi taal, voor de landbouwcrediet- bank benoodigd,bijeenbrachten, wenschelijk ware het o. i., dat het getal dier personen niet te klein warehoe meer rechtstreeks be langhebbenden, hoe grooter kansen van slagen, dan kon zich het geval voordoen, dat de gelden niet onmiddellijk rentegevend werden gemaakt, doordien de kapitaalge bruikers, aan oude routine gewoon, nog steeds langs andere wegen aan geld trachten te komen. Dan bleven voor een deel de kapitalen aan vankelijk ongebruikt, en kon ook aan de aandeelhouders geen bil lijke rente worden uitbetaald. Welnu, hierin zou de Staat kunnen voorzien, door zelf het kapitaal, over hetwelk niet onmiddellijk wordt beschikt, tijdelijk aan de administratie van de Postspaar bank toe te vertrouwen en de rente, aan de ledenïler Coöperatie uit te keeren, tot het normaal cijfer te verhoogen. Het zou, hiervan houden we ons verzekerd, slechts een zeer kortstondige maatregel behoeven te zijn, want zoodra het crediet op den aangegeven grond slag was gevestigd, zouden de be langhebbenden wel spoedig inzien dat zij nergens beter terecht kun nen. Naar gemeld wordt zal H. K. H. de Groothertogin van Saksen tusschen den I0en en 15en dezer maand van het Loo naar Weimar terugkeferen. H. K. H. zal den eersten tijd in de om streken van Weimar doorbrengen, ver volgens een deel van den zomer op het eiland Helgoland vertoeven en niet on waarschijnlijk in het najaar wederom eenigen tijd te 's-Hage verblijf houden. Den 3. Juni zijn aan het depart, van buitenl. zaken te 's Gravenhage uit gewisseld de acten van bekrachtiging van de namens Nederland en het Duitsche rijk op 15 Nov. 1886 onderteekende ver klaring, betreffende maatregelen tegen den zoogenaamden handel in jeugdige vrouwen en meisjes. Heden zal een in ons land gedeel telijk zichtbare, ringvormige zonsverduis tering plaats hebben. Begin 's namiddags 5 u. 13 min., midden 6 u. 3. min. einde 6 u. 45 min. Vermoedelijk zullen binnenkort ge reed zijn de aan 's Rijks munt nieuw vervaardigde stempels van het tiengulden stuk met het borstbeeld van Koningin Wilhelmina, terwijl de stempels voor de zilveren pasmunt in het najaar zullen ge reed komen. 62) Doch eent ging zij naar de deur, sloot haar met den sllutel, zette zich daarua op den stoel neder, dien Anna haar had aangewezen en nam den doek van haar hoofd en schouders. Niet minder sclrikverwekkend zag zij er nu uit: haar lang p-ijs haar hing verward over haar gelaat, als ware zij eene krankzinnige. Na het eerst m<t hare beide handen achter waarts te hebbel gestreken, zeide zij „Ik ben to: u gekomen om met u te raadplegen. Ik heb het gehoord dat Lady Burlinson dezm morgen gezegd heeft dat zij mij weg zou zenden. Ik weet dat zij giste ren aan Mr. Aynard geschreven heeft, dat zij mij haat, mij, die alles gedaan heb, wat in mijn vermogen was om haar genoegen te doen en haar toch niet heb kunnen behagen. Ik heb er over nagedacht en gepeinsd, tot ik het niet langer in mijne kamer houden kon, opstond, mij aankleedde en besloot u op te zoeken. Waarom hebt gij uwe deur niet op het nachtslot gesloten?" „Dat doe ik eiken nacht." „Neen, gij vergeet het zeer dikwijls. En als gij het dan vergeet, dan kom ik hierin het midden van den nacht en sla u in uwen slaap gade en dan komt de wensch in mij op ook zulk eene dochter te hebben, die mijn ellendig bestaan mocht veraangenamen. Gis teren nog stond ik een uur voor uw bed en gij sliept zoo gerust en fluisterdet den naam uws vaders diens vaders, dien immer uwe gedachte bezig houdt!" „Gij zoudt mij een doodelijken schrik aan- jagon, zoo ik wakker werd en u zoo voor mijn bed voud staan," zeide Anna, terwijl die gedachten alleen haar reeds deed sidderen. „Ik kou niet anders, ik moest komen." „Ik begrijp u niet," zeide Anna. „Ik zal het u dan in weinige woorden zeggen," zeide zij. „Gij behoeft niet te trachten het raadsel te raden, gij zoudt het niet vinden en toch is het licht te verklaren. Ik heb eens eene dochter gehad en zij is gestorven en sedert dien tijd is mijne eenige gedachte aan haar en mijn eenig verlangen iemand te vinden die haar gelijkt." „Gij hebt mij gezegd „Dat ik nooit kinderen gehad had. Ja, maar dat was een leugen, omdat ik het niet kon dulden, dat mij naar dat kind gevraagd werd. Doch zie, dat is geheel voorbij, want ik gevoel mijvindt gij het niet vreemd? ik gevoel mij tot u aangetrokken als eene moeder tot haar kind. En gij hebt uwe moeder en ik mijn kind verloren, zoodat er eene zonderlinge symphatie tusschen ons be staan moet en nunu wil die hatelijke vrouw daar ginds ons scheiden. „Ik bid u mij niet meer van mijne moeder te sprekenik heb geleerd haar te vergeten. Zeg mij wat gij verlangt?" „Uwe moeder vergeten uwe eigene moeder? Foei, dat was wreed, wat die moeder ook mocht hebben misdaan." „Men was verplicht mij te zeggen dal ik niet over haar moest treurendat zij zulks niet verdiende. Maar .waartoe mij door uw zonderling gedrag zulk eene verklaring te ontlokken. Bestaat er eeuige reden daartoe Zoudt gij mijne moeder wellicht kennen Zijt gij mijne „Neen, neen, neen," gilde Mrs. Holmes, terwijl zij haar hoofd afwendde en met haro hand het meisje van zich scheen te willen weren, „geloof dat niet geloof niet, dat ik iets anders ben, dan hetgeen ik schijn te zijn waut ik ben geenszins ik wil zweren dat ik het niet ben. Ik ben eene weduwe, wier echtgenoot en kind beiden in het graf rusten en die een hart bezit dat smacht naar liefde en kinderlijke ge- hechtheid. Ik heb eene fatsoenlijke opvoe ding gehad en immer in fatsoenlijke krin gen geleefd. Gave God dat gij mijn kind waart, Anna Judge, want dan zoudt gij u mijner niet behoeven te schamen en gij zoudt. mij liefhebben en voor mij zorgen. Gij zijt kwaaddenkend, mijn kind, en te vaardig met uwe gevolgtrekkingen en oordeelvellingen. Geef mij een weinig water: het is mij alsof ik mijn einde voel na deren. Anna nog altijd achterdochtig, in weer wil van alle verzekeringen van Mrs. Holmes, gaf de weduwe een glas water, die het gre tig uitdronk en daarna haar grijs haar we der achterwaarts streek. „Ja, uwe moeder, riep zij met een korten' zonuwachtigen lach, „inderdaad dat- zou veel van eene roman hebben, wij ver- keeren in het werkelijke leven. Vergelijkt gij mij bij eene vrouw, die haren echtgenoot ontliep? dat is niet edel van u." „Dat heb ik u niet gezegd," zeide Anna. „Uw stilzwijgen zeide mij reeds genoeg, om het te kunnen gissen. Zeidet gij niet dat zij het niet waardig was dat gij over haar treurdet?" „Ja, dat heb ik gezegd. En dat was zij ook niet waardig; eiken dag doet het mij meer inzien, nu ik weet wie mijn vader is en wat zij moet geweest zijn." „O, ja, wat zij gedaan heeft was onge twijfeld zeer slecht. Maar waarom blijft gij van haar spreken, terwijl ik u over mij zel ve en over hetgeen mij kwelt weuschte te onderhouden „Ga voort, als het u belieft." „Des morgens kan ik u niet spreken, zonder gestoord te worden. Waarom mocht gij ook de kamer in den rechtervleugel van het gebouw de uwe niet noemen, verwijderd a haar en in mijne uabijheid zeide zij, terwijl zij driftig met haar voet op den grond stampte; „nu bon ik tot li gekomen op zelfverdediging bedacht. Lady Burlinson wensebt zich van mij te ontslaan. Zij heeft dat duidelijk in den brie! aan Mr. Aynard uitgedrukt." „Hebt gij dien brief gelezen?" „Neen maar ik ben er toch zeker vanmijn gevoel zegt het mij. En heeft zij het u dezen morgen zelve niet gezegd, dat zij Mr. Aynard over mij geschreven had?" „Gij hebt dus geluisterd?" „Ja, dat heb ik gedaan," bekende zij ronduit, „en hetgeen ik vernomen heb, maakt mij bijna waanzinnig." „En wenscht gij dan hier te blijven, al leen om mijnentwil?" „Ik geloof niet dat ik dat gezegd heb," zeide zij, hare hand over haar voorhoofd strijkende. „Maar gij verlangt toch niet van de huishoudster ontslagen te worden? ik bid u, zeg mij dat." „Neen, zoo gij u hier gelukkig gevoelt, wenscht ik het niet." „Ik ben gelukkig zeer gelukkig," zeide zij, „en gij zult mijne voorspraak zijn Zeg het aan Lady Burlinson dat ik er over "treur." Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 5