NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No 57.
Zaterdag 18 Juli 1891.
Twintigste jaargang.
VERSCHIJiYT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Wanneer?
BINNENLAND.
Feuilleton.
iMERSFOORTSCHE COUMH.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Eijlc.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUM7ER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het onderwerp, dat we thans
gaan bespreken, hadden we eigen
lijk moeten behandelen in de ge
denkwaardige dagen van Januari,
toen ons vaderland om zoo te
zeggen door ijs was geblokkeerd
en elke waterdroppel buitengewone
zorgen behoefde om niet te kris-
talliseeren. Doch beter laat dan
nooit.
We hebben namelijk plan, de
aandacht onzer lezeressen en le
zers een oogenblik bezig te houden
met iets dat ten onzent niet ge
daan kan worden, n.l. zwemmen
en baden.
En nu heeft de ondervinding
geleerd, dat er nooit geschikter
tijd is om over de oprichting van
een ijsclub te spreken niet alleen,
maar de zaak zelve ter hand te
nemen, dan wanneer de spreeuwen
wanhopig de verzengende zonne
stralen zitten aan te gapen. Men
geeft zich dan zoo gaarne over
aan de genotvolle deleberatiën
over een onderwerp welks naam
reeds een verkoelende uitwerking
te weeg brengt, en in den regel
komt het dingentje tot stand.
Het omgekeerde is ook waar.
Wanneer ieder verplicht is, zijn
jaskraag zoo hoog mogelijk op te
halen, teneinde het gevaar te ver
mijden, met bevroren neus en
ooren thuis te komen, zoekt dan
een gezellig, prettig verwarmd lo
caaltje op om een vergadering te
houden over de vorming van een
zwemclub. Tien tegen één, dat
gij slagen zult.
Op dit oogenblik nu bevinden
we ons niet in zoo gunstige om
standigheden. We vergaderen liefst
zoo min mogelijk, of het moest
zijn in klein comité van bekenden
onder de schaduw der hoornen in
Amersfoort's liefelijke omstreken.
Het zal dus een wenk zijn voor
het aanstaand vergadersaizoen.
En inderdaad, is het niet te
gek, dat er in onze gemeente, die
toch zeker niet tot de versufte en
achteruitgaande wil gerekend wor
den, geen geschikte gelegenheid
bestaat tot zwemmen en baden?
Telkens wanneer in onze courant
melding wordt gemaakt van maat
regelen, elders genomen om in
deze dringende behoefte te voor
zien, wordt er met cursieve let
ters onder geplaatst: »Wanneer
zal in Amersfoort dit goede voor
beeld gevolgd worden, of zoo
iets. Maar we zijn nog even ver
als in de dagen van Karei den
Groote, toen er hier ook geen
zwem-inrichting was, voor zoover
ons bekend.
En toch, wat heerlijke gelegen
heid Honderd gemeenten zouden
haar ons benijden. Gaat even
buiten de Koppelpoorten, en uw
oog blikt met welgevallen op de
frissche, heerlijke golven van onze
Eem, welker wateren, steeds ge
voed en ververscht door heldere
bronnen en beken, een eindje
benedenwaarts, door bezinking en
oxydatie genoegzaam ontlast zijn
van de stoffen, die de stadsbevol
king als een dankbare hulde aan
haar schoot heeft toevertrouwd.
Of moeten we nog spreken
over de dringende noodzakelijkheid
van een zwem- en badplaats voor
de volksgezondheid? Hoort eens,
daar bedanken we nu voor. Dat
is al zoo honderdduizend maal
betoogd en uiteengezet, dat wie
er nu nog niet van overtuigd is
wel zonder deze overtuiging ten
grave zal dalen. Ja, mogelijk is
hier of daar nog wel een geest
verwant van zeker Hoornsch
raadslid, dat in het jaar 1890 de
stoute stelling verkondigde »Vis-
schen hooren in 't water thuis,
maar menschen niet," doch we
gelooven hun getal niet zoo hoog
te moeten taxeeren dat er voor
elk museum van curiositeiten in
Nederland één exemplaar beschik
baar zou zijn.
Is het wellicht nog noodig
te beredeneeren hoe wenschelijk
het zou zijn dat elk tweebeenig
ongevederd en met rede begaafd
schepsel zwemmen kon? Schrijver
dezer regelen kan het helaas niet,
en daarom ziet hij niet zonder
schrik het oogenblik te gemoet
waarop het een of ander toeval
hem met het vloeibaar element
in al te innige aanraking zal
brengenmaar dat is een fout
in zijn opvoeding, die in onze
dagen niet meer moest worden
begaan.
We moeten hebben een ferm
ingericht badhuis aan de Eem,
waar onvermogenden voor
nie
mendal, minvermogenden voor een
heel klein beetje, meergegoeden
voor een matigen prijs zoo dik
wijls zij verkiezen zich de leden
kunnen verfrisschen en versterken
liefst met een zwembassin er bij
en gelegenheid om onderwijs in
het zwemmen te ontvangen. Maar
er moet niet gewacht worden
tot het gemeentebestuur tot de
oprichting overgaat, al dat
leunen op besturen maakt ons
maar slaperig en saai. Zelf moe
ten we de hoofden bij elkander
steken, de handen ineenslaan, en
in de secretaire kijken hoeveel
wij voor dat doel wel kunnen
missen. En vragen we daarna de
medewerking
bestuur, dan
uitblijven.
van het gemeente-
zal zij stellig niet
De burgemeester van Amsterdam,
mr. G. van Tienhoven, is belast met de
vorming van een nieuw Kabinet, waarin
hij zelf de portefeuille van Binnenland-
sche Zaken zal aanvaarden, terwijl zijn
opvolger als burgemeester zal wezen het
raadslid jhr. mr. C. J. den Tex, zoon
van wijlen den heer den Tex, die vdór
mr. van Tienhoven aldaar burgemeester
was.
Men schrijft aan de Amsterd. Crt.
Even als de vorige jaren, heeft ook
thans weder de hoogst willekeurige ver
deeling der overwinst onder het Staats-
spoorwegpersoneel groot misnoegen ver
wekt, waarbij zich ditmaal de klachten
van de voormalige N. R. S. ambtenaren
hebben gevoegd, wien. eenige hoogge
plaatste ambtenaren uitgezonderd, even
eens geen aandeel in die winst werden
toegekend.
Nog kort vóór dat de verdeeling van
het hoogst aanzienlijk bedrag plaats vond,
had het ambtenaarpersoneel zich gevleid,
dat de Directeur-Generaal, de heer Cluij-
senaar, eene wijziging in de verdeeling
zou hebben bevolen, maar dit bleek ook
thans weder een ijdele hoop te zijn ge
weest, helaas
Tengevolge hiervan, werden aan de eerst
aanwezende ambtenaren met bezoldigin
gen van f10,000, uitgekeerd aan overwinst
pl. m. f1400, aan chefs de bureau met
traktementen van f '1600, behalve de emo
lumenten van sommige hunner, die onge
veer f450 A f500 beloopen, f500, aan
commiezen en aan enkele klerken, die
voor 1878 reeds in de overwinst mede
deelde,f28 en de verdere ambtena
ren, nihil.
Wanneer wij nu niet, zooals de Exploi
tatie-Maatschappij dat heeft gedaan, de
oogen sluiten voor de groote, langdurige
extra diensten, die in den afgeloopen win
ter van juist dat personeel, hetwelk geen
aandeel in de overwinst is toegekend,
werden gevergd, dan is 't toch zoo onver
klaarbaar niet, dat er eens een oogenblik
en misschien wel zeer spoedig, zal komen,
waarop die zoo stiefmoederlijk bedeelde
ambtenaren, in verzet komen tegen het
«vetmesten" hunner superieuren.
Wij willen in het midden laten of juist
de in hoogere rangen geplaatste ambte
naren èn door geschiktheid, èn door ken
nis van den hun opgedragen werkkring,
èn door ijver, die hooge bezoldigingen
verdienenhet Bestuur der Spoorweg-
Maatschappij behoeft voor dat alles, naar
't schijnt, aan geen enkel lichaam verant
woording te doen.
Maar zeker is het, dat wij weldra we
der voor een vertooning geplaatst zullen
worden, die ook een jaar geleden plaats
vond, en wel bedreiging met werksta
king.
En wie draagt als't zoo ver eens komt,
daarvan de schuld
Toch zeker niet de ambtenaar, die, aan
het hoofd van een groot huisgezin, van
des morgens 7 tot des avonds 8 a 9 uur
voor een paar ellendige stuivers tot wer
ken gedoemd is
Het aangeboden adres, dat thans door
hel spoorwrgpcrsoncel in Nederland aan
de respectieve directiën is aangeboden,
zal natuurlijk niets uit werken. De be
stemming dier adressen, we weten zulks
bij ondervinding, isde snippermand
en hen, die zich verstouten om een een
beete broods meer per dag voor zich en
hun gezin te bedelen, wordt zulks bij
voorkomende gelegenheid ingepeperd!
We willen hopen, dat van hooger hand
een zeer nauwkeurig onderzoek worde
ingesteld naar de grieven en klachten
van het spoorwegpersoneel in Nederland
en daardoor de toekomst van zoo velen
hunner eindelijk dan eens wat minder
donker worde, dan zij nu is."
Naar de Arnli. Ct. meldt, is thans
definitief bepaald, dat de op te richten
cadettenschool te Alkmaar zal worden
gevestigd.
Naar aan liet Utr. Dgbl. werd me
degedeeld, zal in het volgend jaar op den
Grebschen weg het Zendingsfeest plaats
hebben.
Te Heemstede zijn weder twee
Duitschers gearresteerd, die kort te voren
waren ingebroken en diefstal hadden ge
pleegd in een bewoond huis aldaar. Zij
zijn gevankelijk naar Haarlem overgebracht
waar bleek dat éen hunner pas uit de
gevangenis was ontslagen.
74) „Kom, laat ons niet langer zulken onzin
praten. Ik ga naar de receptiezaal, en zoo
ik in uwe plaats ware
„Welnu?"
„Dat heeft hij ook gezegd," zeide zij in
zich zeiven, nadat Anna vertrokken was,
„en misschien heeft zij het ook opgemerkt.
Nu, ik zal naar bed gaan,"
Voor zij langzaam en met loomen tred
den trap was opgeklommen, gelijk eene vrouw,
die onder een zwaren last gebogen gaat,
was Anna reeds weder bij het gezelschap
en zag dat hare afwezigheid zeer goed was
opgemerkt. Het vertrek van Edmund Delancy
had op de overigen een somberen indruk
gemaakt en nu eerst bemerkten zij hoe hij
getracht had door eene vroolijke stemming
den indruk van hetgeen zij gezien hadden,
te doen verdwijnen. Allen zwegen. De som
bere gedachten van weleer waren weder in
Hugh Aynard opgekomen en niemand trachtte
ze van hem te verdrijven, zelfs Lady Bur-
linson niet, die even sombere gedachten
scheen te koesteren als hij. Mrs. Delancy
dacht aan haren geliefden zoon en zoo had
den allen stof genoeg tot denken, tot dat
het algemeene stilzwijgen door het binnen
komen van Anna Judge op eens was afge
broken.
„Wat zijt gij lang w'eg geweest," zeide
Lady Burlinsou. „Scheelt u iets? Hebt gij
Mr. Delancy nog gezien?"
„Ja, ik heb hem nog zoo even gezien
toen hij het huis verliet," zeide Auna be
daard.
„Ik meende dat ik zijne stem hoorde,
terwijl hij met u sprak. Wat kan hij in
het dorp zoo laat te doen hebben? Hij is
een geheimzinnig mensch, en toch zegt hij
alle geheimzinnigheid te haten."
„Edmund veinst nooit," zeide Mrs. De
lancy, „Ik zou meeneu dat gij dat wel wist,
Clara gij kent hem daartoe te goed."
„Hij is een goede jongen," zeide Aynard,
opstaande en het venster naderende„ik
ken geen beteren kerel dan hem."
„Dat geloof ik ook," antwoordde Mrs.
Delancy op heslissenden toon.
Aynard deed het blind open en zag we
der naar buiten in den stikdonkeren nacht.
Clara Burlinson sloeg hem een oogenblik
gade, naderde hem toen langzaam en legde
haar arm in den zijne.
„Bekommert gij u nog over dat licht,
Hugh? Is dat niet zeer zwak van u gij
die sterk zijt en mijne krachten schragen
moest
„Daar is het weder, Clara," zeide hij zacht,
als riep het mij waarschuwend toe. „Ik
kan het mij haast verbeelden, terwijl ik het
daar zoo zie, dat ik weder derwaarts terug
gekeerd beu, als de zelfde kleingeestige,
achterdochtige, ellendige man en dat de
Aynard, die nu bij u staat, niets gemeens
heeft met het geslacht der Aynards en nog
heden avond sterven zal."
„Denk liever dat de oude Aynard van
weleer daar ginds rondspookt en dat uw
eigen en beter ik thans hier voor eeuwig is."
„Ik wil trachten dat te gelooven," zeide
hij„maar ik ben zeer zwak. Gij moet sterk
zijn, Clara, en mij bijstaau om sterk te wor
den. Doch het is nu tijd om naar Ilpham
terug te keeren."
Nog toefde hij. Naast Clara in de ven
sterbank gezeten, met zijn rug naar het park
gekeerd, dacht hij er nog over, hoe geluk
kig hij in hare nabijheid was en hoe onge
lukkig hij zich gevoelde van baar verwijderd.
Eindelijk stond hij op, zag weder door het
venster, zuchtte diep, eu zeide
„Nu ga ik. Morgen zullen Ned en ik
nog een uurtje komen."
„Waarom kunt gij niet zonder hem ko
men? Waarom moet hij toch altijd met u
zijn?" vraagde zij zacht, doch met bevende
stem.
„Lieve Clara," fluisterde hij. „Zou het
mogelijk zijn dat gij hem haattet?"
„Neen, ik haat hem niet," antwoordde
zij „maar hij staat immer tusschen ons.
Misschien ben ik jaloersch van hem," voeg
de zij er op meer vroolijken toon bij, „en
verbeeld ik mij dat gij meer aan hem denkt
dan aan mij."
„Mijne lieve, ik
„Geuoeg daarvan voor dezen avond. Mor
gen zullen wij er in het breede over praten
en gij zult mij hooren biechten en daarna
zult gij mij de absolutie geven."
„Biechten?" zeide hij verwonderd.
„Ja, Biechtendenk daar nu maar eens
over tot morgen, dat is veel beter dan over
die dwaasheid, die u den geheelen avond
heeft verstoord," zeide zijen nu, goeden
nacht, Hugh."
Toen Hugh Aynard vertrokken was en
al de deuren en vensters op Tliirby Cross
gesloten en gegrendeld waren, wenschtcn
ook de drie vrouwen elkander goeden nacht
en gingen elk naar haar slaapvertrek, nadat
Lady Burlinson Clara zacht had toegefluis
terd
„lk kom straks terug. Ga dus nog niet
naar bed, maar wacht mij."
Anna had dit verwacht, want do onrust
van Mr. Aynard had zich aan Lady Bur
linson medegedeeld, ja zelfs scheen zij nog
onrustiger dan hij.
Anna Judge wachtte geruimen tijd voor
hare meesteres verscheen, doch het wachten
maakte haar niet slaperig, want het Boot
huis en hij die er was heengegaan, hielden
hare geheele ziel bezig. Zij gevoelde dat
het hare taak was het licht, dat zich daar
vertoonde, oplettend gade te slaan, ten einde
te weten of er eenig gevaar dreigde.
„Tot half een ten minste moest zij
onverpoosd toezienwanneer dan het licht
verdween, kon zij veilig gelooven dat Ed
mund Delancy buiten gevaar was, en eer
der niet. Het sloeg juist twaalf uur toen
Lady Burlinson aan hare deur tikte en
vervolgens binnentrad. Zij trad binnen met
een diepen ernst op haar gelaat en Anna
wist dat haar eene berisping wachtte, reeds
voor er een woord tusschen hen gewisseld
was. Zij wist ook dat die berisping dezelf
de zijn zou, als die welke zij van de huis
houdster bad moeten hooren, en haar boe
zem zwoegde reeds van verontwaardiging hij
de gedachte aan de vermaningen uit don
mond van spioneerende en ijverzuchtige vrou
wen.
„Anna," zeide Lady Burlinson, cn hare
stem was gejaagd, „als ik een onaangeuanre.
plicht te vervullen heb, volbreng ik dien
zoo spoedig mogelijk, en daarom moet ik u
zeggen dat uwe wijze van handelen vau
dezen avond mij geenzius beviel, en ik ben
openhartig genoeg, om u dit dadelijk te
zeggen.
Wordt vervolgd)