NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET BOOTHUIS. verschijnt woensdag en zaterdag. binnenland. No 61. Zaterdag I Augustus 1691. Twintigste jaargang. Vrnclitcn der Merniii. Feuille t on. IMEBSFOORTSCIE C0UBAHIT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Fransche Kamer van Afge vaardigden heeft dezen zomer een zwaar stuk werk verricht. Niet tevreden met de reeds tamelijk hooge invoerrechten, die van na genoeg alle artikelen van verbruik werden geheven heeft zij den afloop der bestaande handelstrac- taten benuttigd om de tarieven zoodanig op te voeren, dat zij na genoeg aan verbodsbepalingen gelijk staan. De Chineesche muur, die de grenzen omgeeft tot wering van buitenlandschen arbeid, is nog verder opgetrokken, tot aan de wolken toe: alleen heeft men hier en daar een heel, heel klein poortje gemaakt, met een stevige deur gesloten, die onder gunstige omstandigheden op een kier kan worden gezet om nog iets door te laten. De protectionistische wind giert reeds lang over de Fransche re publiek, en over haar niet alleen. Heeft men nu, van hetgeen het beschermend stelsel teweegbracht voor de algemeene welvaart, zulke prachtige uitkomsten gezien, dat zulks aanleiding gaf om het op ruimer schaal en tot de uiterste consequentie toe te passen? En omgekeerd, zijn die weinige vol ken, die tot heden toe geweigerd hebben in den grooten stroom mee te varen, maar die rustig hun standpunt bewaard hebben in af wachting eener kentering, zijn die volken er économisch zoo slecht aan toe? Wat het laatste betreft, hebben wij natuurlijk het eerst het oog te vestigen op Engeland en Ne derland, de staten van Europa waar het vrijhandelsprincipe het krachtigst gehandhaafd. wordt Vergelijkingen zijn moeielijk te maken binnen de perken van een courant-artikel, maar ook zon der cijfers, en alleen met een blik op de uitwendige omstandigheden zouden we wel durven beweren, dat die beide volken in welvaart bovenaan staan. Zeker, er wordt hier zoowel als daar geklaagd, en de redenen zijn niet denkbeeldig maar om te kunnen zeggen dat invoering van het zoogenaamd beschermend stelsel de oorzaak dier klachten zou wegnemen, moet bewezen worden dat zij elders in mindere mate aanwezig zijn. En juist het omgekeerde is het geval. De Nederlandsche landbouwer zou graag hoogere prijzen maken voor zijn producten en wijt het aan den invoer van elders dat hem dit niet mogelijk is. Zijn Fransche vakgenoot geniet van de hooge rechten, en leeft als de armste daglooner, zonder zich ooit eenige uitspanning te gunnen op die wijze alleen is hij in staat nog een kleinigheid over te houden en te zorgen dat zijn weinige kinderen, volwassen zijnde, in hun stand kunnen blijven. In Duitschland is het nog erger vandaar trekken groote troepen landbouwers alle jaren naar Amerika, om na veel tobben ein delijk een plekje te vinden waar zij rustig hun bedrijf kunnen uit oefenen. Van den invloed der hooge tarieven op den landbouw en zijn opbrengsten in Amerika kunnen we nog niet veel zeggen, daar sedert de in werking treding der M'c Kinley-wet de groote graan- uitvoeren naar Europa nog niet hebben plaats gehad. Mogelijk zullen zij wel voor een deel ach terblijven ookde vooruitzichten van den oogst zijn minder schit terend dan anders, de eigen be hoefte neemt toe. Maar zooveel is zeker, dat van die nieuwe ta rieven onmiddellijk op echt Ame- rikaansche manier is geprofiteerd, door enorme prijsverhoogingen. De lui zeiden eenvoudigAls oom Sam een dubbeltje neemt, zullen wij er een kwartje van maken. Zooiets gaat daar best, dank zij het esprit de corps dat alleen in- haligen lieden bezielt, waardoor het mogelijk is voor alles en nog wat een monopolie te scheppen. Dat de loonen zouden stijgen, evenredig met de hoogere prijzen der levensmiddelen, is gebleken een illusie te zijnin dit opzicht bleef alles vrijwel bij het oude. De werklieden moesten daar wel in berustenmen is niet ieder oogenblik in de gelegenheid om door middel van een werkstaking de loonen op te drijven, en, de Oude wereld stuurt zooveel werk krachten over den Oceaan, die de mededinging vergrooten, dat voor zichtigheid zeer is aan te bevelen. Maar de schatkist heeft er van geprofiteerd. Dat is niet tegen te spreken te meer, omdat de invoe ren uit Europa, in weerwil van het M'c Kinleytarief, niet belang rijk zijn gedaald, zoodat er aardig wat aan rechten moet zijn ont vangen, alles uit de zakken na tuurlijk van de verbruikers. Doch ziet, ook met dien goudstroom, die de groote kist van Oom Sam dreigde te overstelpen, wisten de brave lieden, in wier handen de teugels van het bewind in de groote Republiek zijn gelegd, wel raad. Vóór het nieuwe tarief had men jaarlijksche overschotten, die schulddelgen mogelijk maakten; na dien tijd staat men voor een tekort, ondanks de toeneming der inkomsten door de hoogere invoer rechten. Hoe dat mogelijk is? Hoort eens, er zijn van die staats geheimen, welke alleen te door gronden zijn door degenen, die heel erg dicht bij het laadje zit ten. Amerika telt een respectabel getal millionnars, weet u? Maar in Europa zullen toch, daar waar de hooge invoerrechten de mededinging van het buiten land uitsluiten of beperken, de loonen wél gestegen zijn? Neen, dat ook niet. Nergens zijn zij zoo hoog als in Engeland, en dat is een staat van den vrijhandel. In Duitschland zijn zij, dooreengeno- men, lager dan bij ons, terwijl door de graan- en andere rechten de levensmiddelen duurder zijn. Ge kunt het ook zien aan de gren zen 't is om innig medelijden te krijgen met die arme kleine Ger- maantjes, die vijf, zesmaal per dag van huis worden gestuurd om een broodje of een zakje meel op ons grondgebied te halen teneinde op die manier een daggeldje voor hun ouders bijeen te scharrelen. Berlijn is een groote stad, waar alles vooruitgaatprachtige woningen verrijzen als paddestoe len uit den grondbinnen weinige jaren is de bevolking verdubbeld jawel, maar ge moet niet vragen wat ellende er heerscht in elke van die twaalf tot twintig wonin gen onder één dak; wat men in onze groote steden, schoon ook daar armoede helaas niet onbe kend is, nooit ziet, aanschouwt men in Berlijnop de markt krui pen tal van knapen vechtende rond, om een weggerolden aard appel te bemachtigen. Het kenmerkende van het be schermend stelsel is dat men er wel mee kan beginnen, maar dan moeielijk het eind kan vinden. De bekende industrieel Van Marken heeft onlangs de heffing van rech ten bepleit op nijverheidsproduc ten, zich tevens tegen graanrech ten verklarende. Maar dat gaat niet op. Dan zou de boer eerst werkelijk reden tot klagen hebben, als men hem dwong meer te be talen voor zijn werktuigen en ge reedschappen, voor zijn meubelen en kleeren, maar hem belette ver goeding te vinden in verhooging van de prijzen zijner producten. Wie het een wil, moet ook het andere aanvaardengeen bevoor rechting aan één kant. Wij hebben slechts een klein getal bekende feiten in herinne ring gebracht, die niet strekken kunnen om de zegeningen van het protectionisme tot een dogma te verheffen. In ons land wordt de strijd over deze quaestie nog voort gezet men zie goed rond alvo rens van stelsel te veranderen. Het bestuur van het «Algemeen Nederlandsch Vredebond" heeft eene cir culaire uitgevaardigd, waarin het de Nederlanders opwekt om donateur of lid te worden van het Vredebond en afdee- lingen te stichten, waartoe slechts een tiental leden voldoende is. Wat het Vrede bond beoogt? Hier laten wij volgen, wat aan het hoofd van het reglement is ge plaatst: dat het oorlogvoeren moet wor den beschouwd als een onrechtmatig mid del, om geschillen tusschen Staten op te lossendat de oorlog is een wanklank in onzen tijd van beschaving en verlichting, en dat hij de zedelijke en stoffelijke be langen der natiën dreigt te vernietigen; dat alles moet worden beproefd om door andere middelen dan liet ruw geweld, het recht tusschen de volken te hand haven, en zoodoende het uitbarsten van den krijg te voorkomen, of de eens uit- 78) De chirurgien liep af en aan, een twee de geneesheer van Wolchester, dien Aynard van daar ontboden had, kwam des namid dags laat en hield een consult met hem voor het ledikant. Des avonds mochten allen, die belang in den lijder stelden een voor een zachtkens binnen komen, en nog eenmaal een- blik slaan op den vriend, dien zij waar schijnlijk in deze wereld niet zouden wederzien. Anna Judge kwam het laatst en fluister de Mrs. Delancy in het oor „O vergun mij, mevrouw, bij u te blijven." „Bij mij, miju lief kindWaarom „Hij bij was altijd zoo goed voor mij. O, Mrs. Delancy, hij zou voor mij zulk een goed, oprecht vriend geweest zijn, zoo hij in het leven was gebleven." „En dat kan hij nog, want ik kan niet gelooven dat alle hoop reeds vervlogen is; hij is nog te jong om mij nu reeds te ver laten," snikte de moeder. „Mevrouw, het is vreemd, maar zaagt gij hem daar juist aan?" zeide Anna op eens, op zachten maar tevens driftigen toon. „Neen." „Ik geloof dat hij tegen mij glimlachte. Zie hij doet het weder!" „Kindlief, gij zijt overspannen, uwe zenu wen misleiden u," zeide Mrs. Delancy. „Hij zou immers reeds lang tegen mij geglimlacht hebben, zoo hij zijn bewustzijn had. Neen, Anna, het zou niet goed voor u zijn, indien gij hier bleef om hem op te passen, met zulk een verbeelding in u." Ik ben eene zeer goede ziekenoppaster. Toen mijn vader ziek was, wilde hij van niemand iets aannemen, dan van mij, Mrs. Delancy." „Ik zal mijn zoon niet verlaten, voor ik er zelve onder bezwijk, zeide de moeder zich tot hem wendende en zacht zijne wang kussende. „Ik zal gaan, mevrouw." „Dat is goed. Misschien dat hem dat in- en uitloopen hindert. Rust is zeker voor hem zeer noodzakelijk. Edmund, mijn lieve Edmund, kent gij mij nu?" Maar het gelaat behield dezelfde uitdruk king, en misschien bezaten de beide vrouwen te veel verbeeldingskracht in hare groote be kommering. Zij stonden over hem heen ge bogen toen de deur open ging en Dr. Day binnentrad, met een gelaat waarop afmatting te lezen stond, misschien door zijne ingespan nen studiën te Londen, misschien door de vermoeienis zijner reis. Hij werd gevolgd door de heide doktoren, die reeds naar Thirby Cross ontboden waren. „Het verheugt mij dat gij gekomen zijt," zeide Mr. Delancy, hem te gemoet ijlende; „want gij zult mij hoop geven." „Zoo ik kan, Mrs. Delancygij kunt u zeer goed verbeelden dat het ook mij verheu gen zal," zeide Dokter Day, met eene ern stige buiging; „want daardoor red ik den eenen vriend en bewijs ik een dienst aan een ander." Niemand had Anna Judge bevolen de ka mer te verlaton, en zij bleef aan de deur staan en sloeg de drie mannen gade die de levensdraad van Ned Delancy te zamen in handen schenen te hebben. Zij bemerkte hoe Dokter Day langzaam het bed naderde, en zijn patient gadesloeg, en zij zag, of meende het althans te zien, dat het gelaat van den lijder op eens eene geheel andere uitdrukking aannam. Het licht zijner oogen scheen op eens den man te herkenne-D, die daar voor hem stond doch hoe verschilde die uitdrukking van den glimlach, dien zij kort te voren op dat dierbaar gelaat had meenen te bespeuren. De geneesheer, die het eerst op Thirby Cross gekomen was, scheen ook zoo iets te hebben opgemerkt, want hij zeide „Hij schijnt nu meer bewustzijn te heb ben, dokter," Maar Dokter Day had in de meeste ge vallen zijne eigene overtuiging, en liet zich door geen plattelandsgeneesheer van zijne meening afbrengen „Neen, hij is geheel bewusteloos. Wanneer is dit gebeurd Zij verhaalden het hem en hij luisterde naar alle bijzonderheden, terwijl hij de pols van den gewonde in de eene hand hield, en hij met de andere over zijn baard streek. Nadat hij van alles volkomen onderricht was, en zich van alle verschijnselen bij den patient overtuigd had, verliet dokter Day met de twee audere mannen van het zelfde beroep het ledikant. Zijn oog viel op Anna Judge, die nog immer bij do deur stond, en hij zeide „Wees zoo goed de deur te sluiten," Miss Judge. „Hoe minder men hier binnenkomt des te heter voor den zieke." Anna begreep dezen wenk, vertrok en sloot de deur achter zich. De drie dokters stonden bij den schoorsteenmantel, en Mrs. Delaucy zat voor het bed van den lijder. „Mr. Delancy zal sterven," zeide Dokter Day, zoo zacht fluisterend, dat het opmerk zaam oor eener moeder het zelfs niet hooren kon. „Hij kan zoo nog eenige dagen blijven liggen; maar leven kan hij niet." „Dat is ook mijn gevoelen," zeide de tweede dokter. „En ik," voegde de derde er bij, „twij fel er geen oogenblik aan. Het is een zeer ernstig geval, Dr. Day." „Zeer ernstig. Deel de moeder zoo voor zichtig mogelijk deze tijding mede. Ik heb er den moed niet toe ik hen geheel uitge put." Daarop verliet hij de kamer, en bleef ge- ruimen tijd in diepe gedachten in den gang staan, tot eene vrouw, die met een lantaarn in de hand hem naderde en hem uit zijn gepeins deed ontwaken. Hij zag haar lang en strak aan toen zij hem naderde en ook zij beantwoordde dien blik op dezolfde wijze. „Zoo ziet gij mij eindelijk weder hier," zeide. hij, „hoe gaarne ik ook zoude gewenscht hebbeu mij hier niet te vertooneu." „Ik kan u niet onder mijne oogen dulden. Uwe tegenwoordigheid vermeerdert mijne on rust," zeide de huishoudster. „Men heeft mij uit Londen ontboden," zeide Day. „Van Londen! Waart gij dan gisteren niet te Ilpham," zeide Day. „Neen." „Een der dienstboden heeft mij gezegd u daar gezien tc hebben." „Zij heeft zich vergist." Mrs. Holmes verwijderde zich en aan het einde van den gang gekomen zag zij nog maals om, en bemerkte dat Dokter Day nog onbeweeglijk op dezolfde plaats stond en we der in diepe gedachten verzonken was. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1