NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No 71. Zaterdag 5 September 1891. Twintigste jaargang. verschijnt woensdag en zaterdag. ZENDING. binnenland. Feuille t on. IMERSFOORTSCBE COBBAN!. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Onze vriend Nemo, snuffelende in de bladen en tijdschriften op onze leestafel, vond daar ook het laatste „Maandbericht van het Nederlandsche Zendelinggenoot schap." Eenigszins verwonderd zag hij ons aan, en vroeg„zeker bij ongeluk er tusschen geraakt?" De opheldering, die wij vroegen, bleef niet uit. Hij meende, dat het wel wat naïef is, nog aan de noodzakelijkheid van het zendings werk te gelooven. Men brengt een godsdienstleer aan menschen, die er volstrekt geen behoefte aan hebben. Straks zullen zij, in dien de arbeid slaagt, wat zeer twijfelachtig is, ook onze gods dienstige verdeeldheid overnemen en dat daarmede hun geluk zal worden bevorderd, is toch niet te denken. Bovendien worden schat ten besteed ter bereiking van een doel op grooten afstand, terwijl er in onze onmiddellijke nabijheid zoo onnoemelijk veel te doen is, waaraan we toch wel eerst onze gezamenlijke krachten mochten wijden. Dat laatste argument wordt meer gehoord, onder bijvoeging soms van geestige toespelingen op andere philanthropische wer ken, zooals het breien van kou sen voor neger kindertjes, terwijl zoo menige kleine- stumper onder onze eigen landgenooten met lom pen is bedekt. Zonder nu over vriend Nemo een ongunstig oor deel uit te spreken, moet het ons toch van het hart, dat wij de bedoelde bewering het meest ver namen van personen, die voor hetgeen zij noemen de bekeering van heidenen in eigen kring ook niet bijzonder scheutig zijn, en altijd wel een voorwendsel weten te vinden om de, beurs gesloten te houden, als een beroep wordt gedaan op hun denkbeeldige of fervaardigheid. Een directe verbreiding van het Christendom door speciaal met die taak belaste personen zou, naar het oordeel van anderen, minder noodig zijn, misschien ge heel achterwege kunnen blijven, als slecht de Christenen, te mid den van Mohammedanen of hei denen levende, het voorbeeld ga ven van een zedelijke levensop vatting, van belangeloosheid van toewijding aan het welzijn van anderen. Men zou de vrucht waar- deeren en den boom willen leeren kennen, die ze voortbrengt. Deze natuurlijke progaganda zou veel zekerder tot het doel leiden dan de veeljarige werkzaamheid van een genootschap, welks geschiede nis, om begrijpelijke redenen, zoo rijk is aan teleurstellingen. Wij zullen hierover niet twis ten. Slechte Christenen, wier voor beeld eer afschrikkend werkt dan aanmoedigt, vindt men overal, derhalve ook in Indië, het arbeids veld van het Nederlandsche zen delinggenootschap. Maar dat is juist een reden te meer om een krachtig tegenwicht aan te bie den. Indien het waar is, dat het geluk der volken, hun vermogen tot vooruitgang op elk gebied, de zuivering hunner zedelijkheidsbe grippen afhankelijk zijn van de overbrenging van het liefdebegin sel dat de kern vormt van den Christelijken godsdienstindien elke waarneming op historisch en ethnografisch terrein bewijst, dat zoowel de Istèm als het veel godendom onmachtig zijn om de natiën tot een hooger peil op te voeren, dan is de voortplan ting van het Evangelie een dei- eerste plichten van hen, die over tuigd zijn van de noodzakelijk heid het geheele menschengeslacht te maken tot een voorwerp van de broederlijke zorgen. In de zendelingen begroeten wij een keurbende van mannen, geheel doordrongen van den ernst dier verplichting. Zij kunnen zich vergissen in de keuze hunner middelenniet altijd kan gezegd worden, dat hun methode van werken gelukkig is gekozen het komt soms voor, dat het aanbren gen van kerkelijke leerstukken, duister voor het begrip der be keerlingen, of dat het nabootsen van plechtigheden welker zinne beeldige beteekenis buiten den kring van hun verstand ligt, te veel op den voorgrond staat. Maar allen toch worden bezield door denzelfden geest, dien van zelf opoffering, van algeheele toewij ding; en deze is het, die de maatschappij onder alle hemel streken nader aan haar bestemming zal brengen. De arbeid van het Genootschap onderscheidt zich door een echt practischen zinhij omvat de ge heele Indische samenleving. On derwijs en ziekenverpleging, be vordering van stoffelijke welvaart gaan hand aan hand met het godsdienstonderricht. De resulta ten blijven niet uit; het jongste jaarverslag, dat ons tot een be spreking noopte, maakt, inzonder heid wat de zending in de ooste lijke residenties van Java aangaat, een aangenamen indruk. Laat ons er bijvoegen, dat de invloed van het Christendom niet beperkt blijft tot den kring dergenen, die zich openlijk bij een gemeente aan sluiten. Er zijn tal van personen, die door allerlei redenen worden weerhouden dien stap te doen, vooral door ambtelijke betrekking of familierelaties, maar wier hou ding en denkwijze duidelijke spo ren vertoont van een, we zouden haast zeggen onbewuste inwerking der Christelijke beginselenen het is te verwachten dat een later geslacht, anders opgevoed en in nadere betrekking tot dien gods dienst gebracht, doordien het min der vooroordeelen te overwinnen zal hebben, ook meer tot toetre ding geneigd zal zijn. De kracht van het Christendom ligt voor een groot deel in den drang tot mededeeling: daarvan wordt nu een zeer merkwaardig voorbeeld gezien. Zooals bekend is, wenscht het bestuur der Deli- maatschappij de zending onder de Battaks van Sumatra te bevor deren zij verzocht en verkreeg van het Genootschap een zende ling, den heer H. C. Kruyt, en neemt al de onkosten voor haar rekening. Maar nu heeft deze ijve rige arbeider helpers noodig, en meende die het best te kunnen vinden in de Minahassa, het be kende gedeelte van Celebes, waai de zending zulke prachtige uit komsten heeft opgeleverd. Een oproeping om vier gehuwde in- landsche Christenen daar te beko men, bereid om zich met hun vrouwen in het onbekende oord te vestigen, werd terstond beant woord, en de gekozenen zijn reeds ijverig bezig zich voor hun nieuwe taak te bekwamen. Terecht wordt in het verslag gezegd„Vóór een halve eeuw was daar (in de Min.) alles nog heidensch, onbeschaafd onze zendelingen werkten er ge- ruimen tijd zonder veel vrucht te zien op hun arbeidhet uitge strooide zaad schoot echter op, en van tijd tot tijd verrezen uit de bevolking medearbeiders; zoo is de Minahassa een Christelijk land geworden met veel van de verschijnselen, die wij in andere christelijke landen waarnemen. Nergens wordt een gemeente zon der vlek of rimpel gevonden. Doch tot hiertoe bleef de uitwerking bepaald tot het land zelf. Thans zijn de uitzichten geopend, dat die zich ook naar buiten zal gaan vertoonen." Wij hebben alle redenen om die goede verwachtingen te deelen. Moge het Genootschap zooveel steun vinden, dat het met toene- menden ijver in dezelfde richting kan blijven voortgaan. De Evan gelisatie van Insulinde moet uit sluitend blijven een arbeid van de Christenen, een particulier werkelke bemoeiing van de Re geering, verder gaande dan een welwillende wegruiming van hin derpalen, zou de zaak bederven door haar op politiek terrein over te brengen. Ons aller persoonlijke medewerking wordt gevraagdzij het niet te vergeefs. Het portret van H. M. de Koningin- Regentes, waarmede koningin VVilhelmina verrast werd, is niet geschilderd, maar geëtst door prof. C. L. Dake. De ets zal waarschijnlijk in den handel worden gebracht. Naar men mededeelt, moet de mi nister van financiën ook zijn opgetreden met het ernstige voornemen, om eene comptabiliteitswet voor Nederland tot stand te brengen. 79) En daarop liet Anna haren vader bin nen, die voor Mrs. Delancy eene buiging maakte, en toen op onzen held toetrad: hem de hand schudde met zijn gelaat afgekeerd, want de kranke wist meer van John Judge's ver leden dan John Judge's dochter, en het was niet lang geleden dat zij elkander in Prim rose Street ontmoet hadden. „Gij zijt welkom, Judge; het is recht goed van u dat gij niet vertrokken zijt, zonder mij eens te bezoeken." ,,Het spijt mij u in dien staat te moeten ontmoeten." „O! ik ben er nu weer veel beter aan, vergeleken bij hetgeen ik geweest ben Judge," zeide Delancy. „Ga zitten, ik heb u heel wat te vertellen." „Ik dank u, wij hebben haast en moeten nog een lange reis maken. Ik heb gehoord wat er gebeurd is." „Hebt gij het gehoord? O! gij bedoelt die geschiedenis in het Back water. Dat be doel ik niet. Het bedreft de Unlimited Cre dit, en de aandeelen, die gij aan Mr. Rid- kine verkocht hebt. Nu, wat er ook gebeure „Ik heb mijne aandeelen niet verkocht, Mr. Delancy, ik ben blijde u dat te kunnen zeggen." „Een drievoudig hoera," riep Delancy, „hip, hip Maar misschien was het beter mij een weinig bedaard te houden, daar ik zie dat uwe dochter zich weer ongerust over mij maakt. Gij hebt dus uwe aandeelen niet verkocht? nu, op mijn woord, oude heer, ik feliciteer u, want dat is goede tijding. Moe der, wij stijgen beiden in aanzien, de De- lancys en de Judges, eu dat is voor ons bei met recht een roode letter in onzen almanak." Vijf minuten later dacht hij er zoo niet meer over. Wat het beste is ligt altijd bui ten 's menschen berekening. „Een Toode letter voor mij," zeide Mr. Judge in zijne handen wrijvende, „want het geen eerst slechts een droom is wordt later altijd waarheid." „Ja," zeide Ned langzaam, terwijl hij Anna Judge aanzag, en de waarheid begon zich reeds flauw aan hem te vertoonen en de ther mometer van zijn geluk was in weinige oogen- blikken aanmerkelijk gedaald. „Ik verkocht mijo aandeelen niet," zeide Judge, „ofschoon Mr. Ridkins mij niet met rust liet en mij telkens in het Werk Hij sloeg een smartelijken blik op zijn dochter, toen hij bijna zijn geheim van het Werkhuis geopenbaard had, doch Delancy vatte dadelijk het woord op „In uw werk, of liever op uw kantoor liet hij u zelf niet met rust? Er was hem zeker veel aan gelegen ook de uwen in zijne macht te krijgen." Mr. Judge sloeg een dankbaren blik op Mr. Delancy en zeide„Ja, hij had ze zoo gaarne van mij gekocht, en bood mij vijf shillings voor elk aandeel, alleen, zoo als hij zeide, omdat hij achting voor mij had, en toen klom hij tot tien shillings, waartoe ik bijna besloten was, toen ik er met Smith den verver over gesproken had, die het aan bod zoo niet geheel te verwerpen vond." „Smith is een oude gek." „Verschoon mij, mijnheer, Smith is mijn vriend," zeide Mr. Judge, fier het hoofd op heffende. „Dat wist ik niet. Vergeef mij. De oude Smith is van do slechtsten niet. Maar ga voort." „Juist kwam mijne zuster bij mij, die ook eenige dier aandeelen bezat en deze was van een geheel ander gevoelen. Zij vermoedde dat zij toch wel iets waard moesten zijn, zoo wel voor ons als voor Mr. Ridkins, en juist hoorden wij gisteren avond dat mijne vijf honderd aandeelen zestien honderd en vijf tig pond waard zijn. Het is wel niet veel van twintigduizend pond, doch het is ten minste voor mij een uitkomst. Ik verliet on middellijk het ik zeide dadelijk mijn pa troon mijne betrekking op, en ben nu vrij. Het geld is mij reeds tot deu laatsteu pen ning uitbetaald. Ik ben een geheel ander mensch. Nooit heb ik mij zoo recht geluk kig gevoeld. Het ongeluk van den ouden Judge heeft eindelijk opgehouden." „Van harte wensch ik u geluk." „Ik dank u. Ik weet dat het oprecht van u gemeend is," zeide Judge, „want gij zijt een oprechte kerel, en ik heb zeer dikwijls aan u gedacht, sedert wij elkander bet laatst ontmoetten. Het is alleen omdat ik u hoog acht, mijnheer, en om uwe belangstelling in een ongelukkige in een man die onge lukkig geweest is, moet ik liever zeggen dat ik n voor uwe goedheid kom bedanken, u eene bestendige goede gezondheid toe- wensch en van u afscheid nemen kom." „Afscheid nemen, ja, voor het tegenwoor- dige." „Voor altijd, mijnheer," zeide hij opge wonden. „Want ik ga ver van hier, ver van allen behalve van Anna en hare tante. Voor de dag voorbij is zijn wij reeds twee honderd mijl van hier." „Waarheen gaat gij dan?" vraagde De lancy. „Dat is ons geheim, mijnheer. Geloof niet, mijnheer, dat het is omdat ik u niet ver trouw, maar het besluit dat ik genomen heb, en waarin niets mij kan doen wankelen, is om met Anna geheel afgescheiden te leven van hen, die ik gekend heb." „Dat komt mij voor een zeer verkeerd be sluit te zijn, Mr. Judge," merkto Mrs. De lancy aan. „Mevrouw, ik heb geon behoefte aan vrien den. Anna en ik hebben aan elkanders vriend schap genoeg. Vrienden zijn mij nimmer tot iets nut geweest maar hebben mij integen deel altijd misleid." „Aangenomen," zeide Delancy somber. „Maar gij zeidet mij te vertrouwen." ï>Dat heb ik gezegd, en ik herhaal het. Maar wat beteekent dat in het tegenwoordige geval „Misschien niet veel," antwoordde Ned. „Echter vind ik het niet mooi ons allen zoo geheel te verlaten. Luister eeus, om te begiuneu met „Edmund," zeide zijne moeder. „Ik hoop niet dat gij eene nieuwe woordenwisseling met Mr. Judge zult aanvangen." „Waartoe ook ik geen tijd heb," zeide Mr. Judge gejaagd. „Ik heb nog een groo ten weg af te leggen en nog zeer veel te doen. Anna gij behoeft van daag niet te pak ken uw goed zal morgen wel door ie mand, dien uwe tante zenden zal, worden afgehaald. Gij behoeft met mij niet over mijn plan te twisten, mijnheer." „Ja, dat moet ik wel." „Dan spijt het mij zeer," zeide Mr. Judge op stelligen toon, „want ik kan u nietaan- hooren. Ik ben van daag al gejaagd en zenuw-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1