NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No 73.
Zaterdag 12 September 1891.
Twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Ambachtsonderwijs.
F euilleton.
A1HGBSF00RTSCHG COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1Franco per po9t door het geheele Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Men is eenigszins op weg om
de quaestie van het ambachts
onderwijs in een verkeerde rich
ting te leiden. Daartegen zouden
we gaarne een woord van waar
schuwing doen hooren.
Als gezegd wordt dat bevorde
ring van een betere opleiding
onzer aanstaande ambachtslieden
binnen den kring van de zorgen
der overheid moet worden getrok
ken, dan vatten velen dit zoo op,
als zou het gemeentebestuur, of
het Staatsgezag verplicht zijn over
al scholen op te richten waar de
mogelijkheid bestaat een zeker
aantal leerlingen voor een of meer
dere vakken bijeen te krijgen.
Deze oplossing van de quaestie
ware zeker wel de gemakkelijkste
maar is zij ook mogelijk?
Voor hen, die aldus redeneeren,
bestaan geen geldelijke bezwaren.
Als een zaak goed is, dan moe
ten de kosten gevonden worden,
hoe dan ook. Nu ja, maar met
dat advies komen we geen stap
verder. Het gaat niet aan, verge
lijkingen te maken met hetgeen
de staat doet voor de opleiding
van geneeskundigen, van rechts
geleerden, van ingenieurs, van
onderwijzers, van officieren. Daar
zijn algemeene belangen bij be
trokken, hetgeen van de vorming
van goede ambachtslieden niet in
dezelfde mate kan gezegd worden
De technische vaardigheid en the
oretische ontwikkeling, die de
ambachtsschool geeft, is wel voor
een deel in het voordeel der ge
meenschap, maar betreft toch
meest het particulier belang.
Het ontbreekt gelukkig niet aan
voorbeelden, die van betere opvat
tingen van de taak der overheid
in deze blijk geven. In enkele
groote gemeenten zijn het de vak-
vereenigingen, die zich de zaak
van het ambachtsonderwijs hebben
aangetrokken, en, nadat zij haar
school volgens de eigen behoeften
en inzichten hadden georganiseerd,
bij het gemeentebestuur geldelijken
steun zijn komen vragen. Elders
waren het bijzondere personen,
voor een deel buiten de ambach
ten staande, die het groote soci
aal belang eener meer rationeele
opleiding der toekomstige am
bachtslieden begrijpende, uit vrij
willige giften en jaarlijksche bij
dragen de school hebben opge
richt en onderhouden, eveneens
met gemeentelijke subsidie.
Het komt ons voor dat dit de
goede weg is. Alles op de schou
ders van de overheid te willen
leggen, gaat niet aanmen ver
dooft op die wijze het particulier
initiatief, dat zich in ons vader
land steeds zoo werkzaam heeft
betoond, en dat bij vermeerdering
van belangstelling in het lot der
genen, die hulp en leiding behoe
ven, nog tot vele dingen in staat
is.
Wordt dit beginsel in het oog
gehouden, dan is de plaats van
den staat bij de behartiging van
deze taak vanzelf aangewezen. De
gemeenten zijn bij toeneming met
zorgen overladen, en het gebeurt
niet zelden, dat de wil om een
ambachtsschool, welker goede wer
king men met welgevallen gade
slaat, welker uitbreiding men
gaarne zou willen bevorderen, te
steunen, afstuit op de onmogelijk
heid om op het gemeentelijk bud
get de noodige fondsen te vinden.
In zulke gevallen zouden wij het
zeei wenschelijk achten, dat de
Staat door het toekennen eener
jaarlijksche bijdrage te hulp kwam.
Zelfs voor de kosten van eerste
oprichting moest het verleenen
van subsidie mogelijk worden ge
maakt.
Een wettelijke regeling van het
ambachtsonderwijs, gelijk door
velen wordt verlangd, achten wij
om gelijke redenen onnoodig en
zelfs ongewenscht. Voor alles komt
het hier aan op vrije ontwikke
ling, die door wettelijke banden
eer belemmerd dan bevorderd
wordt. De ambachtsschool moet
zich kunnen wijzigen naar de be
hoeften haar bestuurders moeten,
als het noodig is, kunnen afbre-
den wat zij gisteren opbouwden.
Alleen op de resultaten komt het
aan, en het zijn niet altijd amb
telijke inspecteurs wier bevoegd
heid om deze te beoordeelen bo
ven bedenking verheven is.
Het doel, dat de voorstanders
eener geleidelijke uitbreiding van
het ambachtsonderwijs zich voor
stellen, kan het best worden be
reikt als er eenvoudig op de
staatsbegrooting een post wordt
uitgetrokken voor subsidie aan
ambachtsscholeneen koninklijk
besluit kan de voorwaarden vast
stellen, aan welke een inrichting
van dien aard zou behooren te
voldoen om aanspraak te kunnen
doen gelden op een bijdrage.
Hierbij moet natuurlijk op den
voorgrond staan, dat de leerlin
gen alvorens te worden aange
nomen, genoegzaam lager onder
wijs hebben genoten, en dat zij
dit op herhalingscursussen voort
zetten en uitbreiden, zoolang zij
aan de ambachtsschool zijn ver
bonden. Vanzelf zou dan op die
cursussen met de behoeften der
jongelieden rekening worden ge
houden; een der eerste vereisch-
ten moest zijn, dat het teekenen
en de wiskunde er een ruime
plaats besloegen. Het aandeel van
de gemeentebesturen in de vor
ming van de jeugdige werklieden
was dan tegelijkertijd mede afge
bakend.
Ons lacht zeer toe het denk
beeld, in het centrum van een
gewest, waar tevens een goede
ambachtsschool in werking is, ge
legenheid te openen tot de oplei
ding van vak-onderwijzers; men
kon die successievelijk kiezen uit
de beste leerlingen, bij wie tevens
de gave wordt opgemerkt hun
kennis en vaardigheid aan ande
ren mede te deelen. Van hen
vooral zou een beschavende in
vloed uitgaan. Reeds kan het am
bachtsonderwijs hier te lande bo
gen op een zeker aantal direc
teuren en leeraren, volkomen voor
hun taak berekend; de behoefte
zal echter toenemen, als ook dit
deel onzer volksopleiding meer tot
zijn recht komt, en er moet dan
voorraad van personeel zijn, waar
uit geschikte keuzen kunnen ge
daan worden.
Een bezwaar tegen het ambachts
onderwijs is dat de besturen, om
in de kosten eenige tegemoetko
ming te vinden, in de school voor
werpen laten vervaardigen, die
vervolgens op de eene of andere
wijze in den handel worden ge
bracht daardoor wordt tegenover
particuliere ondernemers en werk
bazen een concurrentie in het
aanzijn geroepen waarop zij, om
begrijpelijke redenen, geenszins
gesteld zijn. Hoe dit. nadeel te
verhoeden? Men kan toch ook niet
altijd waardelooze studievoorwer-
pen laten maken: de praktijk van
het vak vereischt, dat men de
dingen vervaardigt op ware grootte
en zooals zij in het gebruik wor
den verlangd.
Werd ons gevraagd een middel
aan te wijzen, waardoor deze
moeiclijkheid geheel werd wegge
nomen, we zouden het antwoord
schuldig moeten blijven; zelfs de
deskundigen op het laatste nijver
heidscongres te Haarlem hebben
het niet kunnen geven. Alleen
zijn we van meening, dat langs
onderscheiden wegen aan het be
zwaar eenigszins kan worden te
gemoet gekomen. Is de verkoop
onvermijdelijk, dan geschiede hij
in elk geval nooit tegen lagere
prijzen, dan die door de mannen
van het vak aan hun afnemers in
rekening worden gebracht; dan
kan er ten minste geen sprake
zijn van een mededinging, van die
eens gewonen ondernemers ver
schillende doordien zij onder gun-
omstandigheden optreedt,
zou men de daartoe
werkstukken kunnen
bestemmen tot prijzen voor de
leerlingen zelf, als aanmoediging
en blijk van tevredenheid. Einde
lijk nog zijn er wel bij, die kun
nen worden verstrekt aan instel
lingen van liefdadigheidin menig
behoeftig gezin zou een of ander
meubelstuk of huishoudelijk arti
kel hoogst welkom zijn.
Over al deze dingen, die we zoo
terloops aanstipten, hopen we dat
men eens zijn gedachten laat gaan.
De opleiding van handwerkslieden
toch is een quaestie van groot
sociaal gewicht, die in hooge mate
de belangstelling verdient, welke
haar meer dan vroeger wordt ge
schonken.
stiger
Vervolgens
geschikte
90) „Ik weet niet in welk opzicht gij baar
gelukkig gemaakt hebt," zeide Mr. Judge
met verontwaardiging; „gij zijt goed voor
haar geweest, daar twijfel ik niet aan zij
heeft het mij ook gezegd."
„Ja, maar zoo heen te gaan, zonder zich
om mij te bekommeren I"
„Verschoon mij, mevrouw, maar zij zeide
niet te willen vertrekken, voor dat gij te
huis waart," zeide Mr. Judge. Vergun mij
u te zeggen, dat ondankbaarheid niet tot
de gebreken mijner dochter behoort. Het ligt
niet in de familie."
„Neen; maar hoe ongelukkig zal ik zon
der haar zijn," voegde zij er bij, toen de
gedachte dat zij Anna geheel en voor altijd
verloor, zich met meer kracht dan te voren
verhief, „want in weerwil van alles heb ik
haar lief."
„Dat verwondert mij niet; iedereen be
mint haar."
„Ja iedereen," voegde Lady Bnrlinson er
in gedachte langzaam bij.
„Maar gij zeidet: in weerwil van alles,
en dat doet mij vermoeden dat er trekken
in het karakter mijner dochter zijn, die haar
in uwe achting doen dalen. Wilt gij zoo
goed zijn u daaromtrent te verklaren."
„Ik heb niets te verklaren, Mr. J udge
bier is Anna, zij kan voor zich zelve spre
ken. O, Anna!" riep zij uit, onze heldin
aan den trap te gemoet komende, „ik moet u
dan voor altijd verliezen."
„Ja, mylady, ik moet met hem gaan waar
heen hij het verlangt. Het is eene belofte."
„En uw hart wenscht het ook," zeide haar
vader. „Zeg haar dat."
„Ja; wat zon er dan in staat zijn dien
wensch te weerstaan Ik ben gereed om met
u te gaan naar het uiterste einde der wereld,
en voor u immer eene liefhebbende dochter
te zijn. Ik ben geheel gereed."
„Nog één oogenblik, Anna," zeide Lady
Bnrlinson„die haast bevalt mij niet hij
is ongepast gij behandelt mij niet mooi.
Ik tracht de zaak geheel te doorgronden,
maar ik heb ze nog niet kunnen vatten.
Gij gaat dus voor altijd van hier?"
„Voor altijd."
„Verlaat gij hem voor altijd?" vraagde
zij zacht fluisterende.
„StilJa, voor altijd I"
„Arm kind, eerst meende ik dat het mij
niet 9peet niet erg speet toen zij het
mij het eerst zeiden," ging zij fluisterende
voort; „want hij stond tusschen de liefde,
die in onze harten voor elkander ontstaan
was, en hij deed mij bijna u haten. Maar
nu, Anna, nu zie ik dat uw vertrek voor
mij een gemis zal zijn, welk eene vriendin
ik verlies, welk eene getrouwe vrieudin, die
niuimer te vervangen is, zoolang ik ieef.
Blijf om zijnent- en mijnentwil. Ik ben niet
langer uwe mededingster ik bemin hem
niet langer, op mijn woordhij is voor mij
verloren en ik maak plaats voer u."
„Ik bid u, spreek zacht," smeekte Anna.
„Vader ik ben gereed."
„Zult gij mij nu en dan schrijven
„Zoo vader het mij wil vergunnen," zeide
Anna; „zoo niet, och, geloof dan niet, dat
ik u vergeten heb dat ik ooit mijne
goede meesteres en vriendin vergeten zal,
wier geluk, hoop ik, door mijn vertrek be
vestigd wordt."
„Vaarwel. Denk dikwijls aan mij. Vaar
wel, maar niet voor altijd."
„Ja, Lady Burlinson, voor altijd," zeide
Mr. Judge op ernstigen toon, „zij verlangt
dit zoowel als wij, en onze levensweg moet
voortaan eene geheel andere richting nemen
dan de uwe. En het spijt haar niet, niet
waar?" voegde hij er bij Anna aanziende,
toen deze Lady Burlinson omhelsd en den
arm baars vaders genomen had.
„Neen, vader, ik gevoel geen spijt."
„Dan nemen wij voor altijd van u en
uw huis afscheid, mevrouw," zeide de oude
op fleren toon.
„Noen, neen," gilde eene stem op den
trap. en het was een woeste, wanhopige kreet,
die allen verschrikt deed omzien en met
vrees vervulde. „Ik gedraag het niet ik
kan het niet langer dragon, Anna, om der
wille uwer moeder, ga niet!"
Eu bij deze woorden vloog de huishoud
ster, die deze woorden had uitgegild den
trap af, naderde Anna, viel voor hare
voeten op do knieën neder en voor een man
en eene vrouw, die met afschuw en schrik
in hunne blikken voor haar terugdeinsden.
„Om der wille uwer moeder uwer ei
gene moeder, Anna ga zoo niet heen
ACHT EN DERTIGSTE HOOFDSTUK,
Anna's keuze.
Schrik en ontsteltenis hcersehte in het por
taal van het huis van Mr. Aynard. Op het
oogenblik van vertrek had hen, die dien dag
alleen van geluk gesproken en gedroomd
hadden, een ramp getroffen, die niet licht
te herstellen, zelfs voor anderen niet te ver
klaren was, want die vrouw met die verwil
derde blikken bleef daar steeds op den mar
meren grond geknield liggen, terwijl zij de
japon van Anna Judge krampachtig tusschen
hare handen hield geklemd.
De dienstboden hadden den gil gehoord,
waren komen toeschieten en bleven verbaasd
op eenen afstand staan, het niet kunnende
gelooven dat de vrouw die, daar zoo harts
tochtelijk en troosteloos lag neergeknield, de
zelfde persoon was, die met zooveel kalmte
de huishouding op Thirby Cross bestuurde.
Mrs. Delancy lag over de leuning vau den
trap het tooneel te aanschouwen cn begreep
op eens de waarheid want Mrs. Holmes
had haar bijna haar geheelen levensloop ver
haald en Lady Burlinson had in hare
ontsteltenis een schuilplaats te midden der
dienstboden gezocht.
Eu zij, wie dit tooneel inzonderheid aan
ging, stonden daar in een groep en begre
pen alles tot in de kleinste bijzonderheden.
De oude Judge, van zijn 9chok nog niet be
komen, de man wiens leven eene aaneenscha
keling van schokken geweest was stond
bevende en naar adem hijgende, met de eene
band naar zijn stok grijpende, als ware de
last, dien hij dragen moest, te zwaar voor
hem. Anna Judge zag ontsteld en met eene
uitdrukking van smarf neder op hare wan
hopige moeder, en Mary Judge, de standvas-
tigste van het drietal, staarde bezorgd haren
broeder aan, als vreesde zij voor hem de ge
volgen dezen zonderlinge ontmoeting, zonder
daarbij iu het minst acht te slaan op do
vrouw, die daar nedergeknield lag.
„Ga niet heen," herhaalde Mrs, Holmes,
naar Anna opziende en hare japon nog vast
geklemd houdende; „bedenk wie ik ben, en