NIEUW 1
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No. 81.
Zaterdag 10 October 1891.
Twintigste jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien:
V er wachting en.
Staten-Generaal.
Feuille t on.
AMSBSFOORTSCHE CODHiNT.
VOOR
Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Grooto letters en vignetten naar plaatsruimte.
Voor het algemeen is het op
treden van den nieuwen Minister
van Koloniën in de Indische pers
met ingenomenheid begroetzelfs
gaat het Batavia'sch Handelsblad
zoo ver van te beweren, dat hij
de eenige is, die aan het Minis
terie een politieke rede van be
staan verzekeren kan.
Dat men daarginds de dingen
door een specifiek-Indischen bril
bekijkt, en dat naar het oordeel
der journalisten aldaar Indië de
heele wereld is, kunnen we ge
makkelijk begrijpen en toegeven.
Voor ons is de verhouding eenigs-
zins anders, en we vergenoegen
ons met (le eenvoudige uecuigrng
dat we zeer gaarne Indië die her
vormingen zullen zien schenken,
voor welke de tijd rijp is, er
bijvoegende dat wij in den heer
Van Dedem den man verwelkomen,
die weet wat hij wil en den moed
bezit de hinderpalen weg te rui
men, die de toepassing van de
nieuwere denkbeelden op koloniaal
gebied beletten.
Die denkbeelden worden lang
zamerhand algemeen gehuldigd,
en wachten slechts op de prac-
tische hand, die de invoering voor
bereidt en de uitvoering regelt. We
weten allen, dat de tijd gekomen
is om de koloniale besturen tot
meerdere politieke zelfstandigheid
te roependat het niet meer aan
gaat, die uitgestekte gewesten op
het Binnenhof te besturen. Doch
oude banden mogen niet zoo op
eens worden losgemaakt; er is
tijd noodig om nieuwe toestanden
in het aanzijn te roepen. Elke her
vorming, die op stel en sprong
werd tot stand gebracht, hand
haafde zich slechts een korten tijd,
om weldra plaats te maken voor
een meer of minder snellen terug
keer tot de vroegere inrichting.
Daarentegen, wordt de wet dei-
geregelde ontwikkeling toegepast,
dan is eenige duurzaamheid te
wachten.
Het ideaal van dezen Minister,
wiens vele geschriften hem hebben
doen kennen als bezield met een
warm hart voor het welzijn van
Indië, begaafd ook met een hel
der hoofd, dat gebruik weet te
maken van de vruchten van eigen
en anderer studiën en ervaringen,
is in de eerste plaats scheiding
van de koloniale financiën van
die van liet moederland, waartoe
'f: «ebruik makcn-ic
m zijn recht van initiatie! als
lid der Tweede Kamer, een wets
ontwerp aanbood dat echter de
goedkeuring der meerderheid niet
kon verwerven. Toen reeds werd
hem door sommige zijner politieke
vrienden in overweging gegeven,
ook een administratieve scheiding
in zijn voorstel op te nemen, in
dien zin, dat de zelfregeering dei-
plaatselijke besturen zou worden
uitgebreid. De kans echter, om
deze hervorming tot stand te zien
komen, was destijds vrij gering.
Toch gelooven wij het er voor te
mogen houden, dat de heer Van
Dedem gaarne de koers in die
richting zou nemen, maar wijselijk
wenscht te doen voorafgaan wat
op dit oogenblik het meest uit
voerbaar is.
Daartoe behoort in de eerste
plaats een betere regeling der
financiën zelve, die de eventueele
scheiding gemakkelijker zalmaken;
want inderdaad is er geen gering
bezwaar aan verbonden, Indië aan
zichzelf over te laten zoolang we
niet verzekerd zijn dat het in eigen
behoetten kan voorzien. Belasting
verhooging nu is onvermijdelijk
om tot dit doel te geraken, ge
paard aan vereenvoudiging en be
zuiniging van het beheer. Maar
verhooging van lasten is niet doen
lijk, als de draagkracht niet wordt
vermeerderd, en dat kan alleen
geschieden door den aanleg van
openbare werken, die een beteie
bebouwing van den grond bevor
deren, en van verkeerswegen.
Dat is alzoo het begin van het
hervormingswerk, en blijkens de
Indische Begrooting is de Minister
reeds ijverig in de weer om dit
ked,eveJ&,.vaP,xPJM» M
irrigatie-werken, een regeling van
het watergebruik en van den af
voer van te overvloedig water ver
kregen, dan worden zoowel de
veldarbeid van den kleinen man
als de groote cultures, die een
bron van voordeelen zijn voor den
vlijtigen inlander zoowel als voor
den Europeeschen ondernemer,
meer productief gemaakt, en be
staat de mogelijkheid hen in rui
mer mate te doen bijdragen in
de koloniale inkomsten.
Voor dergelijke uitgaven is een
leening alleszins gewettigd, mede
tot dekking van de tekorten op
vroegere diensten. Dat zulk een
financiële operatie alle kansen van
slagen zou hebben, is boven eiken
twijfel verheven, en zoowel om
politieke als om économische re
denen zouden wij het hoogst wen-
schelijk achten, dat er uitsluitend
Nederlandsch kapitaal in werd ge
stoken. Om de voorwaarden zoo
gunstig mogelijk te maken, be
hoort het moederland de rente
en de aflossingen te waarborgen,
wat niets meer zou zijn dan een
formaliteit, doch in het oog van
den geldschieter van niet geringe
beteekenis.
Vereenvoudiging van de admi
nistratie is een tweede punt,
waarop reeds dadelijk de aandacht
des minister geverstigd is, Hier
en daar een greep te doen, zon
der verband met het geheel, ligt
niet in zijn bedoelinghij wenscht
de voorstellen af te wachten van
een te benoemen commissie van
enquête, geleid door een zelfstan
dig deskundige, die naar de ge
heele inrichting van het nogal in
gewikkelde raderwerk een onder-
zflLDeNïêiuJg fitfijUsviu,-
nen, de heer Brooshooft, de
bekende redacteur van »De Loco
motief heeft zijn waardeerende be
schouwing over den heer Van
Dedem reeds vergezeld doen gaan
van de opmerking dat hij zich,
bij zijn goede bedoelingen, steeds
een overtuigd belijder heeft ge-
van het festina lente, wij
achten dit eer een voordeel dan
het tegenovergestelde. De zucht
om zich langzaam te haasten is
in een staatsman een goede eigen
schap, mits hij zich haaste. En
dat de heer van Denern zich bij
zijn optreden niet onmiddellijk ont
last heeft van een volledig pro
gramma van hervormingente
genstander van de opiumpacht,
ons niet de invoering van de regie
binnen een bepaald tijdverloop
heeft voorgespiegeld, is volstrekt
geen bewijs dat hij het bij de
eerste stappen op den goeden weg
zal laten.
Met de beste verwachtingen
spreken wij dan ook den wensch
uit, dat zoowel Indië als het moe
derland van de werkzaamheid
van dezen Minister, in overeen
stemming met den Gouverneur-
Generaal, vele en rijke vruchten
mogen inoogsten.
■gBBBHgaa»
In de vergadering der Tweede Kamer
van Woensdag hield de heer Vun der
Borch zijn vroeger aangekondigde inter
pellatie over den toestand der kleine
rivieren in Gelderland en Overijsel, waar
door bij herhaling groote schade wordt
veroorzaakt. Spr. wenschte te vernemen
of de Win. voornemens is maatregelen te
nemen in het belang der kleine rivieren,
die door het buitenland worden gevoed,
siaflu aer onaerzoeKingen mede, en be
twistte de verplichting van het Rijk om
alle kleine rivieren te verbeteren, zonder
onderscheid van belang en zonder te letten
op de vraag of zij veel of weinig water
uit het buitenland ontvangen. De Min.
hoopi evenwel zoo spoedig mogelijk een
regeling aan het oordeel der Kamer te
onderwerpen.
De heer Borgesius herinnerde den heer
Van der Borch dat deze in 1888, toen
spr. streed voor het te hulp komen van
de noodlijdende streken, zich daartegen
verzette, en bepleitte voor de Berkelstreek
het geven van meerdere subsidie in het
belang van den landbouw. Ook de heeren
Kielstra en G. Van Dedem drongen aan
op spoedige hulp. De heer Van der Borch
ontkende de inconsequentie, waarvan de
heer Borgesius hem beschuldigde, ver
klaarde zich door het antwoord van den
Min. niet bevredigd, en hoopte dat de
Min. nog tot het besluit zal komen dat
de geheele verbetering der kleine rivieren
voor rekening van het Rijk zal worden
genomen.
Na de aanneming van een drietal con-
clusiën is de Kamer tot nadeie bijeen
roeping gescheiden.
#7) En nu had de zuster de terugkomst
van George Day afgewacht, en alles was don-
ker rondom hen. Beiden zagen met vrees de
toekomst te gemoet, maar zij had meer moed
dan hij, ten minste als zij te zamen waren,
om de gevolgen af te wachten.
Hij geleidde zijne zuster naar de zgkamer,
sloot de deur, zoodat zij thans met hun
kommer en zorg alleen waren. Day was ge
heel moedeloos en beefde zeer: reeds meer-
mnlen had hij op den rand des afgronds ge
staan en er geen voordeel uitgetrokken
maar nooit had hij dien zoo van nabij ge
zien als thans.
„Er blijft ons niets meer te doen over,
Glara, dan er ons in te schikkenzeide hij
met moedeloosheid in stem en gelaat. „Alles
waarnaar wij gestreefd hebben is in stukken
versplinterd."
„Datgene waarnaar gij meer gestreefd hebt,
dan ik," zeide zij, „want gij weet mijn
streven was alleen om eerlijk te zijn, en
u te helpen."
„Ik had al mijne plannen zoo juist be
raamd en de uitkomsten zoo nauwkeurig be
rekend," zeide hij, „toen de eeue mispas,
die mij naar het Boothuis voerde, het ge
heele netwerk verbrak als rag en ons tot den
toestand bracht, waarin wij nu verkeeren."
„Naar het Boothuis? Op dien nacht,
George? Dien nacht toch niet, toen
„Ja. Vraag later aan Delancy dat hij u
de geheele geschiedenis verhale. Ik ben er
niet toe in staat. Ik ging er been voor u,
opdat Ayuard niet dwazer zijn zou dan ik
mij verbeeldde, en u na uw huwelijk niet
zoude mishandelen, en er waren bewijzen
zeer sterke bewijzen noodig om hem en u
te redden. Delancy dacht dat mijn doel was
om door u het beheer over al zijne bezittin
gen te krijgen, maar daaraan had ik niet
eens gedacht, en en tegen dien tijd zou
ik rijk geweest zijn en niemands bezittingen
verlangd hebben. Waarom zou Delancy zoo
slecht over mij gedacht hebben?"
„Gij hebt Delancy dus die wonde toege
bracht? O, George, is het mogelijk dat gij
zoo diep gevallen zijt?"
„Denk het ergste van mij, Clara; ik heb
niets tot mijne verontschuldiging in te bren
gen," zuchtte hij. „Ik ben geheel geruineerd."
„Toch niet geheel?"
„Er is geen redding meer mogelijk. Ik
zou de zwaarte van dien slag niet zoo gevoe
len, indien ik u ook niet in mijn ondergang
had medegesleeptmaar het ergste is geko
men."
„Wij zullen bij elkander blijven, George.
Wij zullen een landstadje zoeken, waar nie
mand ons kent, en daar kunnen wij een be
ter en eerlijker leven beginnen."
„Gij zult mij nu niet zien volgen."
„Neen, gij zult mij niet alleen laten,"
riep zijwij moeten bij elkander blijven."
„Nu, dat is van later zorg, daarover zul
len wij morgen spreken. Bedenk echter dat
er voor u, zonder mij, de mogelijkheid be
staat in den hand te blijven, waarin gij be
hoort, en schande het eenige is dat mij te
wachten staat. Tracht dat te beproeven,
Clara."
„Dat kan ik niet," snikte zij.
„Ik geloof dat er voor u nog de moge
lijkheid bestaat Edmund Delancy te huwen.
Met hem zoudt gij gelukkig zijn, dat weet
iken zoo ik hem nog voor u, uit de puin-
hoopen van al mijn streven gered heb, zou
ik dannogkunnentreure.il? ik wil niet lan
ger een struikelblok op uwen weg zijn, dat
zweer ik."
„Waarheen gaat gij dan? Wat deukt gij
te doen
„Zeer eenvoudig; mijne crediteuren ont
snappen," zeide hij met een onheilspeilenden
lach om de lippen. „Goeden nacht; gij zult
zonder mij gelukkiger zijn."
„Maar ik zal u toch wederzien Gij gaat
immers nu nog niet heen?"
„Gij zult mij wederzien," zeide hij in ge
dachte „ik verlaat heden het huis niet.
Goeden nacht."
Hij drukte daarop een kus op hare lippen,
vertrok naar zijn studeervertrek, en belde zijn
knecht, Roberts.
„Roberts," zeide hij, toen deze binnen was
gekomen en de deur achter zich gesloten bad,
„gij zijt op uwe manier een goede en ge
trouwe dienstknecht geweest, gij deinsdet voor
niets terug, wal iu het belang van uw heer
was, en wist meer van hem dan iemand
anders. Gij moet dadelijk mijn dienst verla-
ten."
Uw dienst verlaten, mijnheerriep de
knecht verbaasd.
„Ik ben geruineerd en er blijft mij geen
keus meer over om mij van verderf en schande
te redden. Roberts gij zult in gindsche por
tefeuille een bankbillet van honderd pond
vinden; neem dat en vertrek."
Dat alles kwam Roberts onbegrijpelijk voor
bij nam het geschenk dankbaar aan, en kon
het maar niet begrijpen, hoe zijn meester, die
zeide totaal geruineerd te zijn, zulk een aan
val van edelmoedigheid hebben kon.
„En, Roberts, neem deze waarschuwing
van mij ter harte," zeide hij met den mees
ten ernst, „en vermijd voortaan alle schel
menstreken want ten slotte brengen zij toch
geen voordeel aan, en vele dingen kunnen
ten laatste samenloopen, die zich geheel te
gen u verklaren, en alle vooruitzicht van wel
slagen vernietigen. Leef eerlijk zoo gij
kunt, Roberts."
„Ik ben voornemens een herberg van mijne
spaarpenningen te begiunen," zeide Ro
berts.
„Geef u dan maar niet aan den drank
over, en gij zult uw brood wel viuden. Goe
den avond."
Roberts vertrok, terwijl bij zijn dank en
leedwezen in eenen adem uitdrukte, en Dok
ter Day stond op, sloot de deur achter hem
toe, ging weder in zijn stoel zitten, en be
gon een blik in de toekomst te werpen met
zooveel bedaardheid als hem mogelijk was.
„Ik heb het laatste geld dat ik bezat
weggogeven," zeide hij, „het zou mijne cre
diteuren, welker aantal legio is, niet gebaat
hebben. Het einde der geheele geschiedenis
is nabij. Zoo al mijne planneu waren ge
lukt, daii zou ik liet leven genoten hebben
niet geslaagd zijnde, wat nut mij dan nog
miju leven?"
Hij opende zijn lessenaar en nam het
fleschje, dat wij hem nog eenmaal in handen
zagen hebben, en beschouwde het lang en
oplettend.
„Niemand dan Clara zal mij beweenon,"
zeide hij, „en Clara zal spoedig te troosten
zijnwant ofschoon zij zeer goedaardig en
gevoelig is, was zij toch nimmer eene vrouw-
die diep gevoelde niet als Mary Judge,
die ik zoo slecht behandeld heb."