MIIUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
ÜET BOOTHUIS.
Politie-verordeningen.
binnenland.
No. 85.
Zaterdag 24 October 1891.
Twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Feuille t on.
AMERSFOORTSCIE COURANT.
VUo.
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Er wordt nogal eens geklaagd
over de, zooals men meent, al te
groote zorg van plaatselijke be
sturen om allerlei voorschriften
te geven en regelen vast te stel
len, naar welke de burgerij zich
te gedragen heeft. Naar de ge
bruikelijke voorstelling is dat een
bijzondere liefhebberij, een neiging
om toe te geven aan machtsver
toon daar is ook een naam voor
uitgevonden, juist geschikt om de
zaak in een hatelijk daglicht te
plaatsen, het bekende woord »heu-
romanie."
Is dat oordeel billijk?
We zullen toegeven, er worden
soms bepalingen gemaakt, wier
geringste gebrek daarin bestaat,
dat zij geheel overbodig zijneen
vergelijkende studie van de ge
schiedenis der gemeentelijke wet
geving zou wellicht nu en dan
een vermakelijke bladzijde ople
veren. Maar, het middel om dat
beter te krijgen ligt voor de hand.
Het eigenhandige van de gemeen
ten in Nederland is, dat zij min
of meer huiselijk zijn georgani
seerd, dat de burgerij in nauwe
aanraking komt met den plaatse
lijken wetgever, dat men onder
ling over allerlei dingen van ge
dachten kan wisselen; bezwaren,
ook in eenvoudigen vorm geop
perd, bereiken gemakkelijk het
oor dergenen, tot wier taak het
behoort ze, zoo noodig, uit den
weg te ruimen. Daarenboven heb
ben we nog de plaatselijke pers,
die opmerkingen over toestanden
en regelingen, welke men verkeerd
acht, onder het oog van allen
brengt.
Van andere voorschriften wordt
gezegd, dat zij niet kunnen ge
handhaafd worden, of, zoo als
dat men zich daartoe geen ge
noegzame moeite geeft. Dat is een
ernstiger grieve; beter mag het
genoemd worden, geen wetten te
hebben, dan dezulke waarmede
de overtreders een loopje nemen.
Wij wenschen geenszins, dat elke
inbreuk op de politie-verordenin
gen onmiddellijk aanleiding zou
geven tot een strafvervolginghoe
rustiger de werkring is van den
kantonrechter, hoe beter, en wij
begrijpen ten volle, dat niet die
politie-beambten bij hun meerde
ren het best staan aangeschreven,
die hen met processen-verbaal als
het ware bestormen. Doch de
strafbare feiten mogen niet onop
gemerkt blijven, niet met ooglui
king worden toegelatenhet oog
der wet moet geopend zijn. Kan,
wanneer er geen opzet is, geen
nadeel wordt toegebracht, een
waarschuwing volstaan, dat
deze dan ook niet achterwege
blijve. De nuttigste en tegelijk de
meest populairs politie-beambten
zijn zij, die door hun waakzaam
heid de overtredingen weten te
voorkomen.
Doch dat het noodig is, de sa
menleving in een gemeente aan
zekere voorschriften te binden,
die bestemd zijn om te maken
dat men elkander niet hindert, is
aan geen redelijken twijfel onder
hevig. Alle menschen zijn nu een
maal zoo wijs niet dat zij precies
weten, wat zij doen of laten moeten
om eikander en ook zichzelven
geen schade te veroorzaken, en
met al onze humaniteits begrip
pen hebben we het zoo ver nog
niet gebracht, dat de belangen
onzer buren en medeburgers ons
steeds helder genoeg voor de aan
dacht staan.
Daar hebt ge, b. v., het groote
belang van de openbare gezond
heid. Als iemand moederziel al
leen in een huisje op de heide
woont, dan kan hij zich met be
trekking tot de verontreiniging
van bodem en lucht, voor het
water bestaat daar minder gevaar,
allerlei vrijheden ver-oorlovenin
de dichtbebouwde kom eener ge
meente behooren we te dien op
zichte de meeste behoedzaamheid
te betrachten. Hoe meer vorde
ringen de wetenschap maakt, des
te dieper worden we doordrongen
van het besef der groote gevaren,
die onze gezondheid bedreigen
als de voorschriften der reinheid
niet worden in acht genomen
is het daarom niet zeer natuur
lijk, is het niet plichtmatig, dat
de gemeente-besturen al het mo
gelijke in het werk stellen om te
zorgen dat de drie groote facto
ren van het lichamelijk welzijn,
bodem, water en lucht, rein ge
houden worden?
En wanneer nu, ten spot van
de bestaande voorschriften, een
eenzaam huismoedertje 's morgens
haar deur ontsluipt voorzien van
»een emmertje vuil," eerst rechts,
dan links gluurt of zij o >k de
blinkende knoopen van een politie
man in de verte kan waarnemen,
om, als het onderzoek naar wensch
uitvalt, bedaard eenige schreden
naar den walkant te doen en het
geen zij kwijt wil zijn aan de
rustige golven der stadsgracht toe
te vertrouwen, moeten we dan
niet zeggen dat zoo'n burgeresje
noodzakelijk tot de orde dient ge
roepen te worden? Is het niet
ergerlijk, dat men soms diezelfde
grachten ziet bezigen als begraaf
plaatsen in figuurlijken zin,
van allerlei gedierte, slachtoffers
van onderscheiden ziekten?
Zoo is het ook met andere
dingen. Tapijten moeten uitgeklopt
worden, en niet ieder heeft daar
voor een tuin beschikbaar; maal
laat dan de last, en het wezen
lijk gevaar dat uit de inademing
der zwevende stoffen onstaat, tot
een minimum worden terugge
bracht door er een uur voor te
kiezen waarop weinig voorbijgan
gers zich op de straat bewegen.
In zekere gemeente was bepaald
dat het niet na negen uur mocht ge
daan worden, en nu was het ge
woonte geworden, om dat werk
te verrichten tusschen halfnegen
en negen uur, juist als de straten
wemelen van schoolgaande kinde
ren zoo weinig besef hebben soms
de menschen van hetgeen zij je
gens elkander zijn verplicht.
In stede van vermindering, zou
den wij wel uitbreiding van po-
litie-zorgen willen bepleiten, ook
in verband met een verscherpte
Rijkswetgeving. Er zijn soms kleine
industrieën, die de lucht op een
hooggaande manier bedervenmen
iaat ze ongehinderd toe, als maar
bewezen kan worden dat de uit
wasemingen geen giftige bestand-
deelen--bevatten. Maar dat de om
wonenden genoodzaakt zijn, deu
ren en ramen vast
houden om den
geur te ontgaan, dat schijnt
niet in aanmerking te komen.
Eerst dan zal de Overheid haar
bemoeingen in deze kunnen be
perken, als de menschen uit ei
gen beweging de gemeenschap
pelijke belanhen gaan behartigen.
Het is een teeken van zeer on
gesloten te
volkomen beschaving, dat nog zoo
veel „keuren" noodig zijn, dat
„bekeringen" als dwangmiddelen
moeten worden aangewend. Ook
op deze zaak is van toepassing
wat van vele andere kan gezegd
wordenHet doordringen van het
ware humaniteitsbeginsel zal de
haan effen maken.
»'l Heefi Hare Majesteit de Koningin-
Regentes behaagd de opdracht te aanvaar
den van het nieuwe werk van den grijzen
hofprediker. Dr. C. E. van Koetsveld, dat
onder den titel van De vrouw in den
Bijbel" (compleet in 6 aflevering a 50
cents) deze week bij de uitgevers Van
Holkema Warendorf te Amsterdam,is
verschenen."
De Haagsche correspondent van de
Zutph. Ct. deelt mede:
Ben ik goed ingelicht, dan zal de mi
nister Pierson binnenkort komen meteen
omvangrijk plan, waardoor o. n. een einde
zal worden gemaakt aan liet privilege van
het roerend vermogen. Tevens is in be
werking eene nieuwe belasting op het
personeel.
Men meldt van Urk aan de Hoarl. Ct.
„Alhier is bij het afbreken van een
zeer oud huis een aarden potje in den
grond gevonden, bevattende honderd een
en twintig Spaansche en Duitsche mun
ten uit den lijd van Maximiliaan Karei
V en Philips II. De meeste hebben de
grootte van een kwartje, maar een vier
tal heeft de grootte van een rijksdaalder
en eenige andere die var. een gulden.
De Spaansche munten maken verreweg
de meerderheid uit."
Het personeel der Veenendaalsche
stoomspinnerij en weverij» eischt loons-
verhooging. De wevers vijf percent, de
spinners meer. Het hieiomtrent te nemen
besluit zal Vrijdag door de directie, die
te Amsterdam is gevestigd, worden me
degedeeld.
Men spreekt van werkstaking, indien
aan den eisch geen gevolg wordt gegeven.
De wevers gingen in deze voor, en de
spinners volgden spoedig.
101) „Na twintig of dertig jaren," zeide De-
lancy koeltjes. „Mijne geliefde heeft geen
haast, en ik kan ook wachten."
,/tIs vreemd," zeide Ayuard. „Ik begrijp
u niet geheelik heb u eigenlijk nooit begre
pen/' voegde hij er met een zucht bij.
Gij wantrouwt mij dus weder."
„Ja, al mijne vroegere denkbeelden zijn
terruggekeerd zelfs nog somberder en vree-
selijker gedachten dan te voren en ik
vertrouw niemand meer."
„Hugh Aynard," zeide Delancy, zijne hand
op den schouder zijns vriends leggende met
een ernst, die zijne uitwerking op zijn zwak
ken toehoorder niet miste, wien hij immer
een schertser toegeschenen had, „hem, wien
gij het leven gered hebt, moogt gij uw ver
trouwen niet onthouden. Vertrouw het aan
hem toe u te bevrijden van de zwakheid en
de ellende, waaraan gij zoo lafhartig t e-
geeft, in plaats van er als een man tegen te
strijden.
„Ik ben een lafaard," stamelde Aynard.
„En ik verlaat u niet, want ik vertrouw
u. Een oprecht vriend geef ik niet op, ook
zal ik nimmer dulden dat hij mij opgeeft.
Nauw aaneen gesloten zullen wij onzen le
vensweg bewandelen door de duisternis heen,
die ons van alle kanten omringt, tot wij er
door been geworsteld zullen zijn, en een blik
achterwaarts slaande zeggen kunnen„Zie,
aan welke gevaren wij oDtkomeu zijn."
„Gij zijt^ sterk en ik ben zwak/' zeide
Aynard.
„Daarom juist sluiten wij ons nauw aan
elkander, daarom beschouw ik u als mijn
broeder, over wien ik kan waken, en die,
wanneer de tijd en nood daar is, over mij
waken zal. Aynard 1 geloof niet dat ik hot
ooit vergeten zal, wat gij voor mij geweest
zijt uwe belangstelling iu mij, toen ik den
dood zoo nabij was dat ik u hier zoo ge
heel aan u zeiven zal overlaten, daar ik weet
welk een edel hart gij hebt en welk een j
trouw vriend gij ijn kunt. Neen, ik dacht
dat gij anders over mij dacht."
En inderdaad, Aynard was zeer zwak;
want hij bedekte zijn gelaat met beide ban
den en weende als een kind.
„Ik ik wist niet dat ik één vriend in
de wereld had," zeide hij, „of dat er iemand
was, die in mijn belang stelde. Het verheugt
mij zulks van u te hooren, Ned, en toch zal
ik deze plaats niet verlaten."
„Dan moet ik bij u blijven," zeide De
lancy op stelligen toon. „Gij wildet mij bier
niet alleen laten, toen ik in gevaar was, en
gij zijt thans in grooter gevaar dan ik ooit
was, Hugh."
Hij opende het venster en riep den schip
per toe
„Hoe is het met het getij?"
„Het is gekeerd; ik hoop dat gij u niet
lang meer zult ophouden, mijnheer."
„Gij kunt vertrekken," zeide Delancy, „cn
breng ons morgen eeuigo levensmiddelen.
Nog een oogenblik. Ik zal u een briefje
voor Mrs. Siuimonds medegeven
Hij zette zich neder om te schrijven, opende
eene der boeken op de tafel, scheurde er een
blad uit en begon in haast eenige bevelen
op te schrijven vooreerst moest aan Mr.
Weston worden medegedeeld dat de organist
de dienst den volgenden morgen niet zou
kunnen bijwonendan mocht zijne moeder
nog niet gezegd worden, waar hij op bet
oogenblik was en bovendien nog eenige an
dere bevelen, die hem deden duizelen en
noodzaakten zich aan de tafel vast te houden,
ten einde niet van zijn stoel te vallen.
Toen hij opzag, stond Hugh Aynard over
hem heen gebogen.
„Gij zijt ziek," riep Aynard. „Gij waart
nog niet sterk genoeg om hier te komen.
Keer dus dadelijk terug."
„Ik verzeker u dat ik bliji," zeide Delan
cy zwak.
„Gij hebt te veel van uwe krachten ge
vergd, dat zie ik nu duidelijk. Keer daarom
dadelijk met den schipper naar Ilpham terug,
of deze plaats zal u dooden."
„Ik .zal in eene minuut beter zijn. Ik ver
trek niet."
Hij was stijfhoofdig tot op het laatste
oogenblik toe; het was zijn natuurlijk gebrek
en wat toegeven was, kende hij niet. Voor
een oogenblik wist hij Diets meer van bet
geen hem omgaf, dan alleen dat het Boot-
huis met hem ronddraaide en Aynard hem
bij zijn naam noemde; toen was alles als
een nevel rondom hem en hij had een onaan
genaam gebel en geruisch in zijne oorenen
toen hij weder tot zich zeiven kwam, lag hij
in de boot op het Backwater en voer naar
den oever van Ilpham.
„Houd op," riep hij op eens den schip
per toe. „Waar is Mr. Aynard? Breng mij
dadelijk bij hem terug."
„Ik ben bij u, Ned," zeide Aynard, die
Delancy's hoofd ondersteunde en tegen zijne
borst liet rusten. Zoo kon ik u niet laten
gaan. Ik ga met u mede."
„Voor goed, oude jongen
„Voor goed, of niet voor goed, dat weet
ik niet, maar zooveel weet ik, dat ik met-u
terugkeer tot het leven, waartoe gij mij
dringt."
„Ja, het is mijne schuld. Ik ben recht
blijde dat gij niet stijf hoofdig zijt," zeide De
lancy, nog steeds zeer zwak; „stijfhoofdig
heid is geen deugd."
„Spreek nu niets meer. Gij hebt door
mij op te zoeken meer gedaan dan uwe krach
ten u toelieten. Blijf dus zoo rustig tegen
mij aanliggen, Neden tracht eon weinig te
slapen."
„Zeer goed. Neem dan uwe knieën uit
mijn rug zoo gij kunt
Aynard zag hoe hij zijne .oogen sloot eu
Delancy sliep gedurende deo gcheelen tocht,
terwijl zijn zonderlinge vriend over hen» de
wacht hield en hem met den grooten blauwen
mantel, dien hij met zich van liet Hol ge
nomen had, tegen den nachtwind beschutte.
„Zoudt gij deuken dat gij naar Prospect
Terrace kunt loopen, Ned?" vraagde Aynard,
toen zij aan wal gekomen waren.
„Met behulp van uwen arm, twijfel ik
niet of het zal welgaan," zeide Delancy; en
wel langzaam doch gestadig voortgaande, be
reikten de beide vrienden eindelijk de woning
au Mrs Simmouds.
„O. lieve Heinel, heeft er weder een on
geluk plaats gehad?" riep Mrs. Simmonds,
die de deur voor ben opende. „Wat ziet die
goede jongeu er bleek uit."
,,De goede jongen is zeer wel, Mrs. Sim
monds," zeide Delancy. ,,En alles gaat goed
of zal ten minste goed gaan."
„Er is een heer boven, Mr. Delancy die
uover eene gewichtige aangelegenheid wenscht
te spreken, zegt hij, want hij wilde niet ver
trekken." (Wordt vervolgd.)