NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET BOOTilUIS. No. 97. Zaterdag 5 December 1891. Twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. SINTERKLAAS. F euilleton. <kiH SMEBSFOORTSCHE COOBANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonder! ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezeDden uiterlijk Dinsdag cn Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Zoolang oud Nederland zal be staan, dat wil ook zeggen, zoolang in het gemoed van ons volk de genietingen, voortvloeiende uit het samenzijn aan den huis lijken haard en uit den omgang met kinderen gewaardeerd zullen worden, zal ook het ^avondje van Sint Niklaas" op een mooi blaadje van ons feestboek prijken, want wie heeft er ooit van ge hoord, dat pogingen zijn gedaan om dit feest af te schaffen, of zelfs hooren klagen dat er de aardig heid af gaat Wel hooren we nu en dan be weren, dat we er mee op den verkeerden weg geraken, en te veel aan weelde offeren. Vergelijkt de uitstallingen der winkels met hetgeen ge voor vijftig jaar hebt gezien, en erkent dan, dat de vroegere eenvoud ver te zoeken is. Zeker spreekwoord zegt: Een kinderhand is gauw gevuld. Nu ja, altijd het handje van een kind uit de vorige eeuw. Want tegen woordig Och, we kennen die klacht. En indien zij nu alleen op den Sint- Nicolaas van toepassing ware, dan zou het ons niet te veel zijn er naar te luisteren. Thans hebben we daartoe geen tijd en ook geen lust, omdat we zeer goed begrij pen, dat we eindelijk terecht zul len komen bij het algemeen be zwaar, dat er te veel aan weelde zucht wordt weggegeven. En daar over kunnen we hij een andere gelegenheid weieens praten. Nie mand wil, als hij het maar eenigs- zins missen kan, op den avond der vriendelijke geschenken en verrassen de surprises" schriel zijn, en het spreekt vanzelf dat onze ijverige winkeliers wel zor gen, dat het ons aan een ruime keus niet ontbreekt. Hoe zou het toch komen, dat Sint-Nicolaas een zoo bij uitne mendheid Nederlandsch feest is? Want in andere landen, waar hij eveneens gevierd wordt, werd hij klaarblijkelijk of door landgenoo- ten van ons geïmporteerd, of van ons afgekeken, en alleen daar komt hij volkomen tot zijn recht, is hij inderdaad populair gewor den, waar onze taal wordt gespro ken of althans onze nationale tra- ditiën in eere worden gehouden. Toch heeft de »goed-heiligman" der Grieksch-Katholieke kerk uit de vierde eeuw niets met onze afkomst of historie gemeen, is hij in alle opzichten een vreemde voor ons. De liedjes onzer kinde ren laten hem suit Spanje» arri- veeren, waar hij, zoover ons be kend, ook nooit is geweest. Welke wonderlijke samenloop van om standigheden heeft een aartsbis schop uit Klein-Azië binnen onze landpalen geplaatst op een voet stuk zoo hoog, dat zelfs in de dagen van het strengst Calvisme, toen alles wat maar naar veree ring der heiligen zweemde, on voorwaardelijk werd afgekeurd, zijn nagedachtenis toch is blijven voortleven in de herinnering eener op versnaperingen beluste jeugd? Wij weten er niets van, en la ten gaarne aan historievorschers en oudheidkenners de eer, dit ge heimzinnig sluiertje op te lichten. Dat Sint-Nicolaas sinds de elfde eeuw, toen kooplieden uit de Ita- liaansche stad Bali zijn lijk uit het Oosten naar hun woonplaats overbrachten, als beschermers der zeelieden geldt, we hopen dat er aan gedacht mag zijn bij het lezen van een aanvraag om een gave voor de oude zeerobhen in de Prins-Hendrikstichting te Eg- mond verklaart de zaak niet voldoendeimmers, de Hollanders waren na dien tijd niet de eenige zeevaarders van Europa? Alleen heldert dit het feit op, dat eenige van onze vaderlandsche steden hem tot beschermheilige hebben gekozen, doch ook daarmee heeft onze jeugd niets te maken. Wel kent zij iets van zijn legendarische weldadigheid, van de leuke ma nier, waarop hij gewoon was de lui gelukkig te maken, en van zijn bijzondere mildheid jegens het jonge volk. Misschien is dat laatste wel genoeg, en bekommert men zich minder om den historischen oorsprong van het kinderfeest. 't Zij zoo. Wij zullen het ook maar niet doen. Eigenlijk hebben wij den avond vóór den 6de De cember, die, wij herinneren het even terloops, de sterfdag is geweest van den goeden aarts bisschop van Myra, te beschou wen als het eerste in de reeks van feesten, die de laatste maand van het scheidend jaar kenmer ken. Dat hebben wij ten minste van onze heidensche voorvaderen geërfddezen vierden in de maand der winterrust, van 6 Dec. tot 6 Jan., een zeker aantal huise lijke en vriendschappelijke feesten, waar van de datums later door de Christelijke wereld zijn over genomen en een bijzondere wij ding ontvingen. Er werd zoo even gesproken van een vergelijking tusschen voorheen en thans Ouderen van dagen herinneren zich, dat het Sint-Nicolaas feest kunnen jeugd meer in kleinen kring was be perkt: een of ander familielid nam de rol van den Sint op zich en trad, in een schilderachtig fan- taisie- kostuum het vertrek bin nen, waar de kleinen zijn komst niet zonder zekere spanning ver beidden dan volgde een enquête naar gedrag en vlijt, die niet al te streng werd opgevat, en een uitdeeling van liefelijkheden. En dan die romantische nacht, gedu rende welken wij te vergeefs poog den te worstelen tegen den slaap om het jaarlijks terugkeerende wonder te aanschouwen van zoo'n grooten man op een nog grooter paard, nederdalende door de nauwe schoorsteenopening, wat ons wel immer een mysterie moest blijven, helaasdaar de natuur met onze beste voornemens den draak stak. En dan het blij ontwaken, als we nog in schemerdonker blootsvoets heensloopen naar de plek, waar des avonds de schoen was neder gezet, terwijl een oogenblik later het huis in rep en roer werd ge bracht door de vreugdekreten bij de blijde ontdekking! Het jonge volkje van heden schijnt wat po sitiever te zijn geworden kleuters van vier jaren laten zich niet meer wijsmaken dat er zulke vreemde dingen gebeuren kunnen. Of we dit nu een aanwinst mo gen noemen? Maar wat we wel zeer beslist als een vooruitgang mogen be groeten, is dat er thans niet meer zoo uitsluitend aan eigen omge ving wordt gedacht. Er wordt een ruimer plaats aan den feestdisch gegeven aan het kind des armen, wiens ouders niet bij machte zijn een offergave te brengen op het al taar van den kinderheilige. Wij ko men meer en meer tot het besef, dat er een goede lesschuiltindelegende van den weldoener uit het Oos ten ook hij voelde zich het meest aangetrokken tot de kleinen, wier eerste levensjaren reeds onder de prikkel der armoede leden. Een opwekking, ons van het onze af te staan ten behoeve ner misdeelde kleinen, is niet meer noodig; in schier elke gemeente heeft men thans commissiën van vrienden en vriendinnen der arme kleinen, die hun tijd en moeite gaarne wijden aan de voorbereiding van het kinderfeest, en die slechts de gelegenheid hebben te openen om van een ruimen oogst van liefde gaven verzekerd te zijn. Zoo is het immer? Eerst als we aan dezen duren plicht hebben voldaan kunnen we met een gerust hart ons neder zetten te midden der onzen, en met volle teugen ons laven aan den beker der huiselijke vreugde. Dan kunnen we opnieuw ervaren, hoe waar het is dat kleine ge schenken de tolken zijn van groote genegenheden, en dat er werke lijk geen vreugde bestaat dieniet in de eerste plaats zich over an deren moet verspreiden. Zoo op gevat, is het Sinterklaasfeest het welsprekendst pleidooi tegen de propaganda van het égoïsme als het eenig richtsnoer van de han delingen eens verstandigen mans door kinderen te zijn met de klei nen om ons heen, verbreken we voor een wijle de boeien der pro zaïsche beslommeringen en wordt de reinste poëzie ons deel. Hoe waar dus, dat Sint Nicolaas een goed- heiligman is 1 EEN EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Goede tijding. 102) De koude Novembermaand vond de sa menspan ners en hen tegen wie samengespan nen werd nog te Llandudno bijeen. De scherpe koude winden die tusschen de rotsen loeiden hadden Hugh Aynard noch Mrs. Judge schrik aangejaagd. Hugh Aynard verbeidde nog altijd de tij ding uit Londen en las met eene zeldzame- volharding de eerste kolom van de Times en kon het zich maar niet begrijpen, waarom zij zoo lang toefden, wetende dat hij alleen daardoor van hen verwijderd bleef. Hij was sterker en beter dan hij geweest was, en de vrees van hen weder te Londen te ontmoeten was minder groot. Hij geloofde zelfs dat hij den moed had hen door zijne plotselinge ver schijning te verrassen, en hij was er reeds toe besloten, daar het mogelijk zijn kon dat er iets gedurende zijne afwezigheid had plaats gehad dat een hinderpaal tot het huwelijk had in den weg gelegd. In elk geval zou hij binnen weinige weken schrijveu en het duister, waarin hij zich gehuld had, doen verdwijnen. Zij zouden zich verheugen te vernemen dat hij eene volmaakte gezondheid genoot; dat hij goed gezelschap gevonden had, en dat Anna Judge voor hem even openhartig, vriendelijk en goed als eene zus ter voor hem was, waarom hij ze, en om haar zelve en om Clara, als eene vriendin beschouwde. Mrs. Judge kon Hugh Aynard geenszins bevallen, ofschoon zij wel haar haar best deed hem te doen begrijpen dat zij vroeger hooger in stand geweest was dan huishoudster en ook dat zij die betrekking ook thans beneden zich achtte. En ofschoon hij haar niet tot zijn vertrouwden omgang verlangde, droeg hij haar achting toe voor de diensten hem vroeger bewezen. Zij was eccentriek, zoowel als hij, en zij hadden daarin elkander niets toe te gevenbovendieu was zij eene vrouw die, hoewel grillig en lichtgeraakt, evenwel hare dochter innig liefhad. Hij zag dit, en toch gevoelde hij zich tegenover haar nooit op zijn gemak telkens kwam bij hem de ge dachte op aan hunne eerste ontmoeting te Llandudno, en schoon het hem niet in het minst aanging, toch wenschte hij dit gaarne te weten, wie het mocht geweest zijn, dien zij op dien mistigen Septemberavond wachtte. En echter verdacht hij haar niet, daartoe had zij hem als huishoudster te getrouw ge diend en te openhartig hare meening gezegd, en er waren oogenblikken dat bij zich zelf beschuldigde van Mr. Judge niet met die be leefdheid en oplettendheid te behandelen, waarop zij door hare oprechtheid en haar stand aanspraak had. Hare openhartigheid beviel hem zij verborg niets voor hemmaar op zekeren dag meende hij dat zij hare openhartigheid te ver dreef, en zaden van nieuwe onheilen uitgestrooid had. Zij kwam alleen op de Promenade en Aynard miste dadelijk hare dochter. Hij was er zoo aan gewoon haar te zamen te zien zij waren als het ware beiden een deel van zijn morgenwandeling geworden dat zij onmiddelijk vraagde „Waar is Miss Anna?" „Zij pakt onzen koffers, Mr. Aynard zeide Mrs. Judge; „'t is wel geen zeer groote taak, want onze garde-robe is niet zeer uitgebreid." „Hare koffers pakkengaat gij dan van hier „Ja, de leefwijze te Llandudno is nog al kostbaar, en wij hebben een dubbele huur te betalen, zoolang wij hier blijven. Au na is weder beter, zoodat wij morgen of over morgen weder naar Aber denken te trekken/' „Dat is eene verrassing," zeide Aynard in gedachte. ,Het is een plotseling besluit, doch meer van Anna dan van mij. Deze plaats is zij moede, om de eentonigheid en de koude, die hier thans heerscht; en toch is Aber even koud en onze woning even dicht aan de zee, als hier de Promenade. „Zij heeft wellicht eene andere reden." „Dat zou ik wel bijna gelooven." Mr. Aynard zweeg eenige oogenblikken, en beiden waudelden te zaaien eenigeu tijd zwij gend voort. Hij was iemand die immer zijne meening ronduit zeide. en daar er weder hier iets was dat hem eenigzins raadselachtig voor kwam. begou hij op eens „Wilt gij mij de ware reden niet zeggeu- waarom zij zoo op eens verlangt te vertrek ken?" „Bijna niet," zeide Mrs. Judge op eene min of meer verlegen toon. „Ben ik er wellicht de oorzaak van?" „Gij mijnheer? O, Mr. Aynard, wat doet u zulks denken „Ik ben hier reeds te lang geweest en heb mijn gezelschap als het ware aan u op gedrongen," zeide Ayuard, zonder omwegen* „Ik ben u in den weg geweest, en heb te veel van uwe dochter gevergd. Het spijt mij maar hare beste vrienden zijn de mijnen, en het was mij altijd eene genoegen met haar over hem te spreken. "Voor gij bier kwaarat, was ik geheel alleen," voegde hij er tot zijne verschooning bij. Thans was het de beurt aan Mrs. Judge om zich te verklaren. Zoo zij hem op dit onderwerp had willen brengen, kon zij het niet behendiger hebben aangelegd. Het spel had zij thans geheel in hnuden, en de kaar ten waren gemakkelijk te spelen. „Mr. Aynard, ik zal openhartig met u zijn," zeide zij, hem vrijmoedig aanziende, en alle vertoon van schroom of gejaagdheid af leggende, „want wij moeten niet scheiden, terwijl gij zulke onbillijke gedachten van ons koestert. Ofschoon mijne dochter zelve ver- laugt naar Aber terug te keeren, verheugt mij toch zelve haar besluit. Het is voor mij een last van bet hart het bespaart mij een groote oirust." „Ik begrijp u niet," zeide Aynard en zij- delingschen blik op haar slaande. Verschoon mij, dat ik zoo ronduit mijne meening zeg, maar het is mijne gewoontF niet iets te verbergen, wat mij op het ha4: drukt. Ik beschouw u nog als mijn mee» en mij zeiven nog immer als de huisboiG i wier plicht het is niets te verheeleo. Ik geloof niet, dat het goed is, dat gi; zoo dikwijls ziet, ja, dat gij haar tot]: vriendin, bijna eene vertrouweling maakt! geef mij, maar zij is een jong, one meisje, die nog zoo weinig met de schappij bekend is, bovendien licht voor indrukken, daarom is het voor WK-Jv mij beter dat wij van hier gaan," «SSs^, 'KS tot,?;-* nt-u -V

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1