NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. DE BLINDE 1100LSPEELSTER. Officiëele Publicatiën. No. 12. Woensdag 10 Februari 1892. Een-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. F euilleton. AMERSFOORTSCHE COVRANT. VOO?. abonnementsprijs: Per 3 Uidanden 1,Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT Gezieu de aanschrijving van den heer Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht van den 19. Januari 1892, No. 3 N. M. en S. (Provinciaalblad No. 9); Gelet op de artt. 27 on 28 der wet van den 19. Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), benevens artt. 20 en 21 van het koninklijk besluit d.d. 8 Mei 1862 (Staatsblad No. 46), Doen te weten, dat de loting der in het vorig jaar voor de militie ingeschrevenen, behoorende tot de lichting van 1892, in het gebouw AltfICITIA, aan het Plant soen; tusschen d« Utrechtsche en Arn- hemschepoorten alhier gelegenzal ge schieden op Maaiidag, den 29 Febru ari 1892, aautevaugen des voormiddags te TIEN UREN. En voorts dat op Donderdag, den 18 en Zaterdag, den 20 Februari aanslaande, telkens van 's voormiddags, 10 tot 1 uur des namiddags, door of vanwege de lotelingen (gesteund door twee getuigen) bij den Burgemeester ten raadbuize aan vraag kan geschieden voor de getuigschrif ten, vermeld in de 2. en 3 zinsneden van art. 23 der wet, ter bekoming van vrijstel ling wegens broederdienst, of op grond van te zijn eeDige wettige zoon (zonder een of meer halve broeders te hebben); luidende voormeld art. 63 in zijn geheel als volgt: „Om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of dien van broeders te verkrijgen, moet men overleggen een paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uittreksel uit het stamboek, of een bewijs van werkel ijken dienst." „Ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst moet men bovendien overleg gen een getuigschrift van den Burgemeester, waaruit het getal zonen, tot het gezin be hoorende, blijkt." „Vrijstelling als eenige wettige zoon wordt verleend op overlegging van een getuigschrift van den Burgemeester, waaruit blijkt dat men eenige wettige zoon is." En art. 21 van aangehaald koninklijk be sluit „Het bewijsstuk, vermeld in de eerste zin snede van art. 53 der wet, wordt ten mii»9te tien dagen vóór den dag (den tweeden Maan dag in Maart), waarop de eerste zitting vau den Militieraad wordt geopend, ingeleverd bij den Burgemeester der gemeente, in welke de loteling, die vrijstelling verlangt wegens eigen militairen dienst of dien van eenen broeder of broeders, Yoor de militie is in ge-, schreven." Amersfoort, den 8 Februari 1892. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Burgemeester F. D. SCHIMMELPENNINCK. De SecretariSj W. L. SCHELTUS. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gezieu de aanschrijving van den heer Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, d.d. 30 Januari 1892, No. 7 Az. (Provinciaalblad No. 13) en art. 228 der gemeentewet, Brengen ter keunis van de ingezetenen, dat ingeyolge de wet van 8 November 1815 (Staatsblad No. 51), alle vorderingen ten laste van Rijk over het jaar 1891, vóór den 1. Juli e. k. moeten worden ingediend bij de autoriteiten door wie de bevelen tot het doen vaa leverantiën zijn gegevenen dat de belanghebbenden, die hiertoe van de tus- schenkomst des gemeentebestuurs wenschen gebruik te maken, hunne declaratiën vóór den 30. Juni aanstaande ter Secretarie be- kooren inteleveren; terwijl voorts in herin nering wordt gebracht, dat de vorderingen over 1891, ten laste van deze Gemeente, vóór laatstgemeld tijdstip ter Secretarie moe ten zijn ingediend. Amersfoort, den 8. Februari 1892. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Burgemeester F. D. SCHIMMELPENNINCK De Secretaris W. L. SCHELTUS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente AMERSFOORT, Gelet op een besluit vau den Heer Com missaris der Koniugiu dd. 30 Januari 1892, No. 9 A. Z. (Provinciaalblad No. 14); Brengen bij deze ter openbare kenuió, dat te Utrecht door den Heer K. HOEFNAGEL, 1ste Keurmeester vau vee en vleesch, tevens plaatsvervangend Districts Veearts, in eene gezouten en gerookte zijde Aiuerikaauscli Hpek, ter keuring aaugeboden door een handelaar in Geldersche waren te Utrecht, tricliiueu zijn gevonden en het vermoe den niet ongegrond is, dat varkensvleesch van dezelfde partij uit Amerika gezouden ook in andere gemeenten dezer provincie is ontvangen. Vestigen de aaudacht der ingezetenen op het voor de gezondheid nadeelig gebruik van met trichinen bezwangerd rauw of half gaar varkensvleesch of spek, waarvan het gevaar wordt opgeheven door blootstelling vau het vleesch aan eene temperatuur van 100° Cel sius, zijnde het echter niet voldoende, dat de buitenvlakte van het vleesch bij het ko ken of braden aan die temperatuur worde blootgesteld, maar is het noodig dat de ham men, enz. tot in het binnenste door en door gaar zijn, waartoe het ook raadzaam is, het vleesch in niet al te groote stukken te be reiden, opdat het doordringen der hitte zoo veel mogelijk worde bevorderd. Eveneens is het raadzaam het te kokeu spek of worst met koud water op te zetten. Amersfoort, den 9 Februari 1892. Burgemeester en Wett J\i&!rs voornoemd, De Burgemeester F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. j.l. Maandag werd ten Koninklijke paleize, te 's-Gravenhage, bezorgd, ter overhandiging aan H. M. de Koningin- Regentes het adres van ingezetenen der residentie en uit andere deelen des lands, te zanaen 14863 onderteekenaars, hou dende eerbiedig verzoek om de wetgeving op de coöperatie in dien geest te herzien, dat de nadeelen, welke zij vooral aan den stand van winkeliers en neringdoen den berokkent, worden weggenomen. Op uitnoodiging van H. M. die niet in de gelegenheid was voor de aanbieding eene audiëntie te verleenen, was door de commissie van uitvoering uit den hond Maatschappelijk Belang en de vereeniging voor Handel en Nijverliied te 's Graven- lisge bij het adres, dat zij hebber, geprovoceerd, nog gevoegd een begelei dend schrijven, waarin de strekking dezer beweging nog nader werd toegelicht. Het adres is gelegd in een portefeuille van rood marokijn leder met een inlitulé in vergulden letter op de voorzijde, ter wijl de lijsten de bijna 15000 handteeke- ninger. tot een dito boekdeel zijn gebonden met vermelding van het getal ondertee kenaren op het titelblad. De Koningin-Regentes gaf.gisteren in de galerijzaal van het paleis een diner, waaraan deelnamen: de Ministers, de president der Tweeder Kamer, de vice- President van den Raad van State, het oudste lid, waarnemend Voorzitter van de Rekenkamer (Jhr. Six), de Commis saris der Koningin, in Zuidholland Mr. Fock, en de Burgemeester der Hofstad, Mr. Roest. Na het diner onderhield de Regentes in de witte danszaal zich tot 9 uren met de meeste genoodigden. Blijkens bericht van Hr. Ms. gezant te Londen heeft het Britsch ministerie van landbouw, met Het oog op het be staan van mond- en klauwzeer op het vasteland, de veeartsenijkundige inspec teurs in de Engelsche havens aangeschre ven, ook vee uit Nederland afkomstig aan eene quarantaine te onderwerpen. Omtrent den duur dier quarantaine, welke nog niet bepaald is, volgt nader beticht. Staats-Ct Met ingang van den zomerdienst (I Mei) zal hij de Nederlandsche spoor wegen de zóne- of west-Europeesche tijd worden ingevoerd, hetgeen met den Amsterdamschen dienst een verschil zal geven van 20 minuten vroeger dar, den tegenwoordigen tijd. De minister van waterstaat heeft bereids zijne goedkeuring verleend aan dezen maatregel, voor zooveel de Exploitatie-maatschappij betreffende. Naar wij vernemen heeft het uit voerend Comité van de «Intern. Sport-, Visscherij- en Paardententoonstelling," dit jaar, van 1 Juni—30 September te Scheveningen te houden, de uitgave en exploitatie van den officieelen Catalogus opgedrage aan de firma Nijgh van Ditmar, te Rotterdam. De geruchten, welke in den laat- slen tijd te Vleuten in omloop zijn omtrent het in de geschiedenis van het Slicht zoo welbekende huis De Haar, blijken in hoofdzaak gegrond te zijn. De tegenwoordige eigenaar, baron van Zuylen van Nijeveld van de Haer, heeft besloten de beroemde heerlijkheid, welke reeds sedert het jaar 1451 in het bezit zijner familie is, in haar alouden staat te herstellen. Reeds van vier eigenaars zijn gronden aangekocht, om aan het kasteel een zijner waardige omgeving te kunnen verschaffen. Voorts zal, naar gemeld wordt, met de restauratie van het kasteel een begin worden gemaakt. Reeds spoedig zal men aanvangen met het herstellen van een der torens, die, zoodra hij gereed is, tot bureau van den bouwmeester zal dienen. Verder za! een steenbakkerij worden op gelicht, teneinde steenen te fabriceeren, geheel en al overeenkomstig het oude model. Deze merkwaardige restauratie is op gedragen aan den bouwkundige dr. P. J. H. Cuipers. Tot lid van de Eerste Karner is gisteren door de Staten van Noord-Holland gekozen de heer A. Prins (I.), oud-lid der Kamer, met 3ü vah 59 stemmen. Op jhr. van Eoreest waren 16 stemmen uitgebracht. Met 1 Maart zal aan 's Rijks Munt te Utrecht een aanvang worden gemaakt met de aanmunting van nieuw zilvergeld: kwartjes en dubbeltjes. Voor de eerste maal zal dan van den nieuwen stem.. met den beeldenaar van H. M. Koniihi Wilhelmina worden gebruik gemaa!en Het gerucht loopt, dat de genera? majoor Bergansius, oud-minister van oor log en commandant der stelling van Am sterdam, pensioen zal aanvragen en ernstig zou in aanmerking komen bij de keuze voor een lid van de Algemeene Reken kamer. Er heerscht op het oogenblik groote drukte bij de administratiën van het le ger tengevolge van de overplaatsing »op papier" van duizenden miliciens. Zulks is een gevolg van de nieuwe localiteiten der militie, met het doel vlugger te kun nen mobiliseeren. De voortvarendheid hier in door den Minister van Oorlog betoond, verdient allen laf, want de vlugste wijze van mo biliseeren kan voor ons kleine landje nooit vlug genoeg zijn. De vraag komt echter bij ons op, of het niet doelmatig zou zijn, in plaats van EEN VERHAAL UIT DE VORIGE EEUW door W. PASSAEDR. 1) Tusschen twee zuidwestelijke uitloopers van den Spessart staat een oude toren, wel 80 voet hoog, eenzaam en verlaten in de wildernis van een donker woud. Zijn naam zelfs is vergeteD, even als die van het ijze ren riddergeslacht, dat hem voor 400 jaar heeft gebouwd. De gebonweu, die eens tegen hem leunden, zijn in 't rond vervallen tot vormlooze puinhoopen, met dooreengewarde brandnetels en braamstruiken, wild klimop en slangenkruid begroeid. Maar hij staat vast, ten trots van weer en wind. hij kan niet scheiden van de schoone groene hellin gen, die hij van zijne hoogte overziet, van het dorp Bielau in het dal daar beneden, van de helder roode gevels van het nieuwe slot Hoogbielau, links togen den berg. Smalle voetpaden, zooals het wild ze maakt en de bessenzoekers en spokkelaars ze gaarne heb ben, voeren van den oostkant tot hem op en er voorbij. Aan de andere zijde wordt de rots, waarop hij staat, afgescheiden en be schermd door een woudbeek, die naar den rechteroever van den Main stroomt, zoo snel, zoo onwillig haastig, alsof zij wonder wat verzuimd had, alsof zij drift had om uit de onherbergzame, sombere hoogten in het zon nige dal daar beneden te komen. En toch is zij, ondanks haren haast, voor den toren eene goede buurvrouw, want waar haar voch tige adem tegen het evenoude muurwerk op stijgt, woekert het klimop lustig omhoog en hangt vol en zwaar om hem heen af in weel derige festoenen en sierlijke guirlandes. En als in den herfst de bladeren rood worden en de tijd komt, dat de winter den loop der beek stremt en deze voor laDgen tijd van haren buurman afscheid neemt dan strooit de toren zijne bladeren naar beueden, alsof hij haar met bloedige tranen vaarwel zeide. Maar zoo geheel verlaten is de toren toch niet. De vogeltjes zijn om hem heen, heden zoowel als voor vierhonderd jaar, toen de bouwlieden zijn fondament iu de rots legden. Bergviuken en lijsters, spechten en kwik staartjes, meezen en roodborstjes zijn zijne vaste bezoekers. Hebben zij zich in het groene bosch moe gejaagd en tot verzadiging toe gegeten, dan rusten zij op zijne tinneu, op de vooruitspringende punten en kanten van den muur en snappen en vertellen elkaar wonderbare geschiedenissen en avonturen van hunne reizen naar het Zuideu. Zij stuiven uit elkander, wanneer de booze valk tusschen hen in schiet, die in de spleten van den muur nestelt en het vroolijke gesnap niet langer kan verdragen, of als de uil met zijn dik- keu kop en groote oogen, vol ergeuis over het lustige volkje, dreigend uit een schietgat naar buiten kijkt; die booze oude tante! Maar wat scheelt hem nu? De valken zijn immers naar het naburige dorp gevlo gen en de uil zit in het donkerste hoekje en ergert zich over de lieve zon, die zoo warm en met zulk een fel licht aan den blauwen Meihemel schijnt valken en uilen zijn het niet, die hen zoo onrustig ma ken. Het moet iets anders wezen. Zij flad deren en vliegen angstig naar den oostkant van den toren, huppelen naar beneden en weer naar boven en draaien de sierlijke kop pen en de blanke, verstandige oogen, steeds naar dezelfde plaats beneden tegen den muur van den toren. Dat zijn ook volstrekt niet de vroolijke liederen, die zij anders ziDgen. Het klinkt zoo verwonderd, medelijdend en zoo afgebroken, vreesachtig en klagend. Zij vliegen weg en zitten eene poos stom en zien naar het groene zomerverblijf, als be dachten zij, dat het hun toch eigenlijk niets aangaat, wat daar gebeurd is. En toch na weinige minuten zijn zij er al weer, heb ben geen rust en kunnen zich niet losruk ken van het tooneel daarbeuedeu en vliegen en fladderen aDgstig naar omlaag en weer omhoog. Wat daar toch zijn mag tusschen de bemoste steenen aan den benedenmuur van den toren, achter den vlierboom En nu wordt het nog levendiger op deze anders zoo stille plek. Daar komen drie kin deren uit het dorp Bielau, met sierlijke korfjes in hunne kleine roode handen, het voetpad langs om aardbeziën te zoeken. Zij snappen evenais de vogeltjes hierover en daarover, over den nieuwen schoolmeester, die een houten been heeft, maar zulk een vreeselijk lange hazelaarsroede, over de mooie koeien van den nieuwen pachter op het goed van den baron van Hoagbielau, over de jaarmarkt van gisteren snappen zij en over de komedianteu, die zulks kostbare kleereu hadden, alles van goud en zilver, over den vroolijken paljas en de jonge vrouw die altijd schreide, als zij op de handen moest loopen over dat alles snappen zij on ondertusschen zoeke ze mooie, roode aard beziën rechts en links van deu weg Er gaan er meer in den mond dan in het korfje. Zij blijven eiudelijk staan en zien opmerkzaam, boe de vogeltjes steeds naar dezelfde plaats in don ouden toren neerschieten en daar beneden er zoo gewichtig en zoo treurig uitzien. »Wat mag daar toeh wezen?" zei Gotlieb en bleef staan. „Komt daarnaar toe, daar heeft zeker de valk een jong geplukt." De anderen bleven ook staan. „Ik ga niet," antwoordde Elsje. „Het is daar zoo donker en koud bij den toren ik ben bang dat bet daar sprookt!" rGij zijt dom," bracht de tweede jongen, Jakob van den schout, daartegen in. „Wat zou dan sproken Er zijn geen sproken, zegt de meester. Wij zijn met ons beiden jongens en wij hebben stokken laat er eens iemand spoken! ik ga voorop!'- En Jacob ging dapper voorop en struikelde en strompelde over de steenen, door de brandnetels heen, met de oogen half geslo ten en de armen wijd uitgestrekt. Elsje en Gotlieb volgden hem. De vogels vlogen steeds angstiger en schreeuwden steeds luider, alsof zij geheel buiten zichzelve waren. Nu ston den de kinderen onder den ouden vlierboom, die uit eene spleet van den muur groeit, keken om zich heen en bogen de takken uiteen om er door te kijken. Aan de andere zijde achter het gedeelte van den muur, dat zoo ver vooruitsprong, daar lag iets. Het zag er door het dichte loof heen rondhout uit, eren als gewasschen goed dat op den grond ligt. Zij keken elkaar nog eens een weinig aarzeland aau. Maar Jacob riep: „Nu voor waarts, over dien dommen steen; daar hij niet weggaat, moeten wij er over heen." Hij klom er op en reikte Elsje de hand, hielp haar er op en ging er aau de andere zijde weer af. Maar toen hij beneden was begon hij luid te schreeuwen en Elsje, die naast hem stodd, schreeuwde nog veel lui-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1