MIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
Set lichtje van den koloael.
No. 43.
Zaterdag 28 Mei 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien:
Armenzorg.
BINNENLAND.
F e uilleton.
RSFOORT
COURANT.
VOOR
Per 3 luimden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het verheugt ons zeer, dat de
beweging, die zich in den laat-
sten tijd heeft geopenbaard ten
gunste eener ingrijpende hervor
ming van het in Nederland tra-
ditioneele stelsel van armenver
zorging, ook in deze gemeente
merkbaar is geworden.
Inderdaad, als we hier het woord
^stelsel" gebruiken, dan is zulks
eigenlijk te veel gezegd. Wel ligt
er een beginsel aan ten grondslag,
namelijk dit, dat de ondersteuning
der behoeftigen een daad is der
vrije, ongedwongen liefdadigheid,
en dat de organisatie van dat
werk der liefde eigenaardig tot
de bemoeiingen van de kerkge
nootschappen behoort, een be
ginsel, in onze Armenwet zoo
consequent toegepast, dat een let
terlijke opvatting van de bepalin
gen dier wet de burgerlijke over
heid zou verhinderen tusschen-
beiden te komen, zoodra de ker
kelijke armenverzorgers zich het
lot van een noodlijdend huisge
zin hebben aangetrokken. Reeds
heeft de practijk aangetoond, dat
het niet wenschelijk is, zich al te
stipt aan dit voorschrift te hou
den, zoodat een mildere uitlegging
wel niet meer beschouwd zal wor
den als overschrijding van be
voegdheid.
Maar diezelfde practijk heeft
meer geleerd. Men is met wat
meer nauwgezetheid acht gaan
slaan op maatschappelijke ver
schijnselen, en is tot de ervaring
gekomen, dat de groote sommen,
die jaarlijks worden uitgegeven
tot bestrijding van armoede, het
kwaad volstrekt niet doen ver
minderen: integendeel het neemt
toe en bereikt hier en daar zorg
wekkende afmetingen.
De armoede, opgevat als een
maatschappelijk verschijnsel, als
een sociale krankheid, vereischt
een geheel andere behandeling,
dan tot dusver daarop is aange
wend. Tijdelijke leniging van in-
dividueelen nood, door middel van
ondersteuning, moge in vele ge
vallen noodzakelijk zijn, hoofdzaak
is het nemen van maatregelen,
waardoor van maatschappelijk
zwakken de krachten worden ver
sterkt, totdat zij in staat zijn zich-
zelven te helpen. Daartoe is aan
houdende leiding, zedelijke steun
noodig, gepaard aan stoffelijken
bijstand.
Om in dip richting te arbei
den, is samenwerking onmisbaar.
Kerkelijke armenverzorgers gaan
hun weg, particuliere vereenigin-
gen den hunne, en dikwijls ge
beurt het dat een arme de gaven
van twee of drie zijden toevloeien,
terwijl een ander, die minder de
aandacht trekt omdat hij zich
schaamt bijzondere middelen aan
te wenden ten einde het-medelij
den op te wekken, eenvoudig wordt
voorbijgezien. Er is nog meei.
De kerkelijke armverzorgers, hoe
liefdevol en ijverig zij ook zijn
mogen, worden niet tot hun werk
kring gekozen uithoofde van een
bijzondere geschiktheid voor die
taak; dat, waarop het in deze het
meest aankomt, neemt men in den
regel ter nauwernood in aanmer
king.
De behoefte aan samenwerking
tusschen de verschillende corpo
raties, die zich de bestrijding der
armoede tot taak stellen, heeft
geleid tot de oprichting van de
zoogenaamde Kamers van Navraag,
waarvan men o. a. te Enschede
en te Hoorn voortreffelijke voor
beelden kan zien. Dat is reeds
een flinke stap vooruit. Daardoor
is voorkomen de dubbele bedee
ling van enkelen tegenover door
niets gerechtvaardigde uitsluiting
van anderen.
De ondervinding heeft geleerd,
dat dit niet genoeg is. Er moet
meer actief worden opgetreden.
Een krachtig ingrijpen in het lot
der ongelukkige broeders en zus
ters vereischt niet alleen een warm
hart, maar ook een helder hoofd
men moet zich rekenschap geven
van het doel, 'twelk men wil
trachten te bereiken. Ook vraagt
die taak de medewerking van velen.
Eén persoon kan slechts een klein
getal huisgezinnen onder zijn lei
ding nemen, wil hij van zijn ar
beid eenig resultaat zien.
In vorige jaargangen onzer cou
rant hebben we meer dan eens
dit onderwerp besproken, en on
geveer dezelfde denkbeelden uit
eengezet, in de vaste overtuiging,
dat het stelsellooze, 't welk de
armenzorging tot heden kenmerkt,
tot voortdurende
moet leiden.
Met genoegen namen wij daar
om ook de artikelen over dit on
derwerp op, vóór eenigen tijd
ons met de onderteekening W. Z.
aangeboden, en waarin, met het
op plaatselijke toestanden, het
groote vraagstuk is besproken.
De lezer kan ze vinden in de num
mers 10, 12 en 14 van den loo
penden laargang. Op flinke wijze
worden daarin de voordeelen uit
eengezet van het thans veel be
sproken Elberfelder stelsel, en
wordt de toepassing van dat sy
steem, duidelijk gemaakt.
teleurstelling
Een uitvloeisel van de opwek
king tot samenwerking, in die op
stellen tot belangstellenden gericht,
is geweest de vergadering, waar
toe onze Burgemeester het initia
tief nam, door een persoonlijke
uitnoodiging te zenden aan tal
van ingezetenen, die „geacht kun
nen worden de publieke opinie
van Amersfoort te vertegenwoor
digen."
Ofschoon wij van die bijeenkomst
een uitvoerig verslag hebben ge
geven, gelieve de lezer niet daar
uit af te leiden, dat ook wij de
eer genoten, een uitnoodiging te
ontvangen. In weerwil van het
aandeel, dat de Nieuwe Amers-
foortsche Courant het recht heeft
zich toe te kennen in het ontstaan
der beweging te dezer plaatse,
schijnt noch haar Redactie, noch
haar uitgever te behooren tot het
getal dergenen, die in onze ge
meente „geacht kunnen worden
de publieke opinie te vertegen
woordigen." En dat, terwijl op
geenszins bekrompen wijze de
uitnoodigingen zijn gedaan.
We rekenen ons verplicht dit
feit te releveeren, zonder er iemand
een verwijt van te maken. Wij
gelooven aan het bestaan van
onwillekeurige onmissies. Toch
mogen wij ons den schijn zelfs
van een gebrek aan waardeering
van onze arbeid niet laten welge
vallen, ook niet in het belang van
de zaak, die ter sprake kwam.
Want, wil men eenige kans
van welslagen hebben, dan is aller
medewerking noodig, en moet men
zorg dragen, niemand te ontstem
men door hem den indruk te ge
ven, dat hij wordt geminacht.
Wat ons betreft, onze sympathie
voor het streven der pas opge
richte vereeniging is zoo levendig
mogelijkvan harte wenschen wij
haar toe, dat zij de groote moei
lijkheden, die zij ongetwijfeld op
haar weg zal ontmoeten, glans
rijk zal te boven komen. Indien
wij iets kunnen doen, dat bevor
derlijk kan zijn aan de bereiking
van het goede doel, volgaarne ver-
klaren wij ons daartoe bereid.
Allen zonder onderscheid, rijken
en armen, hebben we onze krach
ten in te spannen om de armoede,
die vlek op het gelaat eener chris
telijke maatschappij, te doen ver
dwijnen. Al gelukt dit ons niet
in een kort tijdsbestek, krachtig
aangevat is reeds half gewonnen.
Hel is thans bepaald, dat onzeKo
ninginnen Maandag e. k. vroegtijdig Sand
verlaten, om via Frankfon, waar zich
verscheidene leden der Hofhouding aan
sluiten, naar Potsdam te vertrekken.
Te halfacht worden HH. MM. daar
verwacht en aan het Wildpark-station
door de Keizerlijke familie met groot ge
volg begroet. Onze Vorstinnen zullen in
het paleis Friedrichskron, het vroeger
verblijf van Keizer Friedrich, gelogeerd
zijn, evenals de Hertogin van Edinburg
en haar dochters, die Zaterdag of Zondag
te Postdam komen.
HH. MM. blijven tot Donderdag 2 Juni
de gasten van de Duitsche Keizerlijke
familie.
Voor zooveel bekend is, wordt Maan
dagavond een familie-diner gegeven in
het Paleis te Potsdam.
Dinsdag begeven zich de hooge gasten
naar Herlijn, waar op het Tempelhofer-
veld de eerste groote voorjaarsparade
plaats heeft in tegenwoordigheid des Kei
zers en de geheele Keizerlijke familie.
Waarschijnlijk zal de Koningin-Regentes
dat belangwekkend schouwspel alleen bij
wonen.
Na de parade dejeuner in het Stadt-
schloss entegen vijf uur rijden de Vorstin
nen met de Keizerlijke familie naar Pots-
Uit het Italiaan sc h van
E. KASTELNl'OVO
DOOR
FREDDY.
II
Daar ben ik, riep Bice de kamer
binnen stuivend waar haar oom zat.
Deze wierp de courant, het militair dag
blad, waarin hij verdiept was, weg om haar
over haar lang wegblijven te kapittelen. Maar
haar zonderlinge verschijning ontnam hem,
zijns ondanks, allen ernst. Hij zeide dus al
leen: Eindelijk! En in welk een
toilet I Het meisje droeg een langen witten
boezelaar, die haar van de schouders lot op
de voeten bing, baar mouwen waren tot aan
de ellebogen opgestroopt, handen en polsen
vol meel. Zij hield dc armen wijd van zich
af om zich niet verder te bemorsen. Zij
had zelfs meel in het gezicht en in het haar.
Wel ik ben nu eerst klaar ant
woordde zij ik ben doodmoe.
Qa je nu gauw verkleeden gauw.
Ik ga al maar waarvoor hebt u
mij laten roepen
Dat is waar Wat wilde hij ook weer
zeggen. Hij wist 't zelf niet recht meer.
ja, hij wilde haar berispen. Hij hernam:
Een ganschen dag besteed aan het maken
van een pudding, schaam je I
Maken en nog eens overmaken, oompje.
Het recept was bepaald niet in orde. Ver
beeld u, wanneer ik er geen bierglas melk
hij gedaan had, was het zoo hard als een
kogel geworden.
En heb je die melk naar je eigen ge
dachten er bij gevoegd?
Zeker. Do keukenmeid wilde het
niet op haar verantwoording nemen. Zij is
meer dan brutaal. Weet u wat zij zeide?
Vergeef mij, juffrouw maar ik denk niet dat
ik van uw pudding zal proeven."
Zij heeft gelijk. Je zal mij er ook
niet toe bewegen, je pudding te eten.
O, dan pouzel ik ze zelf op om
te weten welke verbeteringen ik morgen
moet maken.
Morgen
Maar, oom dat hebben we immers
reeds afgesproken I Die van vanmiddag is
een voorproefje. Morgen wanneer de veteranen
komen eten, Bice noemde aldus drie gepen-
sionneerde officieren, vroegere strijdmakkers
van haar oom, die hij een paar keer in het
jaar bij zich noodigde. Ter eere van de
veteranen zullon w ij een taart bij den banket
bakker hestellen, die niet zoo hard als een
kogel is viel de kolonel baar in de rede.
Het meisje maakte een afwijzend gebaar.
A propos, hernam Bedeschie waarom
wilde je dat ik morgen en niet heden mijn
vrienden uitnoodigde?
Willen? zeide Bice op onderdanigen
toon. lk heb het gevraagd. Ik vind dat
men den avond voor Kerstmis iu den fa
miliekring moet vieren.
Het voorhoofd van den kolonel was be
wolkt. Een talrijke familie, inderdaad
bromde hij binnensmond.
Helaas! zuchtte Bice.
Ga je nu kleeden, ga voegde hij
haar toe. Zij bewoog zich niet.
Wat wil je nog?
Niets. lk stond maar even in ge
dachten.
Waaraan dacht ge?
Ik dacht aan jaren geleden aan
het eerste jaar van mijn schoolgaan, toen wij
nog allen te zamen het Kerstfeest vierden.
Wat was het hier vroolijk I Daar op die
plaats, zaten mijn ouders, hier, tante, Victor
en August die met een veertiendaagsche va
cantia thuis waren en Frederik. Wij
beiden waren de jongsten. Hij maakte
allerlei grappen, hond mijn vlecht aan den
stoelO, het is mij of het gisteren
was, En nu, de drie eerste zijn dood,
de andere verspreid over de aarde.
Zij keerde zich aangedaan om.
Haar oom riep haar. Ga nu om
's Hemelswil niet schreien. De dooden moeten
wij met rust laten en wat de anderen aan
gaat, twee er van zijn in gedachten hij ons
en den derden, uw lieven Froderik dienen
wij te vergeten gelijk hij ons vergeet.
Biee wilde hem de hand op den mond
leggen maar bedacht hij tijds dat deze vol
meel was, en tusschen haar tranen door la
chend, zeide zijHet is nog niet gezegd
dat Frederik ons vergeet. Ik denk dat
zijn brief onderweg is. De kolonel haalde
de schouders op. Het is trouwens alleen
in zijn nadeel. Het kan mij volstrekt niet
schelen.
Hij stoud op en gebood op nieuw zijn
nichtjeGa je nu kleeden, L het al niet
erg genoeg dat wij iets later eten.
Het meisje keek op haar horloge.
Wij hebben nog een klein uur, voor
wij kunnen eten laat zien nog vijl kwar
tier ik meen voordat de pudding klaar is.
Komaan Bice zeide oom de wenk
brauwen fronsende de grap moet nu uit
zijn. Ga, en kom binnen twintig minu
ten terug dan wil ik, hoe het ook met de
pudding staat, dat er dadelijk zal gediend
worden. Marsch. Wel, nu nog mooier I
riep de kolonel uit toen hij alleen was.
jk moet er toch eens een eind aan maken.
Zij zou met haar grappen altijd haar zin
krijgen.
Het ergste van alles was, dat zij hem aan
gedaan, sentimenteel gemaakt had, hem kolo
nel Bedeschie. Had hij zijn oogen niet
vochtig voelen worden, dienzelfden avond
nog, toen hij de familieportretten be
schouwde? Had hij geen moeite gehad zich
goed te houden, toen Bice eeue herinnering
aan dien Kestavond hij hem had opgewekt?
Hinderde het hem niet ontzaglijk, dat de
Kerstmiswenschen van zijn jongsten zoon uit
bleven? Leed hij niet meer ouder de afwe
zigheid van dien jongen dan hij zich zelf
wilde bekennen Zag hij niet met schrik den
tijd to gemoet waarop Frederik naar gene
zijde van den Oceaau zou gaan? Waren er
geen oogenblikken waarin bij al te zeer ge
neigd was hem terug te roepen?
Neen zoo kan het niet langer blijven.
De kolonel voelde dat de Stoicynsche onge
voeligheid van vroeger dagen hem onmis
baar was, ook al zou het eene verwijdering
geven tusschen hem en zijn nichtje. Zij was
achttien jaar, zij was innemend, bevallig,
zij bezat 40.000 lire behalve de 20.000 die
hij voor haar bestemd had, zij zou dus licht
een man vinden. Hij zon haar zien trou
wen en dan alleen blijven met Battista en
van tijd tottijd de veteranen tot gezelschap.
Wordt vervolgd).