NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
De VerrassiDg m Coevorden.
nd. 45.
Zaterdag 4 Juni 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
PINKSTERGEDACHTEN.
BINNENLAND.
F e ui lleton.
EBSFOORTSCIE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichtén intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een eigenaardige tegenstelling
ontdekken we, door de aandacht
te vestigen op het verschil in de
beteekenis, die de Israëlieten hecht
ten aan hun sfeest van den vijf-
tigsten dag," hun Pinksteren, en
die welke het verkregen heeft on
der den invloed der Christelijke
Kerk.
Oorspronkelijk naar alle waar
schijnlijkheid een dier vroolijke
natuurfeesten, waarinde landelijke
bevolking op naïeve wijze haar
blijdschap aan den dag legde over
de zegeningen, waarmede een wel
geslaagde arbeid werd bekroond,
men denke aan de aanbieding van
de eerste vruchten van den oogst,
werd Pinksteren na de Babylo
nische Ballingschap aangewend om
de gedachtenis levendig te hou
den van de wetgeving op Sinaï.
Deze traditie is gebleven tot heden
toe.
Diezelfde dag werd in de Chris
telijke Kerk gewijd aan een ge
beurtenis, die wij »de uitstorting
van den Heiligen Geest" noemen.
Vooraf zij opgemerkt dat de
genen, die deze uitdrukking be
zigen, slechts schijnbaar niet
aan het zelfde denken. Want
hoofdzaak is niet, of de ons al
len bekende en dierbare schilde
ring van het Pinksterfeit in his-
torischen of in symbolischen zin
moet worden opgevat: dat theo
logisch vraagstuk moge, in ver
band met andere, zijn waarde
hebben, voor het wezen des Chris
tendoms is het van geen belang.
Want daarover zijn we het eens,
niet waar? dat der menschen
gezindheid, zich vertoonende in
de wijze waarop zij zich jegens
elkander gedragen, hoofdzaak is,
datgene, met hetwelk het Chris
tendom inwerkt op de maatschappij
en haar maakt tot hetgeen zij wor
den moet. Die gezindheid, inge
schapen, gekoesterd en ontwik
keld onder den invloed van de
liefde tot God, en door haar aan
geblazen tot een vlam die het
individueel en maatschappelijk
leven bezielt, dat is de Heilige
Geest.
Voorheen was dus Pinksteren
het feest van de wet, thans is
het dat van de liefde. De laatste
heeft de overhand behouden.
Zeer zeker was de menscbheid
zich vóór het Christendom bewust
van wederzij dsche verplichtingen
men behoeft slechts een hoogst
oppervlakkige kennis van de Oud
heid te hebben om te weten, dat
de zorg voor ongelukkigen en
misdeelden als een verplichting
werd opgelegd aan allen die in
staat waren om daar iets voor te
doen.
Maar juist als een verplich
ting. Bij het volk dat op gods
dienstig gebied het hoogst stond,
bij de Israëlieten, waren al deze
dingen met de meeste nauwgezet
heid wettelijk geregeldieder kon
juist weten hoe ver hij gaan moest
en wat van hem geëischt werd.
Door openbare voorlezingen werd
de inhoud van al die wetten ge
regeld ter algemeene kennis ge
bracht en min of meer toegelicht
vrome mannen en vrouwen waren
zij, die zich stipt hielden aan elke
bepaling, al was zij nog zoo on
beduidend. Gehoorzaamheid aan
de wet was het hoogste ideaal.
De groote verandering, die het
Christendom heeft gebracht is deze,
dat de heerschappij der wet is
vervangen door een andere, veel
sterkere. De liefde is er voor in
de plaats getreden. Het Christe
lijk ideaal leert niet, de belangen
des broeders te behartigen, zijn
geluk te bevorderen, rampen van
hem af te weren, het peil van
zijn welstand te verhoogen, on
danks onszelven, tegen wil en
dank, omdat de wet ons die ver
plichting oplegt, maar het te
doen omdat we niet anders kun
nen, omdat hetgeen wij voor an
deren doen ons hoogst geluk uit
maakt, omdat het beantwoordt
aan onze dringendste behoefte.
Dat is het ideaal, de Heilige
Geest, die de heerschappij der
wet heeft te niet gedaan en aan
den menschelijken arbeid een on
metelijk veld heeft geopend; dat
aan zijn streven de hoogste wij
ding gaf en immer zal blijven
geven.
En nu mogen in den loop der
tijden do belijders van het Chris
tendom, zoowel afzonderlijk als in
groepen vereenigd,
g veel te
weinig blijken hebben gegeven
van den Heiligen Geest doordron
gen te zijn, getuige de onaf
zienbare ïeeks van onrechtvaar
digheden, waaraan zij zich schul
dig maken, de liefdeloosheid, die
zij aan den dag leggen, de ijdel-
heid en de zelfzucht, waardoor zij
zich laten beheerschen, dat
alles ontneemt niets aan het feit,
dat de Heilige Geest werkt. Hij
brengt het zedelijk leven in de
ware richting en doet het maat
schappelijk leven zijn invloed on
dergaan. Bij alle. vraagstukken,
die zich in den loop der eeuwen
voordoen, en die zullen blij
ven rijzen zoolang er op aarde
denkende menschen zijn die aan
drang gevoelen om den toestand,
waarin zij verkeeren, te verbete
ren, geeft die Geest de richting
aan, in welke de oplossing moet
gezocht worden.
Zoo ver zijn we nog niet, dat
we het wettelijk standpunt der
Israëlieten geheel kunnen verlaten,
bovendien zullen er altijd wel tal
van regelingen noodig zijn die,
om algemeen te werken en de
orde te verzekeren, door het
hoogste gezag in den staat moe
ten worden vastgesteld. Doch
wanneer wij letten op de éthische
zijde van het politieke leven, dan
is toch de hoop niet uitgesloten,
dat men ten aanzien van vele
dingen, die de onwil van velen
nog altijd verplicht door de macht
der wet te steunen, eenmaal zal
kannen overgaan tot volledige
toepassing van het Christelijk be
ginsel. Inderdaad, waren wij allen
Christenen, bezield door den Hei
ligen Geest, er zou geen sprake
behoeven te zijn van de verzeke
ring van de pechten des minder
gegoeden door middel van voor
schriften elk onzer zou niets lie
ver willen, dan al het zijne te
doen om schending of krenking
dier rechten te voorkomen. Dat
de Heilige Geest nog niet gewor-
beginsel in
den is het leidend
Staat en Maatschappij, is niet,
zooals weieens wordt voorgegeven,
omdat hij geen rekening houdt
met de levenspractijk, die den
strijd om het bestaan op den
voorgrond plaatst. Niets is min
der waar dan dat. Hij heft de
worsteling niet op, maar veredelt
haar, doet haar voeren met ge
oorloofde wapens, maakt van een
moorddadig gevecht een loyalen
wedstrijd.
In plaats van nu mee te roe
pen in het koor dergenen die be
weren, dat het Christendom niet
bij machte is de maatschappij te
brengen tot een beteren toestand,
en zich daarbij beroepen op het
feit dat in achttien eeuwen niet
alle verhoudingen tot volkomen
heid zijn gebracht, laat ons
erkennen, dat er, in weerwil van
de algemeenheid onzer Pinster
viering van heden, nog een groote
massa vrij slechte Christenen zijn,
die nog weinig begrip hebben van
't. geen zij behooren te zijn. En
zeker ligt het op den weg van
ieder onzer, dat getal minstens met
één te verminderen. Dat is, mee-
nen we ook de beste manier van
feestvieren.
Onze Koninginnen te Berlijn.
Donderdagmorgen liet de Keizer door het gar
nizoen te Postdam eene parade houden, welke
door de Keizerin, de Koningin-Regen les, Konin
gin Wilhelmina en de hertogin van Edinburgh,
in een met vier paarden bespannen rijtuig werd
bijgewoond. De Keizer zelf commandeerde de
troepen.
Na afloop der parade werd een groot dejeuner
van 800 personen gegeven, waaraan ook Konin
gin Wilhelmina en de tienjarige Duitsche
Kroonprins deelnamen.
De Duitsche Kroonprins en prins Friedrich
Leopold zijn benoemd tot ridder-grootkruis van
den Nederlandschen Leeuw.
Omtrent de benoeming van H. M. de Regen
tes tot chef van het 4e garde-regiment, maakt
de correspondent der N. R. Ct. de volgende
opmerkingen
«Misschien heeft menig Ilollandsche le2er
zich verwonderd, dat ook aan de Nederlandsche
Majesteiten, de beide dames, alhier met militaire
manifestaties hulde is gebracht. Maar 's lands
wijs, 's lands eer. In het militaire Pruisen
wordt de luister der militaire manifestatiën be
schouwd als de maatstaf van de attentie van het
hof bij vorstelijke bezoeken. Dit staat vast bij
alle personen, die hier met de gebruiken aan
het hof bekend zijn. Aan de Nederlandsche
Koninginnen heeft men de hoogste eerbewijzen
ten deel doen vallen, welke het Berlijnsche hof
slechts aan de meest bevriende en machtigste
vorsten schenkt. Ik hoorde in de laatste dagen
van hooge beambten aan het hof herhaaldelijk
verklaren, dat hoogere eerbewijzen dan die de
1) „Ik blijf er maar bij, 't ziet er naar met
ons landje uit, en wat jelui ook mag eggen,
't zal moeite hebben om het tegen al dat
vreemde gespuis vol te houden.
Ja, als we ons prinsje niet hadden,
dan gaf ik je volkomen gelijk, maar die zal
het wel weten te klaren.
Och kom, riep een derde op gewich-
tigen toon en zette een bedenkelijk gezicht;
al 't gevaar komt niet van buiten; waren
ze 't van binnen maar eens geweest, het zou
nooit zoo ver zijn gekomen."
Dit was nagenoeg de hoofdinhoud van een
gesprek, dat op zekeren namiddag van het
jaar 1672 in een herberg van de stad Gro
ningen werd gehouden, waar eene menigte
boeren, soldaten van de bezetting en hand
werkslieden de bierkan lustig lieten rond
gaan en, wat tegenwoordig nog gebeurt en
vooral in dien tijd te begrijpen was, het
zeer druk hadden met de politiek.
Daar spreek je een waar woord, man,
gaf een uit den kring ten antwoord, die
onlusten en oproeren van binnen zijn de
ergste plagen. Daar had je zoo'n Jan en
Cornelis De Witt; hadden ze die met vrede
gelaten, zij zouden nog wel middelen tot
redding hebben geweten.
't Is gruwelijk hen zoo te vermoorden,
maunen die 's lauds belangen met hart en
ziel hebben voorgestaan.
't Schreeuwt om wraak, voegde een ander
er bij, en 'tis volstrekt niet te verwonderen
dat we tot straf langzamerhand aan den vij
and worden overgeleverd.
Wat boor ik? riep er een, die door
het onmatig gebruik van sterken drank op
gewonden was geworden en niets liever
zocht dan eene vechtpartij, wie durft daar
de partij van De Witten nerneo, en hij
sloeg met gebalde vuist op de eikenhouten
tafel.
Ze hebben ons prinsje in zijne rechten
verkort, schreeuwde een ander, en als ze
nog te vermoorden waren zou ik ze in dui
zend stukken houwen.
Zoo moeten alle verraders sterven,
gilden verscheidene.
En wie verraders voorstaan zijn zelve
verraders, riepen meerdere, terwijl zij van
hunne zitplaatsen opsprongen met woest ge
tier en dreigendo gebaren.
Het drietal dat zoo onvoorzichtig voor
zijne meening was uitgekomen, zag spoedig
dat zij voor de overmacht moesten wijken
en poogden hun heil in de vlucht te zoeken.
Dit werd hun echter belet en zij zagen zich
hulpeloos en verlaten te midden vau den
woesten hoop, die hen steeds nader op het
lijf drong met kannen, zijdgeweren, tang en
pook en al wat zij in de haast hadden
vastgegrepen, gewapend.
Dit tooncel had nog een bloedig einde
kunneu nemen, ware de deur niet openge
gaan en twee mannen binnengetreden. De
voorste had een krachtig en gezoud uiterlijk,
een aangenaam voorkomen, breed geschou
derd, bolle roode wangen, een' nog al grooten
mond, die de goedige uitdrukking van het
gelaat verhoogde, en de heldere blauwe oogen
gavon aan dat gelaat geest en leven. Die
man was Meijndert van Thienen, voorheen
koster te Coevorden, thans ingenieur te
Groningen, en alom geacht om zijn deugd
en dapperheid. Men wist het, hij was een
van die menschen die geen kind zullen be-
leedigen, maar iu nood toonde hij zich niet
bevreesd of weekhartig; dan was hij man,
dan was hij held in de volste beteekenis van
't woorddit had hij bij het beleg vau Gro-
niugen voldoende bewezen.
Legt uwe wapeus neder en boort mij
aan, riep bij gebiedend, en verrast door dien
toon gehoorzaamden velen werktuigelijk aan
zijn bevel.
Wat moet dit beduiden dat broeders
tegen broeders het zwaard trekken, vervolgde
hij toen er genoegzaam stilte beersehte om
verstaan te worden.
Het z;jn verraders, schreeuwden eenige.
Zij trekken partij voor De Witten,
gildeu andere.
Foei mannen, schaamt u zoo oploopend
te zijnPast het dapperen soldaten als gij
zijt weerloozen aan te vallen? Wordt ons
land door den vijand niet genoeg geteisterd,
moet er ook van binnen in elke stad, in
elke plaats verdeeldheid heerschen? Het staat
iedereen vrij zijne eigene denkbeelden te
koesteren, als allen slechts daarin overeen
komen dat zij een hollandsch hart bezitten
en ten alle tijde gereed zijn voor 't vaderland
en den prins te strijden.
Dat zijn wij, riepen allen eenparig,
leve de Stadhouder, leve Prins Willem III.
En nu laat elk zich stil naar zijne
woning begeven, het wordt reeds donker.
Reikt» elkander de hand en scheidt als vrien
den
Het was verwonderlijk welk een overwicht
Meijndert van Thienen door zijn geestkracht
op de verzamelde menigte uitoefende. Met
zijne toespraak alleen had hij het geraas en
getier tot bedaren gebracht; hij had het
bollende paard in den toom gegrepen en
bedwelmd stond het stil en liet zich leiden
zonder tegenstreven. In één oogeublik was
de vrede tusscben de vechtende partijen
hersteld, de drukke gelagkamer ontruimd.
Tot nu toe was het ons onmogelijk onze
aandacht te vestigen op den metgezel van
Van Thiemen. Hij was wel een hoofd klei
ner dan de laatste en had zich achter zijn'
makker schuil gehouden, terwijl deze het
oproer poogde te stillen. Hij was zeer leven
dig, had een schranderen, vurigen oogopslag
en boewei zijn lichaamsbouw niet forsch kon
heelen, was hij toch welgemaakt en sterk-
gespierd.
Beide vrionden gingen stilzwijgend de
ruime kamer door, eischten een kan bier en
zetten zich aan eene tafel bij het vuur
neder.
'tls razend koud, zei de kleinere, ter
wijl hij zijne verkleumde handen wreef.
Ja Buijter, 'tioopt ons alles tegeu,'t
is of de hemel met onze vijanden heeft
saamgezworen. Daar brengt die felle vorst
ons de Franschen in 't land
Zou het waar ziju, vroeg Buijter, ver
schrikt opspringeude.
Maar al te waar, hernam Van Thienen
neerslachtig; ze zijn tot in 't hartje van
Holland doorgedrongen, misschien zitten ze
nu reeds in Amsterdam.
Dat zou er erg uitzien, sprak Buijter,
dan helpt het ook weinig of wij onze stad
zoo goed tegen den vijaud verdedigden
alles zal langzamerhand toch voor zijne reu-
zenmacht moeten zwichten.
En beiden zaten stilzwijgend naast elkan
der en zagen in treurig gepeins verloren naar
de kronkelende rookwolkjes en de blauw-
roode vlammetjes van het vuur.
(Wordt vervolgd).