NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
De VerrassiDg van Coevorden.
Ne. 49.
Zaterdag 18 Juni 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
verschijnt woensdag en zaterdag.
Coöperatie.
F e ui lleton.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs;
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gehecle Rijk.
Afzonderlijke Nummers 8 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het bestuur der Hnagsche Af-
deeling van den Nederlandschen
Bond sAlgemeen Belang" heeft
zich dezer delgen tot het publiek
der Residentie gewend met een
circulaire, waarin medewerking
wordt gevraagd tot instandhou
ding der maatschappij.
Men weet, dat deze bond ge
richt is tegen wat hij noemt de
verkeerde toepassing der coöpe
ratie 't is een vereeniging, meest
van neringdoenden, die met alle
beschikbare middelen sEigen
Hulp" en wat daarmede over
eenkomt, bestrijdt.
ïAlgemeen belang" wil onder
scheid gemaakt zien tusschen de
pas genoemde, en zulke coöpera
tieve winkelvereenigingen, die
met een philanthropisch doel zijn
opgericht, tot »verlichting dei-
zorgen en van den last des levens
van de min bevoorrechte klasse."
Deze laatste' beveelt de Bond wel
niet aan, dat zou van zijn
standpunt te veel zijn gevergd,
maar acht zij toch ondersteuning
waard.
Een opmerking moeten we ons
hier veroorlovenhet woord phi
lanthropic is in dit opzicht mis
plaatst. Verreweg de meeste win
kelvereenigingen zijn ontstaan uit
het initiatief der werklieden, en
hebben haar opkomst te danken
aan eigen middelen, zonder hulp
van anderen. Zoodra waarborgen
waren gegeven van levensvat
baarheid, kon ook het crediet te
baat worden genomen tot uitbrei
ding van de zaak en die steun
wordt niet belangeloos verleend,
doch alleen volgens den regel dat
het kapitaal zich beschikbaar stelt
voor ieder die het weet te ge
bruiken, liet een behoorlijke winst
verzekert en borgstelling aanbiedt
dat het niet zal verloren gaan.
Hebben in den aanvang, om de
zaak op gang te helpen, meerge-
goeden somtijds eenige medewer
king verleend door het verstrekken
van een renteloos voorschot of
het nemen van aandeelen, zulks
kan toch bezwaarlijk reden geven
om aan die vereenigingen een
philanthropisch karakter toe te
kennen, als waren het inrichtingen
van weldadigheid.
Wat »Eigen Hulp" aangaat,
oorspronkelijk is daarbij ook al
leen sprake geweest van een in
stelling in het belang van een
maatschappelijke klasse, voor wel
ke de strijd des levens niet licht
is, voor de laag bezoldigde amb
tenaren en beambten, in navol
ging van hetgeen in Oostenrijk
was geschied. Voor personen
alzoo, die met de werklieden dit
gemeen hebben, dat de zorg voor
hun gezin noodzaakt, tot het aan
wenden van alle geoorloofde mid
delen om de niet ruime inkomsten
zoo voordeelig mogelijk aan te
wenden.
Door niemand zal ontkend wor
den, dat de uitbreiding der coö
peratie schade doet aan de belan
gen van de kleinhandelaars. Niet
evenwel, zooals beweerd wordt,
van »den tusschenhandel" als
zaak. Of de bemiddeling tuschen
en gebruiker ge-
een zeker aantal
in het groot inslaan
en m het klein van de hand zet
ten, dan wel hetzelfde gedaan
wordt door den man, die door
het bestuur
met die taak
voortbrenger
schiedt door
personen, die
zijner
belast is,
een économisch oogpunt geen ver
schil. Wordt de reeks dier tus-
schenpersonen wat lang, zoodat
de artikelen herhaaldelijk van de
eene hand in de andere overgaan,
dan verhoogt zulks den prijs dier
goederen, omdat elk er wat aan
verdienen moet. Noodzakelijkheid
tot die verhooging bestaat niet;
integendeel, elke niet bepaald
onmisbare schakel in die keten
is nadeelig.
Naarmate, door den loop der
omstandigheden, tegen welke nie
mand kan opwerken, een tak van
bedrijf aan beteekenis verliest,
ziet men in den regel ook het
aantal beoefenaars kleiner worden.
Dat is zeer natuurlijk; als het
getij verloopt, verzet men de ba
kens, en als de arbeid, aan wel
ken men zich voorheen wijdde,
niet meer loonend is, tracht men
anderen te bekomen. Voor geves
tigde personen is dat niet altijd
mogelijk; de inkrimping is dan
ook veelal de vrucht van meerdere
behoedzaamheid van een volgend
geslacht. Toen door het in gebruik
nemen van aniline verfstokken de
meekrap niet meer het monopolie
had, en weldra voor haar goed-
koope mededingster de vlag moest
strijken, legden de hoeren in
Noordbrabant en in Zeeland zich
op een andere cultuur toe, omdat
zij wel moesten. Een verzoek
richten aan hun vroegere afne
mers, om zich niet te laten mee
slepen in den aniline-stroom, zou
weinig gebaat hebben.
Precies zoo gaat het met maat
schappelijke verschijnselen. Zij,
die van meening zijn, dat coöpe
ratie een luim is, oen dingetje
dat zal gaan evenals het gekomen
maakt uit [is, schier onopgemerkt,
sen zich, gelooven we. In welke
richting zij zich verder zal ont
wikkelen, kunnen we nog niet
zeggen, omdat, ofschoon haar
karakter van jaar tot jaar meer
geprononceerd te voorschijn treedt,
zij ook vele hinderpalen ontmoet,
die haar beletten zich voorwaarts
te bewegen.
Zoo heeft men de coöperatie
van kapitalen in den vorm van
naamlooze venootschappen met
vaste aandeelen, die zich ten doel
stellen eenig bedrijf of eenig ar
tikel van verbruik te monopoli-
seeren. Is die aanwending van
het kapitaal aan te bevelen Waar
schijnlijk niet, omdat er een hoogst
verderfelijke speculatie .aan wordt
toegevoegd, die in grof dobbel
spel ontaardt. Maar denkt eens
die schaduwzijde weg, en stelt *a
zulk een combinatie voor, opge
richt met het doel om door lagen
prijs eenig noodig artikel binnen
elks bereik te brengen en de pro
ductiekosten voor een zoo groot
mogelijk deel ten goede te doen
komen aan degenen die er aan
werkzaam zijnzou dat dan niet
de toepassing zijn van een huma
nitair beginsel?
Ongelukkig zijn de menschen
nog zoo ver niet gevorderd, dat
zij de dingen uit dit oogpunt be
schouwen en dienovereenkomstig
handelen. Het eigenbelang regeert
te veel, en daarmede moet reke
ning worden gehouden, niet met
idealistische Theorieën.
Het Toepassen van de coöpe
ratie op het winkeldebiet moet
in de eerste plaats een reden zijn,
dat minder personen dan vroeger
hun bestaan zoeken bij den klein
handel. Als een rivier minder
vischrijk wordt, moeten de jongens
niet alleen het haantje van vis-
sclier hij de hand nemen. En dat
nu is een der voornaamste fouten
men vindt het winkelieren zoo
aangenaam, zoo winstgevend, zoo
weinig inspannend, dat in som
mige gemeenten van de vijf hui
zen twee winkels zijn. Men zal
zeggen 't verscherpt de concur
rentie Misschien, maar het doet
ook zoeken naar verkeerde con
currentiemiddelen, en deze zijn
het, die mede een flinken stoot
ter bevordering van coöperatie
hebben gegeven.
Voorts achten wij het niet in
overeenstemming met het alge
meen belang dat personen die
niet dan de beperktheid hunner
middelen verplicht zijn op hun
uitgaven zooveel mogelijk te be
zuinigen, hun gewicht in de schaal
leggen om de balans ten gunste
der coöperatie te doen doorslaan.
De winkelier is onze medeburger,
wiens belangen niet over het
hoofd gezien mogen worden.
Ook is het wenschelijk, dat de
mannen van den tusschenhandel
hun best doen om in gelijke con
ditie als de afdeelingen van Eigen
Hulp te komen. We bedoelen
daarmede, dat zij een stelsel van
contante betaling moesten invoe
ren, waardoor zij gelegenheid
hebben hun geld veelmalen om
te zetten en daardoor lage prijzen
te stellenaan het contant be
talen moet een premie zijn ver
bonden, geen nadeel gelijk tot
dusver. Door ons blind te staren
op het persoonlijk belang, bren
gen wij geen enkele quaestie tot
een bevredigende uitkomst: we
moeten ook eens naast onze deur
zien.
Slot.
Onder begunstigiug van den dikken mist
klom de tamboer den wal ophij gleed als
een schim onbemerkt door 's vijauds gelede
ren heen, geen kogel bereikte hem, niets
hield hem, niets hield hem tegen, het was
of de hand Gods hem leidde. Hij naderde
eindelijk de markt, zij was verlaten, hier
sloeg hij den Prinsenmarschde belegerden
hoorden het en rilden, zij waanden zich
reeds overwonnen de afgematte soldaten, die
zich tot een uitval gereed maakten, vluchtten
ijlings in de grootste verwarring; de belege
raars hoorden die geliefde tonen en hun
geestdrift nam toe; met verdubbelde woede
stormden zij op de verschansingen inzij
beukten de poorten, die eindelijk voor bun
geweld moesten wijken, en toen stroomden
zij de stad in gelijk een watervloed, die
dammen en dijken overspat en zich in zijn
vaart door niets laat beteugelen. Alle vijan
den, die nog niet ontvlucht waren, werden
afgemaakt en gevangen genomen. Rijk was
de buit, ontzaggelijk de overwinning, zoodat
vriend noch vijand er iu Let begin geloof
aan durfde hechten. De verslagenheid onder
de Munsterschen was algemeen en groot
de vreugde in Holland was onuitsprekelijk
en het jaar 1672, onder zulke noodlottige
omstandigheden ingetreden, het jaar 1672,
dat zoo vele rampeu en gruwelen had aan
schouwd, scheen door deze zegenrijke gebeur
tenis bij zijn einde, al het doorgestane leed
te willen vergoeden, verhelderde met dien
lach het sombere gelaat, dat het gedurende
zijn loopbaan bad getoond, en wees op eene
blijdere toekomst, alsof het wilde zeggen einde
goed, alles goed
Nauwelijks was de 30 December voorbij
gegaan, of Margeretha van Thienen, die
zich nu door drie bloeiende kinderen om
ringd zag, verbrak heel nieuwsgierig het
zegel van het paket. Het was van den volgenden
inhoud
„Als gij deze letteren leest, dan zal ik
denkelijk deze wereld voor eene reinere,
betere, hebben vaarwel gezegd. Ik heb een
voorgevoel dat ik in den strijd sneven zul;
doch daarom ontwijk ik den dood niet, gaarne
breng ik mijn leven ten offer voor een edele
zaak, voor het heil van een zwaar beproefd
volk, van welka vrijheid ik, hoewel naamloos,
de grondslagen zal hebben helpen verzekeren.
Zij mijn naam dan onbekend, vergete men
mij op aarde, in Nederland, dat ik lief heb
als den geboortengrond mijuer moeder,
hooger loon wacht ik daar, waar om geeue
vrijheid zal gestreden worden, waar zij het
deel zal zijn van den gelukzalige, iu vrede,
iu eeuwigen vrede
„0 NVare het niet uit bekommering over
bet lot van het eenige wezen, waaraan ik
op aarde gehecht ben, om den kleinen kloe
ken Anton, ik zou u, goede lieden, bij de
zorg voor uw eigen gezin, niet met de
verantwoordelijkheid voor een' vreemdeling
belasten. Doch ik heb u gadegeslagen, uw
hart gepeild, ik weet dat in uwe nederige
woning brave harten kloppen, dat gij gaarne
vader en moeder zult zijn over een knaap,
die ik naar dit verre gewest heb medegoleid,
en die thans alleen staat in de wijde wereld.
Zoo ik hoop zal de kleine tamboer een
eerste rol spelen bij de inname van Coevor
den, en alom gevierd en geprezen, zal hij
te eerder eene plaats in uwe woning, in
uw hart verwerven. Nogmaals, u, goede liedeu,
naast God vertrouw ik hem, als ik niet meer
ziju zal; leidt hem door dit leven, waarvan
bij de gevaren en moeielijkheden niet door
ziet, en dat hem vriendel'jk schijnt toe te
lachen.
„Ook ik was eens onbezorgd als hij; ook
voor mij deed zich een lachend verschiet
op, een leven vol genot en luisterin
weinige jaren verdween het als eeu water
bel, door het liefelijk schijnsel der zonne ge
kleurd en snel uiteengespat.
„Mijn naam zal ik u niet medodeelen,
maar om mijn karakter in uwe oogen te
rechtvaardigen en u nog meer aan mijn dier
baren voedsterling te verbinden, geve ik u
de volgende schets van mijn levensloop.
Zooals ik gezegd heb, was mijne moe
der eene Hollandsche, zij was tegen den wil
harer ouders met een Vlaming gehuwd; ik
gevoelde de nadeelige gevolgen van dien
stap, en 't bleek weder in mij, dat God alleen
die huwelijken zegent, waarop de zegen der
ouders rust. Miju vader en moeder verschil
den in landaard en godsdienstik werd in
het geloof mijns vaders opgevoed, mijne moeder
had het anders gewild, dit gaf aanleiding
tot verwijdering en verdeeldheid; mijne op
leiding en vorming leed er onder. Met ge
latenheid verdroeg mijne moeder de luimen
eu somtijds de harde behandeling van haren
echtgenoot, zij leerde mij onderwerping, be
rusting in den goddelijken wil meer door
daden dan door woorden. Thans rusten
beide mijne ouders reeds lang in het stille
graf, mogen zij daar rust hebben gevonden
en in liefde zijn aangenomen bij de Hoogste
Liefde.
„Ons gezin woonde te Gent. Mijn vader
was een vermogend koopman, doch mijn
streven was noch handels- noch krijgsmans
stand, maar geleerde te worden. Mijne moeder
voldeed aan dien wensch. Ik leerde de oude
talen en de beginsels der hoogerc wetenschap
pen. Plot.eling stierf mijn vader. Ik gevoelde
geene roeping zijne zaken over te nemen, ik
verliet het ouderlijke huis en achttien jaren
oud, waagde ik mij met mijne geringe kun
digheden alleen in de ruime wereld, die
mij zooveel schoons beloofde.
Na eenige jaren zwerveus, nu als klerk,
dau als onderwijzer, eindelijk als krijgsman
kwam ik te Parijs. Daar vernam ik het over
lijden mijner moeder. Hartverscheurend was
mij deze tijding, er was geen wezen meer
op aarde dat mij liefhad, of slechts belang
in mij stelde. Ik vestigde mij in de beroemde
Frausche hoofdstad, bet verblijf van geestige
scherts en weelde, van fijne beschaving en
diepe geleerdheid, maar ook van vervolg- en
heerschzucht. Ik kwam aldaar iu een goed
en kwaad gezelschap; het eerste trok mij
aanik vermeerderde mijue kundigheden eu
menschenkennis, ouder/ocht godsdienstige eu
wijsgeerige stelsels en kwam in aanraking
met invloedrijke rijke mannen. Onder anderen
leerde ik Pieier de Groot kennen, den ge
zant der Stateu te Parijs, die thans aan de
wreedste vervolging is blootgesteld. Hij vond
zooveel behagen in mijne keunis van perso
nen en zaken, dat bij mij eene plaats als