NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND NA KERSTMIS, Oficiëele Publicatiën. Nb. 50. Woensdag 22 Juni 1892. Een-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. F e uillet on. AMERSFORRTME COURAM. VOOR abonnementsprijs: Per 3 meenden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien! Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote lettors en vignetten naar plaatsruimte. SCHUTTERIJ. De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, Brengen tengevolge van de deswege be staande voorschriften en ter verdere geregelde uitvoering van de door Z. M. deu Koning vastgestelde reglementaire bepalingen omtreut de Schutterijen, ter kenuis van de belang hebbenden, dat de alpbabetische naamlijsten van de ingeschrevenen voor de Schutterij, gedurende acht dagen op de plaatselijke Secretarie voor eenieder ter inzage liggen, alle werkdagen van 10 tot 1 uur, ten einde eenieder in staat zoude zijn om ingeval hem eenige personen of omstandigheden mochten bekend zijn, die daarop nog zouden behooren te worden aangeteekend of ervan moeten worden weggelaten, dit aan het Bestuur keubaar te maken. Dat de lot:ng voor de Schutterij, tussclien de ingeschrevenen van het jaar 1892, ouder toezicht eener Commissie uit het Bestuur, ten raadhuize dezer gemeente zal plaats hebben op Zaterdag den 25 Juni aan staande, des voormiddags te 10 uren. Wor dende alzoo de belanghebbenden opgeroepen om op plaats en-tijd voormeld te verschijnen, of bij afwezigheid zich aldaar door een bij de voormelde Commissie bekend persoon, voorzien vau behoorlijke schriftelijke volmacht, te doen vertegenwoordigen, om de bij de wet vereischte loting naar behooren te doen zullende voor hen die persoonlijk afwezig mochten blijven en zich niet op voorschreven wijze hebben doen vertegenwoordigen, door een der leden van de Commissie worden getrokken. Dattcnzelfde dage, op gelijke wijze, eene naloting zal plaats hebben, ten behoeve van diegenen, welke tot de loting verplicht zijnde, buiten hun toedoen niet onder haar moch ten zijn begrepen geworden, almede teil be hoeve van hen, die, ofschoon in andere ge meenten reeds geloot hebbende, sedert de laatstvoorgaande inschrijving alhier zijn ko men wonen, en voor de vreemdelingeu welke sedert die inschrijving in de termen zijn ge vallen, om als ingezeten te worden aange merkt. En dat eiudelijk den belanghebbenden bij de loting de gelegenheid zal worden open gesteld, om de redeuen van vrijstelling, waarop sommigen aanspraak zouden mogen maken, ter kennis van do genoemde Commissie te brengen, met aanduiding van het artikel der weteD het onderdeel daarvan, waarop zij hunue reclame grouden. Gedaan te Amersfoort, den 15. Juni 1892. De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK De Secretaris, W. L. SCHELTUS. De Burgemeester vau Amersfoort, Gelet op eene verklaring van den heer De. A. H. C van Dricl practiseerend ge neesheer, alhier wonende, waaruit blijkt de noodzakelijkheid der onteigening van een kapokbed, peluwtwee kussens, twee de kens en tivee lakens, welk eeu en ander in aanrakiug is geweest met wijlen Coen- raad Barman, die aan besmettelijke ziekte febris ttjphoidea) heeft geleden. Gelet op art. 5 dor wet van den 4 De cember 1872 (staatsblad No. 134), Besluit voormelde voorwerpen, toebehoo- rende aan Aaltje Reijerse, weduwe van Coenraad Borman, te onteigenen en ge last de onmiddellijke iubcslagneming daarvan. Gelast verder dat voormelde goederen on middellijk zullen worden verbrand. Amersfoort, den 14 Juni 1892. De Burgemeester voornoemd, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, Gezien art' 5 der wet tot regeling van den kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap Brengen ter openbare kennis, dat een verzoekschrift om vergunning tot verkoop van sterkeu drank in het klein bij hen is ingekomen van B. Van Wijk, in bet perceel wijk D. no. 41. Amersfoort den 21. Juni 1892. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, W. A. CROOCKEWIT, De Secretaris, lo. Br. W. L SCHELTUS. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gezien de tweede zinsnede van art. 21 der verordening op de Straatpolitie Doen te weten, dat de hoofdbewoner van een gebouw, de gebruiker van eeu erf, de eigenaar of beheerder vau eenig onbewoond eigendom, of van eenig ongebruikt erf verplicht zijn de straten vóór achter en terzijde van hun pand gelegen, waar overburen zijn „ter halve breedte", en waar gcene overburen zijn, of op pleineu eu grachten „tot vijf meiers uit den stoep" te doen wieden, zoodal de straat op Douderdag, den 30 Juni aanstaande, des voormiddags te 10 uren behoorlijk ge zuiverd is, op straffe bij art. 37 der gemelde verordening bepaald. Amersfoort, den 20 Juni 1892. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, W. A. CROOCKEWIT, De Secretaris, Weth. lo. Br. W. L. SCHELTUS. Bij de Staatsspoorweg-Maatschappij bestaat het plan, om, tijdens dezen zomer, tentoonstellingstreinen naar Scheveningen te doen loopen, waarbij coupens zullen worden uitgegeven, rechtgevende op entree in de Sporttentoonstelling enz. en liet Kurhaus. Tevens zal ieder reiziger liet recht hebben op een vrij diner in de restauratie Mulee. aldaar. Naar gemeld wordt, is in beginsel bepaald, dat de cavalerie bewapend zal worden meteen repeteer karabijn van het zelfde (verkleind) kaliber (6.5 mM.)als het nieuwe voor de infanterie bestemde (voor gestelde) geweer, en daaruit ook dezelfde patroon zal worden geschoten. De algemeen ondervonden geringe te rugstoot der nieuwe geweren, waarbij rookvrij buskruit wordt gebezigd, wettigt het vertrouwen, dat die ook bij de nieuwe karabijn (altijd veel lichter dan het ge weer) binnen de doelmatige grenzen zal blijven, hetgeen volgens onze meening, bij het gebruik der patroon n°. 1 (van het tegenwoordige geweer M. 1871/88) in de bestaande Remingtonkarabijn onzer cav., niet het geval is. Een verslaggever van De Amster dammer had dezer dagen een onderhoud met den te Amsterdam verblijf houdenden «oculist Indiën-Arabe." De beschrijving dien hij van den dokter geeft, luidt aldus: «Het is een schoon Oostersch type met schitterend bruine oogen in het geel bruine gelaat. Zijn fijn besneden, donker- roode lippen, steeds tot een vriendelijken, ietwat spotachtigen glimlach opgetrokken, laten twee rijen ivoor-witte tanden zien. Op het gitzwart haar draagt de dokter een fez, rijk met gouddraad beslikt, en de goe.l gevormde gestalte is nauw om sloten door een vest, bezaaid met veel kleurige edelsteenen. Van de schouders hangt hem een mantel, eveneens rijk getooid met gouden stiksel, diamanten en smaragden. Hij spreekt gebrekkig Fransch. Hij vertelde, dat hij twee jaren in Brussel had doorgebracht en daar veel genezingen had gedaan. Hij toonde zijn bezoeker een aantal Belgische, Fransche, Duilsche en Italiaansche bladen, waarin men hem o.a. noemde: den «Messias der Blinden," den «Oosterschen wonderdoener," den «weldoener der menschheid," «en gij, ondankbare Hollanders," zoo voegde de Arabier hier spijtig aan toe, «gij noemt mij spottend den «tweeden Sequah." Doch dit ontmoedigt mij niet; ik ben zeker van mijn resultaten en binnenkort zal men mij hier evenzeer eeren als in de andere landen waar ik verblijf hield." Op de vraag of hij werkelijk aan een universiteit gestudeerd had, toonde de dokter zijn «diploma", waaruit bleek dat hij aan de hoogeschool te Singapore den doktersgraad heeft verworven. Hij ptaktiseerde het eerst in Aiabië en vond daar de middelen om blinden te ge nezen. Verder verklaarde de dokter, dat hij iedereen helpt; armen betalen niets, menschen uit den burgerstand weinig en rijken veel. De behandeling is zeer eenvoudig. De dokter neemt twee penceeltjes in de hand. Het een doopt hij in een groen achtige zalf, het tweede in een sterk naar terpentijn riekende vloeistof. De dokter licht de oogleden zijner patiënten op, smeert het zalfje of het vocht op het oog, of daaronder ende behandeling is afgeloopen. Zij is kort doch blijkbaar zeer pijnlijk, want al de lijders bleven nog eenigen tijd zitten, kreunende van de pijn, de oogleden stijf toegeknepen en angstig zochten de meesten naar een doek om dien te drukken legen de schroeiende oogen. Vooral zij, wier oogleden ont stoken zijn, schenen veel te lijden. De doktei troostte hen echter met de ver klaring door den tolk in bet Hollandse!) overgebracht d3t deze pijn slechts eenige minuten duurt. De meeste behandelde waren uit de werkinrichting voor blinden op de Heeren gracht. Er waren er bij, die 86 jaar blind waren geweest, en nu begonnen te zien; die bij de behandeling van de be roemdste professoren geen heil hadden kunnen vindenenz. De meeste patiënten klagen over hoofpijn, waarvoor de dokter een poedertje geeft, dat zij moeten opsnui ven. lederen dag wordt de behandeling her haald. Armen betalen niets, anderen, naar hun vermogen, tot f50 per week. De dokter had een lijst van 25 patiën ten, die allen verklaarden, verbetering in hun oogen waar te nomen. Het is zeker een bewijs voor de dege lijkheid onzer Hollandsche huisvrouwen, dat het gebruik van Kuthreiner's Kneipp- ilahko/jie reeds binnen betrekkelijk korten tijd bij ons burgerrecht verkregen heeft. Wij Hollanders zijn conservatief van aard en hechten aan bel oude, dat ons van de voorvaderen als deugdelijk over levend is, maar wij zijn toch niet ontoe gankelijk voor het nieuwe, mits het beter zij dan liet oude. Zeker heeft de Malz- koffie ook tegenstanders maar wij durven gerust te beweren, dat deze öf onweten den, óf belanghebbenden bij andere pro ducten zijn. De Malzkoffie vereisclit eene behoorlijke bereiding volgens voorschrift, en wie zich daaraan houdt, en zich niet verbeeldt dezen nieuwen drank volgens oude ge woonte precies als andere koffie te moeten zetten, zal zich van zijne uitstekende hoedanigheden overtuigen en daarbij baat vinden. Niet alleen voor de gezondheid van de geheele familie zorgt de moeder door het gebruik van Malz-koffie, maar bet geeft haar ook voldoening, wanneer zij aan het einde der week of maand, door ge tallen aan haren echtgenoot bewijzen kan, door gebruik van de nieuwe Malz- koffie niet alleen een uitstekenden drank te hebben kunnen bereiden, maar ook een aardig sommetje op de gewone re kening te hebben kunnen besparen, dat vader nu voor andere nuttige doeleinden of een prettig dagje kan besteden. Daarbij komt dan nog het genot en voordeel, dat onze kinderen van de Malzkoffie hebben. Gekookte melk staat hen spoedig tegen, DOOR WILKIE COLLINS. (Naar het EngelsclxeMiss or Mrs?) EERSTE TAFEREEL. OP ZEE. 1) De nacht is ten einde. De nieuw-aanbre- kende dag wacht zijn levenwekkend licht bij die alom heerscheude stilte, waarvan men op 't land geen bewustzijn heeft de rust die het doorbreken van de zon bij volslagen kalmte op zee voorafgaat. Geen koeltje speelde in de doodstille lucht. Geen rimpel krulde het beweginglooze water. Niets vertoonde eenige afwisseling, dan het langzaam verhelderend licht; niets bewoog zich dan de natte nevel, die oostwaarts heen in zee optrok voor de zon, zijn meester. Met heerlijke schakeringen begon de sluier van de ochtendlucht al meer en meer doorschijnend te worden, en wel eindelijk zoodanig dat, in de eerste stralen van het zonnelicht, de hooge, blanke zeilen van een schoener-jacht opdoemden* Van den boeg tot den achtersteven heerschte eene volslagen stilte op het schip gelijk er stilte heerschte op de zee. Maar één levend wezen bevond zich op 't dek de man aan 't stuur, die rustig zijn arm over den uutteloozen roerstok geslagen bad. Met elk oogeublik werd het helderder dag, en tegelijk werd het zwoeler en toch bleef de stuurman sluimeren, de groote zeilen hingen slap, zonder eenig gerucht te maken het stille water lag als 't vrare in slaap langs de wanden van 't schip. Reeds was de volle schijf der zon boven de waterlijn zichtbaar, toen het eerste geluid door de ochtendstilte heendrong. Van verre over den blinkend witten Oceaan bereikte de schelle kreet van een zeevogel het jacht, een schrille klank, die plot seling door de laatste dunne nevelen der lucht heendrong. De man die aan 't roer was ingesluimerd, ontwaakte, en zag werktuigelijk naar de wer kelooze zeilen heeu, en, als uit sameustemmiug, geeuwde hij ze toe staarde toen eens naar alle zijden der zee uit, en schudde misnoegd zijn hoofd over de hardnekkigheid waarmee de windstilte aanhield. „Blaas toch, blaas toch maar, mijn briesje 1" zoo deed de man, half binn^ndsmonds, de matrozen-aanroeping aan den wind hooren. „Blaas mijn briesje l" „Welken wind hebben we?" schreeuwde eene zware, als metaal klinkende stem, blijk baar die van een man die van den kajuittrap naar 't dek keek. „Naar alle streken 't zelfde, heer, 't kompas rond." De stem werd spoedig door den man achter volgd. De eigenaar van 't jacht verscheen op 't dek. 't Is de heer Richard Turlington, van 't groote huis Pizzituti, Turlington en Branca, dat op de Levant handel drijft. Een aeht-en- dertiger, stevig en vast op zijn beenen, niet langer dan zoo wat vijf voet, gaf de heer Turlington zijn medemenschen een gelaat te aanschouwen, dat tot de houterige rechthoekige kon worden gerekend. Zijn voorhoofd was een rechte lijn, zijn bovenlip een andere, en zijn kin de rechts te en langste van al die lijnen. Toen hij zijn gebronsd gelaat oostwaarts gekeerd en zijn lichtgrijze oogen wat tegen de zon beschut had, toonde zijn knoestige hand duidelijk, dat die hem, op eeu of anderen tijd zijns levens, door zwaar werk aan de kost geholpen had. Over 't geheel genomen was 't een man, voor wien men geredelijk eerbied opvatten kon, maar gene genheid niet. Beter gezelschap moest hij zijn aan den kantoorlessenaar dan aan den gezel- ligen disch. Zedelijk en lichaamlijk als 't vergund zij dit zoo eens uit te drukken was hij een man zoo stijf als eeu paal, waarin zich geenerlei kromming van lijn vertoonde. „Gisteren stilte," prevelde Richard Tur lington, terwijl hij met strakken blik rondom zich henen staarde „en heden stilte. O, gaan we weer eens in zee, dan zal ik het schip met machiencs laten voorzien. Zoo kan ik 't niet uithouden „Denk eens aan die zwarte kolen, en dat helsche geklepper, en laat uw raooien schoener toch zoo als die is. Wij z'jn op een pleizier- tocht uit; laten wTind en zee dus ook huu rusttijd houden!" Deze woordeu, die als een soort verwijt klonken, werden gesproken door een slank, vlug jongman met een krullekop, die zich bij Richard Turliugtou op 't dek voegde, met zijn nachtgewaad, waarmee hij uit bed was opge staan. „Launcelot Linzie, gij zijt aan boord vau mijn schip gekomen als geneeskundige, om Miss Nathalie Graybrooke, op haar vaders verzoek, bij te staan. Blijf op uw plaats, wat ik u verzoeken mag, wanneer ik uw raad noodig heb, zal ik er u omvragen." Terwijl de oudere man in dier voege antwoord gaf, sloeg hij zijne andera kleurlooze grijze oogen op de jonkvrouw met eene uitdrukking, die duidelijk genoeg zeggen wilde: Er zou in dezen schoener niet langer plaats genoeg voor u en voor mij zijn." Launcelot Linzie had blijkbaar zijne redenen, waarom hij zich niet in 't minste door zijn gastheer wilde laten krenkeu. „Ik dank u hernam hij, op een toon van spotachtige goedwilligheid, 't valt zoo ge makkelijk niet aan boord van een schip op mijne plaats te blijven. Ik kun niet helpen, dat ik mij zoo gaarne voorstel welk een genot ik als eigenaar daarvan hebben zou. Dit leven is zoo geheel iets nieuws voor mij 1 't Is bij voorbeeld zoo recht prettig en gemakkelijk je hier te wasscben Aau deu wal is dat een heele zaak wat eeu omslag van emmers, kannen eu kommen, en dan loopt mon daarbij altijd ge vaar iets stuk te breken of omtewerpeu. Hier heb je maar uit je bed to springen, naar 't dek te klauteren, en in oen wip ben je klaar, zie maar!" Hij keerde zich om, eu snelde naar den boeg. In een oogenblik was zijn nachtgewaad uit, iu een volgeud was hij op de verschan singen, in een derde plaste hij verkwikkend rond in zestig vademen zout water. Turliugtou's oogen volgden hem met zeke ren weerzin, toen hij zoo roudoin het schip zwom; hij was 't eenige zichtbare voorwerp d.it zich bewoog. Turlington's geest als altijd regelrecht, maar t raag op 't doel afgaande, stelde zich, naar de gegeven omstandigheden, een vraagstuk tot oplossiug voor, eu wel in dezer voege „Launcelot Linzie is vijftien jaar jonger dan ik vroeg daarbij dat hij, Launcelot Lin zie, Nathalie Graybrooke's neef i9. Die twee voordeelen gegeven zijnde, wordt gevraagd: heeft hij Nathalie's genegenheid verworven Teu einde dat vraagstuk vau alle zijden te wikken en te wegen, koos iurlingion een

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1