NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
BUITENGEWONE AANBIEDING
„Het pheiRi van de Oude Jaffroaw"
No. 71.
Zaterdag 3 September 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
VERSCHIM WOENSDAG EN ZATERDAG.
Aan onze geachte Abonné stoeh met ie Miukassa
Vijftig Centen
F e uilleton.
EEN KUNSTENAARSGRIL.
AMERSFOORT
E COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 ïudruïden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Met den uitgever van wAKLll 1'»
Geïllustreerde Werken", opnieuw
in liet Nederlandse!: vertaald en met
oorspronkelijke platen voorzien
is een overeenkomst getroffen, waardoor
wij in staat zijn aan de abonné's van ons
blad een
te doen.
De in elk huisgezin zoo nuttige boe
ken van MAKLITT op een hoogst
gemakkelijke wijze in eigendom
te bekomen, ziedaar het plan, dat wij
ons voorstelden uit te voeren en dat,
naar wij vertrouwen, door onze lezers
met ingenomenheid zal worden begroet.
Bij het begin van elke maand zullen
wij n.l. onzen lezers de gelegenheid bieden
om tegen betaling van slechts
een geheel compleet werk van E. MA1Ï-
L1TT met oorspronkelijke platen
in eigendom te verkrijgen.
Beginnende met
zal o. a. een inaand later «HET HEIDE-
PRINSESJE," eveneens tegen betaling
van slechts 50 cent, worden aange
boden; daarna „RIJKSGRAVIIV GI-
SEXA" enz. enz.elke maand een nieuw
werk tegen betaling van slechts Tij fti g
cent, totdat alle Romans en Novellen
van MARXITT COMPLEET zijn en
desverkiezende in twee Prachtban
den, mede voor lagen prijs verkrijgbaar,
kunnen worden ingebonden.
Hoewel wij verwachten dat al onze
lezers gaarne gebruik znllen maken van
de gelegenheid, om op goedkoope en
gemakkelijke wijze alle BEWER
KEN van MARXITT in bun bezit te
krijgen, stellen wij de inteekening slechts
per compleet deel open en behoudt
ieder de volkomen vrijheid op één, méér
of alle deeleu in te teekenen.
Voor verdere bijzonderheden omtrent
het eerst verkrijgbaar gesteldecompleete
werk van E. MARXITT:
„HET GEHEIM VAN DE OUDE 1UFFR0UW"
leze men s. v. p. achterstaande adver
tentie met inteekenbiljet.
DE UITGEVER.
De naam van de Minahassa van
Menado, dien noordelijken uithoek
van het eiland Celebes, heeft voor
de vrienden der Christelijke zen
ding een vriendelijken klank.
Wanneer personen, die óf we
gens mindere bekendheid met, of
wegens vooroordeel tegen het werk
van de verbreiding van den Chris-
telijken godsdienst onder de heide
nen, op de geringe resultaten van
dien arbeid smalen, dan wijzen
wij, als afdoende weerlegging,
op de Minahassa.
In een bekend schoolboek («Kijk
jes in de Oost, II") wordt van dit
deel onzer bezittingen o. a. het
volgende gezegd
«De niet zeer talrijke Alfoersche
bevolking, onder rechtstreeksch
Ncderlandschgezaggeplaatst, heeft
een volledige verandering in zeden
en gewoonten ondergaan woeste
lingen, in onreinheid en barbaarsch-
heid levende, zijn beschaafd gewor
den en tot welvaart geraakt. Maar
niet aan de Regeering alleen moet
die gelukkige hervorming toege
schreven wordenzij is voor een
groot deel het werk van de Chris
tenzendelingen, die aan deze heide
nen niet slechts hun godsdienst
brachten, maar ook scholen sticht
ten en over het algemeen met den
meesten ijver en met het best ge
volg aan de verstandelijke en
zedelijke ontwikkeling des volks
arbeidden. En waar wij met eer
bied de namen lezen van Coen,
van Speelman, van Daendels, als
de grondleggers en handhavers
van ons gezag, daar mogen we
vooral niet verzuimen de groote
diensten te gedenken van die moe
dige vredeboden, als Hellendoorn,
Riedel, Schwarz en Graafland, die
onder de moeielijkste omstandig
heden hebben getoond, dat vreemde
overheersching voor de bevolking
van Indië een weldaad kan zijn."
Is het dan wel wonder, dat wij
van deze streek, en van den geest
aldaar, een min of meer idyllische
voorstelling hebben gekregen?
Die illusie is ons echter, in den
loop van dit jaar, op wreede wijze
ontnomen. Eigenlijk reeds veel
vroeger werden uit de Minahassa
slechte geruchten verbreid, maar
zij waren te onbestemd om er op
te kunnen ingaan. Sedert hebben
zij ook de opmerkzaamheid van
het gouvernement te Batavia gaan
de gemaakt, en een gevolg daarvan
is geweest de zending van den
heer Gallois, lid van den Raad van
Nederlandsch-Indië, om een onder
zoek in te stellen naar de grieven
en daarvan aan den Gouverneur-
Generaal te rapporteeren. Ook over
het mandaat van dien Regeerings-
commissaris werden in sommige
Indische bladen kwade noten ge
kraakt; hem zou namelijk zijn
opgedragen de enquête zoo te
leiden, dat het prestige der hooge
ambtenaren geen schade leedm.
a. w. men verlangde een oïïi-
cieële waarheid te vernemen, die
met de werkelijke slechts den naam
gemeen had.
En wat is er nu van de klachten?
Van hoogerhand hebben we daar
over nog geen licht zien verspreid,
en in de Tweede Kamer ontbrak
het tot dusver aan gelegenheid,
om van de Regeering eenige op
heldering te vragen. Slechts on
samenhangende berichten in de
Indische bladen gewaagden van
onwettig opgelegde heerendiensten,
van overmatige opdrijving van de
ingevoerde
ook daar
ments-koffiecultuur, van krenking
van het gezag der inlandsche
hoofden.
Een artikel, dezer dagen in »Het
Vaderland" opgenomen, en dat den
indruk geeft, van alleszins bevoegde
hand afkomstig te zijn, geeft meer
licht in deze zaak, en bewijst te
vens, dat sommige grieven reeds
van ouden datum zijn, hetwelk
wel pleit voor de groote lijdzaam
heid der bevolking. Ook de schrijver
van dat stuk noemt de Minahassa
een «schoon en rijkgezegend land,
dat met zijn Christenbevolking
zoozeer de aandacht en belang-
van Nederland verdient."
Schr. herinnert, dat de Minahassa
niet door de Compagnie is ver
overd, maar aan haar verbonden
door een contract van wederzijdsch
hulpbetoon, (1699). Met deze eige
naardige verhouding is geen re
kening gehouden; sedert '1876 zijn
de hoofden als ondergeschikten
behandeld en in hun wettige titels
verminderd. Met welk doel, blijkt
niet. In het volgende jaar zijn
wederrechtelijk de gronden, aan
de bevolking bchoorende, tot do
mein verklaard. De vrijwillig en
stelling
met goed succes uitgeoefende ko file-
cultuur werd ambtelijk op Javaan-
schen trant geregeldde winsten
van het transport aan de bevolking
onttrokken en aan een Chinees
uitbesteed. Met de helling van be
lastingen zijn allerlei proeven ge
nomen, die telkens tot zwaarderen
druk aanleiding gaven en de be
volking zelfs dwongen tot verkoop
van kleinoodiën over te gaan, ten
einde aan de steeds hoogere eischen
der ambtenaren te voldoen. De
heerendiensten werden zoodanig
opgevoerd, dat de bevolking geen
tijd meer had om aan winstgevende
cultures te arbeidener zijn per
sonen geweest, die 206 dagen in
het jaar moesten uitkomen. Zelfs
de rijstvelden konden niet meer
behoorlijk bewerkt worden. «Om
niet van honger om te komen
moeten de vrouwen, zelfsgedurende
het tijdperk van zwanger en
moederschap, aan weer en wind
blootgesteld het werk der mannen
verrichten." Daarbij komt nog, dat
tal van ambtenaren, door een on-
oordeelhare en willekeurige toepas
sing van verordeningen den druk
buitengewoon hebben verzwaard.
Maar wat is dat dan toch voor
een regeeringsstelsel, waarvan het
alleen verwondering, wekt dat het
eerst nu een uitbarsting van onte
vredenheid heeft veroorzaakt? De
tegenwoordige resident van Mena
do, de heer Stakman, is nu na
tuurlijk de man, aan wien alles
ofschoon hij eer
wordt geweten
geneigd
was den weg van hervor
mingen in te slaan dan een zijner
voorgangers, maar nu ook door de
bevolking wordt gewantrouwd.
Door den schr. worden de mid
delen aangewezen, die, spoedig
aangewend, de rust kunnen doen
terugkeeren. Zij zijn in hoofdzaak
herstel der staatkundige betrek
kingen volgens de vroegere con
tracten, herstel der hoofden in hun
aanzien en macht, teruggave van
de geannexeerde gronden, ophef
fing van de koffiedwangcultnur,
gelijkmatige verdeeling van belas
tingen, betere en billijke regeling
van heerendiensten, zending van
ambtenaren, die de rechten dei-
bevolking weten te eerbiedigen.
«Een inwilliging van het gevraag
de," zegt schr. «gaat niet met
moeite en uitgaven gepaard en
Een anecdote uit het Leven van een groot
toonkunstenaar.
1) Omstreeks het einde der maand September
1832, werd de geheele Parijsche kunstwereld
geschokt door een treurig gerucht. Van mond
tot mond, van huis tot huis, liep de tijding
voort, en waar meu haat verhaalde, verwekte
zij de diepste smart. Een nieuwsblad deelde
het bericht, mede dat Nicola Paganini, de
grootste violist van wien men ooit gehoord
had, plotseling ernstig ziek was geworden,
na afloop van een dier concerten, waarvan
hij de schitterende ster was, tot welke allen
zich voelden aangetrokken. Lieihebbers en
kunstenaars hoopten dat het zoo niet onwaar
althaus overdreven was, gelijk zoo dikwijls
met dergelijke berichten het geval is. Doch
ditmaal vergisten zij zich. Paganini had zich
overspannen. Een brandende koorts had den
kunstenaar op het ziekbed nedergeworpen,
en gaf bij een teeder lichaamsgestel aanleiding
genoeg tot groote bezorgdheid voor de mannen
der kunst. Paganini, wiens tecdere, ranke ge
stalte bijna tot een spreekwoord geworden was,
leefde als het ware tegen de natuur in, geen
wonder dus,dat de vrees groot was,dat zijn zwak,
zenuwachtig gestel voor den aanval der koorts
zou moeten bezwijken.
De dokters bevalen hem allen de meeste
rusl en eene gezonden eu versterkendeu leef
regel aan.
Den dag nadat het bericht in de nieuws
bladen was verschenen, werd Paganini in een
der aanzienlijkste gasthuizen buiten Parijs
overgevoerd. Op dien tijd was deze Villa
Lutaetiana bekend als alleen bezocht door
patieuten uit dc aanzienlijkste kringen. Bij
het hoofdgebouw der inrichting, dat ruim en
gemakkelijk was, behoorde een fraaie tuin en
een bekoorlijk park.
Een van de eerste voorrechten dezer in
richting was, dat elk paiient geheel vrij was.
Elk leefde er zoo als hij zelf wilde, at in
zijne eigene kamer of in de groote zaal.
Wanneer de avond viel, gingen zij, die van
het kaartspel of van gezelschap hielden naar
de gezelschapskamerde tuiu bood ook zijne
genietingen aan hen, die aan de frissche
lucht de voorkeur gaven; terwijl natuurlijk
zij, die vau rust eu lekt uur hielden, geen
beter plaats vinden kouden dan huune ge
makkelijk ingerichte vertrekken.
Onder deze laatsten behoorden Paganini, en
daar hij zeer zenuwachtig was, gevoelde hij
zich juist op zijn gemak in zijne kaïucr, waar
hij bevrijd was van het veelal doelloos gesnap
der salon.
Doch den meesteu der gasten viel deze
leefwijze niet in den smaak. Zij hadden een
hooggevierd persoon in hunne nabijheid en
wilden heiu ook in hun middeu zien. De
liefderijke opmerkiugen, die men zich achter
zijn rug omtrent hom veroorloofde, waren
even vermakelijk als laakbaar. Er waren in
zonderheid vier of vijf oude dames, die
algemeen bekend stonden als hem op aller
lei wijze te miskennen.
„Hebt gij dat groote genie ontmoet, mijne
waardste?" zeide men somtijds. „Zoo niet, dan
verzeker ik u, dat gij er niet veel bij verloren
hebt. Hij is een echte lomperd. Hij bekom
mert zich over niemand, of spreekt niemaud
een woord toe. Vertoont hij zich onder
ons, dan zoekt hij het stilste hoekje der
kamer op, of neemt ziju toevlucht tot een
afgelegen plekje in den tuin en weet bijna
niet, waar hij zich bergen zal, als hem iemand
nadert. Als dat manieren hecten moeten,
dan weet ik het niet."
„O, maar weet gij dan niet," merkte een
ander aan, „dat er eene geheimzinnige
geschiedenis aauleidiug geefc, tot die afzoude-
ring? Mou zegt dat hij een zeer treurig le
ven leidt. Een liefdesgeschiedenis, begrijpt
ge, waarvan uiemaud durft spreken."
„O, dat is het volstrekt niet," hernam
een derde, natuurlijk verstandiger en beter
ingelicht dan al de anderen. „Paganini is
eeu vrek. Dat is ontwijfelbaar. Er bestaat
volstrekt niets geheimzinnigs aangaande hem.
Weet gij niet meer dat concert, dat oulaugs
gegeven werd voor de slachtoffers der jongste
overstrooming? Niet, wel nu, hij wilde er
zich volstrekt niet mede inlaten, daar hij het
zich tot regel gesteld heeft, zegt men, voor
geen liefdadig doel te spelen. Zoo geheel
anders als andere mannen van zijn stand,
niet waar? Maar, men behoeft hem maar
aan te zien. Wat zoudt gij anders kunnen
verwachten?"
Al die beminnelijke, kleine opwellingen vau
vrouwelijke grillen hadden niet den minsten
grond, doch werden behoorlijk uitgebreid en
kwamen ongemerkt ook ter oore van Paganini.
Wie zou er den overbrenger van geweest ziju
Wij zullen het weldra vernemen.
Ofschoon Paganini wist, wat men vau hem
zeide en dacht, veranderde hij iu het minst
zijue leefwijze uiet. Hij leefde op de Villa
Lutaetiana geheel op zich zeiven, wandelde
alleen in de lanen en in het park, schepte
een bijzonder genoegen iu lezen eu vooral in
het herlezen van een pakket oude brieven, dat
met den dag grooter werd. Eene was er
echter, die den armen kranke wel gezind was
en hem niet vergat.
Door een volkomen rust, een gerusten
slaap eu een geregeld leven, keerden bij
Paganini gezondheid en krachten langzamer
hand terug.
Wij zouden der waarheid te kort doen zoo
wij zeiden. dat hij zijn leven geheel eenzaam
en verlaten aldaar sleet. Een enkele zonne
straal verlichtte de bijna treurige duisternis
van Paganini's leven op de Villa. De kun
stenaar had céue vriendin maar onder dc
bewoonster van Lutaetiana Louiselte.
„Wie was Louisette!" vraag men wellicht.
Het antwoord is ras gegeven. Louisette was
eene vroolijke, lieve, jouge deerne, met fraai
haar en heldere stem, die met de bedicniug
der patiënten belast was. Paganini's oog had
haar weldra opgemerkt eu op zijn driugeud
verzoek werd zij uitsluitend met zijne be
diening bela-t. Louisette wijdde al hare zorg
aan den gevierdeu gast eu Paganini stelde
de meeste belangstelling in Louisette. Eiken
morgen als zij zijn ontbijt gereed zette,
vermaakte zij hem met de medeaeeling van
al de nieuwtjes betreffende de overige be
woners der Villa, eu al de praatjes aangaande
hem bleven alzoo voor hem niet verborgen.
Elke glimlach, die Paganini's gelaat gedu
rende ziju verblijf op Lutaetiana ophelderde,
had zijn ontstaan aan Louisette te danken.
Op zekeren morgen kwam het jonge meisje
naar gewoonte binnen, maar hare vroolijkheid
was verdweueu. De toonkunsteuaar, die be
zig was met zich uit een stuk ivoor eeu
vouwbeen te snijden, zag weldra dat er
iets aan schortte.