NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
Oficiëele Publicatiën.
ONDER 'T OORDEEL.
No. 74.
Woensdag 14 September 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien:
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels 0,40 j iedere regel meer S Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
AZIATISCHE CHOLERA.
Wegens het dreigen van deze besmettelijke
ziekte, worden de ingezetenen herinnerd aan de
volgende bepalingen uit de wet van 4 December
1872 (Staatsblad No. 134), gewijzigd bij de wetten
van 3 December 1874 (Staatsblad No. 188), 28
Maart 1877 (Staatsblad No. 36) en 15 April 1880
(Staatsblad No. 64):
Artikel 8.
Het is verboden, hjders aan eene besmettelijke
ziekte te vervoeren of te doen vervoeren, behalve
in de gevalllen in deze wet aangewezenzich,
daaraan lijdende, naar eene andere plaats te be
geven; voorwerpen, die in aanraking waren met
lijders of overledenen aan eene besmettelijke ziekte
of daarvan afkomstig, te vervoeren, te doen ver
voeren, ten geschenke of in gebruik te geven of
te doen geven, te nemen of te doen nemen, tenzij
na ontsmetting volgens art. 25door onvoorzich
tigheid of achteloosheid gevaar van besmetting,
dat voorzien kon worden, voor anderen te doen
ontstaan.
Artikel 9.
Vervoer van lijders aan eene besmettelijke ziekte
naar een ziekenhuis of naai' hunne woning is ge
oorloofd volgens de daarvoor bij de plaatselijke
verordening te stellen voorschriften.
In bijzondere gevallen kan vervoer van lijders
aan eene besmettelijke ziekte door den burgemeester
worden toegestaan onder door hem te geven voor
schriften.
Dit vervoer met gebruik van openbare vervoer
middelen is verboden.
Voer- of vaartuigen, waarmede het vervoer heeft
plaats gehad, moeten onmiddelijk daarna door de
zorg en ten koste van den eigenaar worden ontsmet.
Indien het vervoer naar eene andere gemeente
geschiedt, geeft de burgemeester der gemeente van
vertrek onmiddelijk aan den burgemeester der ge
meente van bestemming kennis tan de verleende
vergunning en van de daartoe gegeven voorschriften.
Vervoer van voorwerpen, naai' de plaats voor
ontsmetting bestemd, is, met inachtneming van de
door den burgemeester te geven voorschriften, ge
oorloofd.
Artikel 10.
Onverminderd de wettelijke bepalingen tot wering
van besmetting door uit zee aankomende schepen,
zijn schippers van vaartuigen, waarin zich een
lijder aan een der ingevolge art. 1 dezer wet als
besmettelijk aangeduide ziekten bevindt, of waarin
iemand in de laatste 14 dagen aan een dier
ziekten geleden heeft of gestorven is, gehouden,
vóór of bij het binnenvaren van eene gemeente,
waar zij willen vertoeven of aanleggen, kennis van
bovengenoemde omstandigheden te geven aan den
burgemeester. Zij zijn vcrpligt met hun vaartuig
de door hem aan te wijzen ligplaats in te nemen
en aldaar zonder gemeenschap met den wal of
met andere vaartuigen te blijven, totdat ontsmet
ting overeenkomstig art. 25 heeft plaats gehad.
Het verbod van gemeenschap met den vasten
wal of met andere vaartuigen brengt mede, dat
geen der opvarenden het vaartuig mag verlaten
en dat niemand zich aan boord daarvan mag be
geven, met uitzondering van den loods, de genees
kundigen met het gezondheidsonderzoek en de
personen met de ontsmetting belast, en van de
geneeskundigen of geestelijken, belast met het
verleenen van geneeskundige of geestelijke hulp
aan lijders, en van de Rijksambtenaren der belas
tingen tot uitoefening hunner functiën, alsmede
van ambtenaren van justitie en politie, wanneer
hunne ambtsveirigtingen dit vereischendat geen
goederen gelost mogen worden en geen andere
goederen aan boord gebragt mogen worden, dan
die, welke voor het levensonderhoud der opvaren
den of de verpleging der lijders noodig zijn, met
bepaling dat de personen, met het overbrengen
belast, zich niet aan boord mogen begeven. De
kleederen van de personen, die krachtens die vo
rige zinsnede aan boord worden toegelaten, wor
den onmiddellijk na het verlaten van het schip op
de krachtens art. 25 voorgeschreven wijze ontsmet.
Zij, die zich in strijd rnet het verbod van gemeen
schap aan boord hebben hegeven, worden onder
de opvarenden gerekend en zijn aan dezelfde be
palingen als deze onderworpen, onverminderd de
straffen tegen de gepleegde overtreding bedreigd.
Artikel 11.
Overledenen aan Aziatische cholera mogen
niet worden vervoerd naar andere dan de voor de
ingezetenen der gemeente gebruikelijke, algemeene
of bijzondere begraafplaatsen.
Het vervoer mag niet plaats hebben in voer of
vaartuigen voor levenden bestemd en moet langs
den kortsten weg geschieden.
Artenz.
Artikel 14.
Bewoners van huizen of vaartuigen, waarin eene
besmetteÜjke ziekte voorkwam, mogen geen scho
len bezoeken dan na verloop van 8 dagen nadat
de ziekte, volgens schriftelijke verklaring vaneenen
geneeskundige, uit die huizen of vaartuigen ge
weken is.
Het verbod wordt opgeheven, zoodra ontsmetting
overeenkomstig art, 25 dezer wet heeft plaats ge
had.
Openz.
Artikel 15.
Hoofden of bestuurders van de in het vorig ar
tikel genoemde inrigtingen mogen de daarbij ver
melde personen, zoolang het verbod duurt, niet
tot die inrichting toelaten.
Artikel 19.
Het hoofd van een gezin, de houder of houderes
van eene slaapstede of een logement, de schipper
van een in eene gemeente vertoevend vaartuig, de
bestuurders van gestichten van weldadigheid, in
artt. 1 en 3 der wet van 28 Junij 1854 (Staats
blad No. 100) vermeld, van gevangenissen, van
Rijks-opvoedingsgestichten, van Rijks-werkinrigtin-
gen, van bedelaars- en krankzinnigengestichten
geven, wanneer daarin eene besmettelijke ziekte
voorkomt, hiervan binnen 24 uren. nadat hun het
feit ter kennis is gekomen, mededeeling aan den
burgemeester.
Gelijk voorschrift geldt voor de komrnandanten
van legercorpsen of oorlogsschepen in havens, voor
de onder hui» toezigt staande kazernen, schepen
of andere lokalen.
Artikel 20.
Huizen en vaartuigen, waarin eene besmettelijke
ziekte voorkomt, worden onmiddellijk en uiterlijk
binnen 24 men na de aangifte door de zorg van
den burgemeester, ten koste der gemeente, voor
zien van een van buiten duidelijk zigtbaar ken
merk, zoo noodig van meer dan één. de woorden
besmettelijke ziekte" en den naam der ziekte
vermeldende.
Het kenmerk moet aldaar verblijven totdat door
eene verklaring van eenen geneeskundige is ge
bleken, dat het gevaar van besmetting geweken is.
Krachtens de wet van 26 Apil 1884 (Staatsblad
no. 80), gewijzigd bij de wetten van 20 Juli 1884
(Staatsblad no. 164) en 15 April 1886 (Staatsblad
no. 64), zijn tot afwending dezer besmettelijke
ziekte en tot wering barer uitbreiding en gevolgen,
bij Koninklijk besluit van 4 September 1892
(Staatsblad no. 215) onder andere de volgende
bepalingen vastgesteld:
Artikel 3.
Een ieder is verplicht, de inlichtingen door amb
tenaren of geneeskundigen van hem verlangd ter
zake van de uitvoering van het tegenwoordig be
sluit, nauwkeurig en naar waarheid onverwijld te
geven.
Artikel 4.
In de aan de grenzen des lands gelegen gemeen
ten, door de Ministers van Binnenlandsche Zaken
en van Financiën aan te wijzen, worden geene
personen, over de grenzen uit het buitenland ko
mende, toegelaten, dan na geneeskundig onderzocht
en, zoo noodig, ontsmet te zijn. Het onderoek ge
schiedt door een geneeskundige, die daartoe door
den Minister van Binnenlandsche Zaken enz. wordt
aangewezen.
De beschikking tot aanwijzing van bedoelde
gemeenten wordt in de Nederlandsche Staatscou-
geplaatst ten minste één dag vóórdat zij in wer
king treedt.
Uitzonderingen op het verbod worden niet toege
staan dan met inachtneming van de voorschriften
daaromtrent door de Minister van Binnenlandsche
Zaken en van Financiën gegeven.
Artikel 5.
Een ieder, die waarneemt, dat een persoon, langs
land- of waterweg Nederland binnenkomende, aan
Aziatische cholera lijdt of ziekteverschijnselen ver
toont, welke het ontstaan van Aziatische cholera
doen verwachten, of die waarneemt, dat goederen
vatbaar voor de overbrenging van de besmetting
der Aziatische cholera, waarvan de invoer verboden
is, langs land- of waterweg in Nederland worden
ingevoerd, is verplicht daarvan onverwijld kennis
te geven aan den burgemeester of den meest nabij-
zijnden ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie, of
wanneer het goederen betreft aan den meest
nabijzijnden ambtenaar van 's Rijks belastingen.
Deze verplichting rust in het bijzonder op houders
van vervoermiddelen en daarbij geëmployeerden.
Artikel 6.
De burgemeester is bevoegd op de in het eerste
lid van artikel 5 bedoelde personen de, na ingewon
nen advies van een geneeskundige, door hem noo
dig geachte maatregelen van onderzoek, afzonde
ring en ontsmetting te doen toepassen en hen
naar eene openbare inrichting of andere verblijf
plaats in de gemeente ter verpleging te doen over
brengen.
De hierbedoelde ziekte of verdachte personen
zijn verplicht zich aan die maatregelen te onder
werpen en mogen zich niet zonder vergunning van
din burgemeester naar eene andere plaats begeven.
Artikel 8.
Ieder, die een of meer personen, komende uit
landen of plaatsen, door den Minister van Binnen
landsche Zaken in de Nederlandsche Staatscourant
aangewezen, in zijne woning huisvest, is verplicht
onmiddellijk na aankomst van dien persoon of die
personen daarvan kennis te geven aan den burge
meester, en evenzoo kennis te geven aan den
burgemeester van elk verdacht ziektegeval in zijne
woning, mitsgaders van het vertrek van bovenbe
doelde personen en van de plaats waarheen zij
alsdan vertrokken zijn.
De burgemeester doet door eenen door hem
aangewezen geneeskundige op elk der bovenbe
doelde personen, gedurende vijf dagen na zijne
aankomst, toezicht houden.
Bedoelde personen zijn verplicht dien genees
kundige bij zich te ontvangen en hem alle ver
langde inlichtingen ter zake van de uitvoering van
het tegenwoordig besluit, hetzij mondeling, hetzij
schriftelijk te verschaffen.
Vertrekt een persoon als bovenbedoeld, binnen
vijf dagen na zijne aankomst weder naar eene
andere gemeente, dan geeft de burgemeester on
verwijld daarvan kennis aan zijnen ambtgenoot in
die gemeente, die op gelijke wijze, en onder gelijke
verplichting van den bedoelden persoon, dezen
onder geneeskundig toezicht kan stellen.
Artikel 9.
De burgemeester is bevoegd, na advies van een
geneeskundige, het uitvoeren van verdachte en voor
het overbrengen van besmetting bijzonder vatbare
voorwerpen, van welken aard ooit, uit een huis,
erf of vaartuig, waar een geval van Aziatische
cholera Toorkwam, anders dan met inachtneming
van de door hem te geven voorschriften, te ver
bieden.
De Burgemeester van Amersfoort,
Gezien de aanschrijving van den heer Commis
saris der Koningin in de provincie Utrecht, d.d. 8
September 1892, No. 71, statistiek (provinciaalblad
No. 91), betreflende te nemen voorzorgsmaatregelen
in zake de AZIATISCHE CHOLERA;
Gelet op art. 8 van het koninklijk besluit van
den 4. September 1892 (Staatsblad No. 215),
luidende
•Ieder die een of meer personen, komende uit
•landen of plaatsen door den Minister van Binnen-
olandsche zaken in de Nederlandsche Staatscourant
•aangewezen, in zijne woning huisvest, is verplicht
•onmiddellijk na aankomst van dien persoon of
•die personen daarvan kennis te geven aan den
Burgemeester, en evenzoo kennis te geven aan
•den Burgemeester van elk verdacht ziektegeval
»in zijne woning, mitsgaders van het vertrek van
•bovenbedoelde personen en van de plaats, waar-
oheen zij alsdan vertrokken zijn.
»De Burgemeester doet door eenen door hem
•aangewezen geneeskundige op elk der bovenbe-
•doelde personen, gedurende vijf dagen na zijne
•aankomst, toezicht houden.
•Bedoelde personen zijn verplicht dien genees-
kundige bij zich te ontvangen en hem alle ver-
langde inlichtingen terzake van de uitvoering
•van het tegenwoordig besluit, hetzij mondeling,
•hetzij schriftelijk te verschaffen.
•Vertrekt een persoon als bovenbedoeld, binnen
•vijf dagen na zijne aankomst naar eene andere
•gemeente, dan geeft de Burgemeester onverwijld
•daarvan kennis aan zijnen ambtgenoot in die
•gemeente, die op gelijke w\jze, en onder gelijke
•verplichting van den bedoelden persoon, dezen
•onder geneeskundig toezicht kan stellen."
Brengt ter openbare kennis, dat genoemd artikel
8 zal worden toegepast ten aanzien van personen,
komende uit Rusland, Hamburg, Altona, Antwerpen
of Havre, zoodat echter, die een of meer personen
komende uit Rusland, Hamburg, Altona, Antwerpen
of Havre, in zijne woning huisvest, verplicht is,
onmiddellijk na aankomst van dien persoon of die
personen daarvan kennis te geven aan den Bur
gemeester, en evenzoo kennis te geven aan den
Burgemeester van elk verdacht ziektegeval in zijne
woning, mitsgaders van het vertrek van bovenbe
doelde personen en van de plaats, waarheen zij
alsdan vertrokken zijn.
Gedaan te Amersfoort, den 10. September 1892.
De Burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De tegenwoordige zitting van de
Stalen-Generaal zal worden gesloten op
Zaterdag 17 September 1892, des namid
dags te drie uren.
De minister van binnenlandsche zaken
is gemachtigd zich te begeven naar de
vergader ing der Staten-Genoraul, ten einde
in eene vereenigde vergadering der beide
Kamers, de zitting in naam der Koningin
te sluiten.
Dr. Folkert Kramer, arts te Amster
dam, beweert, een middel tegen de ge
vreesde diphlheritus gevonden te hebben.
Het bestaat in de toepassing van Jodium
tribromatum (Jodtribromid). Uil de jongst-
verschenen aflevering van het Arc/iiv fiir
Kinderheilkunde blijkt, dat hij eene
veelheid van zijn middel ter bepro-, fl
gezonden heeft aan den bekenden spt'
liteit prof. Monti, te Weenen. Diensa-
stent, dr. E. Kraus,deelt in bovengenoenr.
aflevering den uitslag mede van de aan
wending van het middel in drie gevallen,r
van welke twee zeer ernstig waren. HetSb
verloop was bij alle drie zeer gelukkig.
De patiënten namen het middel in alle
vormen zonder eenigen tegenzin in en
waren in tien dagen hersteld.
Den 16den September a. s. zal eene
groote manoeuvre worden gehouden, on
der leiding van generaal-majoor Hennus,
op de heide nabij Hilversum en Bussem.
Aan die manoeuvre wordt deelgenomen
door het regiment grenadiers en Jagers
(thans aldaar gekampeerd) het 5e batal-
IIOOII
NEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE.
EERSTE HOOFDSTUK.
1) 't Was een heerlijke zomermiddag van
't jaar 1846. In de morgenuren was'tvreeselijk
warm geweest, zoo warm, dat de boeren
zeiden, „'t in menschenheuchnis niet zulk een
hette gegeven had," maar tegen nanoen, 't mag
drie uur op 't torenklokje geweest zijn, had
't term geonweerd, jongens wat een slagen
Flits op flits doorkliefde de lucht, nu eens
zigzagsgewijze van 't eene eind des hemels
tot bet andere, dan weer fel schitterend als
stond geheel 't landschap in lichtelaaie vlam I
En wat al brandeu iu den omtrek! Wie zich
boven op den berg bij de ruïne bevond, en er
in de boerderij een toevlucht zocht voor den
weldra in stroomen neerplassenden regen, die
had 't kunnen vertellen boe hier een hooi
berg, ginds een boerenhuis en elders weet
een alleenstaande hut door 't felle vuur ge
troffen werd. Maar die regen, adeksels, dat
belooft wat voor den oogst," zeide boer
Jaopik, en hij koD 't weten, want hij had al
menigen oogst binnengehaald sinds hij onder
vader Jaopiks oogen 't boeren leerde. Ja, de
boeren hadden op dat zeggen elkaar de hand
gedrukt, en gezegd „dour kan een glaosie op
staon," en ze waren gezellig in de dorpsher
berg, „'t Gouden Hart," bijeengeschoold, en
hadden gedronken op 't weer en keken naar
die heerlijke, vruchtbare druppels, die zege
nend de dorstige velden en akkers laafden.
Wat terwijl wel gesproken werd?
Als de boeren bijeen zijn, komt als van zelf
vaak 't gesprek op den doininé. Ook thans
was de sinds eenige maanden aldaar geves
tigde predikant 't ontwerp van het gesprek.
,,'t Is eeu buitengewoon man," zeide Jaopik,
en hij zette eeu zoo effen gezicht als was hij
de predikant zelf. «Ik heb al beel wat domi
nees bijgewooud in ons dorp, maar ik zeg
deze goat boven al."
„Dat zijn niet allen met u eens," merkte
een ander aan, „'t is waor, hi prekt de woar-
heid, op en top krek zooals we 't van z'n
voorgangers leerden, en toch ook wer anders.
Woarom zet hi allied die uitverkiezing zoo
veurop. 't Mag mooi zijn, maar ik begriep
'i niet reeht. Als wi uitverkooren zijn, hebben
we toch eigenlijk de leer van 't verzoenend
lijden niet noodig, dat zeg ik zoo moar. Nee
dau is onze Evangelist een ander man!"
We laten hier de boeren vrij aan 't theo-
logiseeren, en zien liever naar buiten waar
't weder geheel is opgeklaard en de zon op
nieuw schijnt. Hoe heerlijk en genotvol is
't nu buiten, nu de lucht is afgekoeld, en
de heldere druppels als zoovele diamanten
glinsteren en flonkeren op gras en struik.
Wie niet binnen noodig heeft, blijft er niet
in, maar drinkt met volle teugen de heerlijke
frischheid der pas bevochtigde aarde.
Zoo ook de beide dames, die arm in urm
langs 't veldpad waudelen, terwijl de jongste
zich nu en dan bukt om een blauwe koren
bloem of een donkere klaproos te plukken,
die ze al voortgaande tot een ruiker samen
bindt. Ze is een hoogst aanvallig meisje, klein
van gestalte doch vol gratie. De lichtblonde
lokken, die in sierlijke krullen op de schouders
neervallen, omlijsten haar gezichtje en wan
neer ze zich bukt, verbergen ze voorhoofd en
oogen, die toch ivel waard zijn gezien te
worden, want ze zijn van dat onbeschrijfelijk
zachte blauw, dat bijna aan 't reine kin
deroog doet denken, waarin nog de hemel
weerkaatst wordt, eerst zoo kort door 't kin
derzieltje verlaten. De stap was veerkrachtig
en vlug, ieder barer bewegingen getuigden
van kinderlijke onschuld gepaard aan jonk
vrouwelijke schuchterheid en lieftalligheid. Wie
haar zag, had baar lief, doch beminde niet in
haar de vrouw, maar 't kind, en men zou ge
neigd zijn haar op dc knieën te nemen en te
koesteren, eer men er aan denken zou, dat
zij als jong meisje zulk een liefkozing beslist
terug wijzen zon.
Hare veel oudere gezellin, een fiere, statige
dame, is nog schoon, ondanks bure veer
tig jaren. In haar gelaat ligt onmiskenbaar
den stempel van goedheid en adel der ziel,
hoewel het tevens getuigt van geleden strijd en
zegepraal. Neen, de jaren hebben dat gelaat
niet ontzien, maar er hun merkteeken op
ingedrukt, en hoewel ze soms lacht om de
enkele rimpels, die rondom de eens zoo prach
tige donkere oogen saamgetrokkeu zijn, en ze
met een soort van ijdelheid tracht weg te
strijken, is haar dit niet meer mogelijktoch
getuigt de vaak glimlachende mond, dat dit
leed voorbij is lang voorbij, en dat 't heden
haar gelukkig gemaakt heeft.
„Mama." spreekt Ada Vernande, »boe heer
lijk is 't buiten; de regen heeft alles goedge-
daan. O, het is genotvol te zwerven en te
dwalen iD onbekende, vruchtbare streken.
Het was 't heerlijkst plannetje, dat mijn lieve
vader maken kon, om met u en mij hier zijne
vacantie door te brengen, en dat er spoedig
een einde aan komt, spijt me niet weiuig
„En tocb, mijn lief kind is het hoog tijd om
huiswaarts te keeren. We ziju nu reeds zes
weken uit de stad, en uw vader, ge weet het,
kan zoo slecht zich van zijne patiënten schei
den. Ik denk daarom, dat we nog voor het
einde dezer week huiswaarts gaan. Wut
het buitenleven betreft,zou ik er volstrekt geen
bezwaar in zien zoo gij, om dit nog wat langer
te genieten, de uitnoodiging, aanneemt u
door de kleine baronnes gedaan Elizabeth
van Asperen is bepaald een charme van me,
en ze is ook uw liefste schoolvriendin, niet
waar
„Ja, we waren altijd samen, en oom Frans
roemt haar als zijn beste kweekeling. Ver
beeld u, moederlief, welk een dwaas idee ik
somtijds hadIk dacht, dat oom Frans en
Elizabeth, nog wel eens een paar konden
wordeo."
„Dwaas meisjeNeen, mijn broeder beeft
heel andere denkbeelden, dat weet ik zeker
Daarbij is hij oud genoeg om haar vader te
zijn, want Elizabeth is, meen ik, nog jonger
dan gij 1"
„Echter zou dat wel de eersle maal niet
zijn, dat een man van veertig of daaromtrent
eene vrouw kiest van mijn leeftijd. Herin
nert gij u nog wel moederije, welk een ge
lukkig paartje we aldus verleden jaar in
Bon n ontmoetten? We dachlen eerst, dat hij haar
vader was, zoo grijs was hij reeds, en we
verschrokken bijkans toen we de vergissing
bemerkten en hij haar als zijn lief vrouwtje
aan ons voorstelde."
„Ik zou dan ook de laatste zijn, mijn kind,
om te beweren, dat dit verschil ia jaren aan
leiding tot eeu ougelukkig huwelijk zou moeten
zijnl Maar wat oom Frans betreft, hij heeft
eenmaal de liefde leeren kennen, en is toen
erg ongelukkig geweest."