NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
ONDER T OORDEEL.
No. 87.
Zaterdag 29 October 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Zeezaken.
Feuilleton.
AMEHSFOOBTSCIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S ineuiiden 1.Franco per post door het geheele Eijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Adrertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekand.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De Minister van Marine heeft
grootsche plannen.
Jarenlang is geklaagd over het
verval der Nederlandsche vloot.
Terwijl de groote militaire Mogend
heden van Europa, inzonderheid
Italië, Duitschland en Frankrijk,
haar uiterste krachten inspannen
om door den bouw van reusach
tige vaartuigen elkander den loef
af te steken, hebben wij ons mate
rieel slechts in geringe mate aan
gevuld wat wij bezitten is voor
een groot deel verouderd, en een
koloniën- bezittenden staat onwaar
dig. Plannen, om in dien toestand
verandering ten goede te brengen,
zijn wel gemaakt, maar niet tot
uitvoering gekomen, en eigenlijk
verkeeren wij in dezelfde verhou
ding als honderd jaar geleden,
toen we, door Engeland aangeval
len, niet bij machte waren onzen
geduchten mededinger het hoofd
te bieden, zoo min hier als in
Indië. De gevolgen zijn bekend.
Ook omtrent de oorzaak van het
toenmalig verval verkeeren we niet
in het onzekere. Zij was gelegen
in het gemis van offervaardigheid
der landprovinciën, in wier oog
een sterke vloot slechts het mid
del zou zijn om de vroegere over
macht van Holland, die men zich
in de dagen van Jan De Witt
slechts noode had laten welgeval
len, te herstellen. Aan de moge
lijkheid van een nieuwen strijd
met Engeland werd niet gedacht;
bescherming van het grondgebied
aan de zeezijde was een vraag
stuk, waarmede men zich in dien
tijd van heftige partijtwisten niet
bezighield.
Zijn er in onze geschiedenis tijd-
perken
DOOR
MEVR. KAUTZHANN-VAN 00STERZEE.
14 Het jonge meisje had rich verlrouwe-
lijk naast haren vader neergezet en leunde
bet blonde lokkenhoofd tegen zijn borst.
Adelheid aan de andere zjjde hield zijn
groote mannelijke hand gevat, en zag
glimlachend tot hem op. Zoo vormden
xa te zamen een liefelijke groep waar
vertrouwen, eensgezindheid, sympathie
uit spraken. >0, mocht het immer zoo
bljjven, dacht Adelheid, en warm vroeg
ze: »onze Ada ziet toch niet tegen het
huweljjk op?" Nog is breken mogeljjk,
indien uwe liefde niet sterk genoeg is.
En beter laat gekeerd dan eenmaal bit
ter teleurgesteld."
»Och mama, ik doe me zelve telkens
dezelfde vraag. Als Berthold bij mg is,
en ik zie xjjn vurigen blik op me rusten,
den acht ik geen grooter geluk den met
hem vereenigd te zgndoch ie hg verre,
den is het of die band losser wordt. Ik
begrgp mezelve vaak niet; kunt gjj me
geweest, waarin we niet
schroomden in volle zee eiken
vijand te trotseeren, onder de
tegenwoordige omstandigheden, nu
de maritieme aanvalsmiddelen der
Mogendheden zulk een ongekende
uitbreiding hebben gekregen, is
de kans op zoodanig verweer ver
dwenen. Het hoogste, wat van
onze zeemachtkan worden geëischt,
is, dat zij defensief optrede, dat
zij, in vereeniging en samenwer
king met het landleger, de toe
gangen aan de noord- en west
zijde, door de zeegaten, belette en
een landing voorkomen kan. Doch
zij heeft nog andere plichten te
vervullen. In de beide Indien be
hoort zij ons gezag te kunnen
handhaven, en onze bezittingen
voor een overval te beveiligen.
Dan nog moet zij politietoezicht
ter zee kunnen uitoefenen, en,
wanneer de gelegenheid zich daar
toe aanbiedt, onze vlag toonen in
buitenlandsche havens, gelijk dezer
dagen .hij de Columbusfeesten ge
schiedde door H. M. stoomschip
»Jan Willem Friso."
Tot al deze dingen is, naar het
oordeel der deskundigen, onze vloot
niet in staat, vandaar de toene
mende drang tot uitbreiding van
het materieël.
Daarbij noet echter in aanmer
king worden genomen, dat er groot
verschil van gevoelen heerscht
aangaande vele bijzonderheden.
Vooral is het de vraag, of geen
scheiding moet worden gemaakt
in overeenstemming met het doel,
voor hetwelk de schepen worden
gebouwd. Wat noodig is voor onze
kustverdediging, beantwoordt niet
aan de behoeften van Indiëeener
lei stelsel is niet op beide van
toepassing. Daarom is de wensch
uitgesproken, om voor Indië een
geheel zelfstandige regeling te
maken, geheel buiten verband met
de maritieme middelen, die wij
voor defensie en andere doelein
den noodig hebben. Dit past ook
in het kader van de voorstellen,
door den Minister van Koloniën
aanhangig gemaakt betreffende de
Indische financiën; worden deze
aangenomen, dan komt een bedrag
van anderhalf millioen van onze
begrooting ten laste van Indië,
wegens uitgaven voor Marine. In
denzelfden gedachtengang past de
vraag, of het creëeren eener af
zonderlijke Indische zeemacht niet
de voorkeur zou verdienen boven
een gemengd systeem. Is deze
vraag bevestigend beantwoord,
dan kan worden vastgesteld wat
voor de eigenlijke landsverdedi
ging het eerst noodig is.
De Minister heeft een plan ge
maakt, volgens hetwelk, te begin
nen met 1893, 31 schepen en 22
torpedo-booten gebouwd zullen
worden, zonder het groote pant
ser-dek torenschip mede te reke
nen, dat Zaterdag in tegenwoor
digheid van de Koninginnen is te
water gelaten, en die nog moet
worden afgewerkt. Onder die sche
pen zijn er 10, die een lengte
zullen hebben van 86.20 M, en
zoowel voor Indië als voor Neder
land zijn bestemd; drie er van
komen voor rekening van den In-
dischen dienst. Hun diepgang var
b..'0M. maakt ze geschikt
onze rivieren en zeegat
vaartuigen kosten el!'
gulden.
De geheele uitgi
ring van het plr -
wordt op bijna
den geraamd, over 10 jaren te
verdeelen; op de begrooting van
1893 is f3.366.000 voor nieuwen
aanbouw gebracht. Het voornemen
is, drie schepen tegelijk op stapel
te zetten, één op de Rijkswerf te
Amsterdam, twee op particuliere
werven, zoo mogelijk binnenslands.
Er is reeds zoolang geklaagd,
dat wij niet anders dan toejuichen
kunnen, dat eindelijk de Regee
ring, haar verantwoordelijkheid
indachtig, den weg baant om tot
een beteren toestand te geraken.
Evenwel, tegenover een zoo kolos
saal offer, dat gevraagd zal wor
den, en dat, indien het moet, ons
niet te zwaar moet wegen, dewijl
het de hoogste belangen des lands
geldt, mogen we wel de vraag in
het midden brengen, of het wel
aanbeveling verdient, ons voor een
tijdvak van 10 jaren te binden.
In een tijdsverloop van dezen duur
kan zeer®veel gebeuren, en niet
onwaarschijnlijk is het, dat sche
pen, die^men thans voldoende acht,
over eenigen tijd door de mannen
van het vak zullen worden afge
keurd. Er is reeds elders een ken
tering waar te nemen op het ge
bied der maritieme weermiddelen
men vraagt, of de ontzaglijke bo
dems, waaraan zooveel millio,er'
worden besteed, niet bete
vangen zijn d <>- k'-'
rende, ze°
die v>'
v.e"
naar een thans ontworpen plan,
dan is de kans groot dat men,
kort na den aanvang van de vol
gende eeuw, opnieuw zal kunnen
beginnen, en dat dezelfde afkeu
ring, die thans ons geheele mate
rieël treft, dan zal worden uitge
sproken over hetgeen we met
groote zorg hebben verkregen.
De wisselvalligheid op defen
sie-gebied maakt ons wel wat
huiverig voor zulke veelomvattende
plannendaarbij komt nog, dat
volgende Ministers wel eens heel
andere denkbeelden kunnen heb
ben aangaande de verdediging te
water, en dat alzoo de tegenwoor
dige Kamers niet het recht heb
ben, die opvolgers te binden aan
een votum, in 1892 uitgesproken.
Misschien zal dit bezwaar ook
in de Tweede Kamer worden ge
deeld, en zal men er op aandrin
gen, dat de Minister eenvoudig
verklare, wat hij het eerste jaar
kan doen om verbetering aan te
brengen binnen de grenzen onzer
financieële krachten. Op die wijze
kan men elk ia"- -van,
dan
nv
begrjjpen?"
»Hjj heeft bepaald een zeer grooten
invloed op u, lief kinden daar we niets
ten zijnen nadeele weten, geloof ik dat
dit goed is. Mg bevalt hg zeer goed, en
uw vader is met hem ingenomen."
»En de zaken liggen er nu eenmaal
zoo toe," sprak het meisje mgmerend
ija het is goed zooals het is, het moet
goed zgn, dat gevoel ik alt hg me
nabjj is."
»Ge zjjt nog zeer jong Adaals hij u
zoo lief heeft, zouden we nog eenig uit
stel kunnen vragen, indien ge het
wenscht."
sDank u papa. Maar ik geloof niet dat
dit noodig is. Men zegt dat meo elkaar
in het engagement toch niet geheel leert
kennen, en dit moet wel zoo zijn. Daarbij
is hg zoo ver weg en kan niet telkens
bjj me zgn."
»Nu denk er eens over; en nu moet
ik waarljjk u beiden verlaten. Ik ben
heden heel wat tjjd kwjjt geraakt met
het bezoek van die buitenlieden. Geluk
kig zijn er niet veel zieken. Adieu beste
vrouw, adieu mijne dochter," en weg was
de dokter.
De jonge vrouw bleef peinzend hem
nazien. Welk een man was hij toch, haar
Willem 1 Hoeveel leed had hg gedragen
en doorstaan. Van zijn jongste jaren af
was kommer en verdriet aan zijde ge
gaan hij had zien sterven die hem het
dierbaarst waren, hij had met lijden, een
zaamheid, twijfelmoedigheid te kampen
gehadde rampen hadden zijn baar ver
grijsd, maar zgn hart was jong en frisch
gebleven. Was dat niet het gevolg daar
van dat hij in alles de Vaderhand erkende
die zgn lot en leven bestierde? Dat hg
die hand legende ook waar ie beproe
ving zond, en het vast wist dat die be
proeving voor hem noodzakelijk was?En
was hg niet daarom juist zulk een alge
meen geliefd en geacht geneesheer ge
worden, omdat hij aan de ziekbedden
niet alleen als heelmeester verscheen
maar ook als vertrooster, als vriend, die
door ervaring wist hoe diep de smart
worden kan? O, er zgn oogenblikken in
het leven waarin we maar al te geneigd
zijn tot velen te spreken, ga heen van
ons, gij moeielijke vertroostersde een
zaamheid is ons beter dan uw toespraak
waarin het hart ontbreekt, maar er zgn
anderen die mat een traan in het oog,
haitentaal in den warmen handdruk, ons
moed weten te schenken en kracht om
terug te keeren tot het geloof der kin
derjaren, wat in zulke oogenblikken niet
zelden de beste vertroosting blijkt te zijn.
Tot dezulken behoorde dokter Vernande.
Wie hem aan ziekbedden gezien had.
itijare
worden aan
heeft men al dien tijd gebouwd j'
.Jgesteld zullen
waar hij niet alleen met ijver en nauw
gezetheid zgn plicht volbracht, maar
waar hg als vriend een woord van deel
neming schonk, die erkende in hem meer
dan den mensch, den christen, die zich
zelf op het voorbeeld van den Goddeljj-
ken Meester overgeeft om de nood van
anderen te lenigen. In zulke oogenblik
ken was niets hem te veel; dat had hij
wel het meest getoond, toen eenige jaren
geleden de stad door een hevige epide
mie geteisterd werd. Hij had niet ge
schroomd tot in de ellendigste woningen
binnentegaan, er lafenis en verkwikking
te brengenhg had vaak met eigen han
den de zieken gereinigd en verzorgdhij
was velen een redder geweest, en oogstte
hun dankbare genegenheid. Maar hij
wist het ook dat hij aldus de besmetting
in zijn eens zoo gelukkig huis had ge
haald. Hjj had eene dierbare vrouw, hg
had zgn lieve gezonde kinderen grafwaarts
gebracht, en het eenige dochtertje was
de eenige herinnering aan die gezegende
huwelijksjaren. En toch, zelfs onder die
slagen had hg de hand gekust die hem
trof, en in de eenzaamheid de kracht
gevonden, hem zoo noodig, om stil en
vertrouwend zijn verderen weg door het
leven te gaan.
En nu?
De jonge vrouw zag in de kamer rond,
tl--- -r
ze onbemerkt
als pijnlgk l
getroffen. O,
tigen, ferme
haar meisje'
haar onver
het somtijc
diep in he'
naar de lev
beeld der e.
weergaf, fluis
kiger dan ik,
geschonken."
Zoo zat ze stil en t,.
nu en dan langzaam een
hare wangen rolde, die
weg veegde.
Was ze dan thans minder gelukkig
dan voor eenige jaren, toen ze bjj haar
broeder was en met hem het onbekende
maar geliefde kind verpleegde? Was hare
roeping als zijne vrouw thans minder
grootsch, dan eens als zuster?
Neen, maar hare verwachting was te
hoog gespannen geweest; ze had zich
zelve gezien als gelukkige moeder, en ze
was teleurgesteld.
Nu voelde ze plotseling twee zachte
armen om haren hals; imams," sprak
Ada, sgij schreit. Gaat het u dan zoozeer
aan het hart, mg te verliezen?"
Vervolg in het Bijvoegsel').