NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. ONDER 'T OORDEEL. I\o. 8. Zaterdag 28 Januari 1893. Twee-en-twintigste jaargang, VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. De mimtpaestie. BINNENLAND. F euilleton. AMER IE CODBANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebeele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Wanneer de Maatschappij in het bezit was van een voldoende hoeveel heid van een enkel edel metaal van tamelijk standvastige waarde, om in de behoefte aan een ruilmiddel te voorzien, dan zou er waarschijnlijk geen muntquaestie zijn. Nu is zij er wel degelijk, en haar bestaan wordt aangemerkt als een der voornaamste oorzaken van onzekerheid op het ge bied van handel en nijverheid. Er zou meer omgezet, meer verdiend, der halve ook meer verbruikt worden, indien men gewaarborgd was tegen de gevolgen van vrij plotselinge schom melingen in de prijzen van het zilver. Het is dus niet te verwonderen, dat staathuishoudkundigen van naam hun best hebben gedaan om een mid del te vinden tot wegneming van de onzekerheid. Er ziju in de laatst, jaren bij herhaling internationale con- ferentiën gehouden door de vertegen woordigers van verschillende Mogend heden, waar men getracht heeft tot eenheid op dit punt te geraken, maar tot dusver met gering resultaat. De laatste, die van Brussel van 't vorige jaar, ging uiteen tot aanstaanden Mei, ten einde den gedelegeerden gelegen heid te geven over de verschillende voorstellen, voor zooverre die nog niet zijn ingetrokken of verworpen, na te denken en met hun Regeering in overleg te tredenmaar er is heel weinig kans dat men van de hervat ting der werkzaamheden veel vrucht zal zien. We zeiden bij den aanvang: indien slechts één metaal als standaardmunt kon worden vastgesteld, en zullen even bij dat denkbeeld blijven stil staan. Als waardemeter komt in de eerste plaats het goud in aanmerking, vooreerst om dat het op zichzelf een hooge waarde heeft, ten tweede door dien de toeneming der productie ge lijkmatiger is dan die van het zilver De Staten alzoo, die in hun munt- wetgeving den enkelen gouden stan daard hebben aangenomen, zooals Engeland en Duischland, zijn in de sterkste positie. Feitelijk bestaat dat zelfde stelsel ook in Nederland, maar de behoefte aan meer circulatiemid delen dan de aanwezige goudvoorraad oplevert, is oorzaak dat het zilver meer dan de rol van pasmunt ver vult, dat wij, ofschoon de vrije aan- .inting door particulieren van zil veren munt niet is toegelaten, toch meer het zoogenaamde bi- metallisme naderen dan wensclielijk is. Nu zou ook, indien men overal daartoe kon besluiten, het zdver ge schikt zijn voor standaardmunt. Maar bij den tegen woord igen toestand is daar in de verste verte geen denken aan. De waardeverhouding tusschen goud en zilver is in den laatsten tijd ontzaglijk gewijzigdzoodra er eenige verandering in komt ten gunste van liet laatste, ziet men inzonderheid in Amerika de zilverproductie terstond toenemen, en de speculatie maakt zich van dat metaal meester om groote winsten te behalen liet gevolg is dan een rijzing van de prijzen, die van belangrijken invloed is op de loo- pende contracten. Nu er geen goud genoeg is om in alle behoeften aan ruilmiddel te voor zien, wordt gezocht naar een uitweg om zonder schade ook het zilver tot den rang van standaardmunt te ver hellen. Velen achten dat een hopelooze poging, het zoeken naar iets onmo gelijks. Neen, zeggen de bi- metallis- ten, het kan wel. Het komt er slechts op aan, een vaste waardeverhouding tus schen de beide metalen aan te nemen, bijv. van 15'L tot 1, dan zijn we klaar. Als alle mogendheden zich daarbij aansluiten en hun muntwezen daar naar inrichten, is het vraagstuk op gelost. De mogelijkheid willen we niet be twisten: de waarschijnlijkheid, dat het dien kant op zal gaan, betwijfelen we. Internationale regelingen van econo- mischen aard zijn vooral daarom zoo uiterst moeielijk, omdat elke natie liefst te rade gaat met haar eigen belangen, die soms van die van een ander volk hemelsbreed verschillen. De omstandigheid, dat juist de Repu bliek der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, de grootste zilver producent, het plan heeft geopperd tot het bijeenroepen eener conferen tie, waarvan het doel moest zijn de verdere waardevermindering van het zilver, zoo mogelijk door het aanne men van een vaste verhouding, tegen te gaan, moet reeds met eenig wan trouwen vervullen en de vraag doen rijzen of het niet in de eerste plaats de belangen van de eigenaars der zilvermijnen en van de speculanten in dat metaal zijn, die door het nemen van den gewenschtén maatregel het meest zouden gebaat worden Bovendien verlieze men niet uit het oog, dat een gedwongen koers van een der beid" menden in elk ?e- val kunstmatig zon zijn. De prijs- schommelingen zouden toch haar in vloed doen gelden en zich openbaren door het wegvloeien van een der beide naar den kant waar men tijdelijk in de gelegenheid is voordeel te behalen. Het land, dat den meesten uitvoer heeft, zou naarmate de omstandig heden hetzij voor het goud, hetzij voor het zilver, gunstig waren, be taling bedingen in één dier beide metalen. Met het muntvraagstuk staat ook de bank- quaestie in verband. De be hoefte aan ruilmiddel wordt voor een groot deel vervuld door liet in omloop brengen van papier aan toonder, dat gemakkelijker vervoerbaar is dan ge munt metaal. De wet regelt in elk land de dekking van hel geldswaardig papier er moet in de bank zoodanige hoeveelheid goud of zilver aanwezig zijn, dat de directe uitbetaling der ingeleverde biljetten geen oogenblik wordt bedreigd. In Engeland, in Duitschland en weldra ook in Oosten' rijk-Hongarye moet dit goud zijn. Een internationale regeling zou alleen dan kans van slagen hebben indien men kon geraken tot een al- gemeene beperking van den aanmunt van zilver, en dit alleen als pasmunt werd gebezigd. Het zilver van den eenen Staat zou dan niet gangbaar moeten zijn in een anderen, evenals dit ten opzichte van koper en brons reeds is aangenomen. Aan de banken moest dan, eveneens bij overal gel dende wet, de bevoegdheid worden verleend om, tot dekking van de door haar uitgegeven biljetten, ook zilver in voorraad te hebben, met dien ver stande, dat door een internationaal bureau de waardeverhouding weke lijks, overeenkomstig de werkelijke markt, werd vastgesteld, dan konden de bank- directiën zich bij haar uit gifte van metaal daarnaar regelen. Op die wijze hield liet zilver op een fictieve waarde te hebben; immers men zou daarvoor ter allen tijde bankpapier in e plaats kunnen krij gen, dat werkelijk in goud betaalbaar is. De koers van den wissel zou niet een telkens veranderende grootheid zijn elk bedrag eener schuldvordering, in welken vorm ook, zou een vaste waarde vertegenwoordigen. Zooals thans de toestand is, wordt overal het goud zooveel mogelijk vast gehouden, en zijn rol overgedragen aan het zilver, dat daartoe niet ge schikt is. Wij zouden dat omgekeerd willen zien; voor slapend kapitaal, dat zich door papier laat vertegen woordigen, moest het zilver fungee- ren, dan kon het goud vrijelijk rond wandelen in de wereld en daar zijn gewichligen arbeid verrichten. H. K. H. de hertogin van Albany en hare kinderen, die de vorige week de gasten waren van H. M. Koningin Victoria op Osborne (Wight), begeven zich a. s. Dinsdag-avond van Clarenaonthouse op reis naar den Haag om een bezoek te brengen aan H. i\l. de Koningin-Regentes der Nederlanden. De hertogin en hare kinderen zullen, na hier eenigen tijd vertoefd te hebben, de reis naar Duitschland ondernemen, waar H. K. H. de gast zal zijn vanjhaar vader en stiefmoeder den vorst en de vorstin van Waldeck-Pyrmont te Arolsen. Van daar zal H. K. H. nog een bezoek brengen aan haren neef en nicht, den prins en de prinses van Wied teNeuwied bij Coblenz. Het ligt in het reisplan van de Her togin-douairière om de maand Maart te Cannes door te brengen, waar H. K. H. logeeren zal op de Villa Nevada, de woning van miss Percival, liefelijk gelegen langs de helling van den California-heuvel. Blijkens een aan het departement van buitenl. zaken toegezonden verslag worden moeiehjkheden ondervonden door de Nedrr landsche kolonisten, die zich onlangs onder leiding van de Nederlandsch-Ame- rikaansche land en emigr atie-maatschappij te Utrecht, naar Colorado hebben be- geveq. In afwachiur.g der officieele bevestiging van den iiiurtud van dat veishrg meent de minister van buitenl. zaken de aan dacht van belanghebbenden op het boven staande te moeten vestigen. Genoemd verslag ligt aan het depart, van buitenl. zaken, Buitenhof 's Graven- hage, ter inzage. In Winschoten zijn de baldadigheden weer begonnen. Bij nacht heeft men een spiegelruit met een baksteen ingeworpen in de Heerensocieteit. Ook werd een ruit verbrijzeld in de woning van den heer E. Ruibing. Dadelijk is de politie begonnen naar den dader te zoeken; gevonden is deze nog niet. Het hoofdbestuur van den bond Maatschappelijk Belang heeft in een adres aan de Tweede Kamer instemming betuigd met het adres, door de Kamer van koophandel eu fat-rieken te Middel burg aan de vertegenwoordiging gericht, met verzoek om bij den minister van marine krachtig er op aan te dringen, den aanbouw van nieuwe oorlogsschepen op te dragen aan de Nedeilandsche in richtingen voor scheepsbouw. Blijkens een op heden verschenen kennisgeving van Burg. en Weth. van Amsteidam is de Nieuwe markt aldaar in eere hersteld, en wordt deze, te be- Dooa MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE. 40) «Gelukkige," zeide de professor, ter wijl hij baar op de sofa neervleidde «voor eene wjjle althans kan ze vergetenO, hoe hard is het lot van velen op aarde Doch gij Von Ellersleben hoe verklaart ge uw gedrag tegenover haar hoe kunt ge u bij uwe vrouw verontschuldigen?" «Wat heb ik u daarvan rekenschap te geven I" zeide hij barsch. Ga heen, ge hebt hier niets te maken. Als ze bij komt moet ze slechts rcij bij zich vin den om haar te verplegen. Ga gerust naar mijne vrouw en zeg haar, waar en hoe ge mij bebt aaogetioffen. Ze heeft me nooit in waarheid bemind en zal het zich zoo hard niet aantrek ken doch deze heeft me lief gehad, en ik ik heb haar bedrogen. Luister, het is misschien goed dat ge op eens alles weet. We waren jong en hartstoch telijk, ik had haar gedurende mijn ver blijf aan een badplaats leeren kennen, waar zij geregeld inkoopen voor hare moeder kwam doen. Ze woonde een uur tje verder op een afgelegen boerenhof stede. Ze was mijne mindere in stand en ik achtte haar te ver beneden me om haar te huwen. Doch ze was rein en on schuldig. Om haar de mijne te noemen moest ik haar huwen. Ik maakte mis bruik van de naam mijns broeders, en liet me Guido von Rlioden noemen. Ik had geld in overvloed en kon op dien naam steeds meer opnemen. Toen leerde ik een man kennen, een heer, die gewis mij dienen kon. Ik ge loof niet dat hij alles wisi, en hij on dervroeg me niet toen ik hem een flinke som aanbood, indien hij mij en deze vrouw huwen wilde. Het geschiedde in de kamer eener afgelegen dorpsherberg, kort en eenvoudig. We zeiden »ja toen hij ons beiden afvroeg of wij elkander als man en vrouw wenscliten, en hij gaf ons den zegen, liet ons onze namen tee kenen, en ging heen, na van mij liet be loofde geld ontvangen te hebben. Ik weel wel dat in Schotland aldus gesloten hu welijken geldig zijn, maar in Nederland zijn ze het evenmin als in Duitschland. Ik had mijn doel bereikt en het was me genoeg. Ik bracht haar als mijne vrouw naar een kleine gehuuide woning, ge noot eenige zalige weken, ontving toen een opontbod van mijn vader om thuis te koinen, daar ik in de zaken noodig was en er het een en ander was uitge komen, dat verklaring eischte, en verliet haar onder belofte van spoedig terug te keeren. Ze wachtte op mij maanden lang, doch te vergeefs. Ik kon het geld voor een nieuwe reis niet bekomen, en werd door mijn stiefvader zeer kort gehouden. Toen ik na maanden eindelijk het kon doen was zij van daar vertrokken en zocht ik haar vergeefs. Ik schikte me welhaast in het onvermijdelijke. Men zeide mij dat ze waanzinnig geworden was bij den dood harer ouders en dat goede familie haar tot zich genomen had. Ik zocht niet verder ik was van dien last be vrijd. Wat zou ik zoeken naar eene waan zinnige Een jaar later ongeveer leerde ik Ada in Bonn kennen. Zooveel onschuli en reinheid trokken me aan. Ik zocht haar gezelschap steeds meer, en erkende ein delijk, dat ik haar liefhad. Ik schreef aan mijne ouders ovei deze verbintenis, die van gansclier harte werd toegejuicht. Mijn stiefvader schik^ mijne zaken, richtte mijne huishouding in en schonk me zijn zegen. Maar kon dit alles mij voldoening ge ven, onmogelijk 1" De professor sloeg medelijdende blik ken op den spreker. Hoe schuldig hij ook wezen mocht, toch was er iets in hem dat trof. Ook Van Hoogeridam luisteide met belangstelling. «Gij zeidet straks," sprak hij, «dat uw huwelijk met deze dame niet geldig was. Werd het dan niet in het burgerlijk register aangeteekend «Wel neen. De geheele inwijding was een comedie." «En indien gij thans ongehuwd waart, zoudt gij die comedie waar maken of haar nochtlians verstooten 1" «Haar verstooten, dat goede trouwe schepsel, dat me als de hond zijn mees ter aankleeft, volgt en bemint neen dat zou ik niet vermogen." «Dan weten we genoeg," zeide de professor, «waar zulke banden bestaan, kunnen we voor mijn pupil niet beter doen dan op spoedige echtscheiding aan dringen. Gij zelf moet die wenschen." «Och, ga nu maar zie ze begint bij te komen, laat ze u niet meer zien Arme Sara, arm kindneen ik wil u thans niet verlaten." De beide heeren gingen naar de deur. «Gij zegt dat ge Ada liefhadt," zeide de professor, «maar het is de waarheid niet. Dit huwelijk slieelde slechts uwe ijdel- heid maar liefde. «Laat het zijn zooals het wil; ga nu maar heenMisschien was het best, dat ge Ada voor eene wijle mede naar Holland naarnt. De boel staal hier toch miserabel, rnijn stiefvader weigeit me alle hulp «Ga heen, ga heen, ze begint bij te komen," de spreker lag voor de jonge viouw geknield en wreef hare polsenen slapen. De kleine jongen, die eerst hevig schreide was voor het ledikant op de grond ingeslapen met het hoofd geleund op den ruigen kop van een langharigen hond. De professor sloeg een blik op het kind, en wenkte zijn vriend mede te gaan. Hier hadden ze niets meer te doen. Maar hoe zouden ze alles aan Ada mede- deelen Het was laat eer zij de weelderige woning weer bereikten, maar Ada was niet alleen. De moeder van haar echtgenoot was bij haar. Ook tot haar waren slechte geruchten omtrent Ellersleben doordrongen. Zijn aanhoudend verkeer met eene vreemde dame, nog wel eene uit het circus kon niet verborgen blijven. Het smartte haar om zich zelve, meer echter nog om het teedere vrouwtje, een kind bijkans nog, en den kleinen Siegfried. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1