NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. ONDER 'T OORDEEL. Te KOOP? No. 10. Zaterdag 4 Februari 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. Staten-Generaal. F euilleton. AMEBSFOOETSSIE COURANT. abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Weken, bijna maanden achtereen heeft de pers in heel de beschaafde wereld, en heeft derhalve ook het courantenlezend publiek zich bezig gehouden met de treurige geschie denis van de Panama-onderneming en nog is er het eind niet van te voorzien. Het licht, dat in den laat- sten tijd over deze zaak schijnt te zijn opgegaan, strekt geenzins, om de sombere voorstelling, door de vaak tegenstrijdige «onthullingen" en ver klaringen gewekt, te verheideren, inte gendeel, we zijn geraakt en we blij ven onder den indruk van een groote mate van verdorvenheid, die de hoo- gere rangen der Fransche maat schappij moet hebben doortrokken, om zulke handelingen mogelijk te maken. En deze rf><?ks ypn fp'ten staat geenzins op zichzelfin den iaatsten tijd zijn de zoogenaamde politieke schandalen aan de orde van den dag. Van de Vereenigde Staten van Noord- Amerika weten we sinds lang, dat daar geen staatkundige beginselen den doorslag geven bij de beslissin gen der stembus, maar dat het er vooral op aankomt welke partijleiders hel handigst zijn in het exploiteeren van het stemrecht, het meeste geld durven bieden op afrekening van de voordeelen, die de uitslag den over winnaars belooft; met een onbe- schaamheid, waardoor de zaak nog verergerd wordt, huldigt men daai de leer, volgens welke de buit hem toebehoort, die er zich meester van maakt. Van vrij jongen datum zijn de handelingen van een vroeger mi nisterie in Britsch Noord-Amerika, welks leden op de bank der beschul digden zijn gebracht om rekenschap af te leggen van hun beheer, en het mag wel een wonder van wetsver- klaring heeten, dat er zoo weinig veroordeelingen zijn uitgesproken. Thans hebben we weer de historie van de Italiaansche banken, waar ins gelijks knoeierijen hebben plaats ge had, in welke personen als mede plichtigen ♦worden genoemd die een hooge plaats in de politieke wereld innemen. De gretigheid, waarmede het pu bliek de mededeel ingen van deze en van soortgelijke feiten opvangt, geeft te denken. Zeker is er een element van verontwaardiging in men vindt het verfoeielijk, dat mannen van rang, van verstandelijke ontwikkeling, wier maatschappelijke stelling hen moest dwingen om de vaan der eerlijkheid hoog te houden en anderen, minder bevoorrecht dan zij, een voorbeeld van onkreukbare trouw te geven, zich zóó diep kunnen verlagen. Maar zou er, en het is vooral de hef tige en hatelijke toon, waarop in het openbaar over deze dingen wordt gesproken en geschreven, niet ook iets bij zijn van zelfverheffingen van braaf heidsvertoon, een uitstalling van vlekkeloosheid, een roem dragen op het «niet zijn gelijk deze," hetwelk menigvuldig voorkomt bij lieden, wien de gelegenheid ontbroken heeft metterdaad te bewijzen, dat zij be stand zijn tegen verzoekingen, waar voor anderen zijn bezweken? Zooveel is echter zeker, dat wij getuigen zijn geweest van de ergste afdwalingen in de politiek, misbruikt als middel tot machtverzekering. Er wordt beweerd dat men de menschen moet trachten te beheerschen door op hun gebreken te werken; dat staatslieden, die dat proefhoudend middel verwaarloozen, bedrogen uit komen. Maar indien dat waar mocht zijn, dan zou men tot de conclusie moeten geraken, dat er geen onedeler bedrijf in de wereld te bedenken is, dan dat van den staatsman, en dat de Amerikaan heel juist oordeelen, in wier schatting het vak van «po litician" weinig achting verzekert aan de personen die het uitoefenen. Ontegenzeggelijk dragen de poli tieke schandalen een bijzonder karak ter. Er zijn belangrijke geldsommen uitbetaald door financiëele lichamen aan leden der volksvertegenwoordi ging, ten einde hen over te halen orn hun medewerking te verleenen tot wettelijke regelingen in het be lang dier instellingen en ten koste van het publiek. Die mannen heb ben zich eenvoudig verkocht. En verder zijn door politieke personen, leden der Regeering, op soortgelijke wijze verkregen gelden aangewend om invloed uit te oefenen op dagbla den, die de openbare meening heeten te vertegenwoordigen, maar in wer kelijkheid haar op een dwaalspoor voeren aan leiders bij verkiezingen, om door middel van zilver en goud de kiezers in een bepaalde richting te lokken. Al die menschen hebben zich verkochter is geen ander woord voor. Dat heet in Frankrijk geschied te zijn in het belang van maatschap pelijke orde, ter verdediging van den gevestigden regeeringsvorm. Ter be strijding van het boulangisme bijvoor beeld was veel geld rroodigde ge heime fondsen, ter beschikking der Regeering gesteld voor zoo duistere doeleinden, waren uitgeput, en de bankiers moesten bijspringen. Die heeren wilden wel, orndat zij wisten een voordeeligen handel te drijven. Maar gevoelen die machthebbenden dan niet, dat zij aan hun natie een onherstelbare schade toebrengen? Dat het moedwillig prijsgeven van alle begrippen van eer erger is dan een nederlaag op het slagveld duurzamer gevolgen heeft dan het verlies eener provincie Voorwaar, als eenmaal de geschiedenis te beslissen zal hebben, welke naam Frankrijk aan een zwaar der slag herinnert, Sedan of Panama, dan gelooven wij dat de nadruk niet zal vallen op dien waardoor het jaar 1870 voor immer in het geheugen wordt bewaard. Als een volk eenmaal is gekomen tot de ervaring dat alles, ook het edelste en beste, zijn eer, het respect voor het gezag, de eerbiediging der wetten, niets meer is dan een koop waar, dan houdt alles op. Alle goede neigingen, alle verheven gezindheden worden verdoofd door den klank van het gemunt metaal. Niemand heeft het recht, van anderen plichtbetrach- tig te vorderen: er zijn geen begin selen meer, het gelijk is altijd aan den kant van den meestbiedende. De nationale eer is een veile deern geworden, die haar verfomfaaid ge waad door den modder der straten sleept, en in walgelijk zingenot ver- dooving zoekt. En daar gaat het heen, als de zucht naar rijkdom heerschappij voert. Dan is geen middel te slecht, als het maar dienen kan om het stoffelijk bezit te vermeerderen, en wordt de maatschappij verknoeid tot een strijd perk, waarin men tracht elkander, met of zonder de veiligheid der wet, het zijne afhandig te maken. Laat ons daarbij in aanmerking nemen, dat het minder de begeerte is, om schatten te vergaderen, die zooveel bederf heeft gebracht in toongevende kringen, dan de zucht naar weelde, het verlangen naar schittering van uitwendigen glans, waarvoor zoovelen zijn bezweken. Het is de oude maar eeuwig nieuwe geschiedenis van ijdel- heid, die zich daar wederom her haalde. De hoogere klassen geven het voorbeeld, de lagere willen dat gaarne volgen er ontstaat een algemeene jagen naar vertooning, een dorst naar praal, die onleschbaar is en geen euveldaden schuwt om bevre diging te vinden. Dat is, meenen we, de moraal der droevige historie. Een volk, dat geen reiner ideaal kent dan weelde en voldoening van zinnelijke begeerten, gaat zedelijk achteruit. Er is in de wereld geen gelukkiger toestand dan dat men in staat zij om op eenvou dige wijze in bescheiden behoeften te voorzien, en de hemel gave, dat I er niemand ware, die dat standpunt I niet kan bereiken. Maar zoodra de I algemeene volksgeest zich richt op het meerdere, zijn eischen steeds hoo- ger stelt, van de weelde de nationale godin maakt, op haar altaar offert, dan staat het gevaar voor de deur. De machtigste volken der oudheid zijn hierdoor ten gronde gegaan, en liet zou geen verwondering behoeven te wekken als de nieuwe geschiede nis die les nogmaals kwam herhalen. Iu haar vergadering van Dinsdag be handelde de Eerste Kamer de begrooting van Watersiaat. De heer Fokker drong aan op Staats-exploitatie van de telepho- nen, de heer Var. Gennep vroeg veilos- sing van de dubbele tijdrekening, hetzij door terugkeer tot den goeden ouden Amsierdamschen tijd, hetzij door invoe- ling, bij de wel, van den midden-Euro- peesclie tijd De beer Wertheim wenscht de tijdquaestie vooreerst te laten zooals rij thans is, en achtte een betere rege ling noodig van de bezoldiging der tele grafisten. De heer Melvil van Lijnden bepleitte heislel van den Amsierdamschen tijd. De beer Van de Putte maakte 2ich tot tolk van de teleurstelling, die de spoorwegovereenkomsten hebben opgele verd. De heer Bultman beval de belan gen van het postverkeer ten platte lande, ook w t het bodenloon aangaat, in de zorg der Regeering aan. De Min. van Waterstaat acht in de toekomst staats-exploitatie van de tele phone wenschelijk, en deed uitkomen dat de bezwaren der dubbele tijdreke ning nergens worden gevoeld. De ver wachtingen omtierit de spoorweg over eenkomsten hebben zich nog niet ver wezenlijkt door besparing zal men trachten tot de gewenschle tariefveila gingen te komen. Bij de Suriaamsche begrooling wees heer Wertheim op eenige lichtpunten in den toestund der kolonie, ofschoon er nog veel, zoowel door de Regeering als door medewerking van hel kapitaal, te verbeteren valt. De Minister van Kolo niën verklaarde al het mogelijke te zul len doen om immegratie, ook van Javanen, te bevoi deren. Bij Hoofdstuk X, Kolo niën, werden op verzoek van den heer Van Gennep door den Min. eenige mede- DOOK MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE. 42) Verguisd, verstooten, alleen zou zij echter aan zijn hart rust vinden, in zijn armen erbarming, in zijn nabijheid vrede. Hij zou haar kleintje tot een vader zijn en waken over de onschuldige moeder en het,onwetend kind, zooals alleen de vader het kan, die in waarheid dien heiligen naam verdient. De jonge vrouw kende op dit oogen- blik slechts eene gedachte, het was die om lot hem te gaan. Ze boog zich lief devol over de arme moeder, kuste en vertroostte haar, hielp haar toen zich gereed maken om naar huis te gaan, en kleedde zich en haar kindje voor de lange reis. Pauline pakte een paar koffers; alles ging in haast, maar juist die haast deed Ada goed. Ze wilde thans niet denken, alles vergeten behalve haar kleintje dat thans haar eenig geluk in het leven En toen een paar uur later de nacht trein naar Holland vertrok, bevonden zich daarin de twee vrienden met de arme jonge moeder en Pauline met deD kleinen Siegfried. VEERTIENDE HOOFDSTUK. De reizigers spraken weinig gedurende deze nachtelijke reis. Blijkbaar was Ada in hevige zorg om der wille van haar kind, dat door de ongewoonte misschien gewekt, nu en dan zacht kreunde. «Het kan toch geen koude gevat hebben," zeide ze tot de kindermeid, en beschut tend sloeg ze den doek vaster om hem heen. «Mevrouw behoeft niet bevreesd te zijn" sprak het meisje, «ik heb dik wijls zulke kleintjes bijgewoond, ze kun nen, hoe broos ze ook zijn, heel wai verduren. Mevrouw moest eigenlijk in een dameswagon plaats genomen heb ben, dan kon het kind zijn voedsel krijgen." «Geef het liever zijn fleschje, Pauline, ik geloof niet dat ik op dit oogenblik eene goede voedster voor Siegfried zou zijn. Laat me een weinig zien te rusten." «Ja doe dat Ada," sprak Frans zorg zaam. Gij hebt een vermoeiende reis voor u, en wat een damescoupé betreft achten wij meer in uw geest te handelen door dien in dit geval niet voor u te kiezen. In het leed is men gaarne bijeen, niet waar? En hoe minder ge thans na denkt hoe beter voor uw kind. Uw vader en ik we zullen alles voor u schikken en u zooveel mogelijk rust geven." De jonge vrouw dankte hem en zette zich in het boekje achteruil om wat te slapen. Doch slapen, hoe vermocht ze hetl Gedachten talloos velen gingen om in hoofd en hart. Ze zag zich terug een luim jaar slechts geleden als hoop volle bruid. Wat had ze veel van het leven verwacht, en hoe was ze teleur gesteld Hoe was haar leven in die maanden geweest I Een leven vol grieven, bittere ervaringen, liefdelooze bejegingen. Neen, ze zou niemand een blik gunnen in de thans afgesloten bladzijde van dat huwe lijksjaar; ze zou het begraven diep daar binnen en het in de eenzaamheid be- weenen. Want hij was toch haar echtge noot, de vader van haar kind, en on danks alles was de band, die haar aan hem bond te heilig om door eenige ge dachte aan wraak of haat ontwijd te worden. Misschien maar wat dit misschien beteekende, ze sprak het niet uit; het was te hoopvol om zelfs nage dacht te worden. «Zou hij het thans reeds weten dat ik hem verlaten heb?" vroeg ze plotseling aan den professor. «Zou hij spijt over mijn afzijn gevoelen?" Lag er niet in dit woord een vleugje van hoop? De professor wilde deze niet aanvuren; hij hield zich als slapend. Zij vervolgde hare gedachten«als hij haar eens achterna reisde, haar terug eischte? Zou ze volgen?" Als hij haar thans eens miste, en naar haar verlangde. Als het schrikkelijk ban kroet publiek werd en hij niemand had orn hem een woord van troost te geven, zou hij dan niet berouw hebben dat zij hem had moeten ontvlieden Vragen eindeloos velen bestormden haar, en roofden hare rust. Zoo ging de nacht, de lange nacht voorbij, en bij hel eerste ochtendlicht dat door liet raampje van den wagon viel, ontwaakte ook <le kleine Siegfried, en bewoog zoekend zijn dorstige lipjes. De jonge moeder nam liet kind, hulde zichzelve en haar lieveling in den be- schuttenden doek, en onthield het zijn voedsel niet langer. Een onbeschrijfelijk gevoel van wellust kwam over haar. Wat dit vreeselijk jaar haar ook geroofd had, iels had het haar toch ook geschonken en vaster drukte ze haar zoon aan de volle borst en gafzich geheel aan demoeder weelde over. Men reisde met den grootst mogelijken spoed, slechts nu en aan zich een klein oponthoud veroorlovend, waar dit vol strekt onvermijdelijk was, en berekende aan den avond van dien dag te U. te zullen aankomen. De professor had een kort telegruphisch bericht aan zijn zwager gezonden; hij rekende er opdat deze aan het station zou zijn om zjjne dochter te verwelkomen. En hij had zich niet misrekend. Doch waarop hij zeker niet gerekend had, was de plotselinge geestkracht, die thans Ada, de beproefde, blijken deed. Ze viel haar vader niet snikkend om den hals, doch kalm, en met een glim lachje dat het wederzien om hare lippen tooverde, begroetteze hem. «Verwonderd zijt ge niet waar papa, mij nu hier te zien met mijn kind. Oom Frans zal u straks wel alles vertellen." Ze ging vlug voort aan den arm haars vaders, blijde dat het schemerlicht haar uitzicht vei- borg. Ze zette zich diep achter in het rijtuig naast Pauline en haar kind. Haar vader en de professor zaten tegen haar over; doch Van Hoogendam verontschul digde zich; hij wilde liever dadelijk huiswaarts rijden en ging de stad in om iemand te zoeken, die hem brengen kon. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1