NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND J\o. 39. Woensdag 17 Mei 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. VLINDERS. BINNENLAND. F euilleton. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentie ni Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Hel dilettantisme en de muziek. Dilettant (van het Italiaansche dilettare, beminnen) is hij of zij, die een wetenschap of kunst enkel beoefent uit liefhebberij, niet om er een eigenlijke studie of een hoofdvak van te maken of een broodwinning, maar alleen omdat hij er een behagen in schept. De mannen der weten schap en kunstenaars zijn gewoon lijk afkeerig van het dilettantisme, omdat het zeer licht tot opper vlakkigheid aanleiding geeft. Het wordt ook wel genoemd de vul garisatie der kunst, banaliteit en zoo al meerer wordt kwaad ge noeg van gesproken. Het is waar genieën op het gebied van kunst zal men moeilijk onder dilettanten vinden en kunstproducten heeft het dilettantisme zeker wel niet veel opgeleverd. Maar men moet niet vergeten dat menig dilettant zich voor zijn liefhebberij vak gaarne vele opofferingen getroost en dus de uitbreiding van kennis en beschaving helpt bevorderen Voor de vereering der kunsten heeft het dilettantisme veelbijge dragen en zonder dat zouden on getwijfeld vele meesterwerken van toonkunstenaars ons vreemd zijn gebleven. Eenieder zal moeten toegeven, dat ^Toonkunst" om één uit vele te noemen veel gedaan heeft voor de kunst, haar in eere heeft gehouden, haar be vorderd heeft. En wat zou »Toon- kunst" zijn zonder de belange- looze toewijding van het groot aantal dilettanten Het dilettantisme op veel pianogetingel, geschi eeuw en gekras, en sommigen brengen vergast ons het zoover, dat zij twe.e, drie stukjes op hun repertoire hebben, die dan dagelijks tot in het on eindige herhaald worden en zelfs een mensch, die zooveel muzikaal gevoel heeft als een kip, vervelen en hinderen. Wie kinderen heeft, die of zij musikaal zijn of niet wat aan de muziek moeten doen, want dat behoort nu eenmaal tot een beschaafde opvoeding, weet er alles van. Wie zulk dilettan tisme verfoeit en gaarne zag op houden, hij heeft geen ongelijk, maar hij erkenne ook, dat de hooge plaats die de muziek bij ons inneemt, mede te danken is aan en niet verzekerd was zonder de medewerking van het dilettan tisme. De praktische bewijzen van de goede en nuttige werking van het dilettantisme hebben we hier in onze eigen stadhet is daarom overbodig er nog meer van te zeggen. Van de drie hoofdsoorten der schoone kunst is misschien wel de toonkunst de voornaamste en verhevenste. En juist zij telt de meeste dilettanten onder hare vereerders, meer dan de beeldende en de dichtkunst, niettegenstaande zij het moeilijkst van alle is en maar door zeer weinigen begre pen wordt. Om kunstgenot te smaken is allereerst al een ontwikkeld kunst gevoel noodig. De schoone kunst heeft tot taak een ideaalschoon aanschouwelijk te maken in een zinnelijken vorm, in een schoon beeld. Dit is alleen mogelijk onder de voorwaarde, dat het beeld, waarin de kunste naar het ideaal schoone kleedt, zelf daaraan eenigermate deel neemt en een schoonheid ver toont. die hooger staat dan die, welke wij in het gewone leven ontmoeten. De kunst is geen nabootsing der natuur zij is uiet nabootsend, maar scheppend. De kunstenaar maakt niet na wat voorhanden is, maar hij schept, iets nieuws, dat in de volmaakt heid, welke hij er aan geeft, in de werkelijkheid niet voorkomt. In dit opzicht staat de kunst boven de natuur, maar zij moet voor haar onderdoen in zooverre zij het schoone slechts in beeld vermag te brengen, terwijl de natuur het in zijn levende wer kelijkheid aanbiedt. Ook op het gebied van kunst zijn de meeningen verschillend. Daarom zal wel niet iedereen het met deze definitie van »schoone kunst" eens zijn. Maar dit zal wel iedereen mij toestemmen, dat het uiterst moeilijk is een voort brengsel van die kunt geheel en al te vatten, te begrijpen zoo als de kunstenaar deed toen hij een schoon ideaal belichaamde. Dat er in te zien, wat de kunstenaar er in zag en er in neerlegde, maar weinige bevoorrechten is het ge geven. De toonkunst brengt ons meer op geestelijk terrein. Met haar verlaat de schoone kunst den vorm der ruimte en gaat over in dien van den tijd. Het ideaalschoon wordt niet meer zooals bij de bouw-, beeldhouw- en schilderkunst voor het oog aanschouwelijk gemaakt, maar het moet door het gehoor in de ziel dringen. Het eigenlijke zie- leJeven is het, waaruit de toon kunstenaar zijn scheppingen put. Daarom is de natuurlijke bestem ming en de eigenlijke beteeke- nis der muziek hierin gelegen, dat zij allereerst slechts gevoe lens en gemoedsbewegingen door toonen uitdrukt. Muziek is lyrisch. Om de bijna oneindige verschei denheid van gewaarwordingen, waarvoor een mensch vatbaar is, voldoende weer te geven, schiet de taal te kort. Wat echter geen vorm, wat de taal hier niet ver mag, dat kan de toon door zijn evenzeer oneindige menigvuldig heid van overgangen en ineen smelting. In dit opzicht staat de muziek zeker wel boven alle andere kunsten. Voor haar geldt natuurlijk gelijk voor alle andere de wet van »een- heid, .menigvuldigheid en harmo nie." Het ideaal-schoone vordert een menigvuldigheid in de deelen van den uitwendigen vorm, waarin het geopenbaard wordt. Die me nigvuldigheid moet weder tot een heid verbonden zijnal wat die eenheid stoort, benadeelt de schoonheid. De schoone kunst vor dert menigvuldigheid in de een heid en eenheid in de digheidharmonie. Dit op de toonkunst toegepast vinden wij, dat op de veelheid en menigvuldigheid der tonen de me lodie en harmonie berustentot eenheid worden zij samengevoegd door den rythmus. In de melodie vooral vindt de gemoedsbeweging hare uitdrukking; zij, de melodie, is als 't ware de muziek in de muziek. Zij verschilt al naar het gevoel, dat de kunstenaar wil op wekken, hetzij een vroolijke of treurige gemoedstemming. Zij is nu eens de uitdrukking van een moedige zielsverheffing, dan weer van een door vrees beangstigd hart; van een kinderlijk gemoed of van mannelijke geestdrift. De melodie is aldus de weerklank van hetgeen 't hart beweegtzij spreekt uit het hart tot het hart. Zij moet het gemoed van de hoorders tref fen en daarin gelijke aandoenin gen en gevoelens verwekken. De toonkunst oefent daardoor grooten invloed uit, en ten goede, op ieder die er ook maar eenigszins ont vankelijk voor is. Een schoone, mooi voorgedra gen, melodie brengt opgewektheid voorteen verheven voortrui- schende melodie doet de geesdrift voor het ideale in ons binnenste ontvonken. De toonkunst spreekt de taal der natuur. Shakespeare zegt, dat de man, die niet geroerd wordt door de harmonie der tonen, tot alle kwaad in staat is. En Luther vond ïdie Musikaeine halbe Disciplin und Zuchtmeisterin, so die Leute sanftmütiger, sittsamer und vernünftiger macht; man ver- giszt dabei alles Zorns, Unkeusch- heit und anderer Laster." menigvul- Uit Leiden wordt gemeld, dat de hoogleerlaar Buys is overleden. Hoezeer te vooizien, is dit verlies voor de wetenschap in het algemeen en voor de Leidsche Hoogeschool in het bijzonder niet minder treffend en zal men den man, die het staatkundig leven zijns volks met zoo innige belangstelling meeleefde en daaiover zoo menig malen zijn hoog ge- waardeeid licht deed schijnen, tenzeeist betreuren. Johan Theodoor Buys werd den *26. Jan. 1828 te Amsterdam geboren. Hij studeerde eerst te Leiden, later te Am sterdam, waar hij tevens aan de redactie der Amst. Cf. werkzaam was. Ook trad hij leeds vroeg als openbaar redenaai op 3) Nadat de eerste verslagenheid, waar in mevrouw Lelie en hare dochter door het verlies der banknoten geraakt waren een weinig geweken was, vioegen zij zich af wat de reden tot dit even plot seling als onverwacht wegblijven vaa den jongen man kon zijn. Zij konden gissen en raden, maar het raadsel bleef onop gelost. Op eens echter kwamen zij vreemd genoeg achter de oplossing. Ellen was als naar gewoonte naar het bureau van den Times gegaan om in lichtingen te vragen omtrent hare adver- tentien toen zij toevallig haar oog op een nummer van het nieuwsblad liet vallen, dat juist open lag op hel tafeltje van den persoon die haar te woord stond. Hoe groot was hare verwoadering. Zij kon hare oogen niet gelooven en moest de advertentie tot tweemaal toe herlezen om duidelijk te weten wat er stond. Gehuwd in de kerk van St. John, op Woensdag 30 December 18 Charles, eenige zoon van wijlen Eduard Ripley Esquir van Teitzroysquare met Caroline, oudste dochter van wijlen James Parker Esquire." «Dat kan niet waar zijn! dat is onmo gelijk 1" riep het arme kind uit, terwijl zij zich wilde verzetten tegen eene waar heid, die haar in hare waardigheid en in hare gevoelens krenkte. Voor de derde maal herlas zij de ramp zalige advertentie. Op dit oogenblik voelde zij hare knieën knikken en viel bewusteloos op den vloer. Het duurde lang eer zij tot kennis kwam en al de pogingen van een bekwaam geneesheer werden vereischt om haar weder bij te brengen. Toen bracht men haar nog bijna buiten kennis naar de woning harer moeder. Om goed te kunnen begrijpen wat er gebeurd was, moeten we ons weer verplaat sen op den avond toen Ellen het ongeluk had hare banknoten te verliezen. Dien avond had Charles met eenige zijner vrienden, die een ongelukkig toe val hem had doen ontmoeten, in een café doorgebracht. Door een nog ongeluk kiger toeval waren ze om zeer hooge sommen gaan spelen, en de kans was hem den geheelen avond tegen geweest. Hij had telkens verloren. Bijgevolg was hij na verloop van twee uren, behalve dat zijne beurs geheel ledig was, nog met eene schuld van honderd vijftig pond sterling beladen. Een booze geest zette hem aan en hij zeide tot zijn tegenpartij. «Komaan, laat ons nu nog eens spelen en dar. «quitte nu double." «Goed," had de ander geantwoord en schudde de kaarten. Charles verloor het spel en stond een oogenblik versteld, niet wetende hoe zijn schuld van driehonderd pond sterling te kunnen betalen, die som was zijn inko men van een geheel jaar. Hij had gaarne zijn geluk nog eens beproefd, maar daar hij gevoelde dat de kans hem tegen liep, hield hij zich terug. «Wij spelen dus niet meer?" vroeg hem de gelukkige winner, terwijl hij zag dat Charles doodsbleek werd. Na een oogenblik aarzelens stond Ripley van de speeltafel op en sprak met vasten stem «Neen. Gij zult mij wel op mijn eere woord vertrouwen voor hetgeen ik u schuldig ben «Dat zal waar zijn," antwoordde de ander. Charles nam vervolgens zijn stok en hoed, groette zijn vrienden en verliet de zaal. Hoewel hij om zijne woning te bereiken slechts van Haymarkel naar het eind van Piccadilly behoefde te gaan, wilde hij toch niet te voet huiswaarts keeren, daar het al laat in den avond was, het weer ruw en de mist zeer dicht was ge worden. Hij liet dus een omnibus op houden, die juist voorbij het café reed en in de richting zijner woning voortging. Hij stapte het rijtuig in en was de eenige passagier. Hij had juist plaats en steunde met zijne hand op de bank om op zijn gemak te gaan zitten, toen hij een pikje papieren voelde. Zijn*- nieuwsgierigheid dreef hem het pakje te openen, hoewel er weinig twijfel was dat het iets anders dan banknoten zou bevatten; maar juist op dit oogenblik hield de omnibus op en twee medereizi gers stapten in. Hij liet toen het pakje in zijn zak glijden, zonder zich af te vragen of hij geen ongeoorloofde daad beging. Na vijf minuten had hij zijne woning bereikt. Hij stapte haastig uil het rijtuig, gaf een stuk van ze« stuivers aan den conducteur en trad binnen. In een oogenblik was zijne lamp aange stoken. Toen opende hij het pakje, maar hoe groot was zijne verbazing, toen hij er acht bankbilletten van vijfhonderd pond sterling uithaalde. Hij bekeek ze aan alle kanten en meende te dioomen. «Dat is een geluk dat de hemel mij toezendt 1" riep hij uit, zonder er een oogenblik aan te denken dat dit geld hem niet toekwam en hij niet gerechtigd was het te behouden. Onder andere omstandigheden zou hij er eene gewetenszaak van gemaakt heb ben zijn vondst een oogenblik te behouden en had haar zeker ouveiwijld naar het bureau van politie gebracht. Maar het verlies der groote som die hij dien avond verspeeld had, liet hem slecht» twee wegen open; het niet kunnen voldoen van zijne schuld van eer of het zich toeëigenen van geld dat hem niet toe behoorde; hij redeneerde niet en koos de slechtste partij, die hem door mis plaatste eigenliefde ingegeven weid, maar die ten strengste door de stem van zijn geweien veroordeeld werd. Slechts ééne zaak verontrustte hem; was het niet mogelijk dal hij, die de bankbiljetten verloren had, de nummers er van ont houden had en die zou bekend maken? Dit had hij echter spoedig weggerede neerd en zeide: «Wij zullen spoedig te weten komen of zij onder de verlorene voorwei pen staan opgeven, zoodat ik binnen vier-en twint g uur zeker van inijne zaak kan zijn; en dan kan ik naar gelang van omstandigheden handelen. Iritusschen hebben we hier een aaidig sommetje, waaavan niemand iets weat. Nadat hjj

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1