NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
MYLADY'S GEHEIM.
J\o. 56.
Zaterdag 15 Juli 1893.
Twee-eii-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Feuilleton.
VOOR
ABONNEM ENTSPRIJS:
Per 3 iiiAHudcii 1.Franco per post door het geheele Kijk,
Afzonderlijke Nummors 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIEN!
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In de Telegraaf leest men, onder
den titel: »Een algeheele om
keering in het landbouw
bedrijf o. a. het volgende
»Een half uur ten Zuiden van
Barneveld ligt het landgoed de
Biezendat op het oogenblik in
eigendom toebehoort aan den heer
H. P. Bertels. In de laatste we
ken is de naam van dat landgoed
en niet minder die van zijn be
zitter tot zelfs in het buitenland
bekend gewoi'den door een ge
heel nieuwe methode bij de uit
oefening van het landbouwbedrijf,
die door genoemde heer is opge
spoord en in praktijk gebracht.
Geleid door de gedachtede
boerderij moet, door melk, boter,
kaas en vleesch te produceeren,
trachten de hoogste opbrengsten
te verkrijgen, is het den heer B.
ten slotte gelukt met verwaar-
loozing van ieder wetenschappe
lijk stelsel een systeem van grond
bewerking en wisselbouw in prak
tijk te brengen, dat de prachtig
ste resultaten oplevert en waar
van wij niet schromen om te ver
klaren, dat het bestemd is in en
buiten ons vaderland, vooral op
de zandgronden in betrekkelijk
korten tijd zich baan te breken
en vasten voet te verkrijgen.
De grond, waarop de heer B.
zijn stelsel bouwt, is ten deele
gelegen in de merkwaardige ei
genschappen van sommige gewas
sen van de stikstof uit de lucht
tot zich te kunnen nemen. Tot
heden wist men zeer goed, dat
lupinen, serradella enz. uitstekende
stikstof-verzamelaars zijnde heer
B. beweert, dat iedere plant zich
met vrije stikstof uit de lucht
voedt; de zooeven genoemde plan
ten echter bezitten behalve het
stikstof-verzamelend vermogen ook
de organen, om de stikstof te
bewaren.
Weet men dat, dan is het vrij
natuurlijk, dat de vraag zich voor
doet: maar wanneer ontsnapt
dan weer die kostbare stikstof
aan de plant en het antwoord
daarop luidt volgens den heer B.,
wanneer de periode van het rijp
worden bij de planten intreedt.
Het is dus zaak, niet met den
oogst te wachten, totdat de cul
tuur-gewassen rijp zijn, maar reeds
in groenen toestand snijdt men
ze af en geeft ze als voeder aan
het vee. Op die wijze komen
heel veel krachtig voedende be-
standdeelen tot het vee, terwijl
ze anders meer in de lucht ver
vliegen.
De groote kwestie was echter, de
aanzienlijke hoeveelheden groen
voer, die in twee of drie sneden
per jaar op een boerderij kunnen
geoogst worden, te bewaren. Tot
zoogenaamd droog voer (hooi) te
verwerken, was volgens des heeren
B. ondervinding zoo verbazend
schadelijk, dat hij besloot tot in
kuiling ofensileering. Maar hoe?
op de gebtuikelijke manier in
silo's of in de in zwang zijnde
persen In geen geval, want het
gebruik van de Blunts-pers zoo
wel als de ensilage hadden hem
geleerd, dat meer dan van de
hoeveelheid op die wijze verloren
ging en het voeder, dat hij voor
zijn vee wenschte, n.l. zoet voeder,
niet te verkrijgen was op die
manier. Zelf tijgt alzoo de on
derzoeker aan het werk. Kuipen
worden met gaten doorboord,
gevuld met allerlei groen voeder
en belast met bepaalde gewichten
per Mb De thermometer zou de
warmte aanwijzen, die er gedu
rende het geheele proces zich in
de samengeperste massa ontwik
kelde en wat gezocht werd, had
en gevonden Bij epn druk van
circa 400 K. G. op den vierkan
ten Meter had de conserveering
het beste plaats; men verkreeg
alsdan gedurende twee maanden
een broeiing van 55° tot 00° Cel
sius, waarna de temperatuur daalde
tot een constante hoogte van
25° Celsius.
De zoet-groen-voederpers moest
nu in 't groot worden opgesteld.
Niets eenvoudiger dan dat. Vol
gens bepaalde voorschriften tot
een aanzienlijke hoogte opgesta
peld, wordt de voorraad groen
voer door middel van plaggen
aan een drukking onderworpen,
die bovengenoemden warmtegraad
te voorschijn roept. Wijst de
daarvoor opzettelijk ingerichte
warmte hooger temperatuur aan,
dan wordt de druk vermeerderd,
in omgekeerd geval vermindert
men den last. De kanten worden
afgestoken, zoo glad mogelijk en
ook dat afgestoken gedeelte er
langt nog een plaats in de pers.
Rondom den hoop wordt een
kleine goot gelegd, waarin het
uitlekkende vocht wordt opge
vangen, dat ten deele als var
kensvoeder dienst doet. Datzelfde
vocht dient tevens om de afge
sneden kanten te bedekken, waar
door vanzelf een uitstekend middel
is verkregen om de toetredii
der lucht af te sluiten, als het na
verloop van eenigen tijd hard is
geworden.
Op die wijze heeft de heer
Bertels een krachtvoeder verkre
gen, welks reuk geheel gelijkt op
dien van versch roggebrood en
dat door het vee met graagte
wordt gegeten, zelfs boven ge
woon groen voer wordt gesteld,
en dat door zijne voedende be-
standdeelen alle toediening van
krachtvoer moet overbodig maken.
Ziehier de analyse van het ge
perste zoet gioenvoeder volgens
onderzoek te Wagemngen
eiwit-achtige stoften 4.2 proeent
vet1.6
zetmeel7.6
onverteerbare celslof 7.S
minerale bestanddeelcn 2.3
vocht76.5
De voedingsverhouding van stik
stof-houdende tot stikstof-vrije
stoffen is derhalve als I tot 2.76.
Men kan derhalve volstaan met
per dag per stuk vee 30 a 40
Kg. te voederen en verder tot
buikvulling stroo te verstrekken.
En welke voeder-gewassen zijn
nu voor de pers geschikt? Uok
deze vraag heeft de heer B. op
practische wijze willen beant
woorden, waarbij hij uitging van
de voorwaarden dat: le de voe
dingswaarde van het gewas schei
kundig als aanzienlijk moest ge
noemd worden, 2e de teelt mo
gelijk moest zijn op de schraalste
zandgronden, 3e de tijdperken
van groei van dien aard waren,
dat meer dan één snede groen
voer per jaar van denzelfden
akker kon geoogst worden, 4e
dat de planten ten deele de eigen
schap bezaten vanwege haar hoog
stikstof-houdend vermogen tot
groenbemesting te kunnen dienen.
Groene of snijrogge, serradella,
snijgras, snijhaver, klaver, aar
dappelstruiken, bieten bladeren,
spurrie, lupinen, wikken kunnen
alle voor de pers in aanmerking
komen; toch zijn de voornaamste
gewassen, die men op de boerderij
van den heer B. aantreft: rogge,
haver, lupinen, spurrie, serradella
en zandwikker», die door hem
boven winterwikken worden ge
steld.
De bewerking van den grond
is hoofdzaak en wij stonden inder
daad verbaasd over de resultaten,
die door den rusteloos onderzoe
kenden oeconoom dit jaar zijn
verkregen. Waar het weiland
zoo rood lijkt als een vos en niets
of bijna niets meer oplevert, daar
zagen wij naastaan geheele akkers
liggen met een prachtigen voor
raad spurrie ter hoogte van drie
decimeter, lupinen en serradella
tot nog grootere hoogte bedekt.
Zelfs in het barre zand schoot de
vóór een paar weken gezaaide
lupine met spurrie welig op en
beloofde alzoo nog een schoonen
oogst, van gebrék aan vocni was
zoo te zeggen nog geen sprake,
hetgeen de heer B. toeschreefaan
zijne manier van den grond te
bewerken.
Om recht te kunnen genieten
van de practische opmerkingen,
door dien merkwaardigen self
made man op het gebied van
landbouw gegeven, moet men met
hem de geheele boerderij rond
wandelen. In de tropische hitte
van jl. Zaterdag genoten wij het
voorrecht, door hemzelven per
soonlijk rondgeleid te worden.
Geregeld bestaat des Donderdags
gelegenheid voor iederen belang
stellende, kennis te nemen van
de verrassende resultaten, die
volgens de nieuwe methodes van
groenvoederbouw en grondbewer
king worden verkregen.
Stonden wij reeds verbaasd
over de mogelijkheid, om eene
opbrengst jaarlijks van circa dui-
HISTORISCHE NOVELLE
VAN
5) EGBERT CABtLSES.
«Zeker, zekerdie u voorkwam I
Nu, dat zal ook zoo moeielijk niet zijn
te weten te komen."
«Beproef wat gij kunt. Maai ik be
zweer u, Spencer, wees voorzichtig I Het
is eene delicate opdracht, die gij aan
neemt. En ik herhaal het u, van mij
mag nooit sprake zijn. Dus nogmaals,
wees voorzichtig 1"
«Daar zal het niet aan haperen,"
zeide Spencer lachende, terwijl hij Whar
ton bij het afscheid nemen krachtig de
hand drukte.
IV.
Juist toen Wharton van plan was den
grooten trap af te gaan, zag hij aan
zijne linkerzijde Alice uit de kamer van
haar vader komen.
Hy ging, met den hoed onder den arm,
met kleine schreden, byna duizelende,
naar haar toe; maar wat bij anderen
als gemaaktheid zuu schijnen, bleef bij
hein als eene sierlijke beweeglijkheid op
te merken.
«Wel is waar, rnylady, heeft men uw wel
stand mjj verwittigd,"alzoo begroette hij de
gravin, «maar hel maakt mij gelukkig
u in persoon mijne hulde te kunnen
aanbieden."
«Zoo, waart gij bij Charles,"antwoordde
zij, «dat verheugd mij. Charles is zoo
eenzaam, hij werkt te veel, hij moest
meer onder menchen komen."
«Dat heb ik reeds zoo dikweifgezegd,
maar zijn boeken maken zijn grootste
gezelschap uit."
«Wij kunnen wellicht alles uit boeken
leeren wat wij weten, maar niet wat
wij zijn moeten."
«C'est cela I" stemde Wharton haar
toe, «wat wij zijn moeten! Het karakter
wordt in het leven gevormd, niet door
eene bibliotheek, hoe omvangrijk die ook
zij"
«En van het leven weet Charles, helaas,
maar al te weinig I Hoe kan dat ook?
Hij trekt zich van iedereen terug, en
is hel daarom zoo'n wonder, dat ook
allen zich van hem terugtrekken? Daarom
verheugd het mij, dat gij niet doet zoo
als de anderen, maai nog verkeering
met Charles zoekt."
«Dat gij, rnylady, piijs steldt op mijn
omgang met uw broeder, maakt mij
onuitsprekelijk gelukkig."
Zij zag hem met een onderzoekenden
blik aan.
«Waarom zoo onuitsprekelijk?" vraagde
zij lachende, terwyl zij hem oogenschijn-
lijk verrast aanzag. «Waarom zoo on
uitsprekelijk gelukkig? Omdat men van
u zoo veel verteld, mylord Warton, wat
men niet onder de rubriek deugd kan
brengen
Uit die woorden klonk, niettegenstaande
de lachende hoflijkheid, het bestraffende
genoegzaam boven; zooals men uit de wijze,
waarop zij het ondei lioud vervolgde, opkon
maken. Maar Warton liet zich niet uit het
veld slaan.
Ja juist daarom," gaf hij op Alice's
vragen ten antwoord, «Dat gij, trots die
geruchten, het verkeer van rnrj met uw
broeder niet schadelijk acht, bewijst mjj,
dat gij alles niet gelooft, en mij niet
tegenstaande mijne lichtzinnigheid, toch
nog eene goede zijde toekent."
«Hoe kan ik daarover een oordeel vel
len?" zeide zij, hem kalm en bedaard
aanziende. «Hoe dat ook zou uitvalleu,
het zou altijd onrechtvaardig zijn, omdat
ik de daudzaken, waarop het gegrond
moet zijn, niet ken en niet wil leeren
kennen. Maar mijn broeder dat her
haal ik kan uit de omgang met u groot
nut trekken. Hij sluit zich te veel van
alle verkeering af en dat maakt hem
eenzijdig en ongelukkig. Daarom wilde
ik wel, dat hij iets het was bijna
niet hoorhaai, maar toch drukte zij op
dat iets van die lichtzinnigheid over
nam, waarmede gy het leven beschouwt."
Alice was, dit zeggende, eene schrede
nader bij den trap gekomen, zoodat
Wharton gedwongen werd haar te volgen.
Nu bleef zij bij de balustrade staan en
zeide, plotseling een ander punt aan
roerende.
«Hoe spoedig is van daag het weder
veranderd 1 van morgen zulk een dikke,
zware mist en thans de prachtigste zon
neschijn I"
«Waarom zegt gij niet tevens: Wil
len wij buiten die zonneschijn eens gaan
bewonderen?" dacht Warton. Maar of
schoon hy een voet op den trap gezet
had bij de flooding die Alice aange
nomen had, kon hij niet anders durlde
hij zich nog niet aan te hevelen. Hij
stond even tegen de trapleuning en zeide:
«Mylady zal zeker buiten reeds van den
zonneschijn hebber: genoten I"
«Zeker, ik oeu reeds in Kensington
park geweest."
«Ha, dat is het doel dus van uw
wandelrijden 1 Daarom hebben mijn oogen
u in het St. James-park en aan den
vRing" te vergeefs gezocht. Hebt gij
eene bijzondere voorliefde voor dat park,
mylady, of is hel de bekoorlijkheid van
de eenzaamheid, die u daarheen lokt?"
«Misschien beide wel 1"
»'l Is waar, die stille lanen, die ernstige
cactus-hagen, voegen bij de eenzaamheid
goed I Ik moest liever zeggen, men ge
niet er er in die omgeving dubbel van.
Ook ik ga daar dikweif heen, als het
luidruchtige Londener leven my alle be
zinning dreigt te ontnemen. Daar vind
ik mij zelf weder terug."
«Ik heb u daar toch nog nooit aan
getroffen, mylord Whaiton," sprak Alice
lachende. «Maar 't is waar ook, ik rijd
er op zulk een tijd heen, als voor u den
dag nauwelijks begonnen zal zijn."
Omdat ik hem zoo laat besluit, meent
gij? Dat is waar. Maar dat zal voor
inij geen oorzaak meer zijn om hem ook
vroeger te beginnen, sedert ik weet, dat
den vroegen morgen u reeds naar het
park lokt!"
«Gelokt heeft," zeide Alice met nadruk.
«Ik moet helaas, op bevel van mijn
geneesheer, voor eenigen tijd het na
laten."
(Wordt vervolgd