NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
VACANTIE.
MY LADY'S GEHEIM.
I\o. 62.
Zaterdag 5 Augustus 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
cos
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Vacantie! Wat een heerlijke gedachten
verbinden zich aan dat woord I Weken
van te voren vervult het ons denken,
heeft het invloed op onze handelingen.
Wij worden gelijk een uurwerk waarvan
de veer weldra zal zyn afgeloopen. Hoe
meer die tijd nadert des te langzamer
worden zijne bewegingen tot dat het ein
delijk geheel stil staat. Wat het in dien
rusttijd doen zal? Ik geloof niet dat ooit
een klok daarover gephilosopheerd heeft
en ziet daar gelukkig weer het groo'.p
ondei scheid tusschen het uurwerk eb vn».
Zijne bewegingen maken plaats voor
totale 1 ust, de onze verplaatsen zich slechts
Het plannen maken voor de vacantie
wordt onze vooinaamste bezigheid, zoodal
die aangename tijd mindei veidiend wordt
naarmate hij meer begint te naderen.
Verandere het wie kan mij is het tot
nu toe niet gelukt. Dagen van te voren
worden boeken en papieren, die niet
rreer noodig zijn, opgeborgen, de plaat
sen bepaald en besproken waar wij een
grooter of kleiner gedeelte van onzen
vrijen tijd zullen doorbrengen of woidt
de lievelingsschrijver voor den dag ge
baald orn eens ongestoorder dan ooit van
hem te genieten. Heerlijk genot in plaats
van dat eeuwige zij het ook gevarieerde
twee maal twee bij het boekhouden ot
van het bij al zijn afwisseling niet min
der vervelende suum cu que, ieder het
zijne, bij het recht spreken of van het
zooveel gram van dit en zooveel van dat
bij de geneeskunde de lezer voege er
nog zoo veel bij als hij verkiest heer
lijk genot in plaats van dat alles eens
in een gemakkelijken leuningstoel met
uitgestrekte beenen, met aangenaam rus
tende armen het leven van een ander
te leven. Heerlijke rust met zijn schrij
ver over bergen en door dalen door bos-
schen en velden te dwalen de natuui
te genieten en tegelijk de diepste plooien,
de veiborgenste schuilhoeken van het
inenschelijk hart, den haat en de liefde
de opstuivende drift en de kalmen zelf
verloochening van den held uit roman
of gedicht, uit comedie of tragedie te
leeren kennen en geheel en al in te le
ven en telkens weer het eigen hart, de
eigen opwellingen weer te vinden. Heb
ben wij de natuur genoeg bewonderd en
behaagt het boek ons niet meer, wat een
sehoone gelegenheid biedt de vacantie
ons niet aan om het leven zelf van an
deren te leeren kennen. Wij komen met
menschen in aanraking, zooals wij ze
ons nooit hadden voorgesteld; de een
voudigste ideën, honderd maal in boeken,
couranten en tijdschriften gelezen, wat
een gehee landeren indruk maken zij niet
op ons als wij ze uit den mond zelfhoo-
ren van hen die er mede bezield zijn,
als we onze op- eD aanmerkingen met
uur hooren beantwoorden of weerleggen.
Wat een genot daaidoor van vooroordee-
len te bevrijden of bevrijd te worden
Waarlijk de vacantie, de tijd waarin wij
uitrusten Van den strijd om het bestaan,
-telt ons in staat beter om ons heen te
zien, beter op te merken wat ons in de
hitte van den strijd tnaar al te dikwijls
ontging, hoe er duizenden en nogmaals
duizenden met ons mede strijden, wat
voor wapenen zij gebruiken, hoe zij val
len en weder opslaan, hoe velen er door
•Mgeo of andeier schuld op het slagveld
vallen enz. enz. Vele zijn de voordeelen
van de vacantie en alien hebben haar
noodig.
Onder de duizend en één valsche voor
stellingen der werkelijkheid uit den tijd
«toen ik op school nog ging" behoorde
ook deze: wat zijn die groote menschen
toch gelukkig zij behoeven niet meer te
leeren en hebben dus eigenlijk altijd va
cantie. Dat de meester aan anderen
dachten wij natuurlijk nog niet dat
de meester ook naar de vacantie verlan
gen kon, dat hij niet minder blij was als
wij zelf als hetvan heden middag tot
a. s. Dinsdag bijv. over drie of vier we
ken zal er geen school zijn, kon worden
uitgespioken, konden wij ons in den ver
ste vette niet begrijpen. En toch was
het iriaar al te waar. Vacantie biijft er
noodig voor het kind zoowel als voor den
grijzaard voor den werkman niet minder
als voor den geleerde. De geleerden van
de laa.ste tot de hoogste sport van het
kind tot den professor krijgen hun jaar-
lijkschen rusttijd en wat zij die met hun
handen hun brood zoeken te verdienen
er ook hebben tegen in te brengen, hoe
zeer zij ook die lange vacanties veroor-
deelen orndat zij ze benijden die rusttijd
is noodig voor hen die hun plicht doen.
Het is een vooroordeel te meenen dat
men zittend in een gemakkelijken stoel
zelfs nog van allerlei andere gerievelijk-
heden omgeven zich niet moe werken
kan. Zouden dan alleen de handen en
voeten, de uitwendige organen voor af
matting vatbaar zijn en dat gedeelte des
lichaams dat de beweging aan alle an
dere deelen geeft, vanwaar het willen en
het handelen beide voortkomen zouden
de hersenen voor geen vermoeienis vat
baar zijn? Gij die gewoon zyt alleen uw
handen tot het voorzien in uw onderhoud
te gebruiken, hebt, ik ben er van over
tuigd ook zorgen gehad. Gij hebt met
de handen onder het hoofd zitten peinzen
hoe gij bijv. achterstallige huur zoudt
voldoen en daarbij nieuwe benoodigdhe-
den zoudt kunnen aanschaffengij hebt
nagedacht over uw of uwer kinderen
toekomst en zegt mij nu eens zijt gij
daardoor niet veel afgematter teruste ge
gaan dan anders? Hebt gij niet dat diuk-
kende boven in uw hoofd gevoeld, was
het u niet alsof een loodzwaar gewicht
uw hoofd verzwaarde en had gij niet
een gevoel alsof gij opwaart, geheel en
al op? Zelfs der volgenden morgen waart
gy Dog niet zoo friseh als anders. Gij
hadt uwe hersenen gebruikt, dezelfde
organen die de geleerden dag in dag uit
gebruiken, die bij hen dikwijls ook des
Zondags geen rust genieten en dus ge
durende den ganschen tijd buiten de vacan
tie niet tot hun normalen rustigen toe
stand terugkeeren. Zouden zulke men
schen geen aanspraak hebben op een
tijd gedurende welken zij van hun bezig
heden zyn ontslagen, waarin zij vrij zijn
van die samengestelde beiekeningen, diep
zinnige rechtskwesties, behandelingen
van vreemdsoortige ziekteverschijnselen,
theologische en philosophische bespiege
lingen enz? Wij gelooven dat een beves
tigend antwoord op deze vraag moetelijk
kan geweigerd worden.
Stappen wij nu van deze categorie van
menschen af. Al zijn er velen die zich
niet begrijpen kunnen of laat mij nu
liever zeggen konden dat die menschen
werkelijk een rusttijd noodig hadden, en
al werd die rusttijd hun ook ten on
rechte vaak benijd, voor hen geldt het
beati possidentes «gelukkig de bezitten-
den." Zij hebben hun jaarlijks weer-
keerende vacantie en zijn er daardoor
veel beter aan (oe dan die andere soort
van menschen die niet minder dan zij
tenminste eenmaal in het jaar een lange-
ren rusttijd noodig hebben en dien in
den regel niet of slechts zeer onvol
doende krijgen. Wij bedoelen de gewone
werklieden, meiden, knechts etc. Voor
hen is het in nog hooger rnate noodig een
lans te breken. Het spreekt van zelf dat
wij hier even als hier boven slechts spre
ken van hen die hun plicht doen en gere
geld hun werk hebben. Zij zwoegen van
den vroegen morgen tot den laten avond,
dat; in dag uit, van week tot week, van
maand tot maand. Van de gemakken
en genoegens des levens genieten zij niets
of zeer weinig. Voor uitspanningen en
vei maken van den geest ontbreekt hun
den tijd ot zij zijn in het weinigje tijd
dat hun rest te moede. Is dat uit te
houden zonder dat er na een bepaalden
tijd van arbeiden eens een poosje van
ontspanning komt? Heeft de werkman
neemt dit woord zeer algemeen die
bij den zwaren arbeid nog de zorg heeft
0111 met zijn karig loon vrouw en kind
te onderhouden, hen netjes voor den dag
te doen komen, heeft de werkman met
dat gezin geen behoefte om ook eens
langer dan van Zaterdagavond tot Maan
dagmorgen van arbeid ontslaren te zijn?
Bestaat er voor hem geen hooger genot
dan naar dc kerk gaan en des middags
eens te wandelen in of om de stad waar
van reeds geen plekje hem onbekend is?
Levert al wat er buiten zijn woonplaats
gevonden wordt voor hem niets belang
rijks op? Wij behoeven niet verder te
vragen. Ieder zegt terstond; «natuurlijk
van dat alles mag en moet ook de werk
man genieten." Er is geen patroon die
zijn volk niet eens een geheele of halve
week vrij zou willen geven als zij er om
vraagden, maar de meesten vragen er
niet om, zij schijnen er dus geen be
hoefte aan te hebben."
Geen behoefte er aan hebben I Zoo had
de vos geen behoefte aan de druiven
waar hij niet bij kon. Hij vond ze zelfs
zuur. Wat zou hij ze echter gaarne ge-
gelen hebben als hij ze had kunnen be
machtigen I Daar wringt hem ook de
schoen bij den werkman. Verzuimt hij
een lialven dag zij het voor bruiloft of
voor begrafenis, die halve dag wordt hem
gekort. Zou hij een geheele week ver
zuimen, hij kreeg niets terwijl de uitga
ven als hij werkelijk een week van ont
spanning nemen wilde op zyn minst ver
dubbelen zouden. Zooveel kan er opzijn
vei dienste niet overschieten. Daarom
vraagt hij geen week vrij. Daarom werkt
hij, die hierin al te zeer bij den ge
leerde achter staat, maar rusteloos voort,
zonder ophouden jaar en jaar uit. Maar
daarom ook is hij dikwijls zoo lusteloos,
daarom wordt er bij den Zondag nog zoo
dikwijls de Maandag geknoopt. De boog
kari niet altijd gespannen zijn dan ten
koste van zijn spankracht. Och gij die
werkvolk in uw dienst hebt zijn het
mannen of vrouwen wilt hier eens even
opletten. Het is niet voor uw volk alleen,
dat er wordt gesproken, maar ook voor
u zelf, uw egoisme wordt er door gebaat.
De boog die altijd gespannen is verliest
zijn spankracht. Zonder beeldspraak: de
werkman die altijd hard voort moet, wien
geen oogenbhk rust gegund wordt dan
tot zijn geldelijk nadeel, zal niet zoo goed,
niet zoo ijverig ën niet met zooveel toe
wijding voot u werken als hij die weet
dat op volbrachten arbeid een tijd van
welverdiende rust volgt, die weet dat
een gedeelte van het jaar al is het nog
zoo klein hem iets anders brengt dan
zwoegen en zweeten, dat er iets aange
naams en iets nuttigs op het noodzake
lijke volgt. Voor den werkman en den
patroon is het evenzeer gewenscht dat
niet het laatste schooljaar de laatste va
cantie brenge.
Tot president van den Raad van
Voogdij over H. M. Koningin Wilhelinina,
in plaats van wijlen jhr. van Reenen, is
benoemd mr. W. baron van Golstein,
oud-minister vn koloniën.
Het bezoek van het Saksische Konings
paar aan HH. MM. de Koninginnen op
liet Loo zou tegen a. s. Maandag, 7
dezer vastgesteld zijn.
Jhr. mr. J. Röell, lid van de Tweede
Kamer, is ongesteld geworden en zal
eenigen tijd de zittingen niet bijwonen.
N. R. Cf.
Naar aanleiding van het onlangs
uitgevaardigd besluit der Pruisische Regee-
ring, waarbij aan Duitsche landbouwver-
eenigingen en genootschappen onderzekere
voorwaarden vergunning kan worden ver
leend tot liet invoeren van Nederlandsch
fokvee, acht de Minister van Builenlandsche
HISTORISCHE NOVELLE
VAN
EGBERT CARLESEN.
11) «Hij, die u heeft gezegd, dat ik de
graaf van Clancarty ben, is een gek of
een bedrieger," sprak de bedreigde koel
bloedig. «Dat zal zich in korten tijd wel
oplossen. Daarom weiger ik ook om u
vooreerst te volgen. Uwe handelwijs is
in strijd met de Habeas-corpus-akte.
Waar is uw bevel tot in hechtenisneming?"
De beambte lachte spotachtig.
«Zulk eeu is in dit geval onnoodig.
Hoe het zij, zijt gij monsieur Renè La-
guiche, welnu, dan hebt gij, als
buitenlander, geen aanspraak op de wel
daad van dat stuk of zijt gij de graaf van
Clancarty dan zijt gij op heeter daad
betrapt tegen de wet te hebben gehan
deld, welke allen, die in den laatsten
oorlog tegen het vaderland hebben gestre
den, het verblijf in Groot-Brittanje ver
biedt."
«Wie is er in mijn huis, die tegen
zijn vaderland gestreden heeft?" vraagde
eene bevende grijsaardsstem.
Hel was de oude Sunderland, die door
de hard gesproken woorden opmerkzaam
gemaakt, de deur van zijne kamer ge
opend had. Achter hem zag men het
angstvolle gelaat van Alice.
«Hier staat hij, mylord," antwoordde
de Sheriff' op Clancarty wijzende, «hier
staat uw schoonzoon, graaf Richard van
Clancarty, vroeger kapitein in fianschen
dienst."
«Dat is moedwillige laster," zeide Sun
derland, de schouders ophalende. «Die
man is mijn secretaris, Renè Laguiche
«Het spijl mij, dat uw zoon daar anders
overdenkt. Lord Spencer was een uur
geleden bij mij, en heeft mij plechtig
verklaaid, dat uw secretaris de graaf van
Clancarty was."
Sunderland kromp ineen, hij gteep,
een steun zoekende, naar de leuning van
een stoel, waar hij zich als machteloos
op neer zette. Alice beet zich op de
lippen, om een gil terug te houden, dien
zij bijna geuit had. Daarop trad zij,
schijnbaar bedaard, vooruit.
«Dewijl ik de eer heb," alzoo wendde
zij zich tot den Sheriff, «de gade van
den graaf van Clancarty te zijn, heb ik
zeker hier ook wel een woordje bij in
te brengen. Ik kan u verzekeren, sir, dat
die man de graaf van Clancarty n i e t is I"
De beambte boog hoflijk.
«Desniettegenstaande mylady, moetik
mijn plicht doen. Uwe getuigenis kan
den aangeklaagde van groot nut zijn, doch
liet is hier de plaats niet om het te doen.
Niet tot onderzoek der zaak ben ik hier
gekomen, maar om den beschuldigde in
hechtenis te nemen. Monsieur Laguiche
of graaf van Clancarty, wien gij ook zijn
moogt, volg mij I"
«Voorwaar eene standverheffing onder
zonderbare omstandigheden," zeide de
gevangen genomene lachende, en ging
met eer.e zeer eerbiedwaardige buiging,
afscheid var. Sunderland en Alice ne
mende, met den Sheriff de deur uit.
Met een marmerbleek gelaat bleef
Alice staan, en wel onbeweeglijk, totdat
de deur achter hern gesloten was. Toen
wrong zich een diepe zucht uit haar be
wogen hart en luid soikkend verborg zij
haar hoofd aan haar vaders borst.
IX.
Zoo snel zijn paarden loopen konden,
was intusschen Wharton naar den She
riff gereden. Hij kwam te laat! Hij
trof hern niet meer te huis. Nu, dan
dadelijk van daar r.a .r het hótel Sunder
land. De betrokken gelaatstrekken van
de bedienden toonden hem genoegzaam,
dat liy hier ook te laat kwam. Hij wilde
zich bij mylady Clancarty laten aandienen,
toen luj haar den grooten trap, in een
sluier gewikkeld, zag opgaan.
Haastig trad hij naar haar toe en
sprak haar aan. Zij hief even den sluier
op, en haar meesttijds vriendelijke oogen,
zagen Wharton met een blik aan, dien
hem tot in het binnenste van zijne ziel
trof. Grenzelooze smart lag daarin, ge
paard met een van afschuw blijkende
verachting.
«Slechts een paar woorden, mylady,"
smeekte hij.
Zij schreide, afwijzend met haar hoofd
schuddende en steeg een trap hooger.
«Houdt gij mij dan voor zoo slecht,
mylady," zeide hij vleiend, «dat ik hier
zou gekomen zijn, om mij in uwe smart
te vet heugen."
Zonder hem aan te zien, zette zij haar
voet nog een trap hooger.
«Ik bezweer u, schenk rnij uw vertrou
wen," vervolgde hij smeekende, «neemt
mijn bijstand, mijne hulp aan, wellicht
kan ik u helpen."
«Hebt gij dezen morgen Charles niet
naar mij toegezonden?" vraagde hy koel.
«Ja zeker. Maar bij alles, wat heilig
is, ik kon dergelijken afloop niet vermoe
den. Eerst een kwartier uur geleden
vernam ik van Spencer wat hij gedaan
heeft. En het moet gezegd worden, hoe
of hel ook uwe smart moet vergrooteii
uw ongeluk is eenig en alleen het werk
van uw broeder."
Een smartvol steunen ging ovei haar
lippen, terwijl Wharton vervolgde:
«Vergun mij daarom een kort onder
houd wellicht is uw gade nog te red
den. Ik bezweer u daarom elke poging
daartoe te beproeven.
«Kom dan."
Zij wendde zich even om en steeg den
trap vei der op.
«Heeft uw vader reeds een besluit ge
nomen?" vraagde Wharton, toen hij in
de zaal tegenover haar zat.
«De slag trof zoo plotselingde arme
rnan is er geheel en al dooi verlamd."
«En wat zijn uw plannen, mylady?"
Zij zag hem doordringend aan haar
wantrouwen kwam op nieuw boven.
Wilde hij haar plannen leeren kenuen,
om die des te beter te kunnen dwars-
boomen?
«Ik wilde onzen bloedverwant Wyke-
ham gaan opzoeken. Hij is niet alleen
de oude vriend in rechten van ons huis,
maar ook de vadeilijke vriend, hier
hield zij even op en vervolgde toen
van den gehaten secretaris."
Met een droevig lachje schudde Whar
ton het hoofd.
(Wordt vervolgd.)