nrnuwE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
]\o. 69.
Woensdag 30 Augustus 1893.
Twee-eu-twintigste jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VLINDERS.
FEESTLIED.
Koningin Wilhelmina,
BINNENLAND.
F euilleton.
§1 LQUVR!
COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van. 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Weinigen zal men vinden, die
met pleizier belasting betalen.
En als er over belastingen
gesproken wordt, wat nog al
eens gebeurt, klagen de meesten
over een of andere drukkende be
lasting of over een te hoogen aan
slag. Toch zijn er nog andere be
lastingen, andere dan van Rijk
of gemeente, die niet minder druk
kend en onbillijk zijn, maar waar
over men bijna nooit hoort kla
gen. Zoo'n belasting is die b. v.
die gij den kelner betaalt wan
neer gij een glas bier gaat drin
ken en behalve uw dubbeltje of
drie stuivers nog een stuiver of
dubbeltje extra betaalt. Men weet
niet beter of dat hoort zoo, doch
als wij het goed beschouwen is
het een lastige belasting en druk
kender dan menig andere. Een
belasting mogen wij het gerust
noemen want het fooien geven is
niet meer vrijwillig en er u aan
onttrekken kunt gij niet op gevaar
af van slecht of in 't geheel niet
bediend te worden en met den
nek te worden aangezien. Alleen
door samenwerking kan het pu
bliek hierin verandering brengen,
maar nog beter zou het zijn als
deze van de hotel-houders of kel
ners zeiven uitgaat. Het is onbe
grijpelijk dat de laatste» niet meer
aandringen op een vast salaris,
dat zij genoegen blijven nemen
met het afschuwelijke fooien stel
sel, dat hen noopt te buigen en
te kruipen voor anderen om zoo
doende met dubbeltjes en stui
vertjes hun inkomen bij elkaar te
brengen. Dat kan niet heeten eer
vol zijn brood verdienen; zoo'n
broodwinning is veeleer onteerend,
ten minste een fatsoenlijk man
moet zij tegen de borst stuiten.
Er wordt zooveel geroepen over
gelijkheid en daar naar te streven
als het levensdoel beschouwd, en
dit is toch wel een groote onge
lijkheid wanneer de een moet
leven van den afval of, wat mooier
klinkt, het verval van anderen.
Als de kelner vraagt om lots
verbetering dan is zijn eisch ge
grond en billijk. Zijn beroep ver
plicht hem veelal om al zijn leven
jonggezel te blijven, en is hij ge
huwd dan kent hij toch het huise
lijk leven niet. Zijn werk begint
eerst als dat van anderen is af-
geloopen en hij moet arbeiden als
anderen uitrusten van den dage
lij ksch arbeid. Een geheele vrije dag
heeft hij zelden en nooit op Zon
dag. Zijn beroep brerigt hem in
aanraking met menschen van al
lerlei rang en stand. Hij behoort
noch tot den stand der werklie
den noch tot een der hoogere
standen. Hij bestaat er tusschen
in en vormt als het ware een
bijzonderen stand, die met de an
dere wel sommige zaken gemeen
heeft maar scherp van ze geschei
den blijft.
Het lot van den kelner is alzoo
niet zeer benijdenswaardig, maar
wat nog het meest dit beroep ver
laagt en vernedert is het genoemde
fooienstelsel. Het gevoel van
eigenwaarde, de persoonlijkheid,
de zelfstandigheid lijden er onder;
de achting voor zichzelven wordt
er door verminderd, en als deze
is weggenomen waar blijft dan
de menschenwaarde, die ieder
mensch bezit!
Alleen in kleinere cafés, hotels
enz. wordt eenig salaris gegeven,
in de grootere leeft de kelner uit
sluitend van het drinkgeld, van
de fooitjes die hij heeft weten op
te halen. Het weinige loon dat hij
soms krijgt kan hij wel gebruiken
om het hulppersoneel te betalen
en voor contributies voor allerlei
bijkomende zaken. Ja in groote
steden wordt ook het Parijsche
systeem gevolgd, volgens het
welk de kelnersfooitjcs verpacht,
worden. Dus dan moeten er heel
wat fooitjes komen en een gedeelte
ervan is voor den patroon. Als
het fooienstelsel werd afgeschaft
zou èn het publiek en de betrokken
personen zelve er door gebaat
worden en de laatsten zeker niet
het minst. Kan de waard zijn on
dergeschikten onmogelijk op een
andere wijze een loon geven, laat
hij dan een bedrag vaststellen dat
den kelner ten gc^de komt, b. v.
enkele percenten van de verterings-
kosten, dus opcenten.
In Duitschland is door sommi
gen reeds een dergelijke regeling
ingevoerd. In een Berlijnsch hotel
b. v. wordt den gasten een vast
percentage van hunne geheele
hotelrekening, van 5 tot 10% al
naar den duur van hun verblijf,
als loon voor kelners en andere
bedienden in rekening gebracht,
en zij worden verzocht verder
geen fooien te geven. De kelners
hebben dan een vast maandgeld
en deze verandering heeft velen
bevredigd. Andere hotels volgen
dit voorbeeld en reeds na korten
tijd, zoo schreef een hotelhouder
aldaar, was het merkbaar dat de
gasten een geheel andere houding
aannamen tegenover het perso
neel; de vroeger ruwe en verne
derende toon maakte plaats voor
vriendelijkheid en het personeel
was niet meer zoo onderworpen
en kruipend, maar opmerkzaam
en voorkomend, wel wetend dat
het belang van de zaak ook hun
belang is.
op den verjaardag van onze
31 Augiiatue 1893.
Wij e: tin naam van Oranje, doet
open de poort I"
Een feestdag voor allen, voor groot en
voor klein,
Is ons door den klokslag verkond;
En wat van dat feest wel de reden mag rijn,
Klinkt luide uit hart en uit mond.
De liefste Vorstinne van edelen stam,
Met wie hoop en leven in Nederland
kwam,
En op wie heel 't Vaderland bouwt,
Is heden juist dertien jaar oud.
Waai uit, schoone driekleur, te laod en
ter zee 1
Vertel het aan vreemden en vrind,
Ja, deel het aan allen maar openlijk mee,
Dat Holland zijn Koningshuis mint.
Al vloden reeds eeuwen als schaduwen
heen,
Oranje en Nederland, zij blijven steeds
één,
In tijden van vreugde.en rouw
Elkander in alles getrouw.
Wat eenmaal Oranje voor Neerland deed,
Vol liefde, vol moed en met kracht,
Toen 't volk voor zijn rechten en vrij
heden streed,
En 't land in gevaar was gebracht,
Vergeten wij niet in dit feestelijk uur,
Hoort, komt weer een vyand, wij
strijden met vuur.
Geen vrees voor vijandelijk lood,
Oranje getrouw tot den dood
Gegroet dan, Vorstin I ja, wij deelen uw
vreugd,
Wij juichen IJ toe, op dit feest;
Geev' God U een blijde, een zorglooze
jeugd,
Gezondheid naar lichaam en geest.
Geniet lang den bijstand der edele vrouw,
Die, als Regentesse, zorgvuldig en trouw,
Zoo innig, zoo teeder, zoo zacht,
U wijst op de taak, die u wacht
En komen de jaren, geliefde Vorstin,
Dat g' optreedt als Hoofd van den Staat,
Dan roepen wij allen de hulp voor U in,
Van Hem, die ons nimmer verlaat.
Hij schenke U wysheid, een liefdevol hart,
Een oog, ook geopend voor armoe en
smart,
Een vaste en wakkere hand,
Die zegen verspreidt in het land.
Ja, wapper maar driekleur! wij zien u
zoo graag,
Een vaderlandslievend gevoel
Doorstroomt onze aad'ren, vooral weer
vandaag,
Geen onzer blijft, U ziende, koel.
En waar g' u vertoont in Oosten of West,
Breng zegen, beschaving en heil, waar
g' U vest,
Kweek vromen, heldhaftigen zin
En liefde voor onze Vorstin.
J. VAN DER LOF.
VI. BI v. U.
Te Winschoten is Zaterdagavond
eene vergadering gehouden van voorstan
ders van het kieswet-onlwerp-Tak. Beslo
ten werd een verzoek aan de 2. Kamer
te richten om het ontwerp aan te nemen
en tot het hoofdbestuur der Liberale
Unie en alle democratische vereenigingen
in Nederland te verzoeken, adressen van
adhaesie aan de 2. Kamer in te zenden.
De weesinrichting van den heer
Van 't Lindenhout zal voortaan slechts
voor bezoekers open zijn van 9 tot 11 uur
en 's middags van 2 tot 6 uur, terwijl
des Zaterdags en Zondags de inrichting
voor alle bezoekers is gesloten. De heer
Van 't Lindenhout heeft dezen maatregel
genomen, omdat in den laatsten tijd het
bezoek aan zjjn inrichting te druk wordt.
Volgens te Amsterdam ontvangen
telegrafisch bericht uit New-York, heeft
onze landgenoot de bekende roeier Ooms,
Zaterdag den strijd tegen den Ameri-
kaanschen amateur Hedley verloren, naar
medegedeeld wordt tengevolge van een
aanvaring.
De bij het publiek van Zwolle wel.
bekende witte koepel op den Agnieten.
DOOR
x.. h.
6) »Ja, ik nam hem in bescherming,"
.gaf Laurence op Kurt's aanmerking ten
antwoord, omdat zijne aanbidding en
vereering voor mjjne lieve tante Anna
mij getroffen haddennu heb ik echter
ontdekt, dat hij niet voor haar, maar
voor haar gravenkroon op de knieën
ligt, en zij verdient toch waarlijk wel om
haar zelfs wel bemind te worden."
»Gij zijt al heel vlug in uw oordeel,
schoone gravin," zei Kurt, »is het niet
heel goed mogelijk dat mijnheer Dangeau
zijne vrouw werkelijk lief heeft?"
»Neen," hield de jonge dame vol»zit
men zoo tegenover een vrouw, die men
bemint, met neergeslagen oogen? Kust
men haar zoo de hand, terwijl men tien
passen van haar afstaat, en haar niet
sens in de oogen kan zien? Dat kan er
nog even door in het begin van de
kennismaking, als men nog niet heel
zeker van zijn zaak is, maar later eD nu
terwijl zij man en vrouw zijn 't is
belachelijk I"
«Waar hebt gij de verschillende wijzen
van handkussen bestudeerd, als ik vragen
mag, en sedert wanneer vindt gij uw
oom zoo belachelijk?" vroeg Kurt met
eenigszins trillende stem.
»0, hier in de Louvre doet dergelijke
opmerkingen, zonder er nu juist eene
studiezaak van te maken," hernam zij,
maar de lange wimpers zonken tegelijk
als sluiers over de schitterende oogen en
de rozen op haar wangen prijkten met
donkerder gloed. Op hetzelfde oogenblik
viel de waaier, waarmee zij werktuigelijk
gespeeld had, op den grond; Kurt bukte
er naar, en gieep niet den waaier
maar een bevend handje, dat hij vast in
de zijne drukte.
«Laurence," fluisterde hij, «wanneer
is men heel zeker van zijne zaak?"
Zoodra men iets zöo vast houdt, dat
de eigenaar het zelfs niet terug kan
nemen," gaf Laurence even zacht ten
antwoord, terwijl er een traan in haar
oogen glinsterde en een vriendelijk lachje
om haar lippen speelde.
«En hoe kust men de hand van iemand,
die men heel lief heeft?" vroeg hij ver
der met van geluk stralenden blik.
Zij schudde het donkergelokte kopje.
«Niet zoo als oom die van tante," sprak
ze op schelmsche toon.
Daarop vatte Kurt ook hare andere
hand en zonder het hoofd te buigen,
drukte hij ze beide aan zijn lippen en
bedekte ze met vurige kussen.
«Is het zoo goed, lieve, lieve Laurence'"
vroeg hij eindelijk, zonder de slanke
vingers los te laten; en het antwoord
las hij in haar oogen, die zij wel wilde,
maar niet kon nederslaan voor de zijnen.
Madame Dangeau had over het eer
biedig neergebogen hoofd van haar
echtgenoot heen, het kleine tooneel ga
degeslagen en daarbij de handen samen
gevouwen tot een stil gebed.
«Als zijne Majesteit maar niet boos
wordt," begon mijnheer Dangeau, terwijl
hij zijn gepluimden hoed tusschen de
vingers ronddraaide; zijn blik was lang
niet vriendelijk, toen ik op zijne belang
stellende vraag: Welnu, Dangeau, welk
feest denkt gij te geven ter eere van
den verjaardag uwer bekoorlijke gemalin,
antwoorden moest: Sire, mijne vrouw
heeft mij laten beloven dat wij haar
verjaardag stil en zonder eenig feest
zouden doorbrengen."
she koning is wezenlijk niet boos op
u, mijn goede Louis," zoo trachtte ma-
dan e Dangeau haar echtgenoot gerust te
stellen, die zijn koning werkelijk afgo
disch beminde, en altijd zijn best deed
om hem Da te volgen, hoe slecht hem
dit ook steeds gelukte, sanders zou hy mij
immers heden morgen dien met een pa
relsnoer omwonden ruiker niet gezonden
hebben
sMaar hij heeft mij nog geen gelegen
heid gegeven om hem te bedanken,"
klaagde Dangeau; sik heb Frankrijks zon
in geen twee dagen zien schijnen."
sNu, morgen zal zij wel weer opgaan,"
troostte zij weer met engelengeduld. Om
hem wat afleiding te geven, vervolgde zij
sik heb van daag uwe laatste teekening
van het costuum der Lazarus-ridders nog
eens bekeken, Louis, en iets bedacht dat
de kleeding, dunkt mij, nog veel zal ver
fraaieu."
Nu had zij hem op zijn stokpaardje
gebracht; hij was namelijk Grootmeester
van de Orde der Lazarus-ridders en hel
costuum zijner lidders kon hem nooit
prachtig genoeg naar den zin zijn.
Kuit en Laurence heten het zoo onge
lijke paar naar hartelust over dat be
langrijk punt redeneerenzij hadden
elkander zooveel te zeggen, dat hun geen
tijd overbleef om zich in het gesprek te
mengen. Mevrouw Dangeau wisselde al
pratende, menigen blik van verstandhou
ding met de trouwhartige Rosalie, wier
vriendelijk gelaat straalde van zelfvoldoe-
I ning en geluk.
Plotseling werden de vleugeldeuren
opengeslagen. sMevrouw de hertogin van
Montfort," meldde de kamerhienaar.
Eene dame, wier kleine, ineen gedron
gen gestalte letterlijk gehokt g;r.^ dor
de kostbare stoffen garelen en edel
gesteenten, jariuec^ zij overladen was,
tra'1 langzaam naderbij. Haar geelachtig
gezicht met de bijna zwarte oogen en
vuurroode lippen, was eigenlijk gezegd
niet leelijk to noemen, maar het was
onmiskenbaar een echt oostersch, een
joodsche type. Het maakte een dwaas
effekt om deze opgesierde vrouw, met
haar grove vormen en min of meer on
beschaafde manieren, door de teere en
fijne madame Dangeau als: «Ma chère
fille" te hooren toespreken. De dikke her
togin kuste hare jeugdige stiefmoeder de
hand. Deze raakte de geblankette wang
even met haar lippen aan en daarop
volgde de zelfde ceremonie met papa
Dangeau.
«Tante is nooit zoo schoon, zoo echt
nimfachtig als tegenover die waggelende
madame Thérèse," fluisterde Laurence
mat oen ondeugend lachje Kurt in het
oor. »Gij weet immers dat ooms eerste
vrouw een schatrijke jodin is geweest,
die later in den adelstand verheven werd?
De onbehagelijke, maar goedhartige her
togin is hare dochter."