B1IS N EiN LAM D. Ingezonden. vreugde, en ook tot ernstig nadenken stemmen. Herhaaldelijk is gewezen op het minder wenschelijke van stempels af te drukken op bankbiljetten. Het bewijs daarvoor ondervond een firma te Haar lem, die Vrijdag een bezoek ontving namens den president der Nederlandsche Bank, kennis gevende, dat op een van de firma afkomstig, gestempeld bankbil jet van f 25, vóór haar naam een belee- diging was geplaatst. De president der Ned. Bank waarschuwde haar daarom voortaan de bankbiljetten niet te stem pelen, daar er personen zijn, die allerlei beleedigingen vóór ot achter den naam plaatsen. Het bankbiljet is vernietigd. (Vervolg Binnenland, enz., zie Bijvoegsel.) (Buiten verantwoordelijkheid der Bed.) Amersfoort 18 September 18u3. M. d. B.l Niet dan na rijp beraad heb ik mij tot taak gesteld, den auteur van het hekelschrift, geteekend Q. N., vooi ko mende in uw vorig nummer, te beant woorden. De loon toch, waarin dat stuk gesteld is, en de beleedigingen welke daai in den inzenders van «Kermis" (zie Nieuwe Amersfoortsche Courant van 13 Sept. j.l.) naar liet hoofd geslingerd worden, maken het een antwoord onwaardig. Toch is zulks ir> het belang der zaak noodig. Na lezing van het door Q. N. inge- zondene zal men al spoedig tot de over tuiging komen, dat hierin geen der ge stelde feiten voldoende worden weèrlegd. Of «Kermis" dooi één of wel door twin tig personen is ingezonden, doet aan de zaak niets af en Q. N. kan dit bovendien niet weten. Evenmin kan hij beoordeelen of door bedoelde personen enkele guldens ver diend worden. En nu de zaak in questie: de cholera. Dat deze ziekte zich uitbreidt valt Diet te ontkennen, doch het is een feit dat halve maatregelen hiertegen niet baten. Laat Q. N. des Vrijdags eens op de markt gaan kijken, daar vindt men ook allerlei menscheri bijeen, die met hunne waren van stad tot stad trekken. Ieder inwoner kan maar vrij en frank naar plaatsen gaan, waar de cholera heerschende is en terugkeeren, terwijl er van quarantaine geen sprake is. Kunnen die allen niet even goed de besmetting overbrengen? Laat men beperkende bepalingen ma ken omtrent de toelating van kermisrei zigers, doch een ieder zal moeten toe geven dat het niet houden der kermis in deze onnoodig is. Ten slotte nog dit: Wanneer Q. N. zich weer eens geroepen acht om zijn meeoing kenbaar te maken tegenover nrenschen die voor hun brood opkomen, hoop ik, dat hij zal trachten beleefde correspondentie te voeren. U, M. d. R., mijnen dank voor de plaatsing. Eén van de vele belanghebbenden. Een afgeluisterd gesprek. Zoo tnijne waarde! hebt ge het inge zonden opstel gelezen, in de Nieuwe Amersfoortsche Courant tan Q. N. en wat zegt ge er van? Die mijnheer Q. N. schijnt geen gewenschte pleitbezorger te zijn voor de neringdoenden alhier. Maar ik meen duidelijk te bespeuren, dat hij een eerste voorstander en bevorderaar van volksgezondheid is, en dat betee- kent toch meer dan volkswelvaart. Waar lijk mijn waardel Q. N. schijnt het met de ingezetenen onzer stad nng zoo kwaad niet voor te hebben. Ho! vriendje ge zijt aan het doorslaan, laat mij ook eens aan het woord komen, en dan kunt gij antwoorden l}a je gang mijn waarde! Wanneer Q. N. ir. werkelijkheid voor de gezondheid onzer stadbewoners ijvert, waarom doet hij dan geen stappen, om onze urinoirs gezuiverd te krijgen, gelijk in de meeste sleden van ons land schier dagelijks gebeurt, gelijk zoo menig wan delaar zegt en eer, zekere X laatst nog in de N. Amersfoortsche Couit. vroeg. Indien het Q. N. werkelijk ernst is, waarom poogt hij niet te vei krijgen, dat de privaattonnen niet 's middags ten 12 ure nog vervoerd worden? Indien hij de koe werkelijk bij de horens wil pakken, waarom tracht hij niet een pe titie in te dienen, dat het kloppen van kleeden enz. oveieenkomstig het verbod niet in den middag meer gebeurde. In vele steden is de kermis niet opge heven, men hoorde daar var geen cholera gevallen en het dierlijke lever, in den kermistijd, zal toch zonder kermis ook niet vernietigd worden. Dan, moesten ook de weekmarkten verboden worden en de vele ophooping van individuen in alle gevalle tegengegaan worden. Dat alles zou moeten voorafgaan, om de kermis, die niet, in perioden waarin epidemieën heerschen, aan te bevelen is, te schorsen. Ik dank u mijn waarde! voor je goede redeneering ik zal.... het verdei e ge sprek was onverstaanbaar voor Xerxes. Mijnheer de Redacteur I Met belangstelling en niet zonder ver maak las ik in uw vorig nummer het snorkend ingezonden stuk onderteekend Q N. en kon ik niet nalaten er de vol gende kantteekeningen op te maken. De persoon Q. N. discht ons een zeer dramatisch verhaal op in de volgende woorden: «Langzaam maar zeker breidt de gevreesde ziekte zich uit," maar mijn heer de Redacteur als dit zoo zeker is laten wij dan verstandig >ijn, ons niet tegen het noodlot verzetten maar gelaten het zwat ie spook afwachten. Willen wij echter de cholera bestrij den, verbannen wij dan eerst haar groot ste vriend «De angst" en beginnen wij alzoo met No. 1 mijnheer Q N. buiten onze poorten te zetten vals zijnde ten zeerste besmet met de gevaarlijke en aanstekelijke angstbacil." Zoo als men weet, verbreidt de ziekte zich hoofdzakelijk langs de waterwegen en is de schipperij helaas een der groot ste verspreidsters, laat ons dan beginnen de Eem te sluiten en om ons isolement te volmaken en opdat het geen halven maatregel zij, verder alle contact met anderen plaatsen afbreken. Op deze wijze zouden plaatsen hande len die bewust waren een viuchtbaren bodem, door slecht drinkwater, voor de ziekte aan te bieden. Het drinkwater, zooals men weet de giootste voerster der besmetting, is hier, dank zij -de arlhésische wellen en water leiding uitstekend. De quarantaine maat regelen worden dan ook hoe langer hoe meer beschouwd niet doeltreffend te zijn en dat eene afdoende bestrijding alleen te vinden is in het scheppen van eene goeden sanitairen toestand, zoo o.a. han delt Engeland. De ziekte vindt dan geen vruchtbaren bodem en verdwijnt. Het aanhalen van een vroegere épidé mie hier ter stede bewijst niets, toen waren de conditie's hier geheel anders, men wist toen nog niets van de oorzaak der ziekte en dronk met smaak het be- dorvenste water. Juist daar waar de brandpunten der épidémie waren, vond men het slechtste water. Het argument dal in sommigen ge meentes past, namenlijk wanneer de kei mis in den zomer of nazomer valt, gaal hier niet op, daar ze nota bene in de laatste we ik van October valt, een jaar getijde waai in votst en sneeuw gewoonlijk geen vreemde factoren zijn. De aanval op het mogelijk te zenden adres is geen onverdienstelijk knaleffect. Het eigenlijke doel, van het laatst ingezonden stuk, is mijns inziens, niet om de kermis ter wille der cholera te te treffen, maar ter wille van de kermis zelf en is het hier weer de kwestie van den hond en den stok. De jaarmarkt figureeit tegen woordig steeds voor zonde bok en zijn daarop aanvallen, gemotiveeid of boe ook ongemotiveerd, steeds welkom. Afgeven op de kei mis is nu eenmaal mode. Hoogachtend, Uw dw. dien. Amersfoort, 17 Sept. 18d3 M. de Redakteur Wilt mij 't genoegen doen mij ruimte aftestaan in uw blad, om een lans te breken voor het terrein, den vorigen winter geëxploiteerd door de vereeniging «Amersfoortsche IJsclub Voorwaarts" in aansluiting en gedeeltelijk ook naar aan leiding van het niet in zijn geheel door u opgenomen jaarverslag van den Secre taris, uitgebracht in de algem. vergade- ting van 15 September. Wie dat uittreksel vluchtig doorleest, zal allicht den indruk ontvangen dal, om het bedoelde terrein te exploileeren en voldoende onder water te zetten het een vechten tegen het bestuur eener bestaande corporatie, in dit geval het waterschap «de Drie Sluizen," zoude moeten zijn of dat alle spitsvondigheden zouden moeten worden gebruikt oin tot het gewenschte doel te geraken. Ik kom hiertegen met nadruk op, niet het minst, om dat binnen een paar dagen het vallen onzer vereeniging een gevolg zoude kunnen zijn van het duchten van eenen denkbeeldigen vijand. »Men" onder wie verstaan moeten worden zoowel leden als niet-leden van de club, (die ongeluk kige urnen" heeft al zoo veel kwaad ge brouwen!) vreest le dat het terrein nier voldoende onder water kan worden gezet; en blijkt deze onderstelling te falen, dan kan 2e hel benoodigde water niet op het terrein behouden blijven. Er, waarom niet? Tot staving der eerste bewering zoude een gedeelte terrein te hoog liggen en voor de laatste de grond niet deugen. In de eerste plaats, zoude een gedeelte te hoog liggen, om in gewone omstan digheden voldoende water er op te erlan gen, hier alléén rekenende op het gewone buiten zijne oevers treden van de oude Eem. Vergun mij dat ik op grond van de ervaring, van een tegenovergesteld ge voelen ben. Ten vorigen jare, onder zeer ongunstige omstandigheden, door het zeer drooge najaar, heeft het terrein twee malen (de eerste keer is het water weggevloeid zonder dat het Bestuur in zijne pogingen mocht slagen te ontdekken, waar hiervan de oorzaak schuilde) geheel en voldoende onder water gestaan. Een plaats ongeveer ter grootte van de ververschingstent stond niet onder. Maar juist hier wenschte net Bestuur de tent te plaatsen om bevrijd te zijn vari het ongerief altijd water vóór de tent op de baan te hebben. Nog is er eene strook die wel wat hoog ligt. De heer Steenmetser heeft mij echter persoonlijk, het vorige jaar reeds, verlof gegeven die te doen afgraven. Dat zulks toen niet is geschied, is veroorzaakt doordien de waterstand te hoog werd om goed werk te maken en moest hetvooi- r.enren er toe worden opgegeven. Ten aanzien van het tweede punt, n.l. dat het water niet kan worden behouden omdat de grond niet zou deugen, wecsch ik het volgende in het midden te brongen. «Het water gaat"ja waarheen gaat het? »'t Zuigt weg" is't antwoord, «in en door den moerassigen grond." als een kind. Eensklaps sprong hij op en sloot haar in zijn armen. «Duitsche trouw, duitsche trouw I" zoo juichte hij: «zij is niet voor mij terug geschrikt!" En nu kuste ook hij het zachte gezichtje, dat zoo kalm tegen zijne borst rustte, alsof er nu af aan vrede zou heerschen over de gansche aarde. Maar id had Roosje niet gesidderd, Kurt uitte onwillekeurig een kreet van ontzetting, toen hij uit den gang terug keerde, waarin hij zich bescheiden tei ug- getrokken had, ten einde het wederzien der geliefden niet te storen. De reusach tige gestalte, in wier armen Roosje zoo gerust nedetlag, droeg een geheel kaal hooldhet lijkkleurig gelaat, door twee vuurroode lidteekens ontsierd, had boven dien op hel voorhoofd een vreeselijk brandmerk: een doodskop en daaronder met roode letters de wootden Fou, Tiaitre, Lèpreux. Paul Steifensand had wel aan Kurt verteld dat hij zoo misvormd was, maar zijn masker niet afgelegd, en dal was maai goed ook, want dacht Kurt misschien zou hij dan toch bezwaar heb ben gemaakt om Roosje bij hem te brengen. Tegelijk echter moest hij be kennen dal een man toch al heel wei- n g over een vrouwenhart oordeelen kan, en hij vroeg zichzelven af of Laurence hem ook zoo in haar armen zou'sluiten asl hij zoo verminkt voor haar trad. En eene stem in zijn hart juchteja, Lou- rence en Roosje zijn vrouwen van het zelfde ras; liefde en trouw boven alles is beider wachtwoord. «Een ding hebben zij u toch niet kun nen ontnemen, en dat zijn uw mooie blauwe oogen," zei Roosje, die zijn on veranderd gebleven." Stil zaten zjj nu naast elkander met saamgeklemde handen, en Kurt vroeg hem wat zij nu dachten te doen. «Ons wreken op onze vijanden en dan trouwen." gaf Roosje zonder bedenken ten antwoord. Paul schudde het hoofd. «Heeft de jon ker u dan niet gezegd dat ik stervende ben «Stervende?" sprak zij, «en gij kor.dt met zulk een zwaren last door de straten gaan?" «Dal is ook de laatste opflikkering van de oude kracht geweest. Hij moest mijn bode zijn, en u hierheen roepen." «Ach, Paul!" snikte Roosje, terwijl de tranen langs haar wangen rolden, «waar om zijt gij toch niet terstond tot mjj ge komen, in het vaste veitrouwen op mijne liefde; waarom deedt gij het niet, toen gij mij hier herkend liadt en wist dat ik u trouw gebleven was?" «Dat heb ik aan jonker von Wiehe uitgelegd en hij moest mij gelijk geven maar de voornaarhste reden was dal ik het niet gedaan heb is dat dit éene hij wees op het woord «Fou" waarheid is; ik ben een at me krankzinnige, dal zult gij spoedig genoeg merken." De zachte droomerige toon, waarop hij sprak, trof het arme meisje diep; weldra werd het haar duidelijk dat hij de waar heid sprak Schreiend leunde zij tegen hem aan, en zei «Maai gij gaal met mij mee naar de Louvre; tk laat u hier niet weer alleen achter." Hij kromp ineen. Maar weet gij dan niet dal zij daar woont?" vroeg hij ge jaagd. «Zij verlaat de Louvre voor dat wjj drie dagen verder zijn," verklaarde Roosje zonder aarzelen. „Daar zal ik voor zorgen," beloofde Kurt. «Neen!" riep het meisje; «dat niet! Ik moet het alleen doen, gij zult zien dat het mij gelukt?" «Ja, gij alleen," herhaalde Paul, ter wijl hij haar handen streelde, «gij alleen, heel alleen!" Zijne stem klonk zoo eentoonig, zijn blik was zoo starend, dal Roosje er van schrikte. Voor zijn misvormd gelaat was zij niet terug gebeefd, maar zij sidderde Qoed, voor een oogenblik aangenomen, maar waarheen zuigt hel? Een schouder ophalen is dan 't antwoord. 't Is een praatje, 't welk de een den ander nabauwt, zonder de moeite te nemen te onderzoeken, 't Is een praatje, gretig en volop uitgestrooid door eene partij, die niets liever zoude zien dan dat de club opdoekte. Neen, neen en nog eens neen, dp grond is niet moerassig. De grond is zeer goed waterhoudend even goed als al de omlig gende gronden. Maar vanwaar dan de bewering van de overgroote meerdeihetd ilnl juist dat terrein van hel omliggende zoude verschillen? Eenvoudig omdat die overgroote meer derheid het terrein niet kent. Of denkt die meerderheid misschien, dat ruim een paa eeuwen geleden onze voorvaderen op het gebied van dyken leggen «in een mandje gingen melken" en een dijk op wierpen van moeras? En zóó toch is de vaart ontstaan. De dijk is opgeworpen grond, gegraven uit dat gedeelte, hetwelk tegenwoordig vaart heet. Dtor dat uitgraven ontstond éene d epte naast den dijk, die eerst vol water heeftgestaanlaugzamerhand ont wikkelde zich hierin planten, telken jare meer en meer; ze groeiden, bloei Jen, stier ven, verrotten en hebben in die ruim twee eeuwen geformeerd datgene, wat we thans in de vaart vinden eene niet te vertrouwen substantie. Maar daaronder zit een zeer goede waterhoudende grond. Wilt ge een bewijs? Toen bij de eerst-invallende dooi de kistdam dwars door de vaart is gemaakt, zijn er twee handheien op stuk geslagen. Die twee heien werden stuk geslagen bij het inslaan van de vier eer ste planken. De derde hei was zóó zwaar met ijzeren banden, enz. beslagen dat die «hel hield", maar toen moesten de planken het ontgelden, zoodra ze goed door de plantenlaag heen waren en «op stuit" stonden. Maar wanneer die grond dan water houdend is, waardoor wordt dan het feil verklaard dat de vaart telken jare, bij eenige vorst, een paar dagen op schaat sen bereden kon worden, doch slechts een paar dagen, wijl dan het ijs inviel, doordien het water er onder weg vloeide, vrijwel gelijk als ten vorige jare is ge schiedt, zij het dan niet in zoo sterke mate. Laat mij U eene wedervraag stel len, en daarop tevens het antwoord geven. Waarom kleedt gij U in den zomer aan- merkelrjk dunner dan in den winter? Omdat gij in het eerste geval de warmte, welke het lichaam bezit, zooveel moge lijk gelegenheid wilt geven te ontsnap pen en 's winters die zooveel mogelijk wilt behouden. 't Ging met de vaart niet anders. De waterloozingen waren zoodanig aange bracht dat bij val der oude Eem het water zich daarin ontlastte; het doel der vereeniging is echter het water zooveel mogelijk te behouden, en het deed daar voor dijken en waterkeeringen aanleggen, die met het moerassige gedeelte, (en nog een klein gedeelte want verreweg het grootste deel van het terrein is weiland) niets uit te staan hadden. Wanneer gij in uwe waschkom watei schenkt, is het voor 't wegvloeien van 't water toch zeker onverschillig of gij hierin een spODS hebt liggen of niet. 't Komt er alléén op aan dat de wan den uwer waschkom geen water door laten. Dat hel water ten vorige jare op zoo jammerlijke wijze wegvloeide (ik consta teer hier dat in 14 uien het peil circa 24 Ned. dm. daalde) is alleenlijk veroor zaakt doordien iemand in wien het Be stuur hel volle vertrouweD stelde, dat verti ouwen in hooge mate heeft geschon den en daardoor verloren. Maar dat is le laat ontdekt om 't gedane ongedaan te maken en daardoor en ook alleen daardoor heeft de vereeniging sèchec" geleden. Natuurlijk zoude de dijk, zoo versch, wel iets «kwijlen," (ik gebruik hier op zettelijk den gebruikehjken term) doch bij de gedachte dat zijn verstand gekrenkt zou zijn. «Kom, ga nr.ee," smeekte zij dringend. «Ja, ik zal alles doen wat gij wilt," sprak hij goedig en stond op. Builen den toien gekomen nam Kuit afscheid van het zonderlinge paar en zonder ongeval bereikten beide de Louvre, waar de man, die onder Roosje's geleide kwam, zonder verdere navraag werd binnen gelaten. De dag was reeds aan gebroken toen zij aan den arm van den verloren geliefde hare kamer betrad. Madame Routhier had hen niet terug zien kornen, hoewel zij nog lang aan haar venster op de wacht had gestaan. VIII een sprookje. Wie had het eerst beweerd, wie ge duisterd dat madmeiselle Marie Roose laat in den avond een rendez-vous had gehad met een heer? Niemand wist recht van wie men het gehoord had, maar gehoord had men het, dat stond vast; vele heeren en dames van het hof maakten zich boos over de lastertaal of lachten om zoo iets onmogelijks, en men wachtte zich wel om in de Dangeau's of van jonker von dit kon niet in zoo korten tjjd een zoo groot waterverval tengevolge hebben. Elk terrein heeft in den winter, I ij eenige aanhoudende vorst, waterverval. 'i Hangt van de bovenste grondlaag af, of dit verval sneller of langzamer intreedt. Dan toch wordt hei peil van bet «grondwater" lager en heeft natuurlijk een verval van hot boven hem staande watervlak ten gevolge. Bij eene model-vereening als Amsterdam bezit, en waar 'sjaars meer duizend-n dan hier honderden guldens worden ontvangen, weel men ook daar voor raad. 'l Zou te wtjdloopig worden om de wijze waai op dit geschiedt aan te toonen, en we ver keer en hier ook in veel gunstiger conditie dan te Am sterdam. We kunnen ook dit hier voor komen, eenvoudig door 't slaan van een uorton-pomp. Met den landeigenaar zou hieromtrent wel onderhandeld kun nen worden en ik geloof niet dat van die zijde, (mits daarvan in den zomer geen last ondervindende), bezwaren zou den rijzen. Daarvoor hebben we te veel meegaanfieid van den Heer Steenmetser ondervonden. Maar het zou te veel ruimte vorderen om uitvoerig dit plan uiteen te zetten. Dat het terrein dicht bij de stad is gelegen en beschut, weet ieder. Maar er is nog een bezwaar volgeDS velen. Er staan n.l. zooveel struiken in «de vaart." Zeker! die staan er, maar is dit een blijvend bezwaar Van den H.Ed.Gesir. Heer G. J. Blaauw, Majoor-ingenieur, die ten vorigen jare hier eerstaanwezende was, is toestemming verkregen tot het rooien van sommige, en het kappen van alle in de vaan slaande struiken, zóó laag als zulks noodig mocht blijken, na- tuuilrjk indien de pachter, de heer Eibers, hiertegen geen bezwaar had. Dit werd geregeld, maar een ander bezwaar deed zich voor, en wel voor 'l oogenblik een onoverkomelijk. Het bleek namelijk, toen het water gelegenheid werd gegeven binnen te stroomen dat die struiken stonden op zoogenaamde drjjftillen, in Friesland zoo menigvuldig voorkomende onder den naam van Froschkje pjoilen. Deze drijftillen drijven bij eenigen hoogeren waterstand. De tijd was te kort om daartegen nog maatregelen te nemen, waardoor èn liet looien èn het kappen, beide werden ge staakt. Dit zou «goed geld naar kwaad geld werpen" zijn geweest. Maar waar het Bestuur zooveel steun met raad tn daad en eene zoo humane behandeling nrochl ondervinden van den loenmaligen vertegenwoordiger van het ministerie van ooi log, zou het daar te gewaagd zijn te vet onderstellen dat zijn opvolger bereid zal worden bevonden de Vereeni ging in dezen ter wille te zijn en zjjne zoo noodige medewerking te verleeneri bij een eventueel verzoek om algelreele rouiing, onder vergoeding der door het Rijk te lijden schade? Ware de leening geplaatst, dan had het Bestuur reeds stappen in dien geest gedaan. 'k Ben vrij uitvoerig geweest in mijne beschouwingen, doch meende lot juist begrip der zaak niet korter te kunnen zijn. 't Zal zeker ieder duidelijk wezen dat er geen sprake behoeft te zijn van conflicten met waterschapsbesturen. De eenige waarmede het Bestuur der ver eeniging rekening heeft te houden, is het Ministeiie van oorlog, als eigenaar van de vaart en met de verschillende eigenaren der landerijen, der houtwallen die het terrein omgeven en met den pachter der vaart, 'l Is waar, dan nog loopt het over verschillende schijven, doch met geen van aezen heeft het Bestuur eenige moeite gehad, doch mocht zich verheugen in medewerking hunnerzijds. Maar, zal allicht iemand zeggen, hoe komt dan de secretaris van het waterschap «de drie sluizen" er toe eene mededeeling aan het Bestuur te doen waarbij hij het verwittigde dat het was bekeurd? Sla mij toe eene andere vraag te stellen. Waarom was amen" te Ilooblaud zoo verbazend gebeten op de vereeniging? Ze hadden eerder reden tevreden te zijn. Het was de Hooglander boeren lang niet Wiehe iets te laten merken. Het was nieto vreemds dat Roosje veel bezoek kreeg, want zij had altijd voor iedereen raad en hulp gereed, maar dien dag was het getal dames, die wenschten toege laten te worden, toch bijzonder groot. Allen, zonder uitzondering, wachtten ech ter eene teleurstelling: mademoiselle had belet, en kon niemand ontvangen; zij bleet den ganschen oag op hare kamer en dat gaf natuurlijk weer opnieuw aanleiding tot allerlei praatjes. Hel gerucht drong zelfs tot madame de Maintenoon door, en deze lachte spot achtig zelfs de koning kwam het ter oore, maar zonder verder iels te vragen of te onderzoeken sprak hjj eenvoudig: «Dat is niet waar." Dat enkele woord werkte als een won der; het gerucht was met èen slag vernietigd, want de koning j^as onfeil baar; men hield zich ten minste alsof men dat dacht. Verder had Roosje dien dag weereen langdurig gesprek met hare meesteres, waarbij heel wat tranen geschreid wer den, door de beide vrouwen en Laurence, die ook tegenwoordig was. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 2