B1IS N EiN LAM D.
Ingezonden.
vreugde, en ook tot ernstig nadenken
stemmen.
Herhaaldelijk is gewezen op het
minder wenschelijke van stempels af te
drukken op bankbiljetten. Het bewijs
daarvoor ondervond een firma te Haar
lem, die Vrijdag een bezoek ontving
namens den president der Nederlandsche
Bank, kennis gevende, dat op een van
de firma afkomstig, gestempeld bankbil
jet van f 25, vóór haar naam een belee-
diging was geplaatst. De president der
Ned. Bank waarschuwde haar daarom
voortaan de bankbiljetten niet te stem
pelen, daar er personen zijn, die allerlei
beleedigingen vóór ot achter den naam
plaatsen. Het bankbiljet is vernietigd.
(Vervolg Binnenland, enz., zie Bijvoegsel.)
(Buiten verantwoordelijkheid der Bed.)
Amersfoort 18 September 18u3.
M. d. B.l
Niet dan na rijp beraad heb ik mij
tot taak gesteld, den auteur van het
hekelschrift, geteekend Q. N., vooi ko
mende in uw vorig nummer, te beant
woorden.
De loon toch, waarin dat stuk gesteld
is, en de beleedigingen welke daai in den
inzenders van «Kermis" (zie Nieuwe
Amersfoortsche Courant van 13 Sept.
j.l.) naar liet hoofd geslingerd worden,
maken het een antwoord onwaardig.
Toch is zulks ir> het belang der zaak
noodig.
Na lezing van het door Q. N. inge-
zondene zal men al spoedig tot de over
tuiging komen, dat hierin geen der ge
stelde feiten voldoende worden weèrlegd.
Of «Kermis" dooi één of wel door twin
tig personen is ingezonden, doet aan de
zaak niets af en Q. N. kan dit bovendien
niet weten.
Evenmin kan hij beoordeelen of door
bedoelde personen enkele guldens ver
diend worden.
En nu de zaak in questie: de cholera.
Dat deze ziekte zich uitbreidt valt
Diet te ontkennen, doch het is een feit
dat halve maatregelen hiertegen niet
baten.
Laat Q. N. des Vrijdags eens op de
markt gaan kijken, daar vindt men ook
allerlei menscheri bijeen, die met hunne
waren van stad tot stad trekken.
Ieder inwoner kan maar vrij en frank
naar plaatsen gaan, waar de cholera
heerschende is en terugkeeren, terwijl er
van quarantaine geen sprake is.
Kunnen die allen niet even goed de
besmetting overbrengen?
Laat men beperkende bepalingen ma
ken omtrent de toelating van kermisrei
zigers, doch een ieder zal moeten toe
geven dat het niet houden der kermis
in deze onnoodig is.
Ten slotte nog dit: Wanneer Q. N.
zich weer eens geroepen acht om zijn
meeoing kenbaar te maken tegenover
nrenschen die voor hun brood opkomen,
hoop ik, dat hij zal trachten beleefde
correspondentie te voeren.
U, M. d. R., mijnen dank voor de
plaatsing.
Eén van de vele belanghebbenden.
Een afgeluisterd gesprek.
Zoo tnijne waarde! hebt ge het inge
zonden opstel gelezen, in de Nieuwe
Amersfoortsche Courant tan Q. N. en
wat zegt ge er van? Die mijnheer Q. N.
schijnt geen gewenschte pleitbezorger
te zijn voor de neringdoenden alhier. Maar
ik meen duidelijk te bespeuren, dat hij
een eerste voorstander en bevorderaar
van volksgezondheid is, en dat betee-
kent toch meer dan volkswelvaart. Waar
lijk mijn waardel Q. N. schijnt het met
de ingezetenen onzer stad nng zoo kwaad
niet voor te hebben.
Ho! vriendje ge zijt aan het doorslaan,
laat mij ook eens aan het woord komen,
en dan kunt gij antwoorden l}a je gang
mijn waarde!
Wanneer Q. N. ir. werkelijkheid voor
de gezondheid onzer stadbewoners ijvert,
waarom doet hij dan geen stappen, om
onze urinoirs gezuiverd te krijgen, gelijk
in de meeste sleden van ons land schier
dagelijks gebeurt, gelijk zoo menig wan
delaar zegt en eer, zekere X laatst nog
in de N. Amersfoortsche Couit. vroeg.
Indien het Q. N. werkelijk ernst is,
waarom poogt hij niet te vei krijgen, dat
de privaattonnen niet 's middags ten
12 ure nog vervoerd worden? Indien
hij de koe werkelijk bij de horens wil
pakken, waarom tracht hij niet een pe
titie in te dienen, dat het kloppen van
kleeden enz. oveieenkomstig het verbod
niet in den middag meer gebeurde.
In vele steden is de kermis niet opge
heven, men hoorde daar var geen cholera
gevallen en het dierlijke lever, in den
kermistijd, zal toch zonder kermis ook
niet vernietigd worden. Dan, moesten ook
de weekmarkten verboden worden en de
vele ophooping van individuen in alle
gevalle tegengegaan worden. Dat alles
zou moeten voorafgaan, om de kermis,
die niet, in perioden waarin epidemieën
heerschen, aan te bevelen is, te schorsen.
Ik dank u mijn waarde! voor je goede
redeneering ik zal.... het verdei e ge
sprek was onverstaanbaar voor
Xerxes.
Mijnheer de Redacteur I
Met belangstelling en niet zonder ver
maak las ik in uw vorig nummer het
snorkend ingezonden stuk onderteekend
Q N. en kon ik niet nalaten er de vol
gende kantteekeningen op te maken.
De persoon Q. N. discht ons een zeer
dramatisch verhaal op in de volgende
woorden: «Langzaam maar zeker breidt
de gevreesde ziekte zich uit," maar mijn
heer de Redacteur als dit zoo zeker is
laten wij dan verstandig >ijn, ons niet
tegen het noodlot verzetten maar gelaten
het zwat ie spook afwachten.
Willen wij echter de cholera bestrij
den, verbannen wij dan eerst haar groot
ste vriend «De angst" en beginnen wij
alzoo met No. 1 mijnheer Q N. buiten
onze poorten te zetten vals zijnde ten
zeerste besmet met de gevaarlijke en
aanstekelijke angstbacil."
Zoo als men weet, verbreidt de ziekte
zich hoofdzakelijk langs de waterwegen
en is de schipperij helaas een der groot
ste verspreidsters, laat ons dan beginnen
de Eem te sluiten en om ons isolement
te volmaken en opdat het geen halven
maatregel zij, verder alle contact met
anderen plaatsen afbreken.
Op deze wijze zouden plaatsen hande
len die bewust waren een viuchtbaren
bodem, door slecht drinkwater, voor de
ziekte aan te bieden.
Het drinkwater, zooals men weet de
giootste voerster der besmetting, is hier,
dank zij -de arlhésische wellen en water
leiding uitstekend. De quarantaine maat
regelen worden dan ook hoe langer hoe
meer beschouwd niet doeltreffend te zijn
en dat eene afdoende bestrijding alleen
te vinden is in het scheppen van eene
goeden sanitairen toestand, zoo o.a. han
delt Engeland. De ziekte vindt dan
geen vruchtbaren bodem en verdwijnt.
Het aanhalen van een vroegere épidé
mie hier ter stede bewijst niets, toen
waren de conditie's hier geheel anders,
men wist toen nog niets van de oorzaak
der ziekte en dronk met smaak het be-
dorvenste water. Juist daar waar de
brandpunten der épidémie waren, vond
men het slechtste water.
Het argument dal in sommigen ge
meentes past, namenlijk wanneer de kei
mis in den zomer of nazomer valt, gaal
hier niet op, daar ze nota bene in de
laatste we ik van October valt, een jaar
getijde waai in votst en sneeuw gewoonlijk
geen vreemde factoren zijn.
De aanval op het mogelijk te zenden
adres is geen onverdienstelijk knaleffect.
Het eigenlijke doel, van het laatst
ingezonden stuk, is mijns inziens, niet
om de kermis ter wille der cholera te
te treffen, maar ter wille van de kermis
zelf en is het hier weer de kwestie van
den hond en den stok. De jaarmarkt
figureeit tegen woordig steeds voor zonde
bok en zijn daarop aanvallen, gemotiveeid
of boe ook ongemotiveerd, steeds welkom.
Afgeven op de kei mis is nu eenmaal
mode.
Hoogachtend,
Uw dw. dien.
Amersfoort, 17 Sept. 18d3
M. de Redakteur
Wilt mij 't genoegen doen mij ruimte
aftestaan in uw blad, om een lans te
breken voor het terrein, den vorigen
winter geëxploiteerd door de vereeniging
«Amersfoortsche IJsclub Voorwaarts" in
aansluiting en gedeeltelijk ook naar aan
leiding van het niet in zijn geheel door
u opgenomen jaarverslag van den Secre
taris, uitgebracht in de algem. vergade-
ting van 15 September.
Wie dat uittreksel vluchtig doorleest,
zal allicht den indruk ontvangen dal, om
het bedoelde terrein te exploileeren en
voldoende onder water te zetten het een
vechten tegen het bestuur eener bestaande
corporatie, in dit geval het waterschap
«de Drie Sluizen," zoude moeten zijn of
dat alle spitsvondigheden zouden moeten
worden gebruikt oin tot het gewenschte
doel te geraken.
Ik kom hiertegen met nadruk op, niet
het minst, om dat binnen een paar dagen
het vallen onzer vereeniging een gevolg
zoude kunnen zijn van het duchten van
eenen denkbeeldigen vijand. »Men" onder
wie verstaan moeten worden zoowel leden
als niet-leden van de club, (die ongeluk
kige urnen" heeft al zoo veel kwaad ge
brouwen!) vreest le dat het terrein nier
voldoende onder water kan worden gezet;
en blijkt deze onderstelling te falen, dan
kan 2e hel benoodigde water niet op het
terrein behouden blijven.
Er, waarom niet? Tot staving der eerste
bewering zoude een gedeelte terrein te
hoog liggen en voor de laatste de grond
niet deugen.
In de eerste plaats, zoude een gedeelte
te hoog liggen, om in gewone omstan
digheden voldoende water er op te erlan
gen, hier alléén rekenende op het gewone
buiten zijne oevers treden van de oude
Eem.
Vergun mij dat ik op grond van de
ervaring, van een tegenovergesteld ge
voelen ben. Ten vorigen jare, onder zeer
ongunstige omstandigheden, door het
zeer drooge najaar, heeft het terrein
twee malen (de eerste keer is het water
weggevloeid zonder dat het Bestuur in
zijne pogingen mocht slagen te ontdekken,
waar hiervan de oorzaak schuilde) geheel
en voldoende onder water gestaan.
Een plaats ongeveer ter grootte van
de ververschingstent stond niet onder.
Maar juist hier wenschte net Bestuur de
tent te plaatsen om bevrijd te zijn vari
het ongerief altijd water vóór de tent
op de baan te hebben.
Nog is er eene strook die wel wat
hoog ligt. De heer Steenmetser heeft mij
echter persoonlijk, het vorige jaar reeds,
verlof gegeven die te doen afgraven. Dat
zulks toen niet is geschied, is veroorzaakt
doordien de waterstand te hoog werd om
goed werk te maken en moest hetvooi-
r.enren er toe worden opgegeven.
Ten aanzien van het tweede punt, n.l.
dat het water niet kan worden behouden
omdat de grond niet zou deugen, wecsch
ik het volgende in het midden te brongen.
«Het water gaat"ja waarheen
gaat het? »'t Zuigt weg" is't antwoord,
«in en door den moerassigen grond."
als een kind. Eensklaps sprong hij op
en sloot haar in zijn armen. «Duitsche
trouw, duitsche trouw I" zoo juichte hij:
«zij is niet voor mij terug geschrikt!"
En nu kuste ook hij het zachte gezichtje,
dat zoo kalm tegen zijne borst rustte,
alsof er nu af aan vrede zou heerschen
over de gansche aarde.
Maar id had Roosje niet gesidderd,
Kurt uitte onwillekeurig een kreet van
ontzetting, toen hij uit den gang terug
keerde, waarin hij zich bescheiden tei ug-
getrokken had, ten einde het wederzien
der geliefden niet te storen. De reusach
tige gestalte, in wier armen Roosje zoo
gerust nedetlag, droeg een geheel kaal
hooldhet lijkkleurig gelaat, door twee
vuurroode lidteekens ontsierd, had boven
dien op hel voorhoofd een vreeselijk
brandmerk: een doodskop en daaronder
met roode letters de wootden Fou,
Tiaitre, Lèpreux.
Paul Steifensand had wel aan Kurt
verteld dat hij zoo misvormd was, maar
zijn masker niet afgelegd, en dal was
maai goed ook, want dacht Kurt
misschien zou hij dan toch bezwaar heb
ben gemaakt om Roosje bij hem te
brengen. Tegelijk echter moest hij be
kennen dal een man toch al heel wei-
n g over een vrouwenhart oordeelen kan,
en hij vroeg zichzelven af of Laurence
hem ook zoo in haar armen zou'sluiten
asl hij zoo verminkt voor haar trad. En
eene stem in zijn hart juchteja, Lou-
rence en Roosje zijn vrouwen van het
zelfde ras; liefde en trouw boven alles
is beider wachtwoord.
«Een ding hebben zij u toch niet kun
nen ontnemen, en dat zijn uw mooie
blauwe oogen," zei Roosje, die zijn on
veranderd gebleven."
Stil zaten zjj nu naast elkander met
saamgeklemde handen, en Kurt vroeg
hem wat zij nu dachten te doen.
«Ons wreken op onze vijanden en dan
trouwen." gaf Roosje zonder bedenken
ten antwoord.
Paul schudde het hoofd. «Heeft de jon
ker u dan niet gezegd dat ik stervende
ben
«Stervende?" sprak zij, «en gij kor.dt
met zulk een zwaren last door de straten
gaan?"
«Dal is ook de laatste opflikkering van
de oude kracht geweest. Hij moest mijn
bode zijn, en u hierheen roepen."
«Ach, Paul!" snikte Roosje, terwijl de
tranen langs haar wangen rolden, «waar
om zijt gij toch niet terstond tot mjj ge
komen, in het vaste veitrouwen op mijne
liefde; waarom deedt gij het niet, toen
gij mij hier herkend liadt en wist dat ik
u trouw gebleven was?"
«Dat heb ik aan jonker von Wiehe
uitgelegd en hij moest mij gelijk geven
maar de voornaarhste reden was dal ik het
niet gedaan heb is dat dit éene hij
wees op het woord «Fou" waarheid
is; ik ben een at me krankzinnige, dal
zult gij spoedig genoeg merken."
De zachte droomerige toon, waarop hij
sprak, trof het arme meisje diep; weldra
werd het haar duidelijk dat hij de waar
heid sprak Schreiend leunde zij
tegen hem aan, en zei «Maai gij gaal
met mij mee naar de Louvre; tk laat
u hier niet weer alleen achter."
Hij kromp ineen. Maar weet gij dan
niet dal zij daar woont?" vroeg hij ge
jaagd.
«Zij verlaat de Louvre voor dat wjj
drie dagen verder zijn," verklaarde Roosje
zonder aarzelen.
„Daar zal ik voor zorgen," beloofde
Kurt.
«Neen!" riep het meisje; «dat niet!
Ik moet het alleen doen, gij zult zien dat
het mij gelukt?"
«Ja, gij alleen," herhaalde Paul, ter
wijl hij haar handen streelde, «gij alleen,
heel alleen!"
Zijne stem klonk zoo eentoonig, zijn
blik was zoo starend, dal Roosje er van
schrikte. Voor zijn misvormd gelaat was
zij niet terug gebeefd, maar zij sidderde
Qoed, voor een oogenblik aangenomen,
maar waarheen zuigt hel? Een schouder
ophalen is dan 't antwoord.
't Is een praatje, 't welk de een den
ander nabauwt, zonder de moeite te nemen
te onderzoeken, 't Is een praatje, gretig
en volop uitgestrooid door eene partij,
die niets liever zoude zien dan dat de
club opdoekte.
Neen, neen en nog eens neen, dp grond
is niet moerassig. De grond is zeer goed
waterhoudend even goed als al de omlig
gende gronden. Maar vanwaar dan de
bewering van de overgroote meerdeihetd
ilnl juist dat terrein van hel omliggende
zoude verschillen?
Eenvoudig omdat die overgroote meer
derheid het terrein niet kent. Of denkt
die meerderheid misschien, dat ruim een
paa eeuwen geleden onze voorvaderen
op het gebied van dyken leggen «in een
mandje gingen melken" en een dijk op
wierpen van moeras? En zóó toch is de
vaart ontstaan.
De dijk is opgeworpen grond, gegraven
uit dat gedeelte, hetwelk tegenwoordig
vaart heet. Dtor dat uitgraven ontstond
éene d epte naast den dijk, die eerst vol
water heeftgestaanlaugzamerhand ont
wikkelde zich hierin planten, telken jare
meer en meer; ze groeiden, bloei Jen, stier
ven, verrotten en hebben in die ruim twee
eeuwen geformeerd datgene, wat we thans
in de vaart vinden eene niet te vertrouwen
substantie. Maar daaronder zit een zeer
goede waterhoudende grond. Wilt ge
een bewijs? Toen bij de eerst-invallende
dooi de kistdam dwars door de vaart is
gemaakt, zijn er twee handheien op stuk
geslagen. Die twee heien werden stuk
geslagen bij het inslaan van de vier eer
ste planken. De derde hei was zóó zwaar
met ijzeren banden, enz. beslagen dat
die «hel hield", maar toen moesten de
planken het ontgelden, zoodra ze goed
door de plantenlaag heen waren en «op
stuit" stonden.
Maar wanneer die grond dan water
houdend is, waardoor wordt dan het feil
verklaard dat de vaart telken jare, bij
eenige vorst, een paar dagen op schaat
sen bereden kon worden, doch slechts
een paar dagen, wijl dan het ijs inviel,
doordien het water er onder weg vloeide,
vrijwel gelijk als ten vorige jare is ge
schiedt, zij het dan niet in zoo sterke
mate. Laat mij U eene wedervraag stel
len, en daarop tevens het antwoord geven.
Waarom kleedt gij U in den zomer aan-
merkelrjk dunner dan in den winter?
Omdat gij in het eerste geval de warmte,
welke het lichaam bezit, zooveel moge
lijk gelegenheid wilt geven te ontsnap
pen en 's winters die zooveel mogelijk
wilt behouden.
't Ging met de vaart niet anders. De
waterloozingen waren zoodanig aange
bracht dat bij val der oude Eem het
water zich daarin ontlastte; het doel der
vereeniging is echter het water zooveel
mogelijk te behouden, en het deed daar
voor dijken en waterkeeringen aanleggen,
die met het moerassige gedeelte, (en nog
een klein gedeelte want verreweg het
grootste deel van het terrein is weiland)
niets uit te staan hadden.
Wanneer gij in uwe waschkom watei
schenkt, is het voor 't wegvloeien van
't water toch zeker onverschillig of gij
hierin een spODS hebt liggen of niet.
't Komt er alléén op aan dat de wan
den uwer waschkom geen water door
laten.
Dat hel water ten vorige jare op zoo
jammerlijke wijze wegvloeide (ik consta
teer hier dat in 14 uien het peil circa
24 Ned. dm. daalde) is alleenlijk veroor
zaakt doordien iemand in wien het Be
stuur hel volle vertrouweD stelde, dat
verti ouwen in hooge mate heeft geschon
den en daardoor verloren. Maar dat is
le laat ontdekt om 't gedane ongedaan
te maken en daardoor en ook alleen
daardoor heeft de vereeniging sèchec"
geleden.
Natuurlijk zoude de dijk, zoo versch,
wel iets «kwijlen," (ik gebruik hier op
zettelijk den gebruikehjken term) doch
bij de gedachte dat zijn verstand gekrenkt
zou zijn.
«Kom, ga nr.ee," smeekte zij dringend.
«Ja, ik zal alles doen wat gij wilt,"
sprak hij goedig en stond op.
Builen den toien gekomen nam Kuit
afscheid van het zonderlinge paar en
zonder ongeval bereikten beide de Louvre,
waar de man, die onder Roosje's geleide
kwam, zonder verdere navraag werd
binnen gelaten. De dag was reeds aan
gebroken toen zij aan den arm van den
verloren geliefde hare kamer betrad.
Madame Routhier had hen niet terug
zien kornen, hoewel zij nog lang aan
haar venster op de wacht had gestaan.
VIII
een sprookje.
Wie had het eerst beweerd, wie ge
duisterd dat madmeiselle Marie Roose
laat in den avond een rendez-vous had
gehad met een heer? Niemand wist recht
van wie men het gehoord had, maar gehoord
had men het, dat stond vast; vele heeren en
dames van het hof maakten zich boos
over de lastertaal of lachten om zoo iets
onmogelijks, en men wachtte zich wel
om in de Dangeau's of van jonker von
dit kon niet in zoo korten tjjd een zoo
groot waterverval tengevolge hebben.
Elk terrein heeft in den winter, I ij eenige
aanhoudende vorst, waterverval. 'i Hangt
van de bovenste grondlaag af, of dit
verval sneller of langzamer intreedt. Dan
toch wordt hei peil van bet «grondwater"
lager en heeft natuurlijk een verval van
hot boven hem staande watervlak ten
gevolge. Bij eene model-vereening als
Amsterdam bezit, en waar 'sjaars meer
duizend-n dan hier honderden guldens
worden ontvangen, weel men ook daar
voor raad. 'l Zou te wtjdloopig worden
om de wijze waai op dit geschiedt aan
te toonen, en we ver keer en hier ook
in veel gunstiger conditie dan te Am
sterdam. We kunnen ook dit hier voor
komen, eenvoudig door 't slaan van een
uorton-pomp. Met den landeigenaar
zou hieromtrent wel onderhandeld kun
nen worden en ik geloof niet dat van
die zijde, (mits daarvan in den zomer
geen last ondervindende), bezwaren zou
den rijzen. Daarvoor hebben we te veel
meegaanfieid van den Heer Steenmetser
ondervonden. Maar het zou te veel
ruimte vorderen om uitvoerig dit plan
uiteen te zetten.
Dat het terrein dicht bij de stad is
gelegen en beschut, weet ieder.
Maar er is nog een bezwaar volgeDS velen.
Er staan n.l. zooveel struiken in «de vaart."
Zeker! die staan er, maar is dit een
blijvend bezwaar Van den H.Ed.Gesir.
Heer G. J. Blaauw, Majoor-ingenieur, die
ten vorigen jare hier eerstaanwezende
was, is toestemming verkregen tot het
rooien van sommige, en het kappen van
alle in de vaan slaande struiken, zóó
laag als zulks noodig mocht blijken, na-
tuuilrjk indien de pachter, de heer Eibers,
hiertegen geen bezwaar had. Dit werd
geregeld, maar een ander bezwaar
deed zich voor, en wel voor 'l oogenblik
een onoverkomelijk. Het bleek namelijk,
toen het water gelegenheid werd gegeven
binnen te stroomen dat die struiken
stonden op zoogenaamde drjjftillen, in
Friesland zoo menigvuldig voorkomende
onder den naam van Froschkje pjoilen.
Deze drijftillen drijven bij eenigen
hoogeren waterstand.
De tijd was te kort om daartegen nog
maatregelen te nemen, waardoor èn liet
looien èn het kappen, beide werden ge
staakt. Dit zou «goed geld naar kwaad
geld werpen" zijn geweest. Maar waar
het Bestuur zooveel steun met raad tn
daad en eene zoo humane behandeling
nrochl ondervinden van den loenmaligen
vertegenwoordiger van het ministerie
van ooi log, zou het daar te gewaagd
zijn te vet onderstellen dat zijn opvolger
bereid zal worden bevonden de Vereeni
ging in dezen ter wille te zijn en zjjne
zoo noodige medewerking te verleeneri
bij een eventueel verzoek om algelreele
rouiing, onder vergoeding der door het
Rijk te lijden schade?
Ware de leening geplaatst, dan had
het Bestuur reeds stappen in dien geest
gedaan.
'k Ben vrij uitvoerig geweest in mijne
beschouwingen, doch meende lot juist
begrip der zaak niet korter te kunnen
zijn. 't Zal zeker ieder duidelijk wezen
dat er geen sprake behoeft te zijn van
conflicten met waterschapsbesturen. De
eenige waarmede het Bestuur der ver
eeniging rekening heeft te houden, is
het Ministeiie van oorlog, als eigenaar
van de vaart en met de verschillende
eigenaren der landerijen, der houtwallen
die het terrein omgeven en met den
pachter der vaart, 'l Is waar, dan nog
loopt het over verschillende schijven, doch
met geen van aezen heeft het Bestuur
eenige moeite gehad, doch mocht zich
verheugen in medewerking hunnerzijds.
Maar, zal allicht iemand zeggen, hoe
komt dan de secretaris van het waterschap
«de drie sluizen" er toe eene mededeeling
aan het Bestuur te doen waarbij hij het
verwittigde dat het was bekeurd?
Sla mij toe eene andere vraag te
stellen.
Waarom was amen" te Ilooblaud zoo
verbazend gebeten op de vereeniging?
Ze hadden eerder reden tevreden te zijn.
Het was de Hooglander boeren lang niet
Wiehe iets te laten merken. Het was
nieto vreemds dat Roosje veel bezoek
kreeg, want zij had altijd voor iedereen
raad en hulp gereed, maar dien dag was
het getal dames, die wenschten toege
laten te worden, toch bijzonder groot.
Allen, zonder uitzondering, wachtten ech
ter eene teleurstelling: mademoiselle had
belet, en kon niemand ontvangen; zij
bleet den ganschen oag op hare kamer
en dat gaf natuurlijk weer opnieuw
aanleiding tot allerlei praatjes.
Hel gerucht drong zelfs tot madame
de Maintenoon door, en deze lachte spot
achtig zelfs de koning kwam het ter
oore, maar zonder verder iels te vragen
of te onderzoeken sprak hjj eenvoudig:
«Dat is niet waar."
Dat enkele woord werkte als een won
der; het gerucht was met èen slag
vernietigd, want de koning j^as onfeil
baar; men hield zich ten minste alsof
men dat dacht.
Verder had Roosje dien dag weereen
langdurig gesprek met hare meesteres,
waarbij heel wat tranen geschreid wer
den, door de beide vrouwen en Laurence,
die ook tegenwoordig was.
Wordt vervolgd.)