NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. IN @E LOUVRE J\o. 79. Woensdag 4 October 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. F euilleton. AMERSFOORT VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Croote letters en vignetten naar plaatsruimte. Die arme prins. Eene oorlogs verklaring. Een verkond. Zooals wij weten is bij de on langs bij Metz gehouden manoeu vres de kroonprins van Italië tegenwoordig geweest. Waren die manoeuvres en de tegenwoordig heid van den Duitschen keizer den Franschen reeds een doorn in het oog, zij waren er ook niet zeer over gesticht, dat een Itali- aansche prins ook daar zich ver toonde. Zoo schreef daarover bv. het Petit Journal van 16 Septem ber: »De zoon van koning Hum- bert had zeker alle recht om in Duitschland een revue bij te wonen, om aldus den keizer we- derkeerig een beleefdheid te be wijzen. Hij kon zich overal ver- toonen, to Plorlij», MünoAct», o-»-^ «.l, behalve juist in Metz, waar zijne tegenwoordigheid een lage, minne beleediging was voor de over wonnenen. En, welken datum had hij gekozen? De verjaardag van Sedan. Welk thema voor de ma noeuvres Een herhaling van onze verliezen. Ziedaar, welke feesten een prins uit het huis van Savoye heeft bijgewoond, de kleinzoon van Victor Emmanuel, van hem die het te Palestro zich tot een eer rekende de galons van kor poraal der Fransche zouaven te ontvangen. O, een vergelijking tusschen grootvader en kleinzoon zou curieus zijn, tusschen onzen bondgenoot, onzen vriend en hem, die ons laag beleedigt. De groot vader, groot, sterk, grootsch, een prachtig strijder en jager, een flink eter, een stevig drinker, een hoffelijk mensch en hoffelijk man, waardig dat men op hem toepastte het versje op Henri IV, aan wien hij deed denken Vive Henri quatre, Vive ce roi vaillant, Ce diable a quatre A le triple talent De boire, de battre Et d'être un vert galant." Nu, wij zouden denken, dat deze alle nu juist geen vorstelijke eigenschappen behoeven te zijn, en dat de prins er niet minder om is, als hij ze niet alle bezit, als hij niet uitmunt in eten en drinken en vrijen enz. Misschien gaat de Fransche schrijver wel van de veronderstelling uit, dat de vorsten, evenals de goden bij Grieken en Romeinen, alle men- schelijke eigenschappen, zoowel goede als kwade, in den hooestew n ae •"9 vergelijking trekt de prins, die het nu eenmaal verkorven heeft, natuurlijk aan het kortste eind, en er blijft al zeer weinig goeds van hem over. »De kleinzoon, stumperig, kwijgend, mager, som ber, zonder lust in lichaamsbe weging, zonder jeugd, zonder grootheid waarin ook. De groot vader streed met ons en veroverde zijn koninkrijk met den degen in de vuist. De kleinzoon zal mis schien genoodzaakt worden te strijden tegen ons, en wij zullen zien wat er van zijn koninkrijk komen zal. De grootvader is ge storven te Rome hij rust in het Pantheon, in een tempel die hem past. In welk ballingsoord zal het graf zijn van hem, die geweest zal zijn, de prins van Napels, de beleediger van overwonnenen, de man van de revue van Metz?" Die arme prins I Hij kon zich evenwel troosten met de gedachte, dat hij, als t' avond of morgen het blaadje omslaat, dat hij dan weer eensklaps beter is geworden, en misschien nog wel de eigen schappen terugkrijgt, die hij nu missen moet. De schrijver roept wraak over Italië en wil het op staanden voet den oorlog verklaren, en wel zoo'n oorlog, die het land op het oogen- blik wel het meest schaüen moet. j>Wat ons aangaat, wij hebben de beleediging verachtmaar het zou kinderachtig zijn die te vergeten. De Italianen zijn arm, zij hebben ons geld noodig om te leven; halen wij dan de koorden van onze beurs toe. Duizenden van hen komen werk zoeken in Frankrijk en men geeft het hun, omdat zij met lage Iconen tevreden c iJbli. XJClLCll WIJ ïeC UC JtVUbL IdCUii verdienen bij hun goede vrienden de Duitschers. De patroons zullen een beetje meer moeten betalen, de werk lieden wat lager eischen stellen maar over 't geheel winnen wij er nu mee omdat ons geld in Frankrijk zal blijven en niet meer zal dienen om Italiaansche spionnen, (men moet weten, dat volgens sommige Franschen, vriend tegenover spion en overwinnend veldheer tegen over verrader staat) te voeden en van kanonnen te voorzien tegen ons. Het Italiaansch gouvernement vraagt van het onze Gnantieele concessieslaat men ze weigeren, en laat het zich wenden tot keizer Wilhelm. Cato, een Romein, maar een Romein van eertijds, die ein digde al zijn redevoeringen met de woordenDelenda est Carthagowij herhalen zonder ophouden Geen geld maar Italië." In hetzelfde nummer van het genoemde blad zien wij een plaat met het onderschrift »Het twee voudig verbond. Twee goede vrien den." De plaat is een reproductie van een aquarel van een russisch officier, voorstellende een sjees, waarin heel broederlijk een fransch officier met een Rus deuntjes zit te zingen begeleid door een har monica. De blijdschap en vreugde door het zien van die voorstelling opgewekt, wegen ruimschoots op tegen de ondervonden beleediging. In het nummer van 1.1. Zaterdag gaf het Petit Journal het portret van grootvorst Alexis, den admi raal der Russische vloot, en daarbij een bijschrift, waarin het o. a. heet: »Nog slechts enkele dagen scheiden ons van het uur waarop hffl:CieUï'Ciüais dtn betaamt. Aan hun hoofd zal zich bevinden de grootvorst Alexis, de broeder van den Czaar." Altijd heeft hij blijken van sympathie gegeven en wanneer de gelegenheid zich maar aanbood zich een voorko mend en warm vriend betoond. Nimmer dan ook is een der onzen met zooveel geestdrift begroet als hij, wanneer hij in Frankrijk kwam. »L>itmaal moet die hartelijke geest drift nog grooter zijn. Wanneer zulke oprechte, warme vrienden komen als zij zijn, men kan het niet genoeg waai deeren. Iedereen moet dit portret bewaren, en hierin moesten wij het voorbeeld van de Russen volgen, die onder de familie-portretten, dat van den vriend en bondgenoot een plaats geven, naast de heiligenbeelden. In een Russisch woonvertrek nl. hangt een schilderij, waarop een of andere Heilige is afgebeeld, dikwijls door ouderdom niet meer herkenbaar dikwijls is de voor stelling een Mariabeeld met drie handen. Die schilderij hangt te genover de deur en wordt door de bewoners met den meesten eer bied behandeld, als voorstellende den beschermheilige van het huis. De Russische boer zal in die kamer nooit rooken. Een reiziger had het in zijn onwetendheid eens gedaan en zag later, dat het schil derij door de huisvrouw werd af genomen en afgewasschen. Men kan dus begrijpen welke groote eer het voor iemand is, als zijn portret naast zoo'n schiiderij gehangen wordt. Op een andpre plaat van het Petit Journal ziet men een Fransch en een Russisch matroos die in kaki "Q'é' iidnü drukken. Het bij schrift bij die plaat is niet minder forsch en krachtig dan de boven genoemde. Het eindigt aldus: »De twee vrienden zijn daar, en hun vereenigde handen zijn het onverbreekbaar bolwerk. Zij heb ben gezegdGij zult niet verder gaanEn ondanks het geschreeuw van anderen, men zal niet verder gaan. De toekomst behoort hun, voor zooveel de toekomst in de macht van den mensch kan zijn, en ziet gij wel dit voortreffelijk symbool? Het emblema van de marine is een anker, ook het zinnebeeld van de hoop. De over eenkomst is waarlijk profetisch. Laten wij dus hoop hebben I" Dit doet ons zien welke groote verwachtingen men in Frankrijk koestert van een franco-russische alliantie, en met welk een uitbun dige vreugde het bezoek der Rus sen wordt tegemoet gezien. De feestvreugd zal algemeen zijn, een officieel feestprogramma is DOOR L. II. SLOT. 16) Op een helderen zonnigen herfstdag sloot de arme Paul Steifensand in Hoosje's armen voor altijd de oogen, en hij werd op het meer dan eenmaal verwoeste protestansche kerkhof in den Fauborg St. Germain begraven. Bij fakkellicht droeg men hem daarheen en slechts enkele rouwd regenden volgden den klei nen stoet. Op de begraafplaats echter bevond zich een talrijk gezelschap, groo- tendeels bestaande uit bewoners der bedelaarskolonie, aan wie Roosje uit dankbaarheid een geschenk in geld had doen uitreiken. Zij waren in zekere zin de beste vrienden geweest van den vreem den ketter, en zonder zich om zijn geloof te bekommeren, volgden zij hem tot aan het graf. En zoo sliep dan de ongelukkige lijder in de koele aardekransen van herfst rozen en immortellen bedekten zjjne laatste rustplaats. Den volgeuden dag stond Roosje in rouwkleederen gehuld, voor hare meesteres, en vroeg haar ver- schooning omdat zij in den laatsten tijd haar plichten niet zoo trouw had vervuld. Zij wilde zich van nu af aan weer geheel daaraan wijden, en verzocht om mee te gaan naar Duitschland, en Laurence's huwelijk bij te wonen. Laurence had bijna overluid gejubeld bij het hooreu van die vraag. Maar gelukig herinnerde zij zich Dog bijtijds waaraan zij die vervulling van haar vurigen wensch te danken had. Zij wist dat het in Roosje's ziel mindei kalm was, dan anderen wel dachten, dat zij den armen, bijna kindschen man, die geheel van haar afhankelijk was, onuitsprekelijk miste. Maar het moedige meisje kende het eenige ware geneesmiddel tegen leedhet deelen in de vreugde die ande ren te beurt viel, en vond troost in de gedachte dat zij met eigen hand Laurence den bruidskrans in de haren zou mogen vlechten. Na het huwelijk vergezelde zij het jonge paar naar ThüringeD. Zij giDg naar Erfurt, zocht daar haar vrienden en bloedverwanten op, deelde met milde hand geschenken uit onder haar neven en nichten, zag Laurence als duitsche edelvrouwe gevestigd en plaagde Kurt met zijne geringschatting van de iBlauwe dame," zij ademde den geur der vader- landsche wouden in, en keerde naar ziel en lichaam gesterkt naar de Louvre teiug, om hare geliefde meest,:i es nooit meer te verlaten cd over het graf van haar biuidegom te waken. Vele, vele jaren later kwam Kurt von Wiehe, den keurvorst van brandenburg te Parijs. Daar zijn beide zonen op de school te Roszleben goed bezoigd waren, eu zjjne dochter sedert kort met een graaf von Werden gehuwd was, liet zijne gemalin zich overhalen om hem te ver gezellen. Bet was nog altijd een knap paar dat na zoo langen tijd de oude Louvre betrad, en in alle Parijsche kringen vriendelijk ontvangen werd. Maar hoeveel was er na hun vertrek veranderd. De roi s o 1 e i I was dood, madame de maintenon ook; de hertog de Larochefoucauld was jong gestorven, zijne weduwe hertrouwd en zijn naam werd weinig meer genoemd Ook het echtpaar Dangeau was sedert lang henen gegaan, hun kinderloos huwe lijk was tot bet laatst toe een voorbeeld van eendracht gebleven, en Anna had haar veel ouderen echtgenoot niet lang overleefd. Eène echter bewoonde nog alt\jd dezelfde kamers in de Louvre, die als resident leeds lang voor Versailles en de Tuillerien had moeten wijken. Het reus achtige gebouw was eigenlijk nog niet eens geheel voltooid. Lodewijk XIV en XV hadden allerlei veranderingen be raamd en begonDen, steigers en planken gebouwtjes ontsierden de binnenpleinen en in de prachtige zalen heerschte doode- lijke stilte. Mademoiselle Marie-Rose ech ter was in de Louvre blijven wonen, in de kamers waaraan voor haar zoo ontel bare herinneringen verbonden waren, waarin haar verloofde gestorven was. Zijn riDg, boe dun en afgesleten ook, had haar vinger nooit verlaten. Vriendelijk en blozend, het sneeuwwitte haar onder het stemmige mutsje wegge streken, zat zij daar als een levende kio- niek, in het overoude koningsslot, en had nooit over eenzaamheid te klagen. De ouden kwamen om met haar te praten over leng vervlogen dagen de jongen om te luisteren naar haar sprookjes en verhalen vol poëzie en levenswijsheid. Het bezoek harer duitsche vrienden was haar natuurlijk een groote vieugde; maar toen Laurence haar vroeg of zij nooit verlangd had om naar haar vader land terug te keereu, schudde zij het hoofd. »Eerst leefde mijn meesteres nog, eu gij weet dat ik haar niet mocht verlaten; daarna hieid het graf van mijn Paul mij terug, en eindelijk was ik te oud geworden om nog aan zulk eene lange leis te kunnen denken." Het schreiden van hunne trouwe vrienden viel Kurt en Laurence zwaar, en zij waren nog niet lang in Duitschland terug, toen Rosalie's dood huD bericht werd. Rustig slapend was zy heengegaan; op een morgen had men haar dood op haar leger gevonden; haar geld en goed viel aan eene dochter van haar broeder ten deel, die de laatste jaren bij haar gewoond had, maar nu naar Erfurt terugkeerde, en een groot deel van haar tijd op het slot Wiehe doorbracht, om met de familie over tante Rose en over Parijs te praten. In weerwil van de rampen, die Frank rijk later trollen, van omwentelingen en veranderingen, bleef Laurence's poitret in de Louvre bewaard. Na den dood van madame Dangeau was het in Roosjes bezit gekomen, die het als een meesterstuk van Pierre Mig- nard, Op diens verzoek aan den koning vermaakt had. En zoo is het gekomen dat er van Ani.a Dangeau's stil gediagen harteleed, Roosjes avontuurlijke lotge vallen, van Kurt von Wiehe's gelukkige liefde een gedenkteeken over is gebleveD tot op onzen tijd. In de galerijen van de Louvre prykt nog aliyd in onveran-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1