NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
Het Herkenningsteeken,
i\o. 91.
Woensdag 15 November 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMERSF001TSCII COURANT.
VOOR
Pet
abonnementsprijs:
3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een nuttige vereeniging van
Liefdadigheid.
Ontegenzeggelijk wordt er in de laatste
jaren veel gedaan tot hel voorkomen en
lenigen van ellende, lijden en leed onder
de meest verschillende vormeu. Ja, veel
wordt er gedaan om de ellende, die in
onze maatschappij nog zooveel geleden
wordt, om het lijden en den schiijnen-
den nood van zoovelen onzer arme mede-
menschen te lenigen en le verzachten,
en tot eer van ons geslacht mag het in
waarheid heeten: „De liefdadigheid is
naijverighoe meer goed zij doet, hoe
meer zij nog wil doen." En zij vindt al
tijd iets te doen, want al wordt er veel
gedaan, er blijft nog oneindig veel meer
te doen over. Maar het is ook de edelste
wedstrijd, die op het gebied van wel
doen en liefdadigheid bewijzen.
Op een bijzonder gedeelte van dat uit
gestrekte gebied willen wij thans uwe
aandacht vestigen, immers, wij zijn over
tuigd van uwen liefdadigheidszin, maar
niet altyd als men wil helpen weet men
hoe, op welke manier dat te kunnen
doen. Wij willen u dan een middel wij
zen, dat u wellicht nog niet bekend is,
en wy doen dit in de veronderstelling,
dat gij de courant nog niet ter zijde hebt
gelegd met de woorden „alweer een be-
delartikel." Eerst lezen, dan oordeelen.
Waar wonden geslagen worden is meD
et ook aanstonds bij, om ze te heelen.
De slaande engel wordt op den voet ge
vold door een engel van liefde, van ver
troosting, die balsem legt op de wonden.
Wij denken hier aan het sRoode kruis,"
dat, de sporen van het leger volgend, de
gevallenen opneemt en na den afloop
van den bloedigen slag als die engel der
liefde over het slagveld gaat, en als eer.
liefelijke hemelsche verschijning, troostend
en bemoedigend, verkwikking en genezing
aanbrengende.
Vooral de laatste verschrikkelijk bloe
dige oorlogen hebben eeD algemeen en
diepgevoeld medelijden gewekt met de
ongelukkige slachtoffers van den krijg,
en velen uit alle rangen en standen der
maalshappij gevoelden zich aangespoord,
om de vreeselijke uitweikselen van den
krijg te helpen bestrijden. Verbeteringen
werden aangebracht in het vervoer, de
behandeling en vetpleging van zieken en
gewonden en de conset veerende oorlogs-
chirurgie maakte het mogelijk, om dui
zenden der in dienst van hun vaderland
gewonde soldaten te behouden. En de
zorg voor de ongelukkige slachtoffers van
den krijg gaat nog verder. De wensch
werd meer en meer levendig om de ge
wonden zooveel mogelijk aan den staat
en hunne betrekkingen terug te geven
als nuttige burgers en bruikbare leden.
En blijft de beelkui.de altijd nog iD de
noodzakelijkheid, om tot behoud vsn het
leven een of meer ledematen geheel of
gedeeltelijk te verwijderen, de kunst
komt hier aan de natuur tegemoet. Door
verschillende regeeringen en vereonigin-
een worden met dit doel kunstledematen
verstrekt ten aan ieder soldaat, die ten
gevolge van den ooi log verminkt wordt,
wordt als het noodig is op staatskosten
van een of ander kunstlid voorzien. Hen,
die in den strijd voor eer en plicht, voor
vorst en vaderland, gewond of verminkt
aken, te helpen en te steunen zooveel
het kan, het is billijk, het is mensch-
hevend dit streven is echt menschelijk.
Lfoch daar is nog een andere^stryd, een
strijd met niet minder verschrikkingen,
de strijd om het begaan. In dezen strijd
t« eveuzeer liet gevaar groot om gewond
of verminkt te worden. Door de grooie
uitbreiding van de aanwending van het
atoomvermogen, door het toenemend aan
tal machines enz. doet stoom-fabrieken,
spoor- en tramwegen enz., is ook het
gevaar voor hem, die stoommachine of
werktuig bedient, grooter geworden, en
niettegenstaande alle veiligheidsmaatre
gelen komen nog bijna dagelijks onge
lukken voor. En heeft nu de landbouwer
en de handwerksman, die in de uitoefe
ning van zijn beroep varminkt wordt,
niet evenzeer aanspraak op ons medelij
den, op onze hulp, even zoo goed als zy,
die in den dienst van ons vaderland ver
minkt worden?
Wanneer de werkman, die door han
denarbeid in het onderhoud van zich en
zijn gezin moet voorzien, door een ongeluk
of door een ziekte een of meer ledema
ten geheel of gedeeltelijk moet verliezen,
dan is dat verlies voor hem een onher
stelbare ramp. Omdat hij zelf onmogelijk
meer kan arbeiden, moet hij wel, en Diet
tijdelijk maar voortdurend, zijn toevlucht
nemen tot openbare liefdadigheid, wil
zijn gezin voor ondergang bewaard blij
ven. Als men die ongelukkigen r.u eens
in staat kon stellen, door een tijdelyke
hulp, om veider zelve in hun onderhoud
te kunnen voorzien? Als men hen eens
van kunstledematen kon voorzien, welke
zij zelf niet kunnen bekostigen, omdat
dergelijke apparaten nog al kostbaar zijn
«Nimmer wordt in Holland vruchteloos
hulp gevraagd voor ongelukkige natuur-
genooten." Zoo dacht ook Zijne Excel
lentie, de Lt. Generaal F. Ridder de
Stuers, adjudant-generaal van wijlen Z. M.
den koning. Van hem ging het eerst het
denkbeeld uit om tot tot doel een ver-
eeniging op te richten, eD zijn sreven
vond bijval in den lande en velen werden
bereid gevonden zijn plan krachtig te
ondersteunen. In 1883 werd een vereeni-
ging opgericht. Zij heeft echter tot heden
toe nog niet dien steun mogen onder
vinden, die zij verdient. De oorzaak
daarvan is, meenen wij, enkel deze, dat
zij nog niet overal genoeg hekend is,
want anders zouden er immers hier in
Amersfoort niet slechts 2, zegge twee,
leden zijn! Maar de meesten weteu waar
schijnlijk zelfs i.iets van het bestaan van
de Nederlandsche vereeniging «De Stuers,
en hebben zij al den naam wel eens ge
hoord, het doel van die vereeniging ken
nen zij niet. Omdat evenwel het doel van
die vereeniging toch zoo goed is, en
omdat zij reeds veel nut gesticht heeft
en nog veel meer stichten kan, willen
wy u nog iets meedeelen van het doel
en van de werking dier vereeniging.
Volgens art. 1 der statuten is het doel
der vereeniging «door het kosteloos ver
strekken van kunstledematen, oogen of
andere toestellen aan behoeftige vermink
ten, dezen het voorzien in eigen levens
onderhoud mogelijk of gemakkelijker te
maken." Aan het jaarvetslag over 189i
ontleenen wij het volgende. Sedert
de oprichting, dus in tien jaren, werd
aan 840 personen hulp verleend; in '1892
aan 103 personen, aan wie 107 appara
ten weiden uitgereikt, nl. 59 kunstbee
nen, 16 armsn, 1 hand, 1 voet, 13 oogen,
3 steuntoestellen, 3 corsetten, 3 krukken,
en 8 schoenen of laarzen met beugels of
verhoogde zolen. Onder die 103 perso
nen waren er ook twoe uit Amersfoort,
nl. J. Kraan, een spoorwerker, wiens
been onder 't spoor verbrijzeld werd;
deze ontving een kunstbeen, dat volgens
zijn verklaring hem zeer gemakkelijk is.
Ook J. van Es, een boekbinder, wiens
been eveneens onder 't spoor verbtyzeld
werd, ontving een kunstbeen, dat hem
goed voldoet. Over de kurst-apparaten,
die vooral in de laatste jaren veel ver
beterd werden, waren verreweg de mee
sten zeer tevreden en de bewijzen daar
van gaven zij door hun dankbetuiging in
warme bewoordingen uit te spreken.
Over het nut der vereeniging verder nog
iets te zeggen is wel overbodig.
Jammer is het echter, dat hare inkom
sten telkenjare onvoldoende zijn, om aan
de steeds talrijker aanvragen om kunst-
ledenmaten te voldoen, en nog meer te
betreuren is het, dat de vereenigiug
daarom hare werkkring zoozeer beperken
moet. Zij is genoodzaakt zich wel let
terlijk te houden aan Art 1 der statuten,
en all* aanvragen om kunstledenmaten
ten behoeve van ouden van dagen, niet meer
geschikt voor den arbeid, of voor jonge
kinderen, moeten dientengevolge afge
wezen worden, hoe hard zulks, vooral
waar het de laatsten betreft, ook valle.
Wy hopen daarom, dat door onze mede-
deelingen velen zich geroepen zullen ge
voelen om deze liefdadige vereeniging te
steunen. Voor lien, die het welen wil
len, deelen wy nog mede, dat het lid
maatschap bedraagt f2,50 per jaar; dat
men donateur of donatrice wordt door
een bijdrage van f50 in eens of een
jaarlyksche bijdrage van f10, en wij
gelooven, dat ook andere vrijwillige giften
niet geweigerd zulleu worden. Het in
den Haag gevestigd bestuur bestaat uit;
Kolonel B Becking, voorz. Mr. baron van
Hogendorp, penniDgm Mr. Snouck Hur-
gronje, secr. Technisch correspondei t
voor Amersfoort is Dr. Groeneboom en
administratief correspondent alhier is
Mevr. 's Jacobde Stuers, op den Huize
Heiligenberg.
Aan laatstgenoemd adres kan men zich
als lid of donateur opgeven, ook wel door
tusschenkomst van den uitgever dezer
couraDt.
Wij leien in de Zulphensche Cou
rant
Bij den uitgever H. A. M. Roelants te
Schiedam is verschenen een derde, zeer
vermeerderde en geheel bijgewerkte druk
van den «Wegwijzer door het Rijks-
Museum le Amsterdam," samengesteld
door den hoofddirecteur van het Museum,
den heer Fr. D. O. Obreen, en, wat 's Rijks
Prenten-Kabinet betreft, door den heer
Jhr. W. Hora Siccama, terwijl er blijkens
de voorrede ook zeer veel gegevens voor
verstrekt zijn door de heeren Jhr. Mr.
Victor de Stuers, D. van der Keilen,
Dr. Cuypers en Dr. Bredius.
Men ziet dus, dat men in dit boek
inderdaad een betrouwbaren Wegwijzer
door dit Museum heeft en dat men moeie-
lijk meer bevoegde mannen bij de samen
stelling van zulk een werk had kunnen
vereenigen.
Het bevat uitmuntend duidelijke platte
gronden van het geheele Rijks-Museum
en is ook voorzien van een tiental zeer
fraaie photogravuren naar belangrijke
schilderijen en een zevental gezichten in
zalen van het Nederlandscli Museum.
Doch het boek is niet alleen een Weg
wijzer in den eigenlijken en meer be
perkten zin van 't woord, maar het is
een studie over, een geschiedenis tevens
van het Rijks-Museum, want men vindt
er uitmuntende korte kritische en histo
rische karakteristieken van de ongeloofe-
lijk en eenig tijke verzameling schilde
rijen en de tallooze andere voorwerpen
van Geschiedenis en Kunst, welke dit
geweldig Monument van Nederlandschen
Kunszin, Nederlandsche Kunstnijverheid
en Historie herbergt.
Nog te weinig wordt deze ongeëve
naarde schat door onze landgenooten op
de juiste waarde geschat.
Men moest er onze jongens en meisjes
uit de provincie allen eens eenige dagen
heen kunnen zenden, opdat ze daar bij
de voorwerpen zelf een les in vaaerland-
sche geschiedenis, vooral in kunstgeschie
denis, kregen.
Wil men zich eens eenige dagen aan
de studie van dit overrijk Museum wijden
en eenig profijt van zulk een bezoek
trekken, dan dient mer. eerst een boek
als dit van den heer Obreen te raadple-
VAN
A. O O It I ,V.
11) Schaumberg was een gelukkige brui
degom, alles behaagde hem, en niets
viel hem moeielijk wat op zijn aanslaand
geluk betrekking had. Hij zelf verwachtte
op de bruiloft niemand van de zijnen.
Hij had slechts twee zusters, die sedert
den dood des vaders eene meisjesschool
opgericht hadden en daardoor aan hunne
woonplaats gebonden waren. Evenwel
ontbrak het hem niet aan een bruilofts
gast, hy had den assessor Marbach als
bruilottsjonker gekozen en deze kwam
in den vooravond van het huwelijk in
den besten luim aan. Hij kon reeds in
het eerste kwartier geen woorden genoeg
vinden om de verandering te bewonderen,
die er met zijn vriend was voorgevallen.
Oude jongen I" riep hij, «ik was nieuws
gierig genoeg, u in den toestand van brui
degom te zien, en moet bekennen, dat
mijne verwachtingen overtroffen zijn I Gij
zijt immers geen oud man meer, gij zijt
zooals het schijnt, overmoedig! Wie had
gedacht, dat hier achter de bergen, bij
de zeven dwergen, een sneeuwwitje zou
verscholen zijn, dat u zoo spoedig kon
veranderen."
«Een sneeuwwitje nu juist niet," zeide
Otto lachende, terwijl hij aan Elizabeth's
maagdelijke schoonheid dacht, «eerder
eene boschvrouw, eene dennenaald-fee,
die eene menschelijke gedaante aangeoo-
men heeft, om den 'geneesheer daardoor
te betooveren, dal hij haar woud tot
boven laat misbruiken 1 Gij zult haar
zienl Wij wandelen naar buiten, om bij
Andlau den avond door te drengen. Neem
eerst eene kleine verfrissching en laat ons
wat praten."
«Voor alles vertellen!" riep Marbach.
«Gij waart zeer laconiek in den eerten
en den tweeden brief, dien gij hebt gezon
den I Verloofd in zes weken bruiloft
dat kwam op eens als eene wolkbreuk.
Ja, a propos I ik moet u de groete en
de gelukwensch van Dalen overbrengen,
uwe eenige buurvrouw, zij maakt zich
reisvaardig, waarheen wist zij zelf nog
niet, of wilde het niet zeggen."
«En hoe maakt zij het vroeg Schaum
berg, terwijl hij zich naar het andere einde
van de kamer begaf.
«Ik heb haar zelden gezien. De schoone
caprtcieuse heeft dezen winter bewijzen
van eenzaamheid geleverd en zich weinig
laten zien. Mogelijk dat de menschen
gelijk hebben het met de verdwijning
van haar chaperon in verband te btengeo,
de majoor van Feldheim is namelijk tegen
nieuwjaar naar net departement van oor
log verplaatst. Om de waarheid te zeg
gen, Schaumberg, heb ik lang gemeend
dat er tusschen u en de schoone vrouw
iets bestond, terwijl gy haar onder uwe
behandeling hadt. Wanneer uw vertrek
mij niet anders geleerd had, zoo zou het
in allen gevallen de onverschilligheid
gedaan hebben, waarmee onze schoone
vriendin de mededeeling over uwe ver-
loviog had opgenomen. Ik nam haar goed
in 'toog, toen ik haar met dit doel een
bezoek bracht; zij vertrok geen gezicht
en laat u al het goede toewenschen."
Otto haalde adem. Hij kende Helene
genoeg, om te weten, dal zij, bij al hare
hartstochtelijkheid, iD zulk een oogenblik
genoeg zelfbeheersching bezat.
«Ook ik wensch haar het beste," zeide
hij na eenige pauze. „Zij is en blijft eene
zeldzame vetschijniog. Maat als
het u goei is, laat ons naar Andlau
gaan."
Toen de vrienden bij het huis var. den
opzichter aankwamen, wees de huishoud
ster hen naar den tuis, waar de men
schen te vinden waren. In het ruime
prieel was de tafel reeds voor het soupé
gedekt; daarachter, in den gemakkelijk-
sten hoek gedrukt, zat de oom en rookte
zijne pyp, de veelbelovende toerustingen
met welgevallen aanschouwende, terwijl
de opzichter en zijr.e zuster in het drukste
gesprek met elkaar op en neer liepen.
Otto stelde zijn vriend voor, vernam dal
Elizabeth in hare kamer was en ging
in huis om haar op te zoeken. Toen zijn
bescheiden kloppen niet beantwoord
werd, drukte hij de klink zacht neer, om
de geliefde te verrassen. Zij stond voor
haar schrijflessenaar, bezig een pakje te
verzegelen dat zij in de liukerhand hield.
Met een fookelend oog beschouwde Otto
zijne bruid. Haar schoonen hals was
sneeuwwit, het donkere haar viel in zware
massa's daarover heen de schoone trek
ken schenen hem in dit oogenblk bijzonder
uitdrukkingsvol, een nadenkend lachen
zweefde om den mond. Zijn geheel brui-
degomshart klopte voor haar hij trad
oiet nader, zeide echter op dien zachten
bevende toon die slechts verliefden eigen
is«Elizabeth I"
Hel meisje bchrikte, keet de spoedig
het hoofd om en wierp met een opvallend
plotseling gebaar het pakje, dat zij vast
hield, in eene half opengelrokkene lade
van den lessenaar, die zij haastig sloot.
Toen zij Otto daarna de hand reikte,
was hare verwarring nog zoo blaat blijke-
lijk, dat hij, iets getroffen, den arm om
haar heen sloeg en haar diep in de oogen
zag. «Heeft mijne Elizabeth geheimen
vroeg hij tusschen ernst en scherts.
Elizabeth werd vuurrood. «Hoe komt
gij daaraan?" vroeg zij, bedeesd lachend.
«Hier is iets verborgen geworden I"
schertste hij. «Dit laat ik mij heden nog
welgevallen, van morgen af echter niet
meet Zie toch niet zoo verlegen, mijne
lieve, ik weet immers, dat het geen staats
geheim betreft!"
«Neen," zeide Elizabeth bedeesd. «Ik
heb slechts oude brieven wegborgeD,
oude zakenLater zal ik ze u wel eens
laten zien."
«Dat is het, wat ik zoo in u bemin,"
riep Otto, terwijl bij haar tot zich trok,
dat gij helder en doorschijnend zijl als
een dauwdroppel, dat gij geen verleden
hebt, geen herinneringen, dan zulke, die
gij mij gaarne durft vertellen. En, niet
waar, zoo blyft het tusschen ons? Laat
mij altijd weten wat er in dit reine hart
omgaat, altijd deelnemen in alles wat uw
gedachten bezighoudt
Elizabeth leunde zwijgende met het
hoofd tegen zijn schouder. «En wat gy
nog niet van mij weet. zal ik u morgen
zeggen," zeide zij, diep ademhalende.
Toen de verloofden door den breeden
gang van het huis in den tuin gekomen