NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
No. 5.
Woensdag 17 Januari 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
Zondagsrust
BINNENLAND.
F euilleton.
OP DEN „DOHLENNEST."
om
VOOR
abonnementsprijs:
Per 8 iiiAHuden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 8 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,4-0 iedere regel meer 5 Gent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Zooals wij weten heeft de afmeting
van den tijd bij jaren haren grond
in den (schijnbaren) omloop der zon,
en voor die van maanden in den
omloop der maan. Voor de indeeling
in weken is zoo'n oorzaak niet te
vinden, en die indeeling staat niet
in verband met de lengte van het
jaar of met die der maanden zij is
een tijdrekening op zichzelve. Bij de
oudste volken, Hindoes, Chineezen,
Perzen en Egyptenaren vinden wij
de gewoonte, om de dagen bij zeven
te tellen, om weken van zeven dagen
te hebben. Vanwaar zou zoo'n alge
meen "erspreid gebrmk zijn oorsprong
genomen hebben Volgens sommigen
is de week als een vierde deel van
een maansomloop ontstaan; die be
rekening is echter niet juist, want
die omloop geschiedt niet in zeven
maar in zeven*en drie-achtsten dag.
Anderen leiden den oorsprong der
week af uit het zevental planeten,
(vroeger kende men er slechts zeven)
en een bewijs voor dit gevoelen zou
zijn, dat men van die zeven planeten
den loop der menschelijke zaken
afhankelijk maakten en hunne namen
op de dagen overgebracht of wel
deze aan hen toegewijd heelt. Het
is evenwel dan nog de vraag, of een
zevental planeten reeds zoo vroeg
bekend geweest is als de week van
zeven dagen. Een ander gevoelen is,
dat het gebruik overgenomen is van
de Joden, die den zevenden dag vier
den als rustdag, en dan kan men,
om de instelling te vinden, tot Mozes
of nog vroeger opklimmen. De ver
schillende volken zouden dan de
rekening met weken hebben bijge
houden van de eerste eeuwen der
menschheid of hebben overgenomen
van het Joodsche volk. Wij zullen
ons echter niet verder bezighouden
met de verschillende meeningen over
den oorsprong en de oudheid van
dit geb-uikgenoeg is het te weten,
dat dit gebruik zeer oud is en alge
meen verspreid was.
De Sabbatdagen sloten bij de Joden
de weken af; zij hadden een weke-
lijkschen rustdag. Dien hebben Chris
tenen en Mohamedanen van hen
overgenomen. De Heidenen kenden
zoo'n dag niet, een dag uitsluitend
bestemd voor rust des lichaams en
verheffing des geestes. Dat was een
groot gemis. Want wij zeggen zeker
niet te veel, als wij beweren, dat een
wekelijksche rustdag aan een behoefte
van den mensch voldoet, dat hij een
krachtig middel is tot opvoeding en
veredeling, een krachtig middel om
den mensch er aan te herinneren,
dat hij niet alleen op de aarde is,
om de aarde te bearbeiden, dat het
een dag is, waarop hij nog eens
meer dan anders gelegen beid heeft
zich menscli te gevoelen. Waar, een
voudig en mensch kun dig 4s- ée-a-an-
beveling van een rustdag, door den
beroemden Wilberforce in zijn dag
boek opgeteekend, toen de Engelsche
minister Lord Londonderry in 1822
zich van het leven had beroofd.
«Nooit heeft mij een slag meer
getroilen. Hij was ook waarlijk de
laatste, van wien ik zulk een daad
voor mogelijk zou gehouden hebben.
Hij was zoo bedaard en kalm, zoo
geheel meester van zijne aandoenin
gen. Gewis is hij waanzinnig gewor
den tengevolge van onophoudelijke
inspanning. Ik ben zeer geneigd te
gelooven, dat het liet gevolg is van
het niet vieren van den Zondag, het
welk zoo geschikt is, den geest van
de staatkunde en de onophoudelijke
wederkeering der zelfde gedachten af
te trekken, verkeerde zienswijzen te
gen te werken. De couranten praten
van onafgebroken bezigheden, zonder
te bedenken, dat de bestendige te
rugkeer van een wekelijkschen rust
dag onze geestvermogens voor de
schadelijke gevolgen van zulk eene
onafgebrokene inspanning bewaren
zoude." Wat van dezen staatsman
gezegd wordt geldt voor ieder ander,
welk beroep hij ook uitoefent. Door
de week wordt de meeste tijd in
beslag genomen door onze beroeps
bezigheden. Hoe heerlijk en goed is
het dan, als wij één dag van de
zeven niet gebonden maar vrij zijn,
als de gespannen krachten zich ont
spannen kunnen. Wat wij hij een
rustdag onder rust moeten verstaan,
hebben wij de vorige maal gehoord:
niet een we.Kelooze lediggang en
dolce farniente.
Waar de wekelijksche vrije dag in
een opzicht vooral toe bevorderlijk
is en moet zijnis het gezellig ver
keer, en wel in de eerste plaats met
onze huisgenooten. Die dag laat allen
hij elkaar, en bindt allen meer aan
elkaar, lu een huisgezin is de Zon
dag de prettigste dag, hij wordt door
allen met verlangen verbeid. Dien
dag, de eemge vaak van de geheele
week die het -huisgezin voltallig ziet,
moet gezellig gemaakt en vruchtbaar
voor de nieuwe week. Dan leven wij
op den Zondag.
Laten wij zorgen, dat zoovelen als
mogelijk is vrij over dien dag kun
nen beschikkendaarom, wat wij
voor Zondag noodig hebben in te
koopen, laten wij het 's avonds te
voren doen. Immers «waartoe zouden
-•.ij geheel noodeloos de Zondagsrust
van anderen storen
Een algemeene Zondagsrust voor
allen zonder uitzondering is, zooals
de vorige maal aangetoond is, niet
slechts een volstrekte onmogelijkheid,
maar bovendien ook niet wenschelijk.
Zij, die door het eigenaardige van
hun beroep den Zondag niet geheel
vrijaf kunnen hebben, behooren een
vrijen dag in de week te hebben.
Onze zorg moet zijn, dat eenieder
over zoo'n dag kan beschikken en
dat die dag, zoo mogelijk, de Zon
dag is.
Altijd is nog van kracht, zooals
ons uit de jaarlijksche afkondiging,
die in 1844 verordend is, blijkt, de
wet van 1 Maart 1815 betrekkelijk
de viering der Zoti- en Feestdagen.
Een verscherping of uitbreiding van
die wet op de Zondagsrust is niet
noodig; zij verzekert die rust vol
doende, mits zij maar behoorlijk wordt
nageleefd, en mits de «autoriteiten,
wien zulks aangaat, aan de nauw
keurige uitvoering de hand houden,
zonder eenige conniventie of dissi
mulatie.''
De bedoelde wet begint met te
zeggen: «Alzoo wij in overweging
genomen hebben de noodzakelijkheid
orn, op het voetspoor onzer gods
dienstige voorvaderen, die daarop
steeds den hoogsten prijs stelden, de
plichtmatige viering van den dag des
Heeren door eenparige voor de ge
heele uitgestrektheid der Vereenigde
Nederlanden algemeen werkende
maatregelen te verzekeren," en dan
volgen eenige der te nemen maatre
gelen. Als wij die «voorvaderen" niet
overgodsdienstig willen noemen, maar
hun eisch ook in onze maatschappij
nog ten volle als rechtmatig erken
nen, laten wij dan aan ieder het be
zit van den rustdag verzekeren.
Voorjaar.
In het oosten van Friesland zijn de
spreeuwen reeds aangekomen.
Te Velp werd op «Beekhuizen" bij
het rooien van boomen een levende mei
kever uit den grond gehaald, heigeen
zeker eene zeldzaamheid is, na zoovele
dagen van felle vorst.
Een vreemde historie.
Te Dnkkum zater, op den laatsten
maikidag eenige personen in eene her
berg om de kachel, toen een hunner een
briefje ontdekte op den grond, hetwelk
oogenschijnlijk een muntbiljet was van
50 gld., doch waarvan het rondzittend
gezelschap eenstemmig verklaarde, dal
hel valsch moest zijn. Daarop werd het
in de kachel geworpen. Eenige oogen
blikken later tiud een koopman uit Kol-
werd, die een poosje ie voren de tappery
had vei laten, weder binnen en vroeg of
men daar ook gevonden had een munt
biljet van 50 gld. hetwelk hij had ver
loren.
Natuurlijk maakte dat sensatie I
Terwijl nu de koopman t-eweerd. dat
men zijn briefje van 50 gld. heeft ge
vonden en verbrand, blijft de persoon,
die het in de kachel heeft geworpen, be
weren, dat het valsch was.
Een curieus geval.
Dat flesschentrekkers den winkelstand
in 'l bijzonder en den handel in 't alge
meen nog al eens schade berokkenen, ga-
beurt dagelijks; doch dat sommige heet
gebakerde particulieren door onhandig
optreden eveneens groote schade kunnen
toebrerieen aan firma's die te goeder naam
en faam bekand staan, bewijst het volgend
geval.
De firma G. Kehlenbrink Jr. en Co. te
Rotterdam beeft in den laatsten tijd een
goede en goedkoope theesoort in den han
del gebracht onder een systaem van con
tante bataling en het geven van cadeaux
aai: iederen afnemer, die slechts een ons
thee beitelt.
Nu deed zekere heer D. den Hartog te
Dubbeldam eene bestelling per postwissel
en zond f2,25 met opgave der verlangde
hoeveelheid thee en van het verlangde
cadeau (de firma laat kiezen uit een aantal
opgenoemde voorwerpen.) De firma zendt
beticht van ontvangst en deelt mede, dat
de thee met de cadeautjes binnen eenige
dagen verzonden zal worden en verzendt
h'-t verlangde per van Gend en Loos.
Tot hunne niet geringe verbazing lezen
de firmanten eeriigen tijd nadien in ver
schillende couranten de volgende:
WAARSCHUWING.
Op 18 November 1893 werd door onder-
geteekende voor f2,2ü thee besteld bij
G. kehleribiink Jr. Co., Iinporteuis der
Imperial Mandarin, Morahnee en Bonus-
thee te Rotterdam (Scheeprnakershaven
(51) en Oosterhout.
Op 23 November 1893 ontving hij per
briefkaart 't volgende:
Uwe postwissel ad f 2,25 is ons in oide
gewoiden. De thee zullen wij u binnen
eenige dagen zenden, natuuiltjk met de
cadeautjes. Hopende dat u met de thee
hel gewenschte succes zult hebben, lee-
keneri achtend,
Uw dw. dienaren,
(volgen twee onleesbare handteekeningen.)
uit het hoooduitsch
door D. B.
11) Tante Martha zweeg een oogenblik
en vroeg diep ademhalend en aarzelend
«Kind-lief, wil je werkelijk het einde
weten?"
«Ik moet, ik moetl" klonk het zacht
snikkend uit den hoek van den divan.
«Dan wil ik ten minste datgene, wat
ik nog te zeggen heb, met korte woorden
vertellen. Je moeder schonk dienzelfden
nacht je het levenslicht en stierf onder
de hevigste koortsen. Je vader je va
der I" voegde tante Martha er afgebroken
bij en met eene stem, die dof was van
aandoening «werd, toen hij haar dood
Tetnam, krankzinnig!"
Irma's hart scheen stil te willen blij
ven staan bij deze vreeselijke mededee-
ling.
«Mjjn vader krankzinnig o God 1"
en zij herinnerde zich den waanzinnigen
blik, waarmede hij haar had aangezien,
toeu hij haar geboden had nimmer des
kunstenaars naam meer te noemen. «Mijn
vader krankzinnig, dat is vreeselijk", en
hevig snikkend verborg Irma haar hoofd
in de handen.
«Gij wildet alles weten, mijn kind
zeide tante Martha, «alles, mijn arin. Hef
kind," en zacht tiok zij l.et luid weenende
meisje aan haar hart. «Kom tot u zelve
er. luister verder. De krankzinnigheid uws
vader was geneeslijk, men gaf hem zijne
vrijheid terug om welke ik niet alleen
bij het gerecht maar ook bij zijn vijand
bad. EeD verre bloedverwant, die deelne
ming had gekregen met het lot van uw
diep ongelukkigen vader, verzekerde hem
eene jaarlijksche lijfrente en wees hem
levenslang eene woonplaats aan op het
oude familieslot der Von Dollens, waar
uw vader en niet ten onrechte voor-
ondeistelde hij dit in de geheel andere
omgeving en in de weldadige landelijke
eenzaamheid, van zijn waanzin, die weldra
tot een stille mijmering overging, het best
genezen kon. Ik gaf dus mijne betrekking
als gouvernante op en vergezelde je onge-
lukkigsn vader, die niet minder hulpeloos
was dan zijn jong kind, naar den «Doleo-
Dest."
Ongekunsteld en eenvoudig, zooals de
oude dame in alles was wat zij zeide en
deed, had zij ook hare verpletterende
mededeeling ten einde gebracht, hel offer
van een gansch leven, dat zij haar zwager
zoowel als zijn moederloos kind, gebracht
had, met geen enkel woord aanrakende
of naar den voorgrond dringei.de.
«Tante, lieve tante Irma drukte het
kleine kopje vaster tegen dit goede en
onb lalzuchlige hart. «Tante, u is vaders
engel geworden, als u er mat geweest
waart, dan was kÜ zeker iri de gevange
nis als eeri arme krankzinnige gestorven."
Da oude daine werd verlegen door dezen
geheel onverwachte» lof.
«Maar, kind-lief, ik deed toch niets meer
als mijn plicht."
«Gij deedt haar en Irma hief haar
hoofdje omhoog en bracht de magere hand
van tante aan haar zachte lippen. «Maar
wie zou zoo gehandeld hebben als u, wie
had het als zijn plicht beschouwd zich
op te offuren zooals u an achttien jaar
lang met niemand anders om te gaan dan
met eau armen kran .e naar den geest
en met een grillig, eigenzinnig kind."
Het was de eerste maal, dat iemand
haar zdo warm, zoo erkentelijk met zoo
veel vereering aansprak, zij zag er als
het ware beschaamd en vergenoegd uit
bij deze bekentenis van Irma, die haar
lot dusver slechts met kinderlijken over
moed of met goedhartige meeiderheid
behandeld had.
«Je bent een lief meisje," zeide tante
Martha, «daar je datgene, wat ik gedaan
heb en wat ik uit den aard der zaak na
tuurlijk vond te moeten doen, zoo hoog
waardeert, maar droog nu je tranen en
laat on« niet meer leruhdenken aan het
bang verleden van je vader en den man
vergeten, wiens naam dezen droevigen
tijd weer zoo levendig voor den geest
geroepen heaft."
Zij zou hem vergeten, hem vergeten,
wiens geheele schuld daarin bestond, dat
hij de zoon des ellemleliogs was! Thans
wist zy, waarom hy niet in de bergen
teruggekeerd was waarom haar vader
hem, den onschuldige, den terugkeer
verboden had. En deze man lag ziek,
was wellicht levenslang verminkt door
zijne bereidwillige hulp en zij,
zij mocht hem niet eenmaal toonon, hoe
trouw haar de herinnering was bijgeble
ven aan die dagen en weken, waarin hij
haar vriend, haar eenige vriend was ge
weest. O God, waarom mocht, waarom
kon zij dal niet doen, en waarom zoude
het bij haar bewaarheid worden, wat de
Bijbel zegt: En ie zonden der ouders
zullen bezocht worden aan de kinderen
tot in het derde en vierde gelid.
Het is de laatste dag voor het verirek
der beide dames uit de residentie. Tante
Martha had dit vertrek gaarne bespoedigd.
De drukte, het gewoel der groote stad,
de bezorgdheid, dat hare lange afwezig
heid en liet zoo geheel alleen zijn, nadee-
lig mochten werken op Garhardt too Dol
len, deden haar dit tijdstip met verlangen
tegemoet zien. Irma daarentegen had het
gaarne nog wal vertraagd, niet omdat zij
nog een weerzien van Von Karner wensch-
te, maar alleen om de geruststelling mede
te nemen dat hij volkomen van zijn won
den genezen was. Verder strekten zich
haar wensclien niet uit; want zij mocht
niet iets hopen, niet iets verwachten, wat
wellicht in haar vader den sluimerende
geest van waanzin wet-r konen opwek
ken.
Doch even als het kind voor de moe
der liet dierbaarst wordt, dat onder de
grootste smarten geboren, onder de hatd-
ste ontberingen groot gebracht is, zoo
was liet ook Irma met hai e liefde gegaan.
Niet aan de woorden van den geliefden
inan had haar hart het ontwaken, hel
bewuste gevoel der liefde te danken, dat
de ziel met eene gelukzalige huivering
uit den diepen slaap van liet onbewuste
wekt; snijdend, verpletterend hadden het
eer-t de dreigende oogen van Gerhardt
von Dollen by het noemen van den naam
des geliefden den sluier van hel heiligdom
haars harten gerukt en haar de liefde
voor den artist geopenbaard. Maar zij
bezat een onbevreesden geest, een sterk
hart en toen de eerste indruk van out-