NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
HET UILENHUIS
Het pwüziifl Kiesrecht-ontwerp.
UIT DE HERINNERINGEN VAN
EENE STIEFMOEDER.
No. 13.
Woensdag 14 Februari 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Aan onze geachte Abonnés
Vijftig Centen
BINNENLAND.
F euilleton.
IIMEISFOOITSIII ClElilïT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 luaauden 1.—Franco per post door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ingevolge onze toezegging stellen wij
tlians de gelegenheid open, wederom een
Deel van MARIITT's Romans en
Novellen voor den geiingen prijs van
in eigendom te krijgen.
is zoowel wat aangaat inhoud, als illustra-
tiën en uitvoering waard om in ruimen
kring te worden verspreid; wij zijn dus
overtuigd, dat onze abonnés de gelegen
heid op prijs zullen stellen, die wij hun
thans bieden.
Voor verdere bijzonderheden omtienl
dezen aangeboden Roman verwijzen wij
naar de in dit nummer voorkomende
advertentie niet inteekenbiljet.
Voor acht dagen herinnerden wij met
het oog op een spoedige hervatting van
de behandeling der kieswet aan het ont
werp der regeerir.g van het vorige jaar
en de daartegen gerezen bezwaren. Ti-r
zelfder lijd is echter een gewijzigd ont
werp door de regeeiing aangeboden,
waarin hud de voornaamste bezwaren
wordt tegemoet gekomen, natuurlijk met
handhaving van de beginselen, waarop
de regeering het eerste ontwerp ge
bouwd had.
Het eerste ontwerp nam twee kentee-
kenen aan voor de kiesbevoegheid, nl.
van geschiktheid, te bewijzen door de
schrijfproef, en van maalschappelijken
welstand, te bewijzen door het feit dat
men in eigen onderhoud voorziet. Van
beide kenteeken is nu één gemaakt nl.
het voorzien in eigen ond-rhoud en dat
van het huisgezin. Als bewijsmiddel voor
het laatste kenteeken, het voorzien in
eigen onderhoud, guld eerst het feit, dat
men in de bevolkingsregisters was inge
schreven en in liet laatste jaar geen
bedeeling had ontvangen van een liefda
digheidsinstelling of van een gemeente
bestuur. Het ingeschreven zijn in het be
volkingsregister is nu vervallen en tevens
is het eene bewijsmiddel het werd
juist een hoofdbetwaar geacht, dat er
niet meerdere waren aangegeven, met
enkele andere vermeerderd. Ook de
schrijfproef wordt nu onder die bewijzen
gerekend. Nu klinkt hel wel vreemd, dat
slezen en schrijven" een kenteeken is,
dat men in het onderhoud van zichzelven
en van zijn gezin voorziet. Dat bewijs
gaat ook niet altijd op. Ik ken b. v. een
kleinen baas, die de kunst van lezen en
schrijver, niet verstaat hij laat de
rekeningen enz. door zijn vrouw schrij
ven, maar van wien toch gezegd kan
worden, dat hij in het onderhoud van
zich en de zijnen voorziet. Deze gevallen
behooren evenwel gelukkig tol de zeld
zaamheden. Wij houden het ook voor
goed, dal van het kiesrecht uitgesloten
zijn de analphaheten, daar dezen toch
een eerste noodige vereischte, om op de
hoogte van 's lands zaken te blijven, mis
sen, en slechts de groep zouden helpen
vergrooten van hen die aan den leiband
loopen en stemmen op commando. De
regeering schijnt ons echter aldus te
redeneeren: Voor het voorzien in eigen
onderhoud mag men veronderstellen, dal
iemand welstand èn geschiktheid moet
bezitten; Voor geschiktheid is lezen en
schrijven een bewijs; dus de schiijfproef
kar, mede een bewijs zijn, dat men voor
ziet in eigen onderhoud.
Die redeneering is, dunkt ons, niet zoo
onlogisch als zij wel op het eerste gezicht
toeschijnt. Voor de beide eischen der
grondwet «geschiktheid" ec «maalschap
pelijken welstand" nu niet meer een af
zonderlijken kenteeken voor ieder, maar
voor beide als eenig kenteeken «het
vooizien in eigen onderhoud." En als
bewijsmiddel van dit ééne kenteeken
zal nu o. a. de schri|fproef dienen. Op
du. punt heeft de regeering dus een be
zwaar der tegenstanders willen wegne
men. Toch gelooven wij, dat er op dit
punt geen feitelijk verschil bestaat tus-
schen het eerste en tweede ontwerp
maar enkel een formeel onderscheid. En
of de tegenstanders nu met deze omzet
ting van de bepalingen der voordracht
genoegen zullen nemen, zal nu nog de
vraag zijn, wel was het vereeniger, van ge
schiktheid en welstand tot één kenteeken
reeds in vijf der voornaamste amende
menten voorgesteld.
Verder zijn in het nieuwe ontwerp de
bewijzen voor het grondwettig kenteeken
met eenige vermeerderd, die door de
meeste amendementen waren voorgesteld.
In het bezit van dat kenteeken wordt
hij geacht, «die gedurende de drie laatst-
verlooper. maanden in eene zelfde woning
is gehuisvest geweest, of, gedurende het
laatstvtrloopen burgerlijk jaar, hoogstens
eenmaal van woning is veranderd." (Van
geoorloofde uitzonderingen die buiten
iemands schuld onvermijdelijk zullen
voorkomen, wordt geen gewag gemaakt.
«Gedurende het laatstvei loopen jaar mag
hij zelf evenmin als zijne vrouw of min
derjarige kinderen onderstand genoten
hebben van eene instelling van welda
digheid of van een gemeentebestuur."
Uitgesloten worden zij «die gedurende
de drie laatstvei loopen jaren onherroepe
lijk zijn veroordeeld wegens bedelarij
wegens landlooperij of tot plaatsing in
een rijkswerkinrichting." Aldus worden
nu beter dan door he.t vroegere ontwerp,
zwervers, bedeelden en bedelaars uitge
sloten. Bij de twee vereischten van niet
bedeeld zijn en va i vaste woning be
hoort ook dit, wat ook in het eerste
ontwerp stond, dat men den aanslag
in de directe belastingen van het Rijk
over het afgeloopen jaar moet voldaan
hebben.
Verder mag worden uitgesloten van
het kiesrecht zij die wegens misdrijf tot
een vrijheidsstraf van ten minste vier
jaren veroordeeld zijn; zij die uit den
militairen dienst zijn verwijderd; die
zich aan de dienstplicht hebben ontrok
ken, die de beschikking of het beheer
over hunne goederen hebben verloien bij
rechterlijk vonnis en zij die in gevangen
schap of hechtenis zijn.
De leeftijd van den kiezer blijft bepaald
op 23 jaar.
Door deze wijzigingen en aanvullingen
in het ontwerp zijn de amendementen
gedeeltelijk overgenomen. De voostellers
der amendementen kunnen tevreden zijn;
amvullingen kunnen geschieden door
nieuwe amendementen, mits zij natuur
lijk de kern van het regeeringsoritwerp
niet aantasten.
Aldus zijn de kansen voor de aanne
ming van het ontwerp zeer gestegen, en
wij mogen nu verwachten, dat het ont
werp, zooveel mogelijk nog aangevuld en
verbeterd, na eerr niet te langen tijd tot
de «nieuwe kieswet" zal worden verheven.
1 Januari 1895 is als datum voorgesteld
wanneer de wet in werking zal treden.
Evenmin, zooals het trouwens te ver
wachten is als met het vorige ontwerp
zijn alle partijen tevreden met het ge
wijzigde ontwerp. De «Standaard" en
«Het Centrum" hadden de schiijfproef
geschrapt willen hebben; Het laatste
acht evenwel, dat de overigens aange
brachte veranderingen ook verbeteringen
zijn. «De Tijd" is met het geheele ge
wijzigde ontwerp weinig ingenomen. Het
«Handelsblad" over het geheel wel, maar
eenige «wenschelijke aanvullingen" zou
het toch nog gaarne zien aangebracht.
Het had ook gaarne gewild, dat de regee-
ring de tijdelijke uitsluiting van veroor
deelden wegens openbare dronkenschap
en overtredingen legen de zeden, ir. ver
schillende amendementen voorgesteld, had
overgenomen. Wij gelooven ook. dat dit
«zeer gewettigde redenen zijn om iemand
van de kiezerslijst te weren." Of het
middel dienstig zou zijn om dronkenschap
te voorkomen, mogen wij betwijfelen.
Maar «het zal in eene Nederlandsche wet
zeker niet misstaan, wanneer zulke per
sonen tijdelijk ongeschikt worden ver
klaard tot de samenstelling der vertegen
woordiging mede te werken.
Weezeu verpleging.
In een Maandagavond te Rotterdam
gehouden vergadering der «Maatschappy
tot opvoeding van weezen in het huis
gezin" hield de heer M. W. Scheltema
Ezn. een voordracht over weerenverple-
ging in het algemeen en opvoeding in
het huisgezin in het bijzonder.
Bestudeerende de weezenverpleging in
vroeger tijd en als regent van een klein
weeshuis, kwam spr. tot de overtuiging
dat die verpleging dringend verandering
eischte.
Het getal weezen in ons land wordt
berekend op 10.000, verpleegd in 240
weeshuizen. Daar echter van slechts 140
gemeenten bekend en van 1000 gemeen
ten de weeïenverpleging onbekend is,
mag rnen dat getal gerust op 30.000
stellen.
Spr. erkent het vele goede der wees
huizen en deze zullen ook wel altijd noo-
dig blijven, maar toch brengt verpleging
in gestichten bezwaren mede. Vele daar
van konden opgeheven worden, waar het
geblekea is niet mogelyk te zijn zich
daar aan «opvoeding" van den jeugdigen
mensch te wijden.
Een tweede bezwaar is dat het wees
kind niet vroeg genoeg bekend wordt
met de zorgen des levens.
Andere bezwaren levert op de verple
ging van weezen in armhuizen, waar zij
omgang krijgen met het uitvaagsel der
maatschappijzij worden daar bezig ge
houden met erwten en boonen lezen,
terwijl zij op verderen leeftijd als arm-
kind geen werk kunnen krijgen.
Een Engelsche minister voerde de be
paling in dat kinderen bij landbouwers
moesten worden uitbesteed; wel kostte
dat veel geld maar Engeland heeft vele
gezegende vruchten daarvan geplukt.
Het kind, dat zijn ouders verloren heeft,
moet een vaderhuis worden teruggegeven.
Daar alleen kan het zich ontwikkelen,
kan aan zijn opvoeding zorg worden be
steed. Spr wil nu niet zeggen dat alle
kinderen daarvan goede vruchten pluk
ken. Het komt er maar op aan hoe en
door wien besteding plaats vindt, want
daarvan zal het ook afhangen of de op
voeding bij de verplegers bovenaan staat
dan wel winstbejag.
Om hierin verbetering te brengen,
werd voor 20 jaar de «Maatschappij tot
opvoeding der weezen in 't huisgezin"
opgericht.
Spr. wilde zich niet mengen in de
quaestie-Neerbosch. Er mogen verkeerd
heden gebeurd zijn, maar hy is overtuigd
dat deze hoofdzakelijk te wijten zijn aan
het afkeuringswaardig beginsel: verple
ging van 1000 kinderen in éèn gesticht.
Spr. wilde geen partij kiezen noch voor
noch tegen Van 't Lindenhout en geen
aandeel nemen in het publiek schandaal
maar alleen pleiten voor verpleging in
't huisgezin tegenover die in een gesticht.
De beginselen der maatschappij werden
door spr. in den breede uiteengezet.
Waar zij kinderen uitbesteedt, houdt zij
rekening met behoefte, aanleg en oor
sprong van 't kind, ook wat godsdienstige
gezindheid betreft. Gebrek aan goede ver
plegers heeft de maatschappij nooit gehad.
Voortdurend houdt zij toezicht op de ver
pleeghuizen. In 20 jaren wereen 440 kin
deren aan hare zorg toevertrouwd.
Met een warm woord van aanbeveling
zijner maatschappij eindigde spreker zijne
voordracht.
DOOR
P. F. Jz.
3 Men feliciteert elkander bij de geboorte
van eau kind. Moest men dan niet lie
ver weenen? Waarom wordt er niet ge
juicht als iemand deze wereld verlaat
als hy er goed doorgekomen is en zijn
aardschen strijd volsteden
Hoe menig moederhart, dal opspringt
van vreugde als haar kind de eerste kre
ten laat hooren, wordt later niet gewond
door het verdriet, dat hetzelfde kind aan
doet. Hoe menige traan van blijdschap
aan het oog ontvloten by de geboorte
van een nieuwen wereldburger, verandert
later in een giftdroppel, die langzamer
hand het leven uitbluschte van haar die
aan haar kind het levenslicht gaf. Hoe
menige moederborst, die met wellust haar
lieveling van voedsel voorziet, wordt later
toegeschroefd door het leed haar door dat
zelfde kind veroorzaakt.
Man juicht over de geboorte van een
kind en toch is zijne toekomst nog door
eene donkeren sluier bedekt, en toch kan
er eens een tijd komen dat men over de
geboorte van dat kind weent.
Men viert feest als er een kind ter
wereld komt en men bedenkt zoo weinig
dat het leven toch waarlijk geen kinder
spel is.
Ernst en Anna vierden feest bij de ge
boorte van Frits en ik deed het in mijne
eenvoudigheid ook. Nog vijfmalen heb
ben wij na dien tijd ons verheugd bij de
geboorte van een kind in het huis van
Anna. Vier zonen en twee dochters maak
ten hun grootsten schat uit.
En Errrst was een even goed vader
als echtgenoot. Hij zou zijn leven voor
zijn kinderen hebben opgeofferd hebben
maar eischte ook eene volkomene gehoor
zaamheid. Hij deed niet als vele ouders
die door te ver gedreven liefde hun kroost
bederven.
Waar hij ongehoorzaamheid bestraffen
moest, deed hij het ook zonder aanziens
des persoons; maar nooit ging hij daar
bij koud of ruw te werk, zooals helaas!
zooveel vaders of moeders doen. Steeds
liet hij bij zijn straf doorschemeren, dat
hij het noode deed. Zulk straffen verbe
tert het kind en maakt het kinderhart
niet koud en gevoelloos voor de ouders.
Zyn kinderen zagen, dat het hem leed
deed als vadpr hen moest straffen en
daarom namen zij zich voor, hem voor
taan dat verdriet te besparen Aan de
krachtige, maar zachtmoedige leiding van
Ernst schrijf ik het dan ook toe, dat de
kinderen later ook mij als hunne moeder
liefhadden.
Wat ginger, die eerste huwelijksja'en
van Anna en Ernst gelukkig vooi bij. Zoo
menigmaal mijn huiselijke zorgen het
toelieten en vader mijne hulp niet be
hoefde, snelde ik naar Anna en verheug
de mij met haar in haar geluk en dat
harer kinderen.
Zoo gingen er eenige jaren voorhij. Ik
heb van al die gebeurtenissen in mijn
dagboek wel aanteekening gehouden, doch
ik sla er maar wat over, want anders
mochten Frits en Marie mij betrappen
als zij straks terugkomen. En ik zou
niet graag willen zien, dat zij van mijn
gekrabbel iets bespeurden.
«4 Juli 1835. Vader is de eeuwige
rust ingegaan."
Zoo gaat het op dit ondermaansche.
Heden viert men feest over een komen
de en morgen treurt men over een ster
vende. Vreugde en droefheid wisselen
elkander steeds af. Alleen daar boven
zal het eeuwig vreugde zijn.
Vader was afgeleefd, de goede man.
Sedert moeders dood waren zijn krachten
gebroken, leefde hij stil en treurig daar
heen.
Hij ging bijna nooit uit en liet zich
geheel en al behandelen als een kind.
Zijn krachten namen langzamerhand af
en ten slotte werd hij bedlegerig.
Dezelfde man, eens zou krachtig als
een eik, over wiens kruin de stormen
des levens waren heengevaren zonder zyne
kracht te kunnen breken, lag daar nu
gelaten het uur van zijne ontbinding af
te wachten. Zoo ergens, dan werd mij
hier geleerd de waarheid der woorden
Stof zijt gij en tot stof zult gij weder-
keeren.
Op den vierden Juli waren wij om zijn
leger geschaard en verwachtten in ang
stige spanning liet oogenblik waarop de
ziel hel lichaam zou verlaten. Langzaam
braken de oogen en de mond poogde
ons nog een laatst vaarwel toe te roepen
maar de dood trad toe en het vaarwel
bepaalde zich tot eene trilling der bleeke
lippen. Vader heengegaan naar de
plaats, waar moeder zich reeds bevond
en liet Anna en mij als weezen achter.
Maar wij waren. Goddank I geen hulpe-
looze weezen.
Toen het stoffelijk overschot van vader
ter aarde gebracht, en de noodige beschik
kingen getroffen waren, verliet ik de
ouderlijke woning om het huis van Anna
en Ernst voortaan als mijn tehuis te be
schouwen.
Wat al gedachten doorkruisen 's men-
schen brein bij het verlaten van de ouder
lijke woning I Een geheel tijdpeik in
zijn leven wordt met dat oogenblik afge
sloten. Hoe gaarne bezoekt men voor
zijn vertrek nog voor het laatste de kin
derkamer, waar men als kind gespeeld
en gedarteld, maar ook reeds kinderlyk
lief en leed ondervonden heeft. Hoeveel
blijde herinneringen knoopen zich aan
dat vertrekje vast en hoevelen onzer
vroegere speelmakkers treden ons daarbij
voor deo geest! En dan de huiskamer.
Het hoekje, waarin vader en moeder eens
zaten, ons plaatsje om den haard in de
gezellige winteravonden, die plaatsen trek
ken ons aan en herinneren ons daarbij
aan zoo menige gebeurtenis uit ons kin
derleven.
Het verlaten der ouderlijke woning
stemt ons treurig; doch vooral wanneer
wij haar vaarwel zeggen en vader en
moeder door hunne liefderijke toespraak
ons dal scheiden niet meer gemakkelij .er
kunnen maken.
Voortaan zou ik nu mijn leven door
brengen in het huis van Anna en Ernst.
Ik was verheugd, dut mij deze my het
voorstel gedaan hadden; want daar was
de liefste plaats, waar ik mij bevond