NIEUWE
Nieuws- eu Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Mö®iUP
DE FINLANDSCHE
No. 62.
Zaterdag 4 Augustus 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCRE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Eer S maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T, SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentieni
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Aan het diner, Donderdag ten paleize
op Soestdijk gegeven ter gelegenheid van
den verjaardag van H. M de Koningin-
Regentes, zaten aan de koninklijke tafel
de commissaris der Koningin in de provin
cie Utrecht, de generaal-majoor, comman
dant van de militaire afdeeling jhr. van
Weede en baron Taets van Amerongen,
Kamerheer in buitengewonen dienst, de
burgemeesters van Baarn en Soest, de
predikanten aldaar en verschillende
leden van H. M. hofhouding. H. M.
de Koningin stelde een dronk voor op de
gezondheid van H. M. de Koningin-Re
gentes.
Gedurende het diner speelde het muziek
corps der Utrechtsche schutterij. Gisteren
middag was er een groot feest voor liet
personeel van het domein.
Bij Kon. besluit is bepaald, dat inet
ingang van een nader te bepalen tijdsti p
hel port de pakketten uit Nederland met
bestemming naar de plaatsen in de kolo
niën Suriname en Curasao, waar post-
of hulppostkantoren voor de buitenland-
schen pakkelpostdienst zijn opengesteld,
of uit die plaatsen met bestemming r.aar
Nederland, bedraagt: bij verzending
rechtstreeks over zee f0.85 voor een
pakket tot een gewicht van één kilogram
fl. 'O voor een pakket van meer dan
één tot drie kilogram, en f 1.75 voor een
pakket van meer dan drie tot vijf kilogi am.
Dit tarief is ook toepasselijk op de pak
ketten, die rechtstreeks uit de kolonie
Suriname naar de kolon'e Curasao, of
uit de kolonie Curasao naar de kolonie
Suriname worden verzonden.
De met veilof hier te lande aan
wezige gouverneur van Suriname 2al
aan hen, die hem over dienstzaken mochten
wenschen te spreken, daartoe alsnog
de gelegenheid geven op Maandag G en
Dinsdag '21 Augustus a.s., des namiddags
te 1 uur, in het gebouw van het depar
tement van koloniën.
Het beeld van Micliiel Adriaansz.
de Ruijter, dat ii de Kon. Fabriek der
heeren van Kempen en Zoon te Voorscho
ten vervaardigd en door de ingezetenen
van Vlissingen aan onze Koningin ge
schonken wordt, zal geheel van zilver
zijn, staande op een zwart marmeren
voetstuk waarop tevens al de opschriften
zullen worden aangebracht die het beeld
zelf bij de heronthulling zal dragen.
Bovendien wordt op een zilieren plaat
op het voetstuk de opdracht aan H M.
de Koningin aangebracht.
Het reglement voor den geneeskun
digen dienst hij de landmacht in vredes
tijd is o.a. aangevuld met de bepaling,
dat ook de chefs der militaire hospitalen
persoonlijk deelnemen aan de behandeling
der zieken en aan den dienst op de
ziekenzalen.
Aan een schrijven van een der pas
sagiers a/b. van het gezonken sc. Castor
ontleent het Hlb. eenige bijzonderheden
omtrent de aanvaring, waardoor dit schip
is verongelukt.
28 Juli waren wij des ochtends Dun-
geness gepasseerd, zoodat wij er op
rekenden, Zondagmorgen te Amsterdam
te zijn. Ik lag eenigszins ongesteld te bed,
toen ik tegen 5 uur de stoomfluit bij
voortduring hoorde gaan. De machine
werkte zacht aan en hel schip liep zeer
weinig vaart.
De loods was reeds aan boord, anders
had ik gedacht dat wij daarop wachtten.
Nu echter begreep ik wel, dat het mis
tig moest zijn, hoewel wij slechts even
te voren het ss. «Retr.brandt" van de
zelfde maatsschappij gepasseerd waren
en de beide booten elkander gesalueerd
hadden, zoodat er toen nog een goed
gezicht was.
Ik maakte mij dan ook volstrekt niet
ongerust, daar ik den knpitein op de brug
wist, en liep slechts even naar boven om
uit te kijken. Het was zeer dik, zóó zelfs
dat ik van uit den kajuitskap de brug
niet ol slechts zeer onduidelijk kon zien.
Daarop begaf ik mij weer te bed, doch
nauwelijks lag ik, toen ik opgeschrikt
werd door een hevigen stoot, gevolgd
een knarsend, krakend geluid, juist alsof
het schip op de klippen liep of over den
grond schuurde, zoo dat ik mij dit laat
ste, bij mijne onkekendheid met zeega
ten, werkelijk eenige oogenblikken ver
beeldde. Ik schoot haastig eenig klee-
dingstukken aan en vloog naar dek juist
toen de kapitein met tenorstem in den
kap schteeuwde: .passagiers, onmiddelijk
boven komen"!
Een tooneel van verwoesting vertoon
de zich aan mijn blikken. De Castor
was aan stuurboordzijde een weinig ach
ter midscheeps door een groote ijzeren
hark ingeloopen. De scherpe steven van
dit vaartuig, dat ondanks den mist met
volle zeilen was blijven doorvaren, had
een reusachtig lek beneden de waterlijn
gestooten, door welke opening het water
met groote stroomen drong, terwijl zijn
boegspriet groote schade op ons achter
dek had aangericht. Onze machine stopte
en de stoom ontsnapte met geweld uit
de veiligheidskleppen, die door den chef
machinist waren geopend.
Een gedeelte van de bemanning was
reeds in den eersten schrik op het aan
varende schip overgesprongen, voor de
rest was dit onmogelijkwel was er
een tros uitgebracht om de beide sche
pen tij elkaar te houden, maar de kapi
tein van het Duitsche zeilschip sneed
deze koelbloedig door, en zijn vaartuig
verdween langzaam naar achteren in den
nevel.
Met bewonderenswaardige zelfbeheer-
sching gaf de kapitein van de Castor
zijne bevelen. Hoewel er visschersvaar-
tuigen in de nabijheid waren, was het
zaak spoedig de bakboordssloep te water
te brengen, daar het stoomschip snel zonk.
Gemakkelijk was dit niet bij het klein
getal handen, die aan boord restten,
daargelaten dat het geluid van bet water,
dat du uiet donderend geweld door het
lek naar binnen drong, de stoutste harten,
van vrees deed kloppen.
Het werd meer en meer lijdhet
water stond reeds bijna gelijk met het
dek, en liet schip kon elke minuut ja
elke seconde onder onze voelen zinken.
Maar niemand verloor het hoofd; met
reuzerikiachten werkten allen met den
kapitein aan de spits door; binnen 6
minuten was de sloep te water, en wij
allen sprongen er in.
Nog een oogenblik stond de kapitein
op het dek, en liet een blik over zijn
schip gaan; toen sprong ook hij in de
sloep; de laatste die van boord ging.
Nog geen minuut daarna zagen wij
het schip snel zinken.
Wij waren gered, gelukkig, maar het
was op het kantje af, zooals men zegt.
Intusschen van de bezittingen der opva
renden kon niets worden geborgenwij
brachten er het leven af, maar ook niets
meer.
Opmerking, maar zeker geen waar-
deeting verdient het feit, dat toen de
personen, die aan boord van het zeil
schip onze pogingen zagen om de sloep
buiten te krijgen, vreezende, dat wij niet
daarin zouden slagen, den Duitschen kapi
tein verzochten zijne sloep, die gereed
hing, te strijken, dit verzoek door den
gezagvoerder werd geweigerd. En toch,
zooals uit het bovenstaande blijkt, was
hel eene quaestie van seconden en van
leven of dood voor twaalf menschen.
Visschersvaartuigen namen ons allen
aan boord, en brachten ons behouden te
Folkestone aan wal.
Nog eens, ik kan geen woorden vinden
om mijne bewondering uit te drukken
over de kalmte eri den koelhloedigen
moed van gezagvoerder en officieren.
Deze heeft ons allen het leven gered.
Van het oogenblik der aanvaring tot
het zinken van de Castor verliepen slechts
10 a 12 minuten.
Bloemententoonstelling te
Baarn.
Het terrein naast het spoorwegstation
te Baarn met zijn aardige heuveltjes en
slingerpaden, is herschapen in een feest
terrein waar de »Ned. Maatschappij voor
Tuinbouw en Plantkunde" afdeeling Gooi
en Eemland hare nationale tentoonstelling
houdt, uitgeschreven voor de leden der
Maatshappij in alle deelen des lands.
Aan den ingang bevindt zich een fraai
uitgevoerde eerepoort voorzien van vlag
gen, wapenschilden en korven met bloe
men. Bij het eerste entrée merkt men
onmiddelijk, dat de commissie geen beter
terrein voor een tentoonstelling had
kunnen uitkiezen, ja misschien in die keuze
nog niet zoo uitstekend is geslaagd als
thans. De akelige rechtlijnigheid, op
elke tentoonstelling bijna onontbeerlijk,
waardoor die meer heeft van een bloe
menmarkt dan van een tentoonstelling,
is hier niet te zien, maar alles doet zich
vol afwisseling en smaakvolle verrassing
voor.
Vier tenten verschillende afmetingen
zijn op het terrein geplaatst, waarin
onderscheidene soorten van gewassen,
bloemen, vazen enz. worden tentoonge
steld, terwijl een gedeelte van de Bierhal
is afgeschoten om daarin bouquet- en
bloemwerken ter bezichtiging te stellen.
De inrichting van het feestterrein heeft
plaats gehad onder leiding en volgens
de ontwerpen van den tuin-architect A.
v. d. Helden te Baarn.
Ieder die deze tentoonstelling, waar
een niet te groote doch een exquise ver
zameling van de meest fraaie bloemen en
gewassen te zien is, zal evenals wij een
woord van lof der commissie niet ont
houden.
Cister-middag om half 2 ure werd de
bloemententoonstelling geopend met een
rede van den burgemeester, jhr. de Beau
fort, waarbij verschillende bestuursleden
en leden der jury bedankt werden voor
de moeitevolle taak die zij op zich ge
nomen en waarvan zij zich met eere
gekweten hadden.
De president der afdeeling Gooi en
Eemland bracht hierna in krachtige be
woordingen den burgemeester en den
ingezetenen van Baarn hulde voor den
steun waardoor de werkzaamheden veel
werden vergemakkelijkt. Spreker deelde
verder mede dat met algemeene stem
men de groote zilveren medaille, uitge
loofd door H. M. de Koningin, werd toe
gekend aan den heer A. van der Helden,
te Baarn, voor zijn verdienstelijke be
moeiingen, belangloozen ijver en artis
tieke gaven, die hij besteedde om der
tentoonstelling het aanzien te geven
hetgeen zij nu heeft. Al de aanwezigen
stemden door luid applaus met deze
hulde in*
Na deze plechtigheden gaf de Amster-
damsche orkestvereeniging een concert.
Bezoek der Koninginnen aan de
bloemententoonstelling
te Baarn.
Onverwacht kwamen HH. MM. de
Koninginnen gisteren-morgen om kwart
voor twaalf de bloemententoonstelling
met een bezoek vereeren.
Aan den ingang werden zij opgewacht
door eenige bestuursleden der afdeeling
en door den burgemeester. Fraaie bou-
quetten werden de Koninginnen aange
boden door de freules Van Beijma en
De Beaufort.
De programma's, die de Koninginnen
werden overhandigd, waren in sierljjken,
witpeluche omslag, met oranjelinten
afgezet, gebonden.
De jonge Koningin zag er zeer bemin
nelijk uit in haar wit kleedje met zacht
VAN
FELIX DAH.\,
DOOR
Pk. WIJSMAN.
4) «Neen," riep hij uit, «dat is niet moge
lijk 1 Hoe zijt ge dan hier gekomen?
Ge zijt toch niet als de krabben op het
zand hier uit de eieren gekropen? Hoe
velen van u, Finnen, wonen er nog op
het eiland t"
«Niemand als wij tweeën."
«Hoe is dat zoo gekomen?"
«Droevig erg droevig I Vraag er mijn
oom vooral nooit naar. het maakt hem
razend van toorn en smart als hij daar
aan herinnerd wordt: dan werpt hij in
het blinde met zijn steenen mes om zich
heen Ik zal het u vertellen. Ga met
mij mede ik breng u het geheele eiland
rondalleen dan zult gjj de geschiede
nis kunnen begrijpen."
En zij begon den tocht van het zuiden
naar het oosten, vervolgens zich noord
waarts keerende het laatst van al kwa
men zjj aan den westelijken oever, aan
het strand waar hij was aangespoeld.
„Onze vooroudets," sprak zij nu, «zijn
oom weet niet meer voor hoeveel
zomers geleden van waar de zon op
gaat uit Suómiland het geboorte
land van ons geheele volk op dit
kleine eilaDd en ook op de veel bree-
deret, die meer naar de middagzijde
lagen aangeland, drie talrijke geslach
ten op vijf groote booten deze getallen
zijn op een rotsblok, op het hoogste met
een scherpen steen, ingekrast. In het
midden van het eiland zie, ginds waar
die vier berken groeien."
«Zijn die magere stammetjes de eenige
hoornen op het eiland?"
Maar Ughlu scheen die vraag niet te
hebben gehoord. Zij vervolgde, sneller
sprekend
«Ginds onder de berken, is heilige
grond: daar ligt mijn lief moedertje be
graven! Een tjjdlang leefden onze
voorouders hier voorspoedig. Vele rendie
ren en geiten hadden zij medegebracht
en ook honden, die 's winters de slede
over het dichtgevroren meer moesten
trekken, bjj de vischvangst onder het ijs.
En op hunne stevige booten voeren zij
ver, ver in zee om te visschennaar de
zuidelijk gelegen eilanden, naar het vaste
landdaarheen waar de zon opgaat en
daarheen waar zij ondergaat, om ruilhan
del te drijven met andere Suómi-stammen.
Het ging die menschen toen zoo goed
dit heeft grootvader nog aan mijn oom
verteld dat zij bijna geen berkenschors
bakten in huD spelt-brood. Zij bouw
den toen ook koren hier op het eiland
zelf."
»Waar? Ik zie nergens bouwland?"
«Geduld! Straks begrijpt gij mij betert
Zie, dat is onze éenige bron daar
waar die lange witte slaak tusschen de
rotsen uitsteekt. In dien tijd werden
daar feesten gevierd ter eere der Suó-
migoden; want die waren toen nog
machtig: voor Sorsatar, de godin van
het gevogelte der zee; Tuoni, den god
des doods, den Koning van Tuonèla, het
eeuwig duistere rijk; voor Ukko, den
god des hemels en Achti den god der
zee. En op de KaDtele, het speeltuig
met vijf snaren, speelden zij met het
zingen der offerliederen. Het mooiste
van allen dit zegt myn oom
speelde en zong mijne lieve moeder. Wel
rneest altijd treurige wijzen, maar, o
zulke hartroerende wist zij te vinden;
en zonder groote moeite er voor te doen
zij vielen haar van zelf in de gedachten.
Vele van hare liederen heb ik onthouden
en er andere bij gedacht. Mijn lieve
moeder geloofde, dat ik dit van haar had
overgeërfd, evenals zij deze plaat gedra
gen heeft, die zij mij heeft nagelaten.
Soms weet ik niet meer welke gezangen
van mijne moeder afkomstig zijn en
welke van mij: zij komen door elkander
in mijn hoofd. Droevig zijn mijne wyzen
ook."
Zjj zweeg en scheen over iets te pein
zen. Dan met geweld zich aan die ge
dachten ontrukkend, vervolgde zij
«Ook naar de andere Suömistammen
voeren zij destijds op hun breede, vei
lige booten. Niet heel dikwijls natuur
lijk want zooals er in het oude lied
staat:
„„Zelden komt men bij elkander
In de slechtbevolkte streken
Van ons somber, mistig land.""
Maar toch ging het er loeD soms
vroolijk toe, bij ons volk. Later ech
ter I"
Zij zuchtte. Dan begon zij weer op treu-
rigen loon:
«Dit alles is nu weg en dood. Dood
zijn de zangers; dood zijn de harpspelers
en ach I ook onze goden zijn dood
en vergeten. Veel meer dan ik u zou
weten op te noemen hebben er hier ge
leefd. En de mooie 'harp, de geliefde
Kantele mijner moeder is ook dood
want de snaren zijn gesprongen en wij
hebben geen andere om erop te zetten."
Zij zweeg, bleef stilstaan en wischte
een traan uit haar oog.
„Gij schreit I Ge moet niet schreien."
Aanstonds glimlachte zij weder.
«Maakt u niet bedroefd als gij mij
treurig ziet? Dan zult gjj dit Dooit
weer zien. jlk ween ook niet over my;
ik heb 't van kind af niet beter ge
kend. Ik ween over mjjne moeder, die
zooveel moest verliezen en dan ook over
ónze goden, omdat zij nu allen dood
zijn."
«Hoe weet gij dat? Vele volken zyn
er die vele goden hebben; dit vernam
ik op menige zeereis. Waarom zouden
uwe goden nier meer leven?"
Maar zij schudde ernstig het hoofd.
O, neen I Zij leven niet meer. Het
is beter dit te gelooven dan dat zij leven
want dan zouden zij vertoornd zijn, of
geheel en al machteloos.
«Wie zou dan uwe goden hebben ge
dood?"
«Uwe goden, de geweldigen I" ant
woordde zij, vol bewondering tot hem
opziende. „Zij moesten wel te gronde