NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
„UGHLU"
DE FINLANDSCHE
Mo. 69.
Woensdag 29 Augustus 1894. Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMERSFOOBTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.j Franco per post door het geheele Eijlc.
A frouderlijke Nummers S Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
-Tvp .JL6 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
-«-1 geplaatst worden slechts driemaal berekend
Advertentien eiermuu. r
n "iten naar plaatsruimte.
Groote letters en vigm-^
-■a.1-
Nu de tentoonstellingen zoo
spoedig elkander opvolgen, staat
men telkens voor de groote moeie-
lijkheidwelke verrassing zullen
wij aanbieden, wat kunnen wij
laten zien, dat nu eens nog niet
„schon dagewesen" is. Bij tentoon
stellingen als die van Parijs en
Chicago moet de eerstvolgende in
't niet zinkenin Antwerpen moet
men daarom niet een te hoog ge
spannen verwachting koesteren,
dan heeft men daarbij nog kans
dat het meevalt. Met die gedachte
gingen wij er heen.
Iets bepaald karakteristieks heeft
de tentoonstelling zelf niet. Ja, zij
is groot en mooi, en er is zeer
veel en van alles te zien, maar
iets nieuws vinden wij er zoo da
delijk niet. Meer dan door dé
eigenlijke tentoonstelling in het
hoofdgebouw wordt onze aandacht
getrokken door aantrekkelijkhe
den daar buiten, en onder deze
neemt Oud-Antwerpen een eerste
plaats in. Dit is het groote aan-
trekkingspunt, maar daarenboven
is er nog wel zooveel aantrekke
lijks, dat men er gemakkelijk
eenige dagen aangenaam kan door
brengen.
Daar reeds zooveel over deze
tentoonstelling te lezen gegeven
is, zullen wij ons, zeker wel tot
genoegen van den lezer, tot eene
vluchtige beschrijving bepalen,
daarbij zooveel mogelijk alleen dat
opwerkende, wat nog door anderen
onvermeld is gelaten.
Bij den hoofdingang, een dom,
gedragen door drie bogen en om
geven door standbeelden, voeren
ons twee trappen in een halven
cirkel toeloopend naar de gale
rijen. Daar komen we eerst in de
zeer ruime afdeeling België, waar
de wanden versierd zijn met toe
passelijke muurschilderingen, de
takken van nijverheid der ver
schillende streken des lands sym
bolisch weergevende. Luik door
een geweermaker, Namen door
een steenhouwer, Brabant door
een vrouw, die handenarbeid ver
richt. De schilderingen zijn onbe
rispelijk mooi, maar m. i. te mooi;
de Brabantsche naaisters en kant
werksters zien er niet zoo fleurig
uit, want zij krijgen geen loon
naar werken; maar de schilders
geven ook meer dan de werke
lijkheid. In deze evenals in de
Fransche afdeeling nemen de dure
japonnen in de uitstallingen der
mode-magazijnen den meesten tijd
der dames in beslag. De bewon
dering der laatste jaagt den resp.
echtgenooten den schrik op het
lijf en beide aandoeningen van het
zenuwstelsel doen hun nawerking
nog gevoelen als de tentoonstel
ling reeds lang vergeten zal zijn.
De Hollandsche afdeeling is klein
maar goedn. b. die langzame
Hollanders waren de eenige, die
bij de opening gereed waren, een
feit, dat wel verdient in onze rijks-
annalen geboekt te worden. Als
wij van onze afdeeling noemen
van Houten, Boldoot, Katz en van
Gelder met het turfstrooiselmonu-
ment dan hebben wij er zoowat
alles van gezegd.
Dank zij onzen voortreffelijken
schildersbent maakt ons landje
zelfs nog een zeer goed figuur,
vooral als wij bedenken, dat alles
aan het particulier initiatief werd
overgelaten. Door ons departement
van binnenlandsche zaken werd
ingezonden, opdat de Belgische
regeering tegenover de onze niet
prat zou zijn op hare flinke voort
varendheid een afdruk van het
nieuwe kieswet-ontwerp, voor 1
Fr. te zien door een verrekijker.
Ik heb mijn oogen er niet aan
gewaagd, uit vrees van voor bij
ziende uitgemaakt te worden. Door
een kleine wending van den kijker
krijgt men achtereenvolgens in
't zicht het nieuwe beursgebouw
van Amsterdam, het nieuwe sta
tion van Amersfoort en nog meer
in de pen zijnde en afgezaagde
zakenals deze de revue gepas
seerd zijn, ziet men een bloeiende
provincie, vruchtbaren grond en
welvarende bevolking; daar was
eenmaal, zeggen onze grootouders,
de zuiderzee, die waschtobbe, waar
het wel eens geducht spoken kon.
Die grond heeft schatten in haren
schoot verborgen evenals de Haar
lemmermeerpolder, want evenals
daar heeft het eerste boerenge
slacht zijn vermogen aan dien
grond ten offer gebracht. Wij
leven niet alleen voor ons zeiven,
maar ook voor het nageslacht,
troost u daar mee
Amerika, het land der wonde
ren geeft ons inderdaad wonden
te zien. Verschillende uitvindingeq.
van Edison vinden wij hier, oude
en nieuwe kennissen, en wij ont
vangen er den indruk, dat voor
taan wel niets meer onmogelijk
te achten isde electriciteit zal
ons nog meer en grooter wonde
ren openbaren, zij heeft haar laat
ste woord nog niet gesproken.
Onder nieuwe bekenden vinden
wij dekasregistreer-machine, waar
door het lade lichten tot de uit
zonderingen zal gaan behooren.
Als men de lade opent klinkt luide
een bel en eenige cijferbordjes
vertellen u des avonds, hoeveel
I geld de kassier er in heeft gedaan.
I Ook kan men zien of het toestel
open is geweest gedurende de
afwezigheid van een kassier.
Een prachtige uitvinding, die
misschien in een sterk gevoelde
behoefte voorziet. Jammer echter,
dat het toenemen van diefstallen
oorzaak dezer uitvinding is, en
dat het vertrouwen zoodoende de
wereld uitgaat, en dat ook hier
het verbod nieuwe zonde baart.
Een ander zal zeggen, maar de
gelegenheid maakt den dief, en
dit is ook weer waar. Wij zullen
deze zedekundige kwestie maar
onbesproken loten, liever dan er
ons met een paar woorden af te
maken en liever wijs ik u op een
paar uitvindingen van onschuldi
ger aard. Wij zien een eierkoker
in werking, die de eieren na een
naar verkiezing vast te stellen
tijd zelf uit het water opheft. De
eieren worden in een korfje van
draadwerk gelegd, hetwelk, ver
schuifbaar bevestigd is aan een
standaardje, dat in den ketel wordt
gezet. Een soort van uurwerk is
hieraan bevestigd, waarop een
willekeurig te verzetten wijzer
het aantal minuten aanwijst gedu
rende welke de eieren moeten
koken. Is deze tijd verstreken dan
bewerkt het uurwerk, dat het
korfje met eieren naar boven wordt
gebracht en tegelijk waarschuwt
een signaal, op de wijze van een
wekker, dat de eieren klaar zijn.
Wat, een uitkomst voor ontattente
en vergeetachtige keukenprinces-
sen en huismoeders, vooral in
onzen tijd van jagen en haast
waarin men geen vijf minuten den
tijd heeft. Een zelfde soort toestel
kan gebezigd worden voor allerlei
kooksels, daarnevens een machine,
die aardappelen schilt, mein
liebste, was willst du noch mehr
Onmogelijk kan ik in dezen eenen
brief al wat merkwaai u-1^ en ni®"w
is vermelden. Daarom nog" ier
en daar een greep.
In de Oostenrijksche afdeeling
vinden wij de vrijheid van druk
pers onder slot. In het internatio
nalen museum van antiquiteiten
en rariteitenEen stukje van den
broederbond, die alle menschen
met elkander verbindtverboden
aan te raken van wege de teerheid
van het lapje. De vrede van Europa,
voorgesteld door een jongen, die
een pijp zit te rooken is een vat
buskruit, Krupkanonnen bewaken
den toegang. Een geheim door
twee vrouwen bewaard, groep in
marmer. Een gram vaderlands
liefde, zeer zeldzaam. Een persoon,
die volgens eigen gevoelen te ruim
bezoldigd wordt; eenig tot dusver
gevonden exemplaarenz, enz,
enz. Ten slotte zij vermeld, dat
het ontworpen luchtkasteel zooiets
in overdrachtelijken zin geworden
is; nu, dan maar bij de overige
luchtkasteelen, waarbij, volgens
kwade tongen, ook mijn reis-plan
behoort.
De admiraal jhr J. A. Roëll keert
met zijn adjudant luit. ter zee 1. kl.
6. C. D. baron van Hardenbroek per
stoomschip vConrad" uit Oost lndië terug.
In de nabijheid der gemeente
Harlingen geraakte een kind te water in
de Bolswarder vaart. Een der ingezete
nen. J. Houtsma, in eene weide aan het
hooien en een flink zwemmer, begeeft
zich te water en heeft spoedig het kind
te pakken, maar laat het ook dadelijk
weder los en zakt in de diepte. Door
het werk verhit, heeft ongetwijfeld de
koude van het water hem bevangen;
eerst in den nacht heeft men zijn lijk
gevondeD. Het kind, door den stroom
naar den kant gedreven, werd door andere
VAN
FELIX DAHN,
DOOR
Ph. WIJSMAN.
En spoedig hierna had hij in den wed
loop de schoone Haralda voor zjjne bruid
gewonnen en haar als zijne Koningin op
den eerezetel geleid in de burcht, in de
Koningsbal zijner vaderen.
En de skalden, de dichters, die
alle landen doortrekken, zij zeiden
en zongen van het heerlijke jonge paar.
Nog nimmer hadden zij twee menschen
gezien, zoo schoon en zoo geheel
voor elkander geschapen, als Harald en
Haralda.
Stonden zij naast elkander, dan was
de rijzige vrouw ternauwernood een
vingerbreed kleiner dan haar echtgenoot;
en slechts een nauwelijks merlbare tint
lichter gekleurd als het zijne, was haar
goudblond haar, da', in die' ie, kleine
golvingen tot aan hare enkels afhing.
Ook de zeer gevreesde Vikingen,
Deensche en Noorweegsche zeeroovers,
welke deze streken sedert lang onveilig
hadiien gemaakt, verjoeg Harald -zoo
kiachtig van zijne kusten, dat geen zee-
roo-. erschip het waagde zich hier in de
buurt te vertoonen.
Maar niet alleen het zwaard voerde hij
geweldig en zeegevierend, de jonge Heer
en Meester van Harjadalook den Ko-
nings-staf voerde hij wijs, rechtvaardig en
zacht tegelijk.
Hij beschermde alom de kleine vrije
boeren tegen den druk en den overmoed
der grooten Hij verdedigde het landrecht,
en den iKoningsvrede" van Koning Ha
rald waagde ook de meest drieste Jarl
niet aan te tasten.
Als hij zijn schild had opgehangen
aan de lange lans, dan stond het volk
verbaasd, zooals hij dit in eere wist te
houden.
De skalden zongen en zeiden: Men kon
gerust gouden armringen aaD den groo
ten straatweg nederleggen in Harjadal
en er op rekenen, die kostbaarheden na
jaar-en-dag op diezelfde plek terug te
vinden; zoo eerbiedig achtte men Koning
Haralds recht- en strafwetten.
En toen de jonge Koningin haren ge
maal het eerste kind, een Hinken, sterken
knaap, geschonken had, toen bloeide zij
nog schooner op, dan zij te voren was
geweest.
En toen bij het feest der naamgeving
tegen middernacht de gaster, de hal had
den verlaten en de slaapvertrekken hadden
opgezocht, toen traden de jeugdige echt-
genopten haud-in-hand van de schild-wieg
waarin de kleinesliep, terug; zij traden
buiten de poort der Koningsburgt tot aan
den fjord, die hier in zee ruisclite en zij
zagen omhoog tot de zwijgende, lichtende
sterren.
En Harald sprak, den arm om zyn be
koorlijke gade slaande, jubelend
»Ziet op ons, gij sterren altemaal I Nog
nimmer, sedert gij op de door menschen-
kinderen bewoonde aarde hebt neergezien,
bebt ge zulk een zalig geluk aanschouwd
als het myne I"
XIX.
Maar nog vdor het eerste hanenge
kraai schrikte de jonge echtgenoot uit
zijn liefelijken droom op, met een angst
wekkender. kreet van pijnde wonde
boven den voet was opnieuw openge
broken.
Reeds den daarop volgenden dag kon
hij niet van zjjne legerstede opkomeD.
Weldra sjjpelde het zwarte bloed en
de gele etter uit het kuitbeen. Grim
mige pijnen, alsof hij met gloeiende pij
len doorschoten werd, martelden den
armen man.
Groot was de onrust en de zorg.
Machteloos bleken de trouwe zorg, de
onvermoeide verpleging der Koningin.
Radeloos stonden de genees- en heel
kundigen uit alle landstreken rond de
sponde van den wegkwijnenden lijder.
De angst en de slapelooze nachten
wreekten zich ook op Haralda.
»De frissche blos van uwe wangen ver
welkt, en om mijnentwil 1" klaagde hij,
teeder met de hand haar bleeke wang
liefkoozend.
Al zwakker en zwakker werd de kranke,
koortsen deden het vermagerde lichaam
trillen.
Slechts als zij haar knaapje zoogde ver
liet Haralda hare plaats bij het bed van
haar echtgenoot.
Dan verving Björn, de reus, haar voor
een korte poos.
En de ruwe krijgsman betoonde zich
in zijne verpleging van den gewonden
Meester, als eene vrouw zoo zachtzinnig.
Op zekeren dag, bij de ochtendscheme
ring, sprak de oude zacht in zjjn langen
witten golvenden baard
'O, gij godenOok gij, Freyr I Hoe
machteloos moet gij toch zjjn, niet te
kunnen helpen 1 Schaamt u 1 Ach, leeft er
dan geen wezen in den hemel en op
aarde, in al de negen werelden, dat hem
helpen kan?"
Hij schrikte. De ljjder, die met ge
sloten oogen vdór hem lag, had niet ge-
n.
„Toch wel, Björn I" bracht hij met een
flauwe stem uit.
En nu lichtte hij zijn hoofd overeind
uit hel kussen van eiderdons hoe moei
lijk was die beweging I zag oplettend
rond in het vertrek en toen hij zich had
overtuigd, met den ouden man alleen te
zijn, vervolgde hij:
»Er leeft iemand èen schepsel
dat mij kan redden."
Met stralende oogen sprong Björn op.
»Wie?"
»Zij."
»Wie? Wie?"
nUghlu!"
»Zij? Wee en vervloeking over
haar I"
uNeen: zegen en dank I Hebt gij dan
vergeten?... Heb ik het u nietveiteld?
Zij alleen kent die zalf en altijd
opnieuw en versch bereid rnaet zij zijn.
Hare zalf geneestAls iemand
naar het eiland zeilde Misschien gij,
Björn?
sik breng haar hier I Levend of