Gemengd Nieuws. Plaatselijke berichten. ontbood. Maar waarom, zoo vraagt de heer Baithelds, verliet toen de opperbe velhebber het bivak niet om de poeri in te trekken? De waarschuwing van kapi tein Schmidhamer had dan toch wel eenigen indruk gemaakt. De ex-agent der Paketvaartmaatschappij te Ampenan zit thans in arrest als ver dacht van spionnage, terwijl een Ampe- nansche bordeelhouder wegens bewezen verstandhouding met den vijand is gefu silleerd. Te Ampenan aangekomen, vond de heer Barthelds veel, dat hem tot critiek aanleiding geeft. Voor hen, die de zeer begrijpelijke vraag hebben opgeworpen, hoe de verhouding van generaal Vetter na den overval geworden is tot zijne hoofdofficieren en de hoofdambtenaren, deelt hij de volgende belangwekkende bijzonderheden mede: Er zjjn op Lombok te veel raadslieden. Men valt er over de hoofdofficieren en civiele am btenaren. Twee generaals majoor twee kolonels, drie oveislen, een half- dozijn majoors, één directeur, één resident en twee controleurs. Wat moeten die allen daar toch? Had generaal Vetter minder zelfver trouwen en minder ydelheid, hij zou on der den bandjir van adviezen bedolven worden. Doch nu doet juist die overvloed hem beducht zijn voor elk advies. Hij beseft zelf wel den toestand niet te heb ben beheerscht en blijft zich toch aan sluiten bij den eene, die hem wist te overtuigen, dat goesti Djelantiek onze volkomen te vertrouwen bondgenoot was en nog is, en zondert zich van de ande ren af. Reeds het logies van elk hunner wijst dit uit. Ten Noorden van den weg van Ampenan naar Mataram logeeren gene raal Vetter en resident Dannenbargh in een huis. Ten Zuiden, eenige honder den meters ver, wonen generaal Segov en directeur Scherer. De gewezen adju dant van den gouverneur-generaal Kroll is thans adjudant van generaal Segov, de gewézen adjudant van generaal van Ham, Wiersma, is nu adjudant van ge- geraal Vetter. De ouden hebben zich van de nieuwe afgescheiden en vormen een afzonderlijke groep, bezield met de oude denkbeelden, slechts strevend naar één doel, n.l. om zich te redden uit de impasse, waarin zij door eigen onverstand zijn geraakt. Zoover gaat dat streven naar afzonde ring dat, naar ons te Ampenan gebleken is, niet alleen de officieren, maar zelfs de minderen er hunne gevolgtrekkingen uit maken. Wjj laten het daar, dat die niet vleiend voor generaal Vetter zijn, maar bewijst zoo iets voldingend dat er iels gewrongens in den toestand is, dat pijnlijke verwikkelingen niet zullen kunnen uitblijven 1 hagi'üpp.n vnlknmpn dat de Regee- ring geaarzeld heeft generaal Vetter dade lijk te vervangen en hem liever de gele genheid heeft willen laten om de begane ontzettende fout zooveel mogelijk te ver goelijken. Doch was dat haar voornemen, dan ware het beter geweest nóch den heer Scherer, nóch generaal Segov, nóch de kolonels Swart en De Moulin naar Lombok te zenden. Generaal Vetter had dan met zjjn vroegeren stafchef majoor Hamerster weer goed moeten maken wat hij misdreef. Achtte echter de Regeering hen beiden daartoe niet in staat, waarom riep zij hen dan niet terug en vertrouwde de leiding der expeditie geheel aan meer bevoegde handen toe? Gouverneur-generaal van der Wijck is in de Lombok-aangelegenheid opgetreden met eer. meer dan gewone geestkracht en moed. Hij heeft het kamer-kabaai, dat niet zou uitblijven, toen tot de Lom bok-expeditie besloten werd, kalm onder de oogen gezien en getart. Bij de uitrusting der expeditie en niet minder na ons bedroevend echec is dadelijk getracht het geleden verlies te herstellen en de expeditie zoo sterk te maken als mogelijk was. Maar juist omdat wij dat alles zoo gaarne erkennen, doet het ons leed dat deze landvoogd den knoop niet geheel heeft doorgehakt, maar hetzij uit eerbied voor generaal Vetter's verleden hetzij om an dere ons niet bekende redenen gebleven is bij een halven maatregel, die op den duur aanleiding zal geven tol een onaan genaam conflict en het welslagen der expeditie opnieuw op losse schroeven stelt. Er zjjn ook pogingen gedaan, die aan het wanhopige grenzen om generaal Vet ter te rebabiliteeren. Daaronder mag zeker gerangschikt worden een artikel van A. in de Java-Bode, die zegt, dat ieder fouten maakt en daarvoor de vol gende bewijzen aanhaalt: In den zevenjarigen oorlog werd Fre- derik de Groote bij Hochkirch door de Oostenrijkers overvallen, niet, nadat hij zes weken lang door vredesonderhande lingen in slaap was gewiegd, maar niet tegenstaande hij wist, dal een vijandelijk leger tegenover hem in 't veld stond. Zijn veldheersroem leed er niet onder. Michiels, wellicht de beste onzer Indi- hem te vinden?" lOm dat te weten, heb ik u laten komen. Een schoon man van vjjf en twintig jaar, een grooten hoed met zwarten pluim, een zwart buis, zwarten mantel (Wordt vervolgd.) sche generaals in deze eeuw, werd tijdens den derden Balischen veldtocht in zijn bivouak bij Kasoemba overvallen, terwijl de vjjandelijkheden nog in 't minst niet geëindigd waren. Het monument te Weltevreden vereeuwigt hem. Fouten worden in eiken oorlog begaan. Dank zij minder verstandige maatre gelen, werd de maarschalk Macdonald, eenige weken voor den slag bij Leipzig, aan de Katzbach door de Pruisen ge slagen en de onstuimige generaal Van- damme zelfs bij Kulm met zijn legerkorps gevangen genomen. Napoleon ontving deze tijdingen met kalmte, wel wetende, dat in den oorlog veel gebeurlijk is Welke verliezen leden de Engelschen, meer dan een halve eeuw geleden, niet bij hun terugtocht uit Afghanistan, die met dien van Napoleon uit Rusland ver geleken werd, altijd relatief gesproken. Eenige jaren geleden verloren zij in den oorlog tegen de kaffers bij Islandl- wana een geheel legerkorps van 1500 man. Met uitzondering van een enkele, die ontsnapte, werd alles neergehouwen of gestoken. En iets later zegt dezelfde schrjjver: Men heeft de Ruiter's aftocht voor de Engelsche vloot verheerlijkt, zelfs hoven zijrie overwinningen. Het zal nu moeten blijken of de generaal Vetter, verstoken van zijn onderbevelhebber, chef van den staf en adjudant, tijdens het gevecht te Tjakranegara en gedurende den aftocht naar Ampenan, goede disposities heeft weten te nemen. Dat hij zjjne reputatie van braaf véld- soldaat heeft opgehouden, schijnt men zoo op 't oog reeds te mogen aannemen. Daarbij valt hierop te letten, dat toen hem hel opperbevel werd toevertrouwd, niet afdoend was gebleken, dat hij de bekwaamheden van een legerhoofd bezat. Of hij te voren de meest alledaagsche voorzichtigheid uit het oog heeft verloren, zal een nader onderzoek aan het licht moeten brengen. Bij een dergelijken overval verliest men altijd veel volk. Ook Frederik de Groote verloor zijn artillerie, waarop an ders elk militair heel wal piijs stelt en met grond, want men doet er veel meè, verstaat men de behandeling daar van. Doch hij schertste, bij 't aanbreken van den dag, reeds met zijn grenadiers en beloofde hun die spoedig te zullen terughalen, gelijk geschiedde. Een dagorder. De dagorder door generaal Vetter tot de troepen gericht, was van den volgenden inhoud Officieren, onder-officieren en mindere militairen I In de laatste dagen is veel van u gevergd geworden om de eerste stappen te kunnen doen, ten einde het verraad, door de Baliërs tegen onze troepen te Tjnlkf auegai a en Mataram gopicogd, to straffen. Ik betuig u mijn tevredenheid voor uwe toewijding er. plichtsbetrachting gedurende die dagen betoond. Nog veel zal van u gevergd moeten worden, doch ik ben er overtuigd van, dat het u niet aan vol harding zal ontbreken. Leve het Indische leger! Lombok een tweede Atjeli. Pessimisten in Nederland hebben na de ongunstige berichten uit Lombok aan stonds veikondigd, dat Lombok wel een tweede Atjeh zou worden, en in Indië heeft men die stelling ook hooren verde digen. De Loc. heeft hel noodig geacht, daarentegen te komen: Voor dit „Atjeh worden" van Lombok, schrijft de heer Brooshooft, ben ik, na al wat bekend is geworden, niet bang. Op Lombok heeft de aan groote weelde gewende vorst niet de gelegenheid om zich, evenals de pretendent-sultan van Atjeh, naar het binnenland terug te trek ken en daar jaren en jaren in lijdelijk verzet tegenover ods te blijven zitten. Noch de gesteldheid van het eiland, noch de volksgezindheid leenen zich daartoe. De groote massa des volks, deSasaks- zijn op onze hand. Een jarenlange weer, stand ook van de Lomboksche Baliërs wordt daardoor onmogelijk. Set gevaar dreigt van Bali. M. Brooshooft ducht meer van Bali. Hij vreest, dat de vorst, als hij het op Lombok niet langei houden kan, zal trachten te ontsnappen naar Karang Asem op Bali. Waarschijnlijk is met dat doel Goesti Djilantik hem reeds derwaaits voorgegaan. Zoodra de vorst te Karang Asem is gekomen, schrijft de heer Brooshooft, acht ik het uitbreken van den oorlog al daar verzekerd. Men wake daartegen toch met alle inspanning. De kust van Karang Asern worde door onze marine met de grootste oplettendheid bewaakt, ook om indruk te maken op de bevolking. Eenmaal de oorlog op Bali overge bracht, schoon Kloer.koeng en wellicht andere rijkjes ons zouden steunen, zou het einde niet meer zijn te overzien. Met deze vrees voor oogen, laat het zicli denken, dat de Indische pers 't heftig afkeurt dat men Djilantik heeft laten trekken. De verbittering ten top. Hoe groot de verbittering tegen de Baliërs in Indië is, bljjkt o. a. uit een brief aan het Bat. Nbl. uit Ampenan geschreven. De correspondent is militair. Hij begrijpt dus de gevoelens, die in de eelste opwelling van toorn deden uit roepen «Wraak I wraak I Geen pardon 1 Alles over de kling!" Maar, zegt hij, al is ook wrok in onze militaire harten, »zoo zullen wij ons toch niet laten heerschen door onedele dierlijke gevoelens, maar willen wij alleen zijn de straffende hand, die ter dood veroordeelt en ter dood brengt alle Baliëis. Bewezen is, waartoe zij in staal zijn en dus moeten wij ons ontdoen van zulk een schurkenras." Wraak of straf dus, dood aan alle Baliërs I Moedig tot in den dood. In de naamlijst der op Lombok ge sneuvelde onderofficieren en minderen staat o. a. ook vermeld de sergeant der artillerie Keijzer. Dit moet zijn Heijser. De Soer. Ct. zegt van hemEen kraan van een kerel en daarbij een model van een onderofficier was hij altijd geweest, volgens verklaring van zijn vroegeren sectie-commandant, dien ik toevallig gister sprak. En ook bij zijn sterven heeft hij zulks nog getoond te zijn. Doodelijk ge troffen viel hij onder het kanon, dat hij tot het uiterste hielp verdedigen, en werd door luitenant Boerma zelf daar onder uitgehaald. Doch hij protesieeide tegen de noodelooze moeite door te zeg gen Laat me maar luitenant, maar schrijf aan mijn moeder hoe ik me hier gedragen heb. Dat zal haar troosten." Luitenant B. beloofde dat en weinige oogenblikken later blies de brave keiel den laatsten adem uit. Kapt. Linclgreen en de zyneii. Het aanbod van den Radja om 50 krijgsgevangenen uit te leveren en weer in vrede rnet het gouvernement te zullen lever,, als wij naar Java terugkeerden, heeft in de geheele Indische pers een expectoratie van verontwaardiging ten tievolge gehad. Zonder uitzondering werd door de bladen geadviseerd, dit aanbod onbeantwoord te laten. De Loc. liet zich daarover zeer sarcastisch uit Kompelement van ratoe Agoeng Agoeng G'dé, en alsdat het maar een ongelukje is geweest, en of wij nu maar zoo goed zouden willen zijn, weg te gaan. Gaarne zal ratoe Agoeng Agoeng van Selaparang vriendschappelijk blijven omgaan met Koningin Wilhelminr. der Nederlanden en jhr. C. H. A. van der Wijck, Gouver neur-Generaal van Ned. Oost-Indië! Over zooveel onbeschaamdheid is het best maar te zwijgen. Liever de gunstige dan de komieke zijde er van gezien, nl. dat de oude schavuit begint te begrijpen, met zijn gemeenen moord zichzelf in een ratten val te hebben gebracht. Zijne vredesvoorstellen bewijzen zijn am. st. En il ya de quoi- In het begin van September bedroegen de kosten der Lombok-expeditie reeds een millioen gulden. Nataram. Het Militair Weekblad meent evenals hel Haagsche Dagblad, eenigen twijfel te moeten opperen of de verovering van geheel Mataram reeds heeft plaats gehad. Dit blad komt het voor, dat, nadat op 30 September het westelijke, noordwes telijk en zuidwestelijk gedeelte van Mata ram vermeesterd is, en in verband rnet den aanvoer van belegerings-artillerie achterladers van 12 cM. en mortieren van 20 cM. thans artillerie-opstellingen worden vervaardigd, teneinde den vijend van nabij te kunnen beschieten, bressen in de huizen te maken en op die wijze den aanval der infanterie te vergemak kelijken. Vermoedelijk zal dan ook wel het op een 600 1000 Meter gelegen Tjakra Negara, alwaar zich de eigenlijke wonin gen van den vorst van Lombok en zoo men zegt, ook zijne schatten, m 'gazij- nen met geweren en munitie bevinden, krachtig onder vuur worden genomen. Het uitsteken van witte vlaggen zou, hoopt het blad, geen reden kunnen zijn om van die beschieting en later van den aanval af te zien. Naar zijne meening moeten Mataram en Tjakra Negara zijn ingenomen en verwoest aleer van eenige onderhande ling sprake kan zijn. Het Nieuws van den Dag ontving jl. Donderdag het volgende telegram Ida Bagoes Rai (een Balisch hoofd) heeft zich met tweehonderd volgelingen onderworpen. De bevolking van Tjakra-Negara geeft teekenen van onderwerping. Brieveu uit Lombok. Het U. D. ontving inzage van een paar brieven, waarin een officier die in het bivak te Tjakra Negara gelegerd was en bij den overval in den nacht van 25 op 26 Augustus gewond werd, zijn weder varen beschrijft. De eerste brief, die den 25en Aug. is verzonden, bevat met het oog op den datum opmerkelijk als bewijs, dat al staan er nu tal van ongeluksprofeten op die beweren wel te hebben voorzien wat er zou gebeuren, in het bivak zelf geen kwaad vermoeden heers-elite enkel een klacht over het vervelende leven in het bivak, waarom een spoedig vertrek naar Magelang terug door allen wordt gewenscht. «Het is dan ook wel te ver wachten zegt de briefschrijver dat het niet meer zoo lang kan duren, vooral ook met hel oog op den naderenden nat ten moesson, want wij liggen hier in zeer lichtgebouwde barakken van bam boes. die natuurlijk geen voldoende be schutting geven tegen voortdurende zware regens, zooals men die hier in den nat ten moesson heeft; tot heden toe hebben wjj hier nog geen regen gehad." De tweede brief vermeldt het aandeel, dat de schrijver gehad heeft in den vreeselijken slag, die onze troepen ge troffen heeft. „In den avond van den 25 Augustus, ten 11*/* uur, vielen de eerste schoten van den vijand en werden nnmiddelijk door de onzen beantwoord. In zeer wei nig tijds stonden onze troepen onder de wapens en hielden moedig stand. Zeer groot waren echter de verliezen, door het vijandelijk vuur teweeggebracht, zoodat de troep zeer veel te lijden had. Zeer vroeg in den morgen, nadat dus het ge vecht den geheelen nacht had geduurd, werd ik zelf noor een kogel getroffen in het rechter dijbeen, doch er is niets geen gevaar bij, asngezien alleen vleesch en geen been is getroffen, zoodat ik na on geveer drie weken weder geheel hersteld hoop te zijn. Ik werd terstond verbonden en heb dus zeer weinig bloed verloren. Zondag-morgen, dusden26n Augustus, werd order gegeven, dat de troepen, met medeneming vsn alle gewonden, zouden terugtrekkende gewonden werden door dwangarbeiders gedragen in zoogenaamde tandoe's, dat is een soort van zeil dat aan een langen stok is uitgespannen. Door verschillende omstandigheden, voorname lijk door de groote opstopping, konden vele gewonden, waaronder ik, niet volgen. Zoodoende bleven in het bivak achter drie ongedeerde officieren, de dokter, ik en pl m. 60 ongedeelde miadere mili tairen benevens pl. m. 40 gewonden. Daar zaten we nu, afgesloten, zonder eten of drinken en voortdurend door den vijand beschoten, steeds hopende op hulp van buiten, doch tevergeefs. Zoo zaten we den geheelen Zondag en Maandag en toen werd besloien 's avonds in alle stilte af te trekken. Dit gebeurde ook, doch toen wij buiten de bivakplaats waien, werd er loos alarm gemaakt met het gevolg, dat de dwang arbeiders, die mij droegen, hun last neer wierpen, zoodat ik weder op den grond lag. Met behulp van mijn bediende en een korporaal krabbelde ik weer op en werd de tocht voortgezet, zonder dat de vijand ons verder lastig viel. Maar wat een tocht was dat: ik werd, tusschen twee anderen.in, met mijn doorschoten been als 't ware gesleept dwars over velden, door rivieren en poelen en dit duurde van 's Maandagsavonds 9 uur tot den volgenden morgen 7 uur, loen wij aan het strand kwamen en door eenige sloepen van de oorlogsschepen werden opgenomen. Ik werd toen terstond naar het ziekenschip gebracht, dal reeds over vol met gewonden was, en zoodoende naar Soerabaja gebracht, alwaar ik nu dezen brief schrijf in het hospitaal. Ik voel mij volkomen gezond doch moet natuuilijk steeds stilliggen, omdat het been lust moet hebben; ik ben er echter goed afgekomen en ijs nog bij de gedachte am alle verschrikkelijkheden die ik heb gezien." Een droevig ongeval had Woens dagavond alhier nabij het Centraalstation plaats. De lampenist P. Dorrepaal werd bij het vervullen van zijn plicht door de machine van trein 234 van de Ooster- spoor gegrepen en de rechterarm afge reden, terwijl beide beenen op verschil lende plaatsen gebroken werden en hij tal van kleinere kwetsuren bekwam. Reeds dadelijk werd hein hulp verleend door de heeren D. J. Meijer, sergeant bij de hospitaal-compagnie alhier en S. Wight, veearts te Nieuwe-Pekela, terwijl hij later door Dr. Schreuder verder werd verbon den. Denzelfden avond nog blies de onge lukkige in het R. K. liefdehuis den laatsten adem uit. De maandeiijksche Zendingsbidstond zal Dinsdag 16 October des avonds te 8 uren in het gebouw volksheil gehouden worden. Onze vroegere stadgenoote mejuf frouw G. van Zwol, onderwijzeres aan de bijzondere school te Bruchem is met ingang 1 Jan. 1895 benoemd tol onder wijzeres aan de bijz. school te Hoevelaken. Bij bel te Utrecht gehouden examen voor de acte lager onderwijs slaagde o. m. Mej. G. Th. W. Mezger, alhier. Tot den cursus ter opleiding voor dienstdoend luitenant te velde zijn bij het 5e regiment infanterie hiei toegelaten de sergeanten: De Jong, Tooren, Renes, Van Doorn, Graansma, jhr. Rengers, Hora Siccama, Christen, en de fouriers Onder stal, Veldman, Sijbel, Clement en Van der Boon, terwijl tot den cursus voor sergeanten-majoor zijn toegelaten de ser geant-majoor titulair Ruijs, Zwaga, Jon ker, Scholte, Harlhoorn, Drenthen, Dec kers en Koppenschaar, benevens de ser geanten De Boer, Bruens, Van Dormolen, Scheer, en de fouriers Van der Horst en Bruns. Tengevolge der ruime inteekening, voor de Voorstelling in Amicitia op 15 en 16 Octobei 1894 des avonds te 8 uur, kunnen op den eersten avond alleen wor den toegelaten zij, die zoorzien zijn van besproken plaatsen. De plaatsbespreking bij loting zal ge schieden op Maandag 15 October a. s. des namiddags half een in den foyer der sociëteit f 0.10 per plaats. Scherpenzeel. Naar we met genoegen vernemen, neemt onze geachte dorpsgenoot de Heer J. van Essen voortdurend in beter schap toe. Zijn toestand is bepaald gun stig, het voornemen bestaat om in den loop dezer week Utrecbt te verlaten en zich naar Amsterdam te begeven om dan, zoo alles gunstig blijft, in de vol gende maand, in deze gemeente terug te komen. Op kleine schaal! Gelijk bekend is, wordt de oneerlijkheid van het mandarijnencorps door niets overtroffen. Maar toch schijnen er nog grenzen aan het geknoei te zijn, dat een mandarijn zelf begrijpt te ver te zijn gegaan, en daarom China achter zich laat. De Taotai van Tientsin, een opper- mandarijn, moest legerbehoeften en wa pens koopen. De man kocht 300.000 oude, slechte geweren tegen 2 tael per stuk, en 1 racht 9 tael per stuk in rekening. Het zaakje bracht hem 7% miljoen gul den op. Li Hung Chang heeft den man een paar muilperen gegeven, waarna deze verdween. Hoeveel van dat geld hi) met anderen heeft moeten deelen, wordt niet gemeld. De volksgeest in Noorwegen. De heer llugnues Le Roux geeft in la Nouvelle Revue eigenaardige staaltjes van den onafhankelijkheidszin der Noor wegers in zijne «Reisaanteekeningen" door het Scandinavisch schiereiland. Ohristiariia, zegt hij, maakt reeds bij het binnenkomen in de stad een, wat ik zou willen noemen, democratischen in druk, en deze wordt nog versterkt door de zeden van het volk. De koetsier, die u is komen opzoeken aan den trein, of bij de stoom!oot, om u naar een hotel te brengen, zal heel gul en familiaar uwe hand drukken, indien hij voldaan is over zijn drinkgeld. De »Zak-lolk", waaruit gij, em u te doen verstaan, de beginselen van een gesprek geleerd hebt, waarschuwt u, dat gij nooit iemand iets moet bevelen of op gebiedenden wijze toespreken, als gij wilt dat men u zal helpen. Een heer, die tegen een kellner zou durven zeggen «Breng mijn koffer naar boven 1" zou gevaar loopen beneden aan de trap te blijven staan, alleen met zijn koffer. Men moet zeggen: „Wilt u de goedheid hebben mijn koffer naar boven te brengen." Voer saa god wees zoo goed I dat is de tooverformule, die van den halstarigen Noor een gedienstig mensch maakl. Hier dient ge»n een den ander: men helpt elkaar. De eigenaar van een hotel zelf zal nooit aan zijne gasten ge lijk geven tegenover den kellner, dien men niet behandeld heeft met al de ach ting, welke men aan diens waardigheid i9 verplicht. Ik heb dienaangaande eens in een der voornaamste hotels van de hoofdstad van Noorwegen een merkwaar dig tooneeltje bijgewoond. Reizigeis, een weinig opgewonden door den wijn. vroe gen er op een Zondagavond champagne. De kellner antwoordde: «Neen, heeren, u hebt genoeg gedronken voor een Zondag." De gasten werden boos, wat niet on natuurlijk was. Een van hen zeide: «Wat vermeet jij je? Heb jij misschien te veel gedronken. Het gelaal van den kellnei werd lood al- purper, maar hij bleef kalm en zeide met waardigheid «Heeren, het is een onaangenaame zaak bediend te worden door iemand, die te veel heeft gedronken. Ik zal u niet meer bediened en niemand hier.,' Hij zette het drietal buiten de deur en de eigenaar dorst niet tusschenbeide komen. Hij wist bij ondervinding, di.t men het hem betaald zou hebben gezet; hij zou in de bediendenwereld geboycot als hij zijn knecht ongelijk had ge- Dit gevoel van onafhankelijkheid vindt men bij de bedienden zeiven terug. Zij houden heel vaak feestpartijen, o. a. bals, waarop zij elkander uitnoodigen. Zij gaan er ook maar heen, zonder hunne meesters te vragen Eene te Christiania wonende Erangaise vertelde o. a. aan den heer Le Roux, dat zij onlang hare vrouwelijke bediende, die naar zij meende, reeds te bed was, in de keuken vond, gedecolle teerd, met bloote armen en in een licht costuum. «Waar gaat gij heen?" vroeg de dame. «Naar het bal. «In dat costuum? Ik verbied het je." «Dat gaat u niet aan," luidde het kalme inaar niet booze antwoord. Als de bedienden zoo onafhankelijk zich gedragen, kan men begrijpen, hoe de werklieden en de boeien zijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 2