NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
BEL OEMONIO,
No. 90.
Zaterdag 10 November 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitkomst in de Toekomst.
F euilleton.
IMÏRSFBORTSfRICOURANT.
VOOB
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Bijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 j iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
J. Wijmenga. Bergum. v. d. Meulen 1894. 40 blz.
Als de «Oprechte Haarlemmer" soms
gebrek aan stof voor hare «sprankels"
mocht krijgen, dan kan zij een rijken
voorraad vinden in het boekje, welks
titel hierboven vermeld is. Wel wordt
«voor taal en spelling op enkele
punten minzaam onze welwillendheid
te hulp geroepen",, maar als wij een
gioote menigte drukfeilen en lap
sus calami met den mantel der wel
willendheid bedekt hebben, dan blijft
het boekje nog ruimschoots reden
geven, om het bij het onderwijzend per
soneel aan te bevelen als een uit
muntende kakographie. Dat het
boekje uit het Engelsch vertaald is,
behoeft voor iemand, die een beetje
Engelsch verstaat niet te worden
opgemerkt; de vertaler verstaat blijk
baar evenmin Engelsch als Hollandsch,
of wat nog waarschijnlijker is, want
aan een Hollander is bijna niet te
denken, omdat een leerling van de
l-gere school het in stijl en spelling
\an hem winnen zou, de vertaler
is een Engelschman, die pogingen
aanwendt om Hollandsch te schrijven.
In enkele aanhalingen zullen wij den
lezer straks een proefje geven, want
v,ij willen toch even bij den inhoud
van het boekje stilstaan, omdat het
een belangrijk onderwerp behandelt
n.l. niets minder dan de oplossing
van het groote sociale vraagstuk. Als
er iemand is, die in deze duistere
zaak licht meent te brengen, dan is
hij immers aanstonds van onze gre
tige oplettendheid verzekerd. Bij de
behandeling van des schrijvers ideeën
is het goed te denken aan hetgeen
de schrijver in zijne inleiding zegt:
«Als men de mogelijkheden van onze
toekomstige maatschappelijke ver
standhoudingen wil benaderen, moet
men zijne opmerkingskrachten tot
het uiterste opscherpen en alle par
tijzucht ter zijde leggen. Wanneer
men dat doen kan staat men ver
wonderd over de enge staathuishoud
kundige inzichten van onze politieke
mannen en hun bekrompen vakge
leerdheid, in Amerika zoowel als in
Europa. Onpraktische theoriën en
onbeschaamd schraapzuchtige begrip
pen van wat practiscir gaan
zijd bij zijd, als hoovaardige, pralende
verkwisting, buurman is van hart
verscheurende armoede en ellende."
Van Bellamy's «Het jaar 2000" zegt
de schrijver: «De praktische man be
groette het met smaad en beschouwde
het werk een gewrocht van een ver
ward verstand, een droombeeld, een
utopie. De proletariër (Hoeveel pro
letariërs zouden het boek wel gelezen
hebben, of er ook maar van gehoord
hebben?) over 't geheel onthaalde
het boek met gejuich, het boezemde
hem hoop in. De schrijver wil
echter geen valsche droombeelden bij
het publiek opwekken en zal in den
inhoud van zijn proefschrift «de dui
delijke (het on, dat voor dit woord
stond, moest volgens het lijstje van
errata wegvallenwaarom, is ons niet
recht duidelijkgeven, dat een bewijzen
vasteren regel wordt met den voor
uitgang der maatschappelijke ver
houdingen deze algemeene stelling
Ieder werkt met de eigenschappen
waarover hij beschikt en het geheel
onzer bemoeiingen brengt de balans
van den maatschappelijken schaal in
evenwicht, waar iedereen, die werkt
in zijn eigenbelang in het belang
werkt van iedereen en eigenbelang,
wordt door zijne eigene pogingen be
vorderd tot algemeen belang." Na
een uitstapje met den sneltrein op
historisch en sociaal gebied, waarbij
de schrijver merkwaardige ontdek
kingen doet b.v. deze, «dat het vaste
land van Europa van den nieuwen
tijd veel grooter werkzaamheid toont
te bezitten thans dan in de middel
eeuwen," en, «dat in de laatste 50
jaren nieuwe verschijnselen opduiken",
komt hij tot het resultaat: «dat de
vooruitgang der beschaving afhangt
van plaatsruimte voor haren om
vang en dat haar tijdperk van be
staan grooter wordt met dien om
vang," en «dat wij naar plaatsruimte
moeten omzien om door omvang tot
grootere beschaving te geraken.ge
lijk de rijke volkeren altijd hun toe
vlucht genomen hebben tot landver
huizing om hun rijkdom en macht
te uitbreiden," en dat wij «daar wij
nu het tijdperk zijn ingetreden, waar
nijverheid en handel het voertuig
worden van beschaving en vooruit
gang, hebben uit te zien naar de
coöperatie van kapitaal in handel en
nijverheid als de opsporer, voorlooper
en werkverschaller, in de uitbreiding
van maatschappelijken vooruitgang."
Het grootsche hoofdidee is dus »eene
kolonisatie op de grondslagen der
uitkomsten van de nieuwere weten
schappen."
«In het vervolg van zijn proef
schrift" zegt de schrijver hoe die
kolonisatie geschieden moet, en toont
tevens aan, «dat de uitbreiding van
maatschappelijke organisatie ook ver
gezeld gaat van een vermeerdering
en vertakking van bedrijven en dat
deze verschijnselen verder leiden tot
decentralisatie van het gouvernement
en tot de afschaffing van klasbevoor
rechtigingen in verhouding tot den
aanwas van kapitaal inlijving."
Het groote middel waardoor hij
landverhuizing naar «die landen vrij
van overlevering" wil overbrengen
is «de invoering van een verschillende
wijze van het bouwen van huizen en
steden." Zijn «uitlijn schets" over dit
onderwerp is te merkwaardig om niet
in haar geheel te worden meedege-
deeld.
„Stel u voor stalen of wellicht nickel of
aluminium balken van onafgebroken lengte
horizontaal opgehangen te worden aan ijze
ren touwwerk, omhoog gehouden door torens
of zware pilaren. Denk dat deze torens of
pilaren zwaar genoeg gebouwd zijn voor
veiligheid er geplaatst op afstanden die over
eenkomen met de lengte der langste blokken
onzer steden. Denk verder drie van deze
onafgebroken balkin boveu elkander ge
plaatst op 100 voet afstand en opgehangen
ieder bij een ijzeren touwwerk, welke door
zware pilaren op verschillende hoogten om
hoog gehouden. Laat drie rijen van deze
over elkander gehangen onafgebroken balken
evenwijdig naast elkander geplaatst worden
op 50 voet afstand van elkaar. Deze rijen
moeten muren worden, de middelste rij de
middelste muur, de anderen de uiterste
muren van waar het licht moet binnen drin
gen tot de middelste muur 50 voet diep
van iedere zijde. Vooronderstel voorts dat
de drie onderste balken 50 voet van den
grond geplaatst zijn en de anderen op 150
en 250 voet hoogte van deu grond. Deze
drie rijen van drie boven elkaDder geplaat
ste onafgebroken balken met hunne touw
werken en pilaren moeten het fondement
worden waaraan het geheele gebouw kan
worden gehangen. Men stelle zich voor nog
ter hoogte van 50 voet op de hoogste bal
ken te bouwen om een hoogte van 300 voet
te bereiken. Om nog op een andere wijze
onze toepassingen duidelijk te maken stelle
men zich voor drie bruggen zooals de Brook
lyn en New-York brug maar minder zwaar
gebouwd, over elkander geplaatst te zijn om
het geraamte van het gebouw te worden.
Dit gebouw kan men verlengen naar ver-
kiezing. Op de pilaren moet het "geheele
gebouw steunen. Het overige gedeelte met
uitzondering van de balken ten deele zou
hangende worden en daarin ligt het voordeel
van deze wijze van bouwen dat het lichter
wordt van constuctie dan de hedendaagsche
ijzeren gebouwen. De muren zouden moeten
gevormd worden door hangende nickel of
alumininm staven, en soortgelijke die de
hangeude kruizen om vierkante ruimten te
vormeu. Deze ruiten kunuen gevuld worden
met papier machd of glas naar gelang zij
muur of venster moeten voorstellen. Zoo
zou men met het bouweD van zware, lompe
steengebouwen kunnen eindigen.
Dit plan wordt nog verder uitge
werkt tot er verkregen worden «15
woningverdiepingen en 3 verdiepingen
voor rioolen, pijpen en electrische
draden, met zes zijstraten, drie aan
iedere zijde die overeen komen met
balkons in architectuur." De hoogs
verdiepingen en zijstraten worden
bereikt door spiraal-spoorwegen. De
stad zal er fraai uitzien, men heeft
er boulevaras zoo mooi als men maar
wenschen kan.
Ook de veranderingen der staat
huishoudkunde in de nieuwe landen
worden besproken.
De donamy, tot in bijzonderheden
beschreven, speelt in de nieuwe maat
schappij een groote rol; er is niets
te bedenken of het wordt door elec-
triciteit gedaan ook «ploegen en
andere boeren arbeid," en de dienst
boden stand verdwijnt. Tot beschaving
van menschen en vooral van de jeugd
geeft de schrijver een uitstekend
middel aan de hand. «Het reizen is
een grooten heschaver en vooral een
middel om de stormachtige jeugd voor
zelfbederf de behoeden." De schrijver
gaat ook de «gezondheidregelingen"
niet voorbij. Rioolstofïen kunnen in
reservoirs gegaarderd worden, van
de vloeistof gescheiden en gepakt
ter markt gezonden worden." Elec
trolysis speelt bij de stadsreiniging
een groote rol. De lezer zal zich nu
wel eenig denkbeeld kunnen vormen
van een stad in de toekomst; het
overige kan hij even goed als de schrij
ver er zelf wel bij phantaseeren, als
hij maar bedenkt, dat de «schedeleer-
kunde" ook een groote rol moet
spelen in de nieuwe maatschappij.
Na den vertaler verzekerd te heb
ben van onze dankbaarheid voor zijn
schoone vertaling, waardoor het «reeds
in Amerika verspreide hoofdidee" ook
voor ons niet nieuw meer is, besluiten
wij met de schitterende slotwoorden
van het boekje.
«Het Caucasische ras scheurde hetN. Ame-
rikaansuhe vaste land van de wilde beesten
en roodhuiden en gaf het aan de beschaving.
Hij hakte de bosschen om en bebouwde de
groote oppervlakte van dat land, bespren
kelde het met groote steden en weefde een
net van spoorwegen over hare groote opper
vlakte, en dat enkel met de handen. Zal
datzelfde ras de beste overblijvende deelen
der wereld een prooi laten voor kruipend
ongedierte, terwijl millioenen van zijn ruede-
UIT HET FRANSCH.
12) Nauwelijks had zij de naald tusschen
de vingers genomen of de hoefslagen
van een paard in de nabijheid, deden
haar het hoofd opheffen en het be
gonnen borduurwerk in haar boe
zem verbergen. Zij bemerkte Regina,
die zooeven de vallei was binnen
gerend, en haar paard op het gras deed
huppelen, op gevaar af van het te ver
trappen.
Regina sprong vlug op den grond, liet
het paard het gras tusschen de rotsen
afweiden, en liep naar Alma toe om haar
te omhelzen,
«01 wat een mooie ruiker I" zeide zij,
de bloemen bekijkeode.
«Dien heb ik voor u geplukt," ant
woordde Alma.
Regina nam vroolijk den ruiker aan;
vervolgens, na eenige oogenblikken, be
gon ze er aan te plukken. Zij haalde er
eerst eene bloem uit, toen eene tweede
en wierp ze in de beek, om ze dooi den
stroom mede te zien voeren. Zij stak
eene andere aan haar hoed, eene vierde
aan haar keurslijf, eene andere aan het
hoofdstel van haar paard, en gaf het de
andere te eten.
«Mijn arme ruiker I" zeide Alma.
«01 mijn hemel, dat is waar!" riep
Regina uit.
Beide begonnen hard te lachen,
hoewel Alma in het diepst van haar
gemoed eene onverklaarbare droefheid
gevoelde.
Het was misschien niet voor Re
gina dat zij die aardige bloemen ge
plukt had.
«Hebt gij Mario niet ontmoet?" vroeg
de amazone met eene geveinsde onver
schilligheid.
«Neenl" antwoordde Alma. «Hij was
op het fort toen ik vertrokken ben."
«Ik had herr. toch gisteren avond ge
zegd dat ik stellig een ritje te paard
door de bergen zou doen."
Alma bloosde.
«Gij moet hem dit niet verwijten,"
zeide zij, «onze oom Andrea zal hem
uitgezonden hebben om de schildwachten
af te lossen."
«Wellwel!" mompelde de
amazone; «gij verontschuldigt hem al
tijd."
Alma bloosde nog sterker; toen zeide
zij om het gesprek eene andere wending
te geven:
«Weet gij het nieuws?"
«Welk nieuws vroeg Regina.
„Rel Demonio is dezen nacht in de
vlakte afgedaald."
„Zoo 1"
«En men kan van de hooge torens
de rookende puinhoopen van twee kastee-
len zien.
«Zoolzeide de amazone nog
eens.
Een levendiger rood verfde haar
wangen.
«Wie is die Bel Demonio toch vroeg
Alma zacht.
«Mario misschienantwoordde
Regina, lachende het hoofd afwen
dend.
«Mario I" herhaalde Alma levendig,
Mario! Dat is onmogelijk, zuster.
Mario is dapper maar hij is edel
moedig en goed."
De amazone beet zich op de lip
pen, terwijl zij met haar rijzweep op
de groene zoden harer behagelijke zit
plaats tikte.
«Deze Bel Demonio voert oorlog," zeide
zij, ziedaar alles. Een soldaat is
niet zoo teeder als eene vrouw
Maar ik hen wel dwaas over dit sprookje
te praten Bel Demonio is een
verdichtsel, een droom, een hersen
schim."
«Iedereen spreekt over hem."
«Iedereen I" zeide Regina op spotten-
den toon; «iedereen heeft hem in galop
de bergpaden af zien jagen met zijn
twaalf zwarte, in het wit gekleede Sara-
cijnen. IedereenHij glijdt als
een wervelwind in de stralen der maan
Iedereen! Maar wie zou hem in het
zonnelicht herkennen? Luister,
Alma," vervolgde de amazone, op de be
moste steen naast hare vriendin plaats
nemende, «ik geloof wel, dat Bel Demonio
niet zoo kwaad is als men zegt
Wanneer een kasteel verbrand, of eene
villa schatting moet betalen, dan is het
Bel Demonio. Altijd Bei Demonio
Ik geloof dat al de schurken der Abruz-
zen hem eer bewjjzen met hun mis
daden
«God geve het voor het heil zijner
ziel 1" zeide Alma.
«Arme zuster! vervolgde de
amazone, wier stem min of meer een
toon van beschermend medelijden aannam,
«gij zijt zeventien jaar oud, even als ik
en gij houdt u nog met niets bezig dan
met kindervertellingen. Jonge meisjes
hebben andere zorgen, zusterI jonge
meisjes der steden, te Napels, te Florence
te Spoleto zelfs, als gjj wist welke prach
tige feesten daar zjjn als gjj wist
hoe de muziek vervoert, hoe de lichten
u verblinden
„Men zou zeggen, dat gjj het wist,
Regina," viel Alma haar glimlachend in
de rede.
Nu was het Regina's beurt om te
blozen.
«Ik! riep zij uit. «Helaas I ik ben
evenals gij een kleide wilde, die niets
gezien heeft maar ik luister naar hen
die het weten en ik droom
«Ha, gij droomt
«En mijn droomen zijn heerljjk I
Wanneer ik alleen rijd, op mijn Afri-
kaansche paardje, stel ik alles, wat men
my verteld heeft, in werking. Ik vertrek
's nachts, prachtig gekleed Spoleto
opent mij haar poorten Ik treed het
paleis der Santa-Fiore of de Vitelli's bin
nen. Wat een lichten I Wat een
diamanten I Welke mooie bloe
men! Welke bevallige vrouweD I en
wat staan die ridders, zuster, hun flu-
weelen en kanten kleederen goed!
De schoonste, de edelste komt naar my
toe, eo vraagt myne hand voor een
napolitaansch menuet. Iksladeoogen
neder het rood stijgt mij naar het
voorhoofd het rood van vergenoegen
zuster! Ik dans ik dans
en aan alle zijden om mij hoor ik stem
men van naijverige vrouwen en geest-