NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
BEL DEM0N10.
No. 2.
Zaterdag 5 Januari 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMERSFOaSTSClE COUMNT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 iiiAanden f 1.— Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
aovertentien:
Vail 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Woensdagavond werd ten Hove het
galabal gegeven, waarop ongeveer 1000
personen waren genoodigd.
De gewone invitatiën waren daartoe
uitgegaan. H. M. begaf zich omstreeks
half 10 uur naar de partij en verscheen
te kwart voor 10 in de groote zaal.
Het dansen is dadelijk na de intrede
van H. M. de Koningin-Regentes begon
nen. De koninklijke militaire kapel
voerde dansmuziek uit.
Na den eersten dans heeft H. M. zich
in de salons bewogen en verschillende
genoodigden aangesproken.
Er waren 2 buffetten in de galerij, een
in de zaal en een in den anderen vleu
gel van het paleis. H. M. verliet te kwart
vóór 12 uur de salons. Het ba! was te
middernacht afgeloopen.
De generaal Prins Dolgorouky eD
luitenant Dolgorouky vertrekken heden
van Den Haag naar Brussel, om zich bii
den Koning der Belgen van gelijke zen
ding te kwijten als hun bij ons Hof was
opgedragen.
De Rumeensche gezant en zijn secre
taris zijn naar Brussel teruggekeerd.
Een paleis voor de Stalen*
Generaal.
Naar aanleiding van het door den heer
Tu'ein Nolthenius geopperde denkbeeld
van de oude Ridileizaal op het Binnenhof
te 's-Gi avenhage lot een Eerezaal in te
richten, brengt het »Hbl." in herinnering,
dat al sedert 31 jaien in het «Staatsblad"
een wet slaat, welke de oprichting van
een ander grootsch gebouw beveelt,'t geen
echter nog altijd onuitgevoerd is gebleven.
Die wet, van 1 November 1863 (No.
129), bepaalt: »in overweging genomen,
dat het wenschelijk is bet grondwettig
verbond van Ons Stamhuis met het
Nederlandsche volk, waartoe de grond
slagen in November en December 1813
gelegd zijn, op een waardige wijze te
doen herdenken."
»Te 's-Gravenhage wordt voor de ver
gaderingen van de beide Kamers der
Staten-Generaal, een paleis van staats
wege opgericht."
Aan bet slot der wet, die Thorbecke's
medeteekening draagt als lijdelijk voor
zitter van den Ministerraad, wordt, gelijk
gebruikelijk is, gelan en bevolen »dat
alle ministerieele departementen, autori
teiten, collegiën en ambtenaren, wien
zulks aangaat, aan de nauwkeurige uit
voering de hand zullen houden."
Bijna het derde eener eeuw is verlo pen,
zonder dat zelfs een begin is gemaakt
met de nauwkeurige uitvoering.
Intusschen zijn de Koning, die de wet
uitvaardigde, en de Minister die haar
contrasigneerde, overleden; zijn er
niet minder dan 12 ministeries gekomen
en gegaan is het tweede keizerrijk
in Frankrjjk al bijna 35 jaren door de
republiek vervangen is evenlang het
nieuwe Duitsche Rijk gevestigd en onlangs
het paleis voor den Rijksdag te Berlijn
ingewijd, enz. enz. Maar het nieuwe
paleis voor de Nederlandsche Staten-
Geneiaal bestaat nog alleen op het papier,
in liet «Staatsblad."
De dninen aan onze kast.
De jongste stormen hebben tenminste
dit nut gehad, dat opnieuw de aandacht
is gevestigd op de natuurlijke borstwe
ring van cns land aan de Noordzeekust,
onze duinen, wier plotselinge afneming
reeds menig oprecht Nederlander ernstig
bezorgd heeft gemaakt voor liet behoud
van een deel van ons dierbaar vaderland.
Dr. H. Blink te Nieuwer-Amstel, die
op zijn beurt dit «ernstig vraagpunt van
onzen tijd" in de »N. R. Ct. behandelt,
wijst er met recht op, dat de voorstelling
uit de jeugd, als zouden de duinen langs
onze kust zich landwaarts verplaat
sen niet geheel juist en het bovenal de
afslag der duinen aan de zeekust is,
welke de strandlijn en buitenduinvoet
landwaarts verplaatst en welke het duin
in breedte doet afnemen, zonder het duin
verplaatst wordt.
De geschiedenis der duingrens van Ne
derland wijst over het geheel op een
afneming der kust. Niet alleen bij den
jongsten storm, ma r gedurende meer dan
10 eeuwen is er van tijd tot tijd hevige
afslag van duinen geconstateerd.
En ook buiten en behalve die hevige
calastiophen, die in enkele oogenblikken
het duin een of meer meter in breedte
doen verminderen, schuurt de Noordzee
met haar getijdenstroomen, die door den
westenwind tegen het land gedrukt wor
den, alsmede met de windgolven voort
durend langs de Nederlandsche kust, om
ook in normale jaren zonder bjjzondere
stormen deze te doen afnemen. Meer en
meer bedreigt de zee van het westen ons
land, en de oogen dieren geopend te
worden om den vijandelijken nabuur tot
staan te brengenniet alleen tegen de
strijdkrachten uit het oosten en het zui
den, ook legen die der natuur uit het
westen hebben wij ons te wapenen.
En om aan te toonen, dat het waar
schuwen tegen de dreigende Noordzee
niet voorbarig is, deelt dr. Blink beleen
er. andër mede uit de geschiedenis der
afneming van onze kust, uit welke inte
ressante bijzonderheden wij slechts een
greep kunnen doen, waarom wij ons
bepalen tot Scheveningen, dal ook in de
laatste dagen weer zoo zwaar geteisterd is.
In het jaar 1470 werd het strand te
Scheveningen zoo geweldig door de golven
aangetast, dat de kerk, welke er toen
stond, wel 2000 schreden ver in zee ge
raakte, en het dorp meer dan de helft
van zijn huizen verloor. De historieschrijver
vermeldt er bij, dat het dorp door de
ongelukken op zee en andere"oorzaken
zoodanig ontvolkt was, dat men er niet
rneer dan 190 personen telde, van welke
40 moesten gaan bedelen.
Vreeselijk werd Scheveningen nog weder
bedreied in 1530 (5 Nov.), in 1538 toen
de zeewering weer voor een deel werd
weggeslagen, in 1548 en in 1551, toen
zelfs 50 huizen wegsloegen. Doch de ver
schrikkelijkste eu gevaarlijkste vloed was
die van Allerheiligendag 1570. Daarbij
werden niet alleen een groot aantal hui
zen omvergerukt, maar het aeheele strand
vóór het dorp werd van gedaante veran
derd. De huizen, welke eerst aan den
zeekant en tusschen de zee en de kerk
stonden, spoelden weg of werden vernield
de kerk, welke achter alle huizen gebouwd
was, geraakte daardoor aan den zeekant,
waar zij nog staat. Junius deelt mede,
dat 120 huizen bij dien vloed vernield
werden.
Wat hier van Scheveningen wordt ge
zegd, kan met eenige variatie van bijna
alle plaatsen aan de Noordzee, blijkens
de oude kronieken, worden getuigd. Slaat
men een blik op hetgeen de meer nauw
keurige onderzoekingen van deze eeuw
ons omtrent de geschiedenis der Neder
landsche kustlijn leeren, dan blijkt uit
de strandmetingen, welke sedert 1843
in Noord-Holland en sedert 1857 in Zuid-
Holland geregeld plaats vinden, dat van
1857 tot 1890 lanes de kust van Zuid-
Holland de duinvoet gemiddeld 7.23 M.
is afgenomen, m. a. w.: in 1857 lag de
duinvoet 7.23 M. verder westwaarts dan
in 1890. Dit cijfer wijst het gemiddelde
aan. Langs de kust van Noord-Holland
was van 1843 tot 1891 de duingrens
aan zee gemiddeld 15.68 M. landwaarts
verplaatst. Ziedaar cijfers die spreken.
En wanneer de metingen voor 1894 ver
richt zijn, zal blijken, dat op dit oogen-
blik het resultaat nog veel treuriger is
dan wat wij boven mededeelden.
Dr Blink besluit zijn zeer actueel arti
kel met een opwekking, om de oogen
niet te sluiten voor het dreigend gevaar
en te handelen voor het te laat is.
Hij zegt:
De geschiedenis onzer duinkust, is,
zooals uit het bovenstaande blijkt, de
tragische historie van het wijken voor
eee vijand. Nu met geweldige slagen,
dan kalm en schijnbaar zonder bedoe
ling, tast toch voortdurend de zee onze
stranden aan, en dringt de kustlijn ver
der landwaarts. Volgens een niet te
hoog geraamde berekening, zou er sedert
den aanvang ODzer jaartelling langs de
kust ongeveer 150,006 H.A. lands door
de zee verzwolgen zijn. En de historie
der laatste dagen leert ons, dat het pro
ces der afneming, hetwelk eeuwen ge
duurd heeft, nog niet ten onze vuordeele
veranderd is.
Mag men dien toestand aldus rustig
aanzien? Mag men de wateren laten
voortwoekei en tot de laatste sporen der
natuurlijke verdediging van ons land tegen
de zee verdwenen zijn? Bij Westkapelle
bij Delfland, in de Hondsbossche vindt
men reeds kostbare dijkwerken tusschen
de duinen. Doch zou het niet verstan
diger zijn de duinen beter te beschermen
en te verzekeren, vóór de zee deze ge
heel heeft weggeslagen?
Bij de firma J. L. Beijers te Utrecht
verschenen de eerste nummers van Beijers'
Tooneelbibliolheek, onder redactie van
jhr. Mr. H. Smissaert en H. P. L. C. de
Kruyff Jr., met een inleidend woord van
Prof. Dr. A. G. v. Hamel.
Deze hoogleeraar, hoofdbestuurder van
het Nederlandsch Tooneelverbond, schrijft
in zijn vooi woord tot deze uitgave o. a.:
«Voor wien Gij uwe «Tooneelbiblio
lheek" bestemt? Zeker niet alleen voor
hen, die de tooneelspeelkunst werkelijk
verstaan
Laat mij hopen dat bovenal zij, die
deze hooge, zooveel omvattende kunst
willenleeren, de afleveringen uwer uitgave
ter hand zullen nemen. En, ik moet
bekennen, ge schrikt dergelijke spelers
niet af.
Mogen niet alleen de tallooze rederij
kerskamers en liefhebberijtooneelen van
Nederland, maar welhaast ook de direc
ties onzer beste schouwburgen zich het
recht van opvoering uwer bijdragen
betwisten."
De monologen en stukjes, opgenomen
in deze eerste serie, munten uit door
beschaafden toon en vluggen dialoog. Zij
zijn alle oorspronkelijk en geven, zoowel
wat he. aantal dramatis personae als
wat hun meer of minder komischen,
soms in het kluchtige overgaauden,
grondtoon betreft, keuze in verschillend
genre en voor verschillend aantal personen.
De heer Willem van Zuylen heeft reeds
zijn voornemen te kennen gegeven in
dit winterseizoen het meerendeel der
monologen voortedragen.
Bovendien heeft de redactie van velen
onzer bekende Nederlaodsche tooneel-
schrijvers blijken van instemming met
haar doel ontvangen en hebben reeds
nu enkelen dier schrijvers hunne mede
werking toegezegd tot welslagen van deze
nationale verzameling van echte Neder-
lanJsche Tooneelstukjes, voornamelijk ten
behoeve van dilettanten.
Deze Tooneelbibliolheek zal veischjjnen
in seriën van 6 nummers welke tezamen
hoogstens 18 vel druks zullen vormen,
a 20 ets. per vel.
In 1894 werden 3856 vreemdelingen
zonder middel van bestaan over de grenzen
verwijderd.
Het bestuur der «Vereeniging tot
vereenvoudiging van onze spelling en
verbuiging" zal binnenkort de definitieve
voorstellen tot vereenvoudiging pnblicee-
ren. Zooals de commissie nogmaals in
herinnering brengt, is het haar doel het
stelsel-De Vries en Te Winkel te vereen
voudigen en de spelling meer in overeen
stemming te brengen met de beschaafde
uitspraak. Het bestuur is thans samen
gesteld uit ae heeren dr. T. Buitenrust
28 UIT HET FRANSCH.
«Op zekeren avond knielde Lucre-
zia, bij bet flauwe licht eener half
uitgedoofde lamp, achter een gordijn
en bad met gevouwen handen voor den
stervende.
«Toen haar gebed geëindigd was, stond
zij op en naderde het bed. Het gebed
had eensklaps haar vrees en voorgevoel
doen bedaren, maar toen zij bij het bed
was gekomen, en haar beminde bleek en
bewegenloos uitgestrekt zag liggen,
maakte een plotselinge angst zich van haar
meester, het zweet parelde op haar voor
hoofd en zij uitte een gesmoorden
kreet.
«Het scheen haar toe, dat Beppo
niet meer zag en niet meer adem
haalde.
»Zy liep verschrikt naar de lamp,
greep ze met bevende hand en plaat
ste haar met verwrongen gelaat bij
Beppo.
«Maar deze bewoog zich niet meer.
Zjj legde hare hand op zijn lippen; hjj
ademde niet meer!
«Zij legde de hand op zijn hart het
klopte niet meer I
«Zij riep hem verscheiden malen
bij zijn naam, maar Beppo antwoordde
niet!
«Hij was doodl
«Toen, zonder éen kreet te uiten
zonder éen zucht te slaken, liet zij zich
op de knieën vallen bjj haar verloofde
en bad.
Toen, als had zij in hare wanhoop
zeiven eensklaps de kracht en den moed
herkregen, die haar tot nog toe ont
braken, stond zij met zekere statigheid
op, boeg zich voor een oogenblik over
het bed, en bevende als eene maagd, die
de slaapkamer binnen treedt, zeide zij
met ernstige stem
«O Beppo I toen gij leefdet, heb ik
nooit een kus op uw lippen gedrukt, de
dood vereenigt wat het leven scheiddel
O Beppo I mijn verloofde, mijn echtgenoot
ontvang dan dezen kus, en dat God onze
vereeniging zegenel"
«Alzoo sprekende boog zij zich over
het lijk en drukte haar lippen op Beppo's
koude en bleeke lippen.
«Het was haar eerste huwelijks
nacht I"
«Toen de arme vrouw zweeg, zag zij
Alma aan, die snikte.
«Goede Alma!" zeide zij, door haar
tiauen heen, glimlachende, «ik dank u
voor uw medelijden. Lucrezia was het
waardig, geloof mij."
«En wat werd er van haar?" vroeg
het jonge meisje, haar tranen afwis-
schende.
«Beppo rust op een klein kerkhof iD
de Calabriesche bergen, in de schaduw
van een laurier, op de helling van een
heuvel, die op de zee ziet."
«Maar Lucrezia?"
«OLucrezia, dat is eene treurige ge
schiedenis toen de arme vrouw haar
verloofde verloren had, herinnerde zij
zich, dat zij een kind had en zij kwam
in het land terug dat zij verlaten had
om Beppo te volgen. Zij dwaalde van
stad tot stad, elk jaar naar het graf van
Beppo gaande om daar te weenen dik
wijls zelfs naderde zij Spoleto en trok
de Abruzzen over, maar de vrees voor
haar broeder verhinderde haar lang in
het land te blijven, ofschoon de moeder
leefde, die bij baar was herboren, haar
er gedurig naar toe dreef."
>01 waarom heb ik die vrouw niet
gekend I" hernam Alma, «ik zou met
haar geweend hebben, want zij is
wel ongelukkig geweest, en ik ge
voel dat ik van baar zou hebben ge
houden I"
De zwarte vrouw luisterde naar deze
woorden van Alma met een onbe
schrijfelijk genoegen; haar lippen waren
half geopend, zij strekte de armen
naar het jonge meisje uit. Op het
laatste woord van Alma, liet zij zich aan
haar voeten vellen, en haar knieën om
helzende:
«Bemin mjj dan, hemelsche engel!"
riep zij uit, met eene stem vol liefde
en hartstocht want ik ben Lucrezia I"
«Arme vrouw! sprak het jonge meisje
haar aan hare borst drukkende.
Zij hielden elkander voor een oogen
blik weenende omarmd en konden niet
spreken.
«Maar gij hadt eene dochter?" vroeg
Alma, zich zacht uit de omarming der
armi- vrouw losmakende.
>0 I een zacht en bekoorlijk kind, dat
nu van uw leeftijd zou zijn," antwoordde
Lucrezia «maar waar is zjj, zou
mijn hart haar herkennen als ik haar
ontmoette I 01 dit God mij licht geve en
dat ik mij niet bedrogen heb
«Hebt gij baar dan gezien?"
»Ja."
«Is het lang geleden
«Eenige weken slechts."
«Welnu/" zeide Alma met een be
koorlijken lach, «gij zult ze bier brengen
niet waar? Ik wil baar zien, haar ken
nen, en zoo gij waarlijk vertrouwen in
mij stelt en mij liefheb), zult gij haar op
het kasteel laten komen. Ik ben er al
leen en treurig Zij zal mij meer
dan eene gezellin zijn; het is reeds
zoolang, dat ik eene zuster behoefl"
Lucrezia luisterde, bewogen en be
vend. zonder te spreken, zonder er
om te denken haar te antwoorden;
maar op het oogenblik, dat Alma ver
der wilde gaan, deed zich het schal
len der jachttrompetten, het geblaf der
honden en het getrappel der paarden
hooren.
«De jagers!" zeide Lucrezia ver
schrikt.
Zij wierp op Alma een laatsten blik
vol droefheid en teederheid, en toen
het geluid meer en meer naderde, vluchtte
zij, zich van struik tot struik ver
bergende.
Alma stond op hare beurt op en
bereikte den oever van het moeras,
waar zij Mercedes vond, die baar onge
rust zocht.
Onderwijl kwamen de jagers het bosch
uit, men hoorde in de vette deu markies
de Santa Fiore roepen.
«Hou vori I"
Dat wildej zeggen, dat het zwjjn zich
omkeerde.
Inderdaad, hel zwijn kwam eensklaps