nuiuwE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
Nieuwe Geweren en Schillen.
No. 19.
Woensdag 6 Maart 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 UiAHiidcn f Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T, SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De geweren-kwestie is door de
commissie van rapporteurs voldoende
voorbereid geacht en zal dus weldra
in de Kamer aan de orde zijn. Wij
zullen dan getuigen zijn van een
tournooi van militaire specialiteiten
waarbij niet-militaire specialiteiten,
als zijnde in de meerderheid, den
uitslag in hun macht hebben, en
waarbij tot prijs gesteld is eenige
millioenen, te betalen door de ge
heele natie. Die natie zal echter het
ofler gaarne brengen, want zij wenscht,
dat hare voorvechters, hare zonen,
mochten zij eenmaal tegenover een
vijand gesteld worden, niet ook door
hun bewapening in de minderheid
zullen zijn. De kwestie zal dus voor
namelijk hierover loopen welk nieuw
model-wapen zal worden aangeschaft.
Aantrekkelijk is het vooruitzicht niet,
dat wellicht over enkele jaren weer
dat nieuwe wapen zal verouderd zijn,
en weer een millioenen-vraag aan de
orde komtmaar zou een langer
uitstel hierom te verantwoorden zijn
Ja, als wij maar wisten dat de vrede
ietwat meer bestendig van duur wordt,
maar het kon wel eens niet zoo zijn,
en daarom is het beter op alle moge
lijkheden voorbereid te zijn. En zou
het geweer niet welhaast zijn vol
komenheid genaderd zijn Het kan
zijn, maar dan zijn wij niet aan een
eind; wellicht krijgen wij dan een
schildenkwestie. Er zal toch voortaan
steeds meer aandacht gewijd worden
aan de bescherming van den soldaat,
want zijn leven is wat waard, al is
die waarde in geld omgezet niet zoo
groot als van een oorlogsbodem. Het
Deensche leger zal schilden krijgen
wie weet welke proeven men te
Spandau neemt; ook in Frankrijk
wordt om schilden gevraagd. Uit een
opstel van kapitein Danrit deelen wij
het volgende mede. Eerst krijgen
wij een kleine geschiedenis van het
schild. Het schild was in de oudheid
een belangrijk wapen van den soldaat
de Franken huldigden hun hoofden
door verheffing op het schild die van
de Galliërs waren groot genoeg om
als kano's te dienen den Spartaan
maakte het verlies van zijn schild
eerlooskeer terug met of op uw
schild, zei de [Spartaansche moeder
tot haar zoon een muur van schilden
beschermde tegen den aanval. Zij
hadden allerlei vormen, en de stof
varieert tot in 't oneindige, van de
gouden schilden van koning Salomon
tot de met huiden overtrokken teenen
schilden der Assyriërs.
Bij de komst der vuurwapenen zijn
de schilden van het slagveld verdwe
nen en sedert heeft men, op weinig
uitzonderingen na, er niet meer aan
gedacht den soldaat op de oude ma
nier te beschutten. Napoleon I sloeg
weinig acht op de aanbiedingen van
uitvinders, hij mocht zijn mannen
niet zwaarder belasten, want juist in
de snelheid van beweging lag hun
groote kracht. En bovendien de ge
weren droegen niet meer dan 200
M een afstand die snel doorloopen
wordt. Dit laatste is thans zoo ge
heel anders; de uitwerking van het
geweervuur is zooveel grooter. En
het streven is in de gelederen van
den vijand even goede en evenveel
projectielen te werpen als men zelf
ontvangen zal, zonder dat er veel
middelen zijn tot dekking.
Een kapitein van de zouaven ver
vaardigde in 1868 een schild ter
groote van een man en bestand te
gen de kogels. Met een zeker aan
tal daarvan wilde hij het front en
de flanken van den troep dekken,
niet ieder soldaat had dan een noo-
dig. Zijn schild bestond uit twee
metalen platen, twee Meter hoog en
één breed. Tusschen de twee 3 m.M.
dikke platen was een afstand van
5 m.M.; drong de kogel door de eerste
plaat dan week hij af en werd zijn
kracht tot doorboren verminderd.
Proefnemingen bewezen, dat de ko
gel van het Lebel-geweer op veertig
M. een half stalen plaat van 4 m.M
dikte niet kan doorboren, dus nog
minder dat andere schild van 6 m.M.
Door het gebogen oppervlak wordt
het weerstandsvermogen nog aan
merkelijk vergroot. Op welke wijze
rnet die schilden van 25 K.G. ge-
manoevreerd wordt, beschrijft mijn
heer Danrit heel aardig, maar of dat
in de praktijk zoo gemakkelijk is?
Voor een jaar of drie heeft men
in Oostenrijk proeven genomen met
een compagnie-schild, een metalen
plaat van 8 a 10 M. lang en 2 M.
hoog, die op een wagen met vier
paarden voor den troep werd uitge
reden. De proeven zijn niet voort
gezet en hebben blijkbaar niet vol
daan. In 1886 bood de Fransche
generaal de R een dergelijk plan aan,
dat hij generaal Boulanger veel hij-
val vond, maar sedert is er niets van
vernomen.
In Duitschland heeft Dowe van
zich doen spreken, een oogenblik is
de uitvinder van het pantser tot de
wolken verheven, nu hoort men niet
van hem. Zijn kogelvrije pantser is
niet voldoende geblekenliet had
een dikte van 6 a 7 c M., was buig
zaam en woog vier K.G. per M.1,
maar bood op zelfs 600 M. geen
weerstand aan de kogels. Dowe is
weer aan het zoeken gegaan, na hem
is Beindl met een pantser voor den
dag gekomen, en of dit nu goed zal
zijn Al wordt eindelijk een deugde
lijk pantser gevonden, dan is alleen
nog maar de borst beschermd. Mijn
heer Danrit heeft daarom meer idee
voor een schild. Hij stelt voor een
schild, bestaande uit een gebogen
stalen plaat, 1,1 M. hoog, 45 c.M.
breed en 4 m.M. dik, met een ge
wicht van een 10 K.G. Met aluminium
heeft men een kleiner gewicht en
grooter weerstandsvermogen. Op
transportwagens kunnen die schilden
worden meegevoerd. Uitvoerig wordt
op het gebruik en het nut van zulke
schilden gewezen en ten slotte wordt
de meening weerlegd, alsof het on
waardig zou zijn zich van zulke voor
behoedmiddelen te bedienen. Uit
voorbeelden, ook uit den oorlog van
'70, laat hij zien hoe mannen van
naarn er niets onwaardigs in gezien
hebben.
De minister van binnenlandsche
zaken heeft aan de Gedep. Staten der
provinciën de volgende aanschrijving
gericht
«Met verwijzing naar de beraadsla
gingen in de Eerste Kamer in haar ver
gadering van 1 Februaii 1895 bij de
behandeling der wetsontwerpen tot voor
ziening in de regeling en het bestuur
van de huishouding der gemeenten Op-
sterland en Weslstellirgweif, heb ik de
eer u mede te deelen, dal ik mii voorstel
voortaan, te beginnen met 1896, als
regel te doen gelden, dat omtrent de
toekenning van subsidiën aan gemeenten
in de kosten harer huishouding en in de
gewone kosten van het lager onderwijs
geen beslissing zal worden genomen, zoo
lang niet de gemeeritebegrooting is goed
gekeurd.
De minister van financiën heeft in het
wetsontwerp betreffende de heffing van
invoel rechten naar de waarde der goe
deren bij nota nog twee wijzingen itige
steld.
De eerste strekt om de schadevergoeding
voor door den aangever ondeivonden
oponthoud der goederen te bepalen op
ten hoogste 15 pCt. van de waarde der
opgehouden goederen, mits over de vraag
in hoever termen tot vergoeding hestaao
en over het hedrag vooraf inlichting zij
gegeven door den aangever of zijn
gemachtigde en een door den directeur
der invoe'i echten aangewezen persoon
De iweede verandeiing heeft ten doel
om overeenkomstig liet reeds doir de
commissie van rapporteurs gedane voor
stel, in de wet de bepaling op te nemen
dal zij binnen vier jaar wordt herzien.
Op Woensdag 13 dezer zal te
's-Gravenhage een conferentie worden
ehouden tusschen den Raad van Toezicht
op de Spoorwegdiensten en de verschillende
spoorwegmaatschappijen tot bespreking
van de a. s. zomerdienstregeling.
De Louikok-decoratiëii.
Naar de Java-Bode met zekerheid ver
neemt, zijn de voordrachten tot belooning
van hen, die zich op Lombok hebben
onderscheiden, nog steeds bij het depar
tement van oorlog in behandeling en kan
het nog geruimen tijd duren, eer zij der
regeering worden aangeboden.
Te Utrecht is opgericht een Bond
van conducteurs der brievenmalen, ten
doel hebbende de belangen der leden te
bevorderen o. a. door het verstrekken
van een uilkeering bij ziekte. Het hoofd
bestuur is te Utrecht gevestigd.
Heide-ontginuing.
In de Pr. Ass. Ct. publiceert de heer
Jules van Hasselt eenige brieven over
het systeem Bertels. Aan de heeren J.
Meursing te Nieuwbuinen, H. J. Knigge
Hz., H. Pott, beiden te Stadskanaal, en
W. Schimmel te Barneveld, allen navol
gers van Bertels had hij de volgende vra
ger. gesteld.
1. Heeft u op uwe boerderij goede
resultuten verkiegen door het systeem-
Beitels, hel verbouwen van eroenvoeder-
gewassen (rogge, lupinen, reuzenspurrie
en seriadella) en het bewaren boven den
grond, zoogenaamd persen, in te voeren?
*2. Op welke soort grond wordt door
u liet groenvoeder verbouwd?
3. Wat is de gemiddelde bruto op
brengst het afgeloopen jaai vin ae ge
wassen per hectaie geweest?
4. Hoeveel ging ei door verdamping
en uitvloeiing verloren?
5. Hoeveel stuks groot vee kunt u
door toepassing van Bertels' systeem per
hectare gerekend het heele jaar door
voeden
6. Gebruikt u bij dit persvoeder ook
nog kracluvceder, zoo ja, welke soort en
hoeveel per koe?
De antwoorden daarop ontvangen luid
den alleszins gunstig voor het systeem-
Bertels, dat volgens den heer Van Has
selt dan ook eeu oi-keer op landbouw
gebied zal teweeg brengen.
NAAR HET HOOGDUITSCH.
DOOR
J. G. v. d. V.
«Gij zijt een schurk I"
Met een woedend gebaar greep Willem
naar zijn geweer. Ook zijn tegenstander
maakte dezelfde beweging. Beide man
nen stonden met bliksemende oogen te
genover elkaar, zonder zich te verroeren.
Plotseling wierp Willem zijn wapen op
den giond. Hij wilde geen bloedvergieten.
Ook de houtvester kwum tot bezinning.
Was de man, die voor hem stond, werkelijk
geen wilddief? Hij had iets openhartigs
in zijn gelaatstrekken. Maar dat bedreigen
met een geweer moest gewroken worden.
Met een ruk wierp de houtvester zijn
geweer op het mos, om zich vervolgens
op Willem te werpen. Hij wilde hem
onder de knie krijgen. Doch plotseling
viel hij achterover. Het mes, dat Willem
bjj zich had, en waarvan hij zich onmid-
delijk bediende, drong in de borst vao
den aanvaller.
Willem stond als door den bliksem
getroffen, nik een moordenaar! O!"
stamelde hij in vertwijfeling entiacbtte.
nedergeknield, het bloed van zijn slacht
offer te stelpen.
Hulp, waar kan ik hulp bekomen?"
roept hij opstaande. Hij vliegt naar eene
hoogte en ziet dat de stad op een afstand
van vijftig schreden lag. Hij snelt derwaarts.
Doch de stralen zijn ledig. Het heilige
feest hield allen in hunne woningen. Slechts
twee of drie mannen stonden voor een
aanplakbord de afkondigingen te lezen.
Willem voegt zich bij hen en hoort hen
lezen, dat de straf, gesteld op het ver
wonden van iemand met een mes, in al
hare gestrengheid zal toegepast worden,
daar in den laatslen tijd verscheidene
vechtpartijen tot zware verwondingen
aanleiding gegeven hadden. Hij ziet en
hoort nu niets meer. «De houtvester
ligt gewond onder de denneboomen I"
roept hij den mannen toe. «Redt en
helpt hem I" Toen, als door furieën voort-
gezweept, ijlt hij huiswaarts. De mannen
zagen hem verwonderd na en gingen het
bosch in.
Marie stond aan het venster en zag
naar de kerstboomen, die achter de ruiten
der buren prjjkteD. De deur vloog eens
klaps open en Willem stormde naar binnen.
«Komt gij eindelijk en hebt gij een
kerstboom medegebracht?" vroeg zij hem.
Doch zij trad spoedig schuw ter zijde.
«Een kerstboom Ha ha ha, de politie I"
«Wat zegt ge toch?"
«Wij hebben gevochten, de houtvester
en ik. Ik heb hem doodgestoken!"
«Gij raaskalt I"
«Nauwelijks weet ik, hoe het geschied
is, en toch is het waarheid. Het scheen,
dat hij mij verdacht. Ik ontmoette hem
en een ongelukkig toeval deed het overige.
Nu ben ik zijn moordenaar!"
«Willem
«Hoor, komen zij daar niet, om mij
te halen I De wet zal in al hare streng
heid op mij toegepast werden. Het tucht
huis
«Neen Willem 1" riep zij hartstochtelijk,
«vlucht, ver van hier. Ik zal voor ons
kind en mij wel het brood verdienen.
Ik ben de oorzaak van uw ongeluk. Ik
moet alles trachten goed te maken. Maar
gij moet vluchten I"
«Waarheen
«Waar gij in veiligheid zijl!"
De ongelukkige streek met de hand
over het voorhoofd.
Hij dacht na. Plotseling sprong hij op.
Buiten klonken voetstappen. Ook Marie
juisterde. Zouden zij komen?
Doch neen, nog niet. Het was een
troepje kinderen, die naar ouder gewoonte
door de straten liepen, een kerstlied
zingende. Het schoone lied door wel
luidende stemmen gezongen, klonk als
eeu engelenkoor. De troep kwam voorbij,
een der kinderen zong en het koor viel in
«Vom Himmel hoch, da komm Ich
her
Het schijnsel der kaarsen, die de kin
deren in hunne handen droegen, verlichtte
een gedeelte der kamer, waar beiden
zaten. In de groote vogelkooi een
voorwerp, dat zij medegenomen hadden,
toen zij van het bosch naar de stad
vertrokken waren, begon een goud
vink met heldere stem «Die Wacht am
Rhein" te fluiten. De andere vogels
zongen mede, ieder zijne eigen wijs.
Plotseling sprong Willem op. «Ik weet
het," riep hij op vasten toon, «ik ga met
de vogels het land in, misschien naar
Amerika."
Zoo gezegd, zoo gedaan I
In een oogenblik hing de kooi, goed
toegedekt, op zijn rug.
«Neem het weekloon, het laatste I"
fluisterde zijne vrouw.
Nog eene omhelzing en hij verdween
in de duisternis.
De nacht verdween, de morgen brak
aan. Aan het bed van een slapend kind
lag eene doodsbleeke vrouw op hare
knieën. Buiten begonnen de klokken ie
luiden. Daar openden zich voor de eerste
maal de lippen der ongelukkige. «Heer,
vergeef ons onze schulden!" kwam he-
vend over hare lippen. Heele tranen
rolden over hare wangen op het bed
van den kleine. Ach, zij gevoelde maar
al te wel, wat zij misdreven had.
II.
Eer de winter voor goed voorbij was,
was de jonge vrouw voor de tweede
maal moeder geworden. Met de jongge
borene in de armen knielde zij aan het
bedje van den eerstgeborene neder en
deed de gelofte, dat zij voor beide kin
deren moeder en vader te gelijk zou zijn.
Maar ach, het brood der vrouw is
groot als een noot en hard als een steen.
En toch moest de harde steen nog twee
hongerige kinderen voeden.
Haar besluit was spoedig genomen.
Toen de zomer aanbrak, gaf zij beide
kinderen tegen eene kleine vergoeding
en een groot godsloon aan eene arme,
maar medelijdende nicht ter verzorging
en trok zelve als houthandelaarster zwaar
beladen door de dorpen van den omtrek.
Verder verkocht zij lepels, kammen, spel-