nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
m.
UTRECHT EN GELDERLAND
No. 20.
Zaterdag 9 Maart 1895.
Vier-eo-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG
Aan onze aeachte abonaés.
Gemengd Nieuws.
F euilleton.
AMEHSFOO
HE CBDHAIilT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke^ Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ingevolge belofte geven wij in dit
nummer wederom een Prijsraadsel
in den vorm eener REBUS. Aan de
goede oplossingen daarvan zijn ditmaal
verbonden 4 prijzen, n.l
1. DE VOLLEDIGE ARABISCHE
VERTELLINGEN VAN DE 1001 NACHT,
eene handelswaarde vertegenwoordigende
van Twee-en-twiiitig gulden vijftig
cent.
2. GOUDEN KETENEN, oorspronke
lijke roman door Prinses Elsa. 2 deelen
in prachtband ter waarde van f 5.50.
3. E. SCHÖJEN. De Zweedsche Nach
tegaal. Gebonden a f d.50.
4. CLAUDIUS. Klimopbladeren. Ge
bonden f 1.90.
Alleen abonnés hebben het recht hunne
oplossingen in te zenden. Zij die zich nu
abonneeren kunnen mededingen en ont
vangen daarenboven de deze maand nog
te verschijnen nummers gratis.
Oplossingen worden n gpwacht aan ons
bureau Vrijdag 15 Maart a.s. De namen
der prijswinners zullen in het nummer
van a.s. Zaterdag worden bekend gemaakt.
De Administratie.
Het is een onloochenbaar feit, dat
het den boerenstand gedurende de laat
ste jaren slecht gaat. Niet het minst is
hieraan schuld de sluiting der Duitsche
en Belgische grenzen voor ons vee. Het
is daarom van zeer veel belang eens te
hooren, wat een dei grootste en invloed
rijkste veefokkers van Noord-Duitschland,
de heer Nathusius daaromtrent zegt. Li
onderstaand artikel voorkomende in de
Deutsche Landwirlhschaf lliche Presse
geeft hij op zakelijke wijze zijn meening
weer. Wij meenen onzen lezers ten plat
ten lande geen ondienst te doen met dit
artikel in zijn geheel over te nemen. Het
luidt a's volgt:
Sedert maanden hopen met mij tal
rijke landbouwers der provincie Saksen
en van de geheele monarchie tevergeefs
op eene beschikking der regeering, die
ons den invoel van vee uit Nederland
weer mogelijk maakt.
Blijli de grens nog allijd daarom ge
sloten, omdat de longziekte n Nederland
over eene groote uitgestrektheid heerscht,
hetgeen mij onbekend is, dan is tegen
dezen maatregel niets in te brengen is
dit echter niet het geval, zyn hier andere
redenen van invloed, wat ik wel moet
aannemen, zoo zou ik hier willen wijzen
op de gevaren en verliezenwelke deze
sluiting der grenzen aan de Duitsche
veefokkers veroorzaakt I
Ik houd n.!. de opvatting, dat onze
fokkers door het sluiten der grenzen
zouden worden bevoordeeld, omdat ze
nu in de gelegenheid zijn, hunne dieren
duurder te verkoopen, voor eene zeer
koitzichtige. Onze veestapel, die toch
voor vetreweg 't grootste deel uit Ne-
derlandsch resp. uit kruising met Neder-
landsch vee bestaat, tenminste in Noord
en zelfs in Midden-Duitschland, zal, wat de
melkopbrengst betreft, teruggaan zoodra
niet langer veel frisch fokmateriaal uit
Nederland wordt gehaald.
De zoo buitengewoon hooge melkop
brengst van dit ras is eene eigenschap,
welke veroorzaakt is door 't vochtige
zeeklimaat en de gunstige werking daar
van op de vette weilanden eene eigen
schap die teruggaat, zoodra deze voor
waarden niet meer bestaan, eri die wel
in zeer hooge male teruggaat, zoodra
niet door dikwijls hei haalde bloedver-
nieuwing met dieren uit de kustlanden,
deze nadeelige gevolgen worden tegen
gewerkt. Dit is immers een bekende
zaak, die alle fokkers en veehouders
reeds tot hun schade ondervonden zullen
hebben.
't Vooiuitzicht onzer fokkers, om hoo-
gere prijzen voor huri fok. resp. melkvee
te bedingen dooi 't sluiten der grenzen
voor Nederland, wordt daarom duur ge
kocht; ze zullen later zelf nog op den
invoer uit Nederland aandringen, wanneer
de melkopbrengst van hun vee van be-
teekenis is achteruitgegaan tot hun eigen
schade en tot schade van den geheelen
Duitschen lar.dbouw.
Nu zou men kunnen tegenwerpen, dat
de noodige bloedvernieuwing ook door
't gebruik maden van in Duitschland ge
borene en opgefokte dieren kan geschie
den; het zou ook immers beter zijn, wan
neer de hieraan besteedde kosten niet
naur het buitenland gingen. Dit is echter
helaas een dwaling, want er zijn aan de
Duitsche Noordzeekust maar weinig di
stricten, die even goed vee als Nederland
voortbrengen, en het betrekkelijk geringe
aantal van de uit deze streken ter verkoop
aangeboden dieren voldoet in de verte
niet aan de vraag.
De landen aan de Duitsche Oostzeekust
komen hier niet in uanmetking, want
daar ontbreekt het eigenlijke zeeklimaat
in de vette weiden.
Voor die landbouwers, welke hun vee
stapel door aankoop aanvullen, is 'l slui
ten der grenzen voor Nederland juist nu
reeds een zeer veel nadeel berokkenende
maatregel, en er zijn toch een zeer groot
aantal landgoederen, wier gesteltheid
geen winstgevende fokkerij van melkvee
toelaat, daar er geen weiden zyn, de
lichte erondsoort geen of niet genoeg
veevoeder produceert en geen weidegang
bestaat, zonder welke het fokken van
goed melkvee onmogelijk is.
Werkelijk goede melkkoeieD zijn thans
zoo hoog in prijs, dat deze tot de prijzen
der zuivelproducten in geenu verhouding
staat; ik spreek helaas bij ervaring: vroe
ger ontving ik m»jn melkvee meeslai-uit
Nederland, zeer tot voordeel van mijne
naburige collega's, die voor zoover zij
fokkerij dreven, bijua alle kalveren, tegen
prijzen van 450 tot 480 mark per koe,
vun mij kochten. Ik zelf had buitenge
woon hooge melkopbrengsten (o.a. waren
bij het laatst ontvangen transport 4
melkkoeieD, die gemiddeld 30 liter melk
per stuk gaved) en de veestapel mijner
buren verbeterde in hooge mate door de
kalveren der uit Nederland ontvangen
fokkoeien.
Thans reeds vei mindert de melkop
brengst aanzienlijk, ik ben genoodzaakt
voor inlandskh vee, dal gemiddeld veel
lichter is, dan het Nederlandsche, 400
tot 4'Jo mark te betalen en dit geeft in
het gunstigste geval i/3 minder melk. De
proeven, die ik voeger met zoogenaamde
Hollanders, gefokt in Oostpruisen, nam,
alsmede met vee uit de Wilstermarsch,
Angelen, enz. zou ik, met bet oog op de
verkregen resultaten, niet graag willen
herhalen.
In den vorigen herfst was ik in Oost
friesland en heb daar vee gekocht, waar
mee ik, wal de melkopbrengst betreft,
tamelijk tevreden ben, ik heb echter
prijzen moeten besteden, waardoor mijne
veehouderij volkomen onrentabel geworden
is Sedert de Ned rlandsche grenzen
geslulen zijn, is de vraag naar Oostfriesch
vee zoo groot, dat op verre na niet in
de behoefte kan worden vooizien. Naar
mij aldaar door bevoegde personen
(marsgebende Persönlichkeiten) verzekerd
werd, is de voortdurende sluiting der
Hollandsche grenzen ook voor de Oost-
Friesche veehouders niet voordeelig, ten
eerste, omdat door de hooge prijzen veel
te veel vee wordt verkocht, en ten tweede,
omdat ze niet in staat zijn, jong vee uit
Nederland in te voeren, zooals tol dusver
dikwijls plaats had, om de stallen en het
weideland te voorzien.
Al mijne collega's, die in dezen met
mij van dezelfde meening zijn, worden
derhalvedririgend uitgenoodigd, de opening
der Nederlandsche grenzen met alle
mogelijke middelen trachten te bewerk
stellingen.
J. von Nathusius.
Hundisburg.
Over Tljl UileuHpiegel.
Het snaaksche boek, dat eeuwen lang
in Duitschland en ook in ons land bet
meest gezochte volksboek bleef: «De lot
gevallen van Tijl Uilenspiegel," is in de
laatste jaren wat op den achtergrond
geraakt.
Men heeft er lang over getwist, of
Tijl Uilenspiegel werkelijk heeft best ian
of niet. Voor onze lezers, die er gaarne
iets meer van weten, dan velen tegen
woordig doen, geven wij liet volgende
uit een reisverhaal van voor pl. m. 30
jaar.
«Ten Noorden van Buchen richt zich
de weg naar Lubeck. Daar langs komt
men het stadje Mölln voorbij, dat waardig
is, er een korten tijd te vertoeven. De
roode huisjes met huil puntgevels ver
dringen zich als het ware rondom de
Kerk en het Stadhuis die den rug van
een heuvel innemen. Men zegt dat de
snaaksche Tijl Uilenspiegel hier gestorven
en op het kerkhof links van de kerk
deur begraven is. Er ligt althans een
grafzerk, waarvan het opschrift thans
niet meer te lezen is, maar geluid moet
hebben Anno 1350 is deze steen g
houwenTijl Uilenspiegel licht hier
rechtop begraven. Men kon er nog alleen
een uil op herkennen met een spiegel
naast hem, ofschoon hij er vioeger op
moet zijn voorgesteld geweest met een
gepluimden hoed op het hoofd en een
spiegel in de hand, naast een mand vol
uilen. Het tweede gedeelte van het op
schrift zinspeelt op de omstandigheid,
dat bij de begrafenis het touw brak,
waardoor de kist in het graf overeind
kwam te staan. Op het stadhuis bewaart
men het groote eri kleine pantser van
den «ouden heer," zooals de Möllr.ers
Uilenspiegel noemden, benevens zijn
houten drinkkan, die hy met zulk een
nauwe opening liet vervaardigen, dat de
neus van den drinker er overheen moest
stekenhij had dit zoo besteld, omdat
men van hem uitstrooide, dat hij den
neus altijd in den kan had.
Schotel schrijft het volgende over Uilen
spiegel. «In weerwil van de nauwkeu
rigste nasporingen is het nog niet beslist
of Uilenspiegel al of niet heeft geleefd.
Die het eerste stellen, beroepen zich op
zijn grafzerk te Mölln, niet ver van Lu
beck met een uil, spiegel en dit opschrift
(volgens de lezing van Hoffmann von
Fallersleben): tAnno 1320 is dat stein
opgehaven unde Ulenspiegel leit dar un
der begraven. Marcket wel ude dencket
dranalsook op zijn beeldtenis en borst
harnas aldaar bewaard, en allerlei tradi
ties nopens hem in omloop. De Vlamingers
betwisten echter het bezit van Uilenspie
gels graf aan de Duitschers. Aan den
ingang der kerk te Damme toch ontdekte
men een zerk met het beeld van een
wijsgeer, zittende voor een lessenaar,
hebbende aan zijn zijde den vogel van
Minerva, 't zinnebeeld van waakzaamheid
en wijsheid. Daar nu de steen uitge
sleten was, zag men den lessenaar voor
een spiegel aan, en voegde daarbij den
naam van den vogel, en vond eindelijk
den naam Uilenspiegel. Anderen meen
den in het half-uitgesleten doodshoofd op
de zerk een uil te zien, en lazen voor
de woordendat is uwen spiegel, onder
hel doodshoofd „dit is Uilenspiegel."
Wie was nu de ware Uilenspiegel? Er
zijn twee Uilenspiegels geweest, vader en
zoon de vader Claes ThyI, te Knesse-
laere (een buurt nabij Brugge) geboren,
er, te Damme in 1300 gestorven de zoon,
«das Vorbild aller Schalksnarren der
spatern Zeil," in 1350 te Mölln overleden
en begraven.
Toen men later ontdekte, dat genoemde
grafsteen te Damme het stof van den
beroemden Jacob van Maerlant bedekte
aarzelde men niet dezer, met den Vlaam-
schen Uilenspiegel voor denzelfden per-
naar het hoogdu1tsch.
door
J. G. v. d. V.
(SLOT.)
Met innerlijke ontroering vouwde den
predikant den brief toe. Duidelijke spo
ren van tranen waren op het blad te
zien. Nu, hy kon goede berichten zenden.
De houtvester was, na eene zware krank
heid, gelukkig geheel hersteld. Eene ge
rechtelijke vervolging zou waarschijnlijk
wel niet plaats hebben, als Willem terug
kwam. Ook over het lot van vrouw en
kroost kon de predikant hem geruststel
len. Maar hij was menschenkenner ge
noeg, om niet te weten, dat de school
van het lijden voor Willem en zijne
vrouw eene goede school was. Daarom
schreef hij dat Willem het in het vreemde
land nog eenigeD tijd moest uithouden,
e° van beproeving, dien God in
zijne wijsheid aan de zwakke menschen
oplegt, geduldig en zonder morren ver
dragen moest,
Vier jaren waren sinds dien noodlotti-
gen Kerstavond voorbijgegaan Het was
weder winter en tevens de laatste dag
van het jaar. De avond begon te vallen.
Alles was doodstil in den omtrek van
het stadje. De weinige vogels hadden
hunne warme nesten opgezocht. Slechts
een eenzame, ongezellige specht zat tegen
een boomstam en woelde met zijn snavel
iD den bast van den boom. Docb ook
deze werd verdreven door de naderende
schreden van een man, die met groote
stappen naar de stad ging. Zijn baard
gaf hem een voorkomen, dat niet met de
werkelijkheid overeenkwam. De weinige
lieden, die hy ontmoette, groette hij niet
hoewel zij hem een «zalig uileinde" toe-
wenscluen. Overigens kenden zij den
baardigen man niet.
Toen hij den straatweg bereikt had,
stond hij stil. Daar lag de kerk met de
pastorie neen, de man sloeg een zij
weg in en wendde zich naar eene rij
kleine huizen, die ter zijde van de hoofd
straat lag. Spoedig stond hij voor het
kleinste huis. Door de bevroreD ruiten
zag hij [een lichtje branden. Nieuwsgie
rig tuurde hij tusschen de gordijnijes en
daarna trad hij binnen. Werktuigelijk
zocht hij naar een klopper, maar deze
was niet te vinden' Hy moest zijn knok-
keligen vinger gebruiken.
«Binnen I" riep eene zachte kinder
stem.
In het kamertje zaten by het zwakke
licht van een olielampje vijf kinderen in
den ouderdom v n 13 tot 4 jaar. Zij
sneden kleine voorwerpen uit hout. De
dertienjarige knaap was de meester, de
overigen waren zijne leerlingen. De ar
beidende kinderen zagen den binnentre
dende!) man verwonderd aan. Was hij
misschien zoo dachten zij iemand
die geschenken bracht, omdat het mor
gen nieuwjaarsdag was?
De man moest nog wat wachten, voor
de persoon thuis kwam, naar wie hij
vroeg. Hij deed het ook van zelf; spra
keloos, als was hij van eene lange wan
deling vermoeid zette [hij zich op eene
bank neder. Hij zag daarbij niet al de
kinderen, maar slechts een blonden
krullebol in het gezicht.
«Hoe heet gij?" vroeg hij den knaap.
«Willem, Willem Roth."
«En deze?" vroeg hij verder op een
jongeren knaap wyzende, die dezelfde
trekken had als de aangesprokene.
«Kent ge mijn broeder Koenraad
niet?"
«En waar is zij uwe moeder?"
hernam hij.
«Op het land Iantwoordde de knaap.
«Maar zij komt van avond tjrug. Zij
zal chocolade en suiker medebrengen,
omdat het heden oudejaarsavond is. Voor
mij
Dsar ging de deui open. De moeder
van de drie andere kinderen trad binnen.
Verwonderd zag zij den baardigen man
aan. Mogelijk was het een arme hout
hakker, die zich een weinig verwarmde.
Zelfs in de hut van een arme weigert
men zoo iets niet.
De man stond op en trad in hel
licht.
«Goeden avond nicht Lena!" zeide hij
koelweg.
«Zijt gij het, neef Roth?" riep de
vrouw verbaasd uit. «Kinderen uw vader
uit Amerika is teruggekomen."
De beide kinderen zetten groote oogen
op en lieten verschrikt de houtjes uit de
handen vallen. Doch Koenraad riep
spoedig:
«Hoort gij het, vader is over het groote
water gekomen. Wij hebben ook een
vader 1"
«Ja, een vader I"
De man had zijn jongste kind reeds
lang op zijn knie gezet; tranen rolden
uit zijne oogen en vielen op het hoofd
zijner oudste. Ook de nicht veegde de
oogen af.
Een uur later trad een gebogen ge
stalte het kleine huisje binnen. Het was
Marie de zwaar beproefde gade van
den zwaar beproefden man. De beide
echtgenooten, die lang gescheiden, maar
dooi de school van het lijden gelouterd
waren vielen in elkanders armen. Hier
schiet de pen te kort, om dit tooneel
weer te geven.
En op dien oudejaarsavond was het
feest in de kleine woning, een feest,
waarover de engelen zich verheugden.
En toen de torenklok twaalf uur sloeg
en het nieuwe jaar aankondigde, sprak
Willem met diep gevoel tot zijn vrouw,
zijne nicht en de kinderen: «Laten wij
vertrouwen en arbeiden en onzen plicht
doen. Die hooger wil gaan, Jan hij kan,
valt spoedig. Moge het nieuwe jaar door
Gods goedheid veel bijdragen tot ons ge
luk. En bedenken wij steeds, dat wat Hij
doet, welgedaan is!"
Den volgenden dag begaf Willem zich,
van den predikant vergezeld, naar den
houtvester. Deze ontving hen vriende
lijk, verzocht Willem over het verledene
te zwijgen en noodigde hem uit, een en
ander over Amerika te vertellen. Door
zijne voorspraak kreeg de teruggekeerde