NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND Gemengd Nieuws. SLAilSSE. No. 25. Woensdag 27 Maart 1895. Vier-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG W ZATERDAG BINNENLAND. Feuilleton. e AMEBSFDOBTSCIE COU VOOR abonnementsprijs: fer 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts drieynaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het gevolg van H.H. M.M. de Ko ninginnen tijdens Haar verblijf in de provincie Limburg zal samengesteld zijn als volgt: baronnesse van Harderbroek van 's Heeraartsberg en Bergambacht, geb. gravin Van Limburg Slirum, groot meesteres van H. M de Koningin-Regen tes; jorikvrouwe F. L. M. van de Poll, sur-intendante der opvoeding van H. M. de Koningin; E. G. baronesse Van It- tersum, Ie hofdame van H. M. de Ko ningin-Regentes; miss. Sgxton Winter, Engelsche gouvernante van H. M. de Koningin; mevr. Kreusler, lectrice van H. M. de Koningin-Regentes; C. M. F. graaf Du Monceau, adjudant-generaal, chef van het Militair Huis van H. M. de Koningin jhr. J. M. F. de Ranitz, kamer heer van H. M. de Koningin, part. secre taris van H. M. de Koningin-Regentes; H. W. J. E. baron Taets van Amerongen, kamerheer van H. M. de Koningin,; C. A. baron Bentinck, adjudant i. b. d. en lste stalmeester van H. M. de Koningin; jhr. W. F. H. van de Poll, majoor-adju dant van H. M. de Koningin; jhr. mr. P. H. Gevers Deynoot, directeur van 'l Kabinet der Koningin, en F. W. J. Lou don, le luitenant ordonnans-officier van H. M. de Koningin. In de Gemeentestem deelt iemand mede, dat in zijne gemeente eenige per sonen sedert een paar jaren aangeslagen in den hoofdei, omslag zijn, doch deze pos ten worden door den deurwaarder jaar op jaar als oninbaar verklaard, alléén omdat die personen op kamers wonen en betaling weigeren met de opmerking; «ge doet mij toch niets". Zoodoende, zegt de inzender, komen personen die best kunnen betalen, vrij en gaat van het prestige van den gem.- ontvanger veel verloren, en hij voegt daaraan toe: Gaarne vernam ik daarom op welke manier genoemde personen tot betaling kunnen worden genoodzaakt. Is u met mij van gevoelen dat, indien de deurwaarder gaat opschrijven en de huis heer beweert dat sommige der opge schreven voorwerpen niet aan den com mensaal maar aan hem toebehooren, de ambtenaar kan volstaan met te zeggen: dat hij (de huisheer) dan eerst maar moet bewijzen dat het zijn eigendom is? Anders zal bij overeenkomst tusschen commensaal en huisheer niets aan den eerste en alles aan den tweede behooren, weshalve men nooit iets zou hebben om in beslag te nemen. In antwoord daarop schrijft de redac tie van De Gemeentestem De belasting van kamerbewoners be hoeft lang niet altijd oninbaar verklaard te worden. Vooreerst kan men hun op hunne kamer een garnisaire zenden (of schoon hieromtrent verschil van gevoelens bestaat), maar bovendien staat de om standigheid, dat de nalatige op kamers woont, aan de executie van een even tueel dwangbevel niet in den weg. De deurwaarder is bevoegd alle voor werpen in de kamers van den belasting schuldige in beslag te nemen, en de be wijslast van aanspraken, die de huisheer beweert te hebben op goederen, in het beslag begrepen, rust alsdan, ingevolge art. 16 der wet van 22 Mei 1845 (Stbl. no 32) op dezen laatste. Door den minister van binnenland- sche zaken zijn aan tie gemeentebesturen afdrukken gevraagd van de bepalingen, ten doel hebbende, de gevaren van ont vlambaarheid te verminderen van petro leum, in den handel toegelaten en voor huishoudelijke doeleinden bestemd, als mede betreffende de prostitutie. Te Breda is de jaarlijks te beffen hoofdelijke omslag vastgesteld op een bediag van ten hoogste tachtigduizend gulden, met een verhooging van uiterst vijfentwintig ten honderd voor de aan slagen, die na de vaststelling van het primitief kohier in den loop van het jaar tot aanvulling noodzakelijk worden. Verder zijn van de belasting vrijgesteld degenen, wier inkomen geacht wordt minder dan f 400 te bedragen, terwijl van bet bedrag van eiken post voor den aanslag in de belasting als onbelastbaar inkomen wordt afgetrokken, en dus vrij gesteld van belasting, een bedrag van f300. I-onibok. De Indische bladen, die gisteren door de Hollandsche Mail aangebracht zijn, bevatten nog allerlei brieven en mede- deelingen omtrent het eiland, dat voor korten tijd in zoo ongewone mate de belangstelling trok. Het voornaamste lal'n wij hieronder volgen. De benoeming van Generaal Vetter tot commandeur der Militaire Willemsorde en van Generaal Gey Van Pittius tot commandeur der Orde van den Neder- landschen Leeuw, dus schrijft de Loc., is nog niet gevolgd door eenig blijk dat de verdere bijzondere belooningen, r.aar aanleiding der Lombok-expeditie te ver- leenen, spoedig zullen worden bekend gesteld, al weet men ook wie recht heb ben er de meeste aanspraak op te doen gelden, onder meer onze verdienstelijke commandant der tweede militaire af- deeling, Generaal Segov. Uit het gewoel der jongste bedrijven van het Nederl.-Indië leger, zijn ver scheidene heldenfiguren te voorschijn ge lreden op dien somberen achtergrond van verraad en voorlgezetten strijd, tee kenen zich helder en klaar daden af van den grootsten moed, de hoogste vader landsliefde, de meest verheven zelfop offering. Waarom zou gewacht worden den zonen des lands, die ginder toonden van het oud Nederland8che bloed te zijn, loten en twijgen en krachtige takken van den oud-Nederlandschen stam, te geven wat hun toekomt voor den zwaren arbeid, in ons aller naam verricht? Het schijnt niet veel wat wij voor her, doen kunnen, een ridderkruis is slechts een symbool van de hulde die zij zelf ver dienden waarom met dit teeken ge draald Nog steeds, schrijft liet «Soer.-Hand," worden te Ampenan wapenen door de bevolking aangebracht, waaronder eenige repeteergeweren, karabijnen en krissen. De pasar daar bestaal uit twee loodsen, doch veel bijzonders vindt men er niet; alleen wat vruchten, koekjes en andere lekkernijen, die voor Europeanen onge nietbaar zijn; een paar Chir.eezen ver- koopen er katoentjes. De vrouwen der Sasaks schijnen Diets bang te zijn voor de militairen, integendeel gaan zij zelfs met de Euro peanen vertrouwelijk om. Voor alle eventualiteiten gaat men op Ampenan steeds gewapend uit, d.w.z. met kapmes of sabel in de hand. Het verhoor Van den Rus Maligam duurt nog steeds voort. Gisteren, dus meldt liet Soer.-Hbl. van 22 Febr., onderging hij weer een langdurig verhoor. Natuurlijk wordt alles stipt geheim gehouden; toch lekt wel eens wat uit. Zoo moet het on derzoek er heen leiden om alle bijzonder heden betreffende den overval teTjikia Negara te weten te krijgen; vooits in hoever Goesti Djilantik daarin betrokken is en eindelijk, waar de overige schatten van den Radja van Lombok want men denkt, dat een gedeelte zijner rijk dommen verduisteid is zitten. M. is in de gevangenis nog steeds buiten acces. In het hospitaal te Soembaja, zoo le zen wij iü de Soer. Ct.. is 't voor de van Lombok geëvacueerde lijders nog allesbehalve coleur de rose, want dagelijks waart de doodsengel daar rond en decimeert op een verschrikkelijke wijze, wat van onze Lombok-troepen door de Balische kogels en lansen gespaard bleef. Nog twee kisten met pieciosa zijn van Lombok te Batavia aangebracht en bij 's lands kas in bewaring genomen. De taxatie der vorige bezending beloopt niet meer dan twee millioen. Dat ook in het leger de aanneming van de gewerenwei met bijval is verno men, kan hieruit blijken, dat de minister vaD oorlog na de aanneming van zijn wetsontwerp, van eenige koipscomman- danten telegrammen van gelukwensching ontving. Een zeldzaam luchtverschijnsel Zaterdagmiddag van 4 tot 5 uur, was er aan den noordwestelijken hemel een fraai gekleurde bijzon waar te nemen. Zooals men weet, ontstaat dit natuur verschijnsel door de breking der licht stralen van de zon door ijskristalietjes, die hoog in den dampkring zweven. Tan Renter. het agentschap maar van Niet Fritz. In den kring van vroolijke drinkers des avonds in den raadhuiskelder zijn fleschje te ledigen, was zijn lust en vreugde, een gewoonte echter, waarmede Lowsing, des dichters echlgenoote, niet ten onrechte niet bijzonder was ingenomen. En dat wisten zijn vrienden zeer goed. Wanneet Reuter dus 's avonds op den bepaalden tijd niet verscheen, werd iemand afgezonden om hem mede te brengen. Zoo geschiedde het ook op zekeren winteravond. De bode klopte omstreeks 9 uur aan de voordeur van des dichters woning. Een zeer luid, barsch en kwaadheid verradend nbinnenl" doet zich hooren en toen de vriend eenigzins bedeesd aan dit bevel voldeed, kwam hem de dichter tegemoet met een kandelaar met bran dende kaars in de hand en gekleed in een kamerjapon en niet veel anders meer. «Kan je in 't geheel niet, Frilz?" «Domkop" antwoordde de vertoornde dichter en wijst op zijnen ongekleeden sterfelijken mensch, «kan ik dan zóó over straat gaan?" «Neen; maar kleed je dan ook aan." «Aankleeden! kleed jij je eens aan als je vrouw je pak achter slot heeft en met de sleutels uitgegaan is!" De vriend begreep het nu en nam een kort besluit: hij haalde uit zijn woning een van zijn eigen pakken hij scheen beter voorzien dan Reuter waarmede de dichter gekleed werd en in triomf naar den raadliuiskelder gebracht, zoodat Lowsing's list was verijdeld! In Zuid-Italië en ook le Rome zijn zondag j.l. weer aardschokken gevoeld. Ernstige ongelukken werden daardoor niet veroorzaakt. Erger was de aard beving op Sicilië, waar vele tnenschen het leven veiloren. Een ving schilder. De markies de l'Eloiière, officier der musketiers ten tijde van koningin Anna, werd algemeen bewonderd wegens zijn opvallende schoonheid. Hij was de lieve ling der dames en zelf niet weinig trotsch op zijn gunstig en indrukwekkend uiterlijk. Op zekeien dag, toen hij in de kerk een mis bijwoonde, kwam hij door een toeval midden tusschen de opeengedrongen menigte. Plotseling werd hij zoo heftig in de zijde geduwd, dat hij zich verstoord omkeerde. «Och mijnheer" zei degeen, die achter hem stond, zoudt u zoo goed willen zijn Op een zoelen Juli-namiddag van het jaar 1870 spoorde ik met mijn bataljon door het hartje van Turingen. Het eind station van dien dagmarsch werd in den vooravond bereikt. Daar het stadje op gepropt met troepen was, zoo werd mijne kompagnie per spoortrein naar het her togelijk domein R. gedetacheerd, dat onge veer op een uur afstands lag. De rentmees ter van het domein, Otto P., was niet alleen een schoolkameraad, maar ook een krijgsmakker uit den oorlog van 1866 van mij geweest. Ik achtte het daarom een gelukkig lot midden in deze ont zettende spanning, die zich sedert den bevrijdingsoorlog, zoo niet meer, van het Duitsche volk had meester gemaakt, dat ik nog eens diep uit de borst mocht ademhalen, wellicht te midden van het idylische geluk van mijn vriend, wiens stille woning mijne verbeelding mij leven dig maalde. Otto was in den slag bij Königgratz aan mijne zijde gewond ge worden. Een kanonskogel bad hem den rechtervoet verbrijzeld. Nadat de ver bondene Oostenrijkers en Saksen het slagveld hadden ontruimd, was hij in Pruisische krijgsgevangenschap geraakt en opgenomen in het veldhospitaal te H. Na het sluiten van den vrede was hij met een geamputeerd, maar genezen been, hij, een nauwelijks 24 jarig jongeling, in zijne woonplaats in Turingen terug gekeerd, waar ook nog zijne moeder leefde. Door de relatie die zij aan hel hertogelijk hof te A. had werd hem de betrekking van rentmeester opgedragen. De tijdingen, die ik vari hem ontving, werden steeds schaarscher. Ik moest aannemen, dat de dappere, jonge en al gemeen geachte officier zich zijn ongeluk met bijzonder aantrok, maar zijn lot van de gunstigste zijde had opgenomen. Toen ik aan het hoofd mijner kompagnie langs den stofferigen landweg het hertogelijk domein naderde, werden de herinneringen bij mij steeds levendiger aan alles wat wij in onzen jongelingstijd te zaraen op de koninklijke kadettenschool hadden be leefd en trad het beeld van den vriend, zooals hij daar in den slag aan mijne zijde neerzonk, mij weer voor den geest. Dien braven, Duitschen jongen met zijn Italiaanschen naam, wiens donker schit terend oog en zuidelijke type sterk bij den kleinen blonden baard afstaken hetgeen trouwens door zijne afstamming zeer licht te verklaren viel hoopte ik thans tot een volwassen man te zien op gegroeid. Wellicht zelfs had dit dappere hart zich reeds eene keuze gedaan. Otto had zich vroeger steeds onthouden van al onze moedwillige jongensstreken. Er leefde in hem wei iets van de kunstenaars natuur zijns vaders, een Italiaansch schil der van éénigen naam. Idealist van het zuiverste water kon Otto bij het minste dubbelzinnige woord blozen als een jong meisje. Na den dood zijns vaders hechtte hij zich met dweepende hartelijkheid aan zijne moeder, die op eene karaktervorming van den zoon, volgens haar brieven, den «unstigsten invloed uitgeoefend moest hebben. Meester in alle ridderlijke kunsten, musicus en schilder, volmaakt edelman in zijn gedragingen, beschouwde hij met zekeien angst vrouwen en meisjes, die hij bij de eerste familiën in ons garni zoensplaatsje leerde kennen, van daar dat er geen gebrek bestond aan moedwillige plagerijen, wier mikpunt de met zoovele voortreffelijke hoedanigheden toegeruste jonge strjjder was. Men moest echter tot zijne eer erkennen dat hij de beste kameraad ter wereld was, die ten allen tijde bereid stond om met raad en daad hem bjj le staan, dien het water tot aan de lippen gekomen was. Mij viel het voorrecht van een intieme- ren omgang met Otto te beurt. Maar welk een diepen blik ik meermalen in zijn hart meende te kunnen slaan, toch bleef er nog steeds een geheimzinnig iels in zijn gansclie doen en laten over, 't welk mijne verbeelding vaak genoeg bezighield, een raadsel, dat ik te vergeefs trachtte op te lossen. Die trek van eene nooit vervulde begeerte, van eerie stille zwaarmoedigheid stond den beeldschoonen jongeling echter niet kwaad. En nu moest ik na jaren als een bom bij hem in huis vallen, bij hem, die mij wellicht een paar honderd mijlen in het Westen waande. Bij eene kromming van den straatweg zagen wij stil en vreedzaam in een nauw dal het dorp voor ons liggen, waar dezen nacht mijne kompagnie kwartier zou houden. Op eene daarachter gelegen hoogte verhief zich het hertogelijk slot met zijn uitgestrekte bijgebouwen en zijn prachtig park, in den vollen glans der ondergaande zon. Mijn manschappen waren thans goed bezorgd, ik mocht dus nu ook wel aan het genoegen van den avond gaan denken. Vol verwachting, hoe de ontmoeting met mijn vriend zoude wezen, wandelde ik den heuvel op, op welke het slot laguauweljjks was ik het portaal genaderd, of Otto kwam reeds zoo snel als zijn houten been hem dit veroorloofde, naar mij toe, en zijn houten kruk wegslingerende, wierp hij zich in mijn armen. Hier en ginder, aan den Rijn moet de hel wel zijn los gebroken, dat inen je weer eens te zien krijgt? Je bent een flinke kerel geworden, hoor, in den groolen Hexensalbach die nu begint, zal je je man, dunk mij, wel staan, waarvan onzen dans bij Munchen- gratz en Broblas maar een ouverture is geweest I Kom nu maar als een slank majoor uit Frankrijk terug en breng je eerste verlof bij ons door. Je ziet, dat men hier ook wel kan leven." Hij was nog de oude, trouwe jongen gebleven. Ik verwachtte nu elk oogenblik de dame des huizes, door zijne hartstoch telijke begroeting aangelokt, te zullen zien opdagen. Op mijne vraag of hij dan nog jonggezel was, kleurde zijn ge bruind, door een dichten vollen baard omgeven gezicht wel min of meer' maar hij beantwoordde mij mijne vraag be vestigend en bracht mij daarop na r het terras, 't welk uitzicht op den vijver gaf, en waar weldra een keurig souper uit de keuken van het slot werd opgediend. Zijne kamers lagen aan deze zijde der benedenverdieping, het waren aangename, vroolijke, met de meest mogelijke comfort gemeubeleerde vertiekken, waar slechts

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1895 | | pagina 1