Plaatselijke berichten.
om uw gelaat voor eenige minuten naar
de andere zijde te wenden?"
«Waarom dat, mijnheer
»Ik smeek u, laat mij daarop het ant
woord schuldig blijven."
«Maar dat vind ik toch vreemdzou
ik mijn gelaat in een bepaalde richting
wenden, zonder te weten waarom?"
«Het is een geheim, mijnheer 1"
«Geheim of niet, ik wil eerst de reden
weten."
«Welnu dan, mijnheer I Een schoone
jonge dame wenscht in stilte uw portret
te bezitten, en de schilder, die met de
uitvoering is belast, zit daar boven op
de galerij, links. Ik ben zijn helper en
hij gaf me daar juist het teeken, om
hem in de gelegenheid te stellen zijn
doel te bereiken."
De markies, die door deze woorden
niet weinig gevleid was, twijfelde in het
minst niet aan de waarheid van dit ver
haal, vooral tien hij werkelijk op de
aangeduide plaats een nel gekleed heer
zag zitten, die onafgebroken de oogen op
hein gericht hield, terwijl hij een stuk
papier en een teekenpen in de hand had.
Verblijd, dat hij alweer een hart ver
overd had, neemt de markies een waar
dige houding aan en blijft roerloos staan,
totdat ten laatste zijn buurman hem in
fluistert: nik bedank u vriendelijk' mijn
heer, voor uw welwillendheid I Laat ik u
niet langer ophouden. Het is gebeurd!
«Wel, mijnheer," antwoordde de mar
kies, dat noern ik vlug schilderen!"
De vreemde heer verliest zich spoedig
onder de menigte, de schilder zelf verlaat
de galerij, en de markies, die zijn kou ten
tabaksdoos uit den zak wil halen, vermist
niet alleen deze, maar ook beurs, horloge,
en doekspeld, ja, zelfs zijn hem de pas
sementen van den rok gesneden I Sluwe
zakkenrollers hadden zijn ijdelheid te
baat genomen om hem op een gemakke
lijke wijze te bestelen.
Een Ckineescbe proclamatie.
Generaal Wu, de bevelhebber der Chi-
neesche troepen te NiutChang heeft bij
de nadering van het vijandelijke leger
tot de Japansche soldaten een proclomatie
gericht, die wij merkwaardigheidshalve
in haar geheel laten volgen:
«Bijzondere proclamatie van Wu, kei
zerlijk assistent-commissaris van verdedi
ging, officier van den Eersten Knoop,
voorzitter van den Raad van Censoren
en gouverneur van Human:"
«In de laatste drie maanden heb ik
meer dan 50 bataljons soldaten van Hunan
voltallig gemaakt, hen grondig gedrild
en met magazijngeweren gewapend. Nu
ben ik gereed den vijand te geraoet te
trekken en zeker zullen binnen twee
maanden beslissende gevechten volgen.
«Maar hoe kunt gij Japanneezen, die
uitgeput zijt door ziekte en koude, stand
houden tegen mijn versche troepen?
Japanneezen, gij hebt jonge vrouwen en
kinderen te huis, die weenend met ver
langen uitzien naar uwen terugkeer; gij
zijt slechts de werktuigen van Otori; gij
zijt door de conscriptie gedwongen uwe
lichamen te maken tot kogelvangers.
Wanneer gij overwint, krijgen uw gene
raals allen lof en alle eer; wanneer gij
verslagen wordt, ontkomen zij, terwijl
gij, gewone soldaten, lijdt.
»Ik ben echter menschlievend van aard
en kan het denkbeeld niet verdragen
u der vernietiging te gemoet te zien
gaan in deze strenge koude, zonder dot
gij daaraan schuld hebt. Daarom, Ja
pansche soldaten, doe ik u kond, dat gij,
wanneer gij verslagen zijt en niet weet,
waarheen gij gaan moet, u steeds kunt
aanmelden bij de officieren, welke gij
vinden zult bij mijn bordjes, waarop te
lezen staat: «Geef u over en ontkom aan
den dood." Voor dezen dienst zullen in
het bijzonder de officieren uitgekozen
worden, die bekend zijn wegens hun
menschlievendheid en rechtvaardigheid.
Weip dan uw wapens neder en geef u
aan hen over. Gij zult in onze kam
pementen ontvangen worden, zult twee
maaltijden per dag krijgen en dezelfde
de levenschenkende geest, eene huisvrouw
ontbrak. Otto was mannelijker en schooner
geworden. Het geheim dat scheen ver
borgen te liggen in het geheele voorkomen
van dezen man, die ondanks zijn ver
minking, nog tot de schoonheden van
zijne sekse kor.de gerekend worden, zou
bij de stemming van dezen avond niet
langer blijven voortbestaan. De paielende
rijnwijn, die Otto mij onophoudelijk in
het dun geslepen glas schonk, zou ein
delijk eens het zege! van het stilzwijgen
verbreken.
«Nu, biecht eens op, "zeide ik tot
mijn vriend, toen de bedienden afgeno
men en ons van een paar nieuwe flesschen
voorzien hadden, «hoe heb ik het toch
met je, dat je met zulk eene vaste, winst
gevende betrekking en met een uiterlijk,
dat ondanks het houten been voor menig
meisjeshart nog gevaarlijker kan worden
dan van een gewone tweevoeter, nog
maar alt jjd niet met eene dochter des lauds
bent getrouwd? Ben je door den een of
andereu talisman tegen elke aanvechting
gevrijwaard? Allah, spreek op, oude jongen.
Als ik uit Frankrijk terugkeer, dan wil
ik de oogentroost van een lief, bevallig
vrouwtje, dat je vertroetelt, dat je afgo
disch bemint, niet missen."
Die Julinacht met haar heerlijk maan
licht als tot dweepen geschapen, deed
behandeling ondervinden als ons eigen
volk. U zal geen harden arbeid opge
dragen worden en wanneer de vrede her
steld zal zijn, zult gij in stoombooten
naar uw woningen en uw vrouwen en
kinderen teruggezonden worden.
>Ik zweer bij den hemel, de aarde en
de goden, dat ik mij aan deze woorden
zal houden, want deed ik dit niet, zou
ik mijzelf in mijn toekomstig leven be-
nadeelen. Maar als gij niet naar mijn
woorden wilt luisteren, laat ons dan
vechten tegen uw beste troepen. De
overwinning zal zijn aan de zijde der
beste soldaten. Mijn vijftienjarige onder
vinding geeft mij vertrouwen in de hoe
danigheid en bekwaamheid van mijn
troepen."
De Japansche soldaten hebben de wel
gemeende woorden van de Chineeschen
generaal niet opgevolgden ongetwij
feld uit schrik over dit feit, was generaal
Wu onder de eersten, die in het gevecht
bij Niut-Chang op de vlucht sloegen I
Sport onder bedelaars.
Onlangs is melding gemaakt van een
bedelaar in Twente, die zijn reizen met
een abonnementskaart maakte. Een ander
geval, nog merkwaardiger woidt thans
medegedeeld. Op den rijksweg van Go-
rincheiri zag men een man en vrouw op
een tandem zitten, om aldus zich van de
eene naar de andere gemeente te ver
plaatsen en er hun bedelaarsberoep uit
te oefenen.
De Nederlanders in Zuid-Afrika.
Te Johannesburg is het congres ge
houden van afgevaardigden der verschil
lende Nederlandsche Vereenigingen in
Zuid-Afrika. Er waren ongeveer 60 af
gevaardigden tegenwoordig. Het verslag
toonde een bloeienden staat van zaken
aan. Rechter Jorissen werd eenstemmig
tot president van het hoofdbestuur her
kozen en de heer A. Van Lennep secre
taris.
De heer van Lennep las een zeer be
langrijk opstel voor ovei de wenscheljjk-
heid van emigratie van Nederlanders naar
Zuid-Afrika. Eene lange discussie volgde,
en eindelijk werd op voorstel van rechter
Ameshofl besloten, het opstel in brochure
formaat te doen drukk- n, onder de leden
te verzoeken, opmerkingen en wijzigingen
voor te stellen. De goedgekeurde wijzi
gingen zullen dan in het opstel worden
opgenomen, waarna hij ter algemeene
informatie naar Nederland gezonden zal
worden.
Te Oldehove was de post vun bar
bier of «baardschrapper" door overlijden
vacant. Ten plaltelande stelt men aan
die kunst geen hooge eischen en aan
stonds vatten dan ook drie personen het
handwerk van den overledene op. Een
hunner beveelt zich op de volgende wijze
bij zijn dorpsgenooten uari
Wie zijn baard wil verkoopen,
Moet naar F. Wiegers heen loopen.
Het scheren, dat kon hij reeds lang,
Wees daarvoor maar niet bang;
En om het haarknippen te leeren,
Wil ik het eerst eens zes weken probeeren;
Daarvoor heeft men niet te betalen,
En kan men een pijp tabak toehalen.
Donderdagavond was de gemeente
Rozendaal in rep en roer. Twee kinde
ren van den heer D., vijf en zes jaar oud,
waren spoorloos verdwenen. Den gan-
schen avond en nacht werd gezocht, tot
zelfs in de naburige dorpen doch te ver
geefs. De politie mengde zich in de zaak
daar er sprake van was, dat de kleinen
door vreemdelingen waren ontvoerd. De
ouders waren radeloos en waanden hunne
kinderen reeds verloren
Wat was nu het geval? De twee klei
nen waren in de kerk geslopen en zijn
bij het sluiten door den koster niet op
gemerkt, zoodat zij alduar den nacht
hebben doorgebracht Bij het openen
der kerkdeuren lagen beiden nog in diepe
rust.
mjjn vriend zijne bekentenis gemakkelijk
vallen. Terwijl hij de glazen nogmaals
vulde en beteekenisvol met mij klonk,
reikte hij mij over de tafel de hand toe,
als wilde hij zich van mijn onverbreek
baar stilzwijgen verzekeren, ledigde ziin
glas en ving aan«Je weet het, vriendje
een roué ben ik nooit geweest. Het
hoofdstuk: Onteerde vrouwen, verleidde
meisjes, bedrogen echtgenooten en vaders
komt in mijn levensherinneringen niet
voor. En toch gaf ik mij van mijn eerste
jongelingsjaren aan de betoovering van
vrouwenschoonheid over, met al den gloed
van een zuidelijk temperament, met al
dedweepende oprechtheid van een Duitsch
gemoed, welke beiden het erfdeel waren
mijner ouders, den Itahaanschen schilder,
de Duitsche professorsdochter. In het
gevolg eener Duitsche vorstin was vader
over de Alpen getrokken. Zij had den
Italiaan met zijn ravenzwarte lokken, zijn
gloeiende oogen, met zijne innige melan
cholie over onvervulde kunstenaarsver-
wachlingen, de kosmopolitische schrander
heid en voorkomenheid van zijn wezen
leeren kennen en hoogachten. Hij was
haar onafscheidelijke gids en begeleider
door Rome's kunstwereld, door Napels
tuinen, door Sicilie's puinhoopen geweest.
De hooge vereering, met welke de jonge
kunstenaar opzag tot de iets oudere vor-
Neringlooze tijd,
Maar is er ooit een slechter tijd
Beleefd, dan dien wij nu beleven?
Waar dat men gaat, of waar men rijdt,
De nering schijnt den geest te geven.
De ambachtsman doet zijn beklag
En k>ijgt schiei hopelooze zinnen.
Wat eertijds goed te wezen placht,
Daar valt nu weinig mèe te winnen.
Een onzer lezers, die deze regelen aan
een boekje van 16 jaar geleden, ont
leende, zond ze ons, wijl hij er (en te
recht) een bewijs in zag, dat 't klagen
over den slechten tijd, niets nieuw9 is.
Amst. Crt.
Een bange nacht.
De jager F. Lomme te Loosdrecht
heeft van Dinsdag op Woensdag 1 Maart
een verschrikkelijker: nacht doorgebracht.
Om des morgens vroeg zoo moeelijk een
den te kunnen schieten, had hij zich reeds
des avonds riaar zijn hul begeven.
Gereed zjjnde tot het krieken van den
dageraad te gaan slapen, hoorde hij plot
seling het ijs in den Loosdrechtschen
polder met donderend geraas losraken en
zich in beweging stellen. Uit zijn hut
naar zijn boot vliegen was het werk van
een oogenblik, doch 't was reeds te laat.
Zijn boot was vernield.
Toen begon eene onafgebroken worste
ling tegen de scherpe ijsschotsen en het
water, van 's avonds halftwaalf tot des
morgens zes uur. Op een zoode een
klein drijvend eiland werd hij nu eens
door het water medegesleurd, dan door
het ijs voortgeduwd.
Gelukkig had hij zich aari een struik
kunnen vastklemmen. Halverwege in het
water hangende, gilde hij zoolang zijn
krachten hem dit veroorzaakten, doch
moest ook dit eindelijk staken. Eerst des
morgens te zes uur werd hij door den
visscher Van der Tol in zijn deernis-
waardigen toestand opgemerkt en gered.
Met als door priemen gestoken handen
en armen en verder aan verschillende
ledematen gekwetst, verstijfd van koude,
werd hij te huis gebracht. Tot laat in
den middag bleef hij bewusteloos. Thans
is de toestand, naar omstandigheden, vrij
bevredigend.
Een inspecteur van politie te Rot
terdam werd Zondag middag gewaar
schuwd dat zich in den theetuin van den
heer H. aan den Bergweg drie bekende
kwartjesvinders ophielden, die een paar
heeren in bun gezelschap hadden. Zich
derwaarts begevende, trof hij de drie
kwartjesvinders en twee Duitschers, bei
den juist uit Amerika teruggekeerd en
op reis Daar hun vaderland, in der, koe
pel aan. De Duitschers, die op het punt
stonden om met het kaartspel een kansje
te wagen, werden ingelicht in welk ge
zelschap zij zich eigenlijk bevonden. Hun
eerste werk was, zich te verwijderen uit
de nabijheid der gesignaleerden en, on
der dankbetuiging aan den politiebeambte,
met spoed stadwaarts terug te keeren.
Beiden waren ruim van geld voorzien.
Voor den tuin werd daarop een politie
agent geposteerd, om de woedende kwart
jesvinders bij het verlaten daarvar,
te volgen en zoo noodig tegen hen te
waarschuwen.
Door de heeren J. de Bruijn Zoon
wijnhandelaren te Rotterdam is aan de
gemeente aldaar aangeboden, om in het
archief geplaatst te worden, een wijnvat,
dat zooals de legende luidt, in den stren
gen winter van het jaar 1772 op de Maas
aldaar gekuipt werd. Op het vat is kunstig
gebeeldhouwd de geheele wijnoogst, ter
wijl op het sluithout de Mausgod rust.
Het vat heeft een inhoud van 22U0 liter.
In den historisch allegorischen optocht
op den 21 Mei 1874 bij gelegenheid van
het 25-jarig kroningsfeest van Koning
Willem III te Rotteidam gehouden, prijkte
het vat in de afdeeling Wijnhandel.
Zondagavond jl. is nabij onze kust
weder een stoute redding volbracht van
in nood verkeerende natuurgenooten, door
stelijke vrouw, die onophoudelijk leed
onder de slagen, welke het noodlot haar
had toegebracht, de kiesche opmerkzaam
heid, welke hij haar betoonde, en die
een bewijs was van zijn dankbaar gemoed;
de ideale gloed, welke in dit hart smeulde,
de vurige welbespraaktheid waarmede
Silvio haar alle wonderen der haar om
ringende natuur en alle kunstschatten van
den ouden en nieuwen tijd wist te ver
klaren, dit alles gaf eene hoogere vlucht
uan de rythmus van haar zieleleven, schonk
haar oog een voller en vroolijker glans
en deed over het edele en bleeke gelaat
van de doorluchtige dochter des hertogs
de rozengeur zweven eener tweede jeugd.
Of mijn vader destjjds wist, wat hij
geworden was voor dat trotsche, maar
niettemin fijngevoelige hart der vorstin?
Deels de teedere zorg eener moederlijke
vriendin, deels het geluk der beminnende
vrouw, die weet dat zij aangebeden
wordt, zonder bijoogmerken, zonder dat
hiertoe eerst eene bekentenis noodig was;
dit vermocht hem, die in de ziel wist te
lezen, meer dan éen der blikken verra
den met welke zij aan de bevallige
gestalte van haren cavalier hing de
opmerkzaamheid, met welke zij naar zijn
woorden luisterde, het genoegen, dat zij
scheen te ondervinden, telkens wanneer
hjj haar een kleinen dienst bewees. De
de bemanning van de Texelsche blazer
schuit van Jacob Kuiper Jz.
Terwijl een hevige storm in het Zuid-
Westen woedde en de zee geweldig over
de havenhoofden beukte en in wolken
schuim uiteenspatte, kwam een vreemd
vaartuig in 't gezicht, dat tegen de ele
menten worstelde en een noodvlag in top
had. In een oogwenk was het scheepje
voorbijgestormd, ten prooi aan het drei-
gendste gevaar.
Ofschoon 't volstrekt geen vaarbaar
weer was, maakte Jaap Kuiper toch zeil,
nadat hij kloeke jmaats had gevonden, om
hem bij het waagstuk behulpzaam te zijn.
Veilig kwam hij buiten de haven, doch
daar werd het vaartuigje keer op keer
door schuimende golven overstelpt. Toch
werd de tocht moedig vervolgd, en een
halfuur later was van 'geen der beide
scheepjes iets meer te zien.
Geen wonder, dat de betrekkingen der
kloeke redders in doodsangst den nacht
tegemoet gingen. De avond ging voorbij,
en de blazerschuit keerde niet terug.
Eindeljjk 's nachts twaalf uur, de
storm was toen gelukkig reeds veel be
daard keerde het huikje in de haven
weer.
Nog juist in tijds had zij de zwaar
gehavende visscherspink, die om hulp
seinde, bereikt. Zes personen, de op
varenden van de pink, had zij gered.
Het bomschip was door den storm zdó
zwaar gehavend, dat de bemanning niet
eens een anker durfde uitwerpen, uit
vrees dat het geheele vaartuig uiteen
zou worden gerukt.
Alle zeilen waren weggewaaid en de
pink was zwaar lek en ten deele vol
water. Toen de blazerschuit nabij de
bom kwam, was er nog zooveel wind,
dat zes personen noodig waren om het
zeil te strijken. De verongelukte pink
was de No. 4 van Egmond aan Zee «Drie
Gezusters" genaamd en gevoerd door-
schipper Hendrik Groen.
De namen der wakkere Texelsche vis-
schers die zoo manmoedig het leven
waagden om dat der Egmonders te red
den zijn: Jacob Jz. Kuiper, C. Mz-Zegel
Dir k Fz, Krijnen, Cornelis Fz. Krijnen,
Jb. Koorn Wz., Cornelis Lz. Duinker,
Cornelis C, Koopman, Cornelis Jz. Blom
en Gerrit Gz. Brouwer.
De bom is Zondagnacht bij Makkum
op strand gedreven.
Een zoen is maar stof.
Tusschen een echtpaar te Utrecht, dal
hel zilveren huwelijksfeest reeds lang
achter den rug heeft, ontstond een he
vige twist, dooidien de vrouw haar gemaal
betrapte, toen hij een aardig dienstmeisje
een flinken zoen gaf. Hoewel het haar
reeds meermalen was voorgekomen, dat
manlief wel wal al te voorkomd tegen
de dienstbode was, had zij om den vrede
te bewaren tot heden maar gezwegen,
thans echter was haar dit onmogelijk,
daar zij meer dan ooit behoefte gevoelde
om haar hart eens flink lucht te geven.
Het gevolg hiervan was echter dat de
man, een oud koopvaaidijvaarder, zich
ook niet onbetuigd liet en ten slotte er
zelf in slaagde om vrouwlief tot zwijgen
te brengen, iels waarover deze zich zoo
boos maakte, dat zij om haar man te
ontkomen het raam uitsprong. Wonder
genoeg bekwam zij hierdoor weinig of
geen letsel, terwijl door bemiddeling van
een politie-agent kort daarna tusschen
het echtpaar de vrede weer werd ge
sloten.
Een ontzettend voorbeeld van de
misdaden waartoe drankmisbruik kan
leiden, is voor het gerechtshof te Ant
werpen behandeld. Daar stond een
dronkaard terecht, zekere Rossenbaclier,
die zijn twee kinderen, van 5 en 7 jaar,
met geweld jenever had laten drinken,
zoo veel, dat zij den volgenden dag stier
ven aan alcoholvergiftiging.
De snoodaard werd veroordeeld tot 20
jaren tuchthuisstraf en voor altijd verval
len verklaard van alle burgerlijke en po
litieke rechten.
stroom van geluk, welke het noodlot haar
als zoenoffer voor geleden zwaar onrecht
op haar slechts eenzamen levensweg had
toebedeeld, zou intusschen niet lang voort
duren. De tweede winter, dien zij met
haar klein gevolg in de eeuwige stad had
doorgebracht, was nauwelijks voorbij, of
een telegram van haar hof riep haar
terug. Niemand ontging de verandering
in haar geheele voorkomen, die terugkeer
van dat diepe zielelijden, dat alle heilzame
gevolgen van haar verblijf in het zuiden
twijfelachtig scheen te maken. De dag
van vertrek was eindelijk daar. Mijn
vader, die innig naar Duitschland ver
langde, kreeg de vergunning om de vorstin
over de Alpen te vergezellen. Eene dag
reis van de residentie af werd hij bij
haar ontboden en werd hem het besluit
overhandigd, waarbij hij tot professor
aan de hertogelijke ak idemie benoemd
werd. Tevens zoo heette het legde
de hooge vrouw de handen van den
kunstenaar en van hare hofdame, eene
jonge, beminnelijke blondine, de dochter
van haar voormalige onderwijzer in elkaar.
Mijne ouders hadden elkaar sinds eenige
maanden hunne wederzijdsche liefde ver
klaard. De edele vorstin haastte zich om
deze schoone dwaling van haar hart,
door de vereeniging der jonge lieden te
herstellen, en, door hen uit bare omgeving
Het vergaan der „Elbe".
Te Bremerhaven heeft het Seeambt
een aanvang gemaakt met het onder
zoek naar de oorzaak van den ondergang
van de «Elbe."
Als getuigen zullen gehoord worden
de dertien matrozen, die gered werden
en naar Bremerhaven terugkeerden. Reeds
werden verklaringen afgelegd door den
derden oflicier Stolberg, den machinist
Reuszei en de matroos Siebert. Zij be
vestigden, hetgeen reeds door anderen
was verklaatd, dat de gezagvoerder en
de bemanning van de «Elbe" hun plicht
hebben vervuld.
Een kras vonnis.
De Fransche krijgsraad op Madagascar
heeft zekeren Wales, vroeger Ameri-
kaansch consul op het eiland, veroordeeld
tot 20 jaren dwangarbeid wegens brief
wisseling met de Howa's.
De Heer J. Veldhuizin Kastelein
in de Sociëteit Amicitia alhier is in der
gelijke betekking benoemd in het Ge
nootschap «Doctrina et Amicitia" Kalver-
straat te Amsterdam.
De op zijn verzoek naar het 5e
regiment infanterie hier overgeplaatste
majoor J. A. van Eijbergen, van den
generalen staf, is Zaterdag hier aange
komen en heeft het bevel over het 4e
bataljon aanvaard.
De le luit. F. L. de Voogl, van
het 2e reg. huzaren, thans gedetacheerd
bij de rijschool te Amersfoort, wordt 1
November van die detacheering ontheven
en keert naar zijn korps terug.
De Heer J. F. H. Duvergé, ambte
naar bij de Staatsspoorwegen, heeft eene
verbintenis aangegaan als adspirant vaan
drie voor het Reservekader 1 ij het 5e
Regiment infanterie.
De adspirant vaandrigs voor het
Reservekader zijn opgeroepen om op den
10 April a.s. voor één dag onder de wa
penen te komen bij de verschillende korp
sen ter plaatse waar zij met ter woon
eevestigd zijn.
Het Bestuur der Vereeniging van
Nederlandsche scherpschutters heeft zich
tol zijne excellentie den Minister van Ooi -
log gewend met het verzoek om bij ge
legenheid van de voorgenomen 5de natio
nale schietwedstrijd op 27, 28 en 29
Juni e.k. te Hoorn te houden; detache
menten van elk korps ter sterkte van 5
onderofficieren en minderen onder bevel
van een officier, aan den .korpswedstrijd
te doen deelnemen.
De Israëlietische militairen die hun
eerlang invallend Paaschfeest wenschen
te vieren zal daartoe gelegenheid worden
gegeven, le door hen wier ouders in de
te verwijderen, de geruchten tot zwjjgen
te brengen, die met betrekking tot hare
verhouding tot den jongen schilder reeds
sinds langer tijd over de Alpen gedrongen
waren.
Weldra verstomden zij geheel, toen de
vorstin haar hofstoet Bfdankte en zich in
het damesklooster te N. begaf, wier pa
trones zij vroeger was geweest. Het
geluk mijner cuders mocht echter niet
van langen duur zijn. Eene borstkwaal
verkortte het leven mijns vaders, toen
ik nauwelijks de jongelingsjaren wa«
ingetieden. Wanneer ik mij dat beeld
van ons vertrouwelijk familieleven voor
den geest terugroep, dan heb ik voorzeker
geen reden om aan zijne innige gene
genheid voor mijne moeder en voor mij
le twijfelen. Rusteloos was hij bezig in
de teekenzalen der akademie, zoo wel als
te huis in zijn atelier; groot was het
aantal landschap- en genreschilderijen,
portretten en studiekoppen, 't welk daaruit
te voorschijn kwam, en elk jaar onze
positie verbeterde. In de laatste maan
den, toen toenemende zwakte hem leeds
het bezoeken der akademie moeielijk
deed vallen, begon hij te huis met al
het vuur eener kunstenaarsziel aan eene
nieuwe conceptie, die een vreemdeling
wellicht van de innerlijkste geschiedenis
zijns levens verhaalt, terwijl zij voor ons,
achtergeblevenen, niets mocht zijn dan
een bewijs, hoe dankbaar zijn hart had
geklopt voor onze weldoenster, de edele
vorstin.
Het levensgroote schilderij stelt haar voor
in de dracht eener abdis van het vrouwen
klooster, welks beschermvrouw zij was
geweest. Het donkere, nauwsluitende
kleed omhult de koninklijke gestalte. Op
de volle borst schittert het met diamanten
omzette kruis. Uit de smalle, witte kraag
verheft zich de slanke hals met het hoofd
vol bevalligheid, vol vorstelijke waardig
heid.
De sluier verbergt slechts ten deele het
goudbruine weelderige haar dat in krul
len langs de slapen afgolft. Op dit voor
hoofd schijnt een zielevrede te zetelen,
door zwaren strijd verkregen. Onder de
sclioongewelfde wenkbrauwen lacht uit
een donkerblauw oog den aanschouwer
een hemel vol vriendelijke goedheid toe.
(Wordt vervolgd