Plaatselijke berichten. om uw gelaat voor eenige minuten naar de andere zijde te wenden?" «Waarom dat, mijnheer »Ik smeek u, laat mij daarop het ant woord schuldig blijven." «Maar dat vind ik toch vreemdzou ik mijn gelaat in een bepaalde richting wenden, zonder te weten waarom?" «Het is een geheim, mijnheer 1" «Geheim of niet, ik wil eerst de reden weten." «Welnu dan, mijnheer I Een schoone jonge dame wenscht in stilte uw portret te bezitten, en de schilder, die met de uitvoering is belast, zit daar boven op de galerij, links. Ik ben zijn helper en hij gaf me daar juist het teeken, om hem in de gelegenheid te stellen zijn doel te bereiken." De markies, die door deze woorden niet weinig gevleid was, twijfelde in het minst niet aan de waarheid van dit ver haal, vooral tien hij werkelijk op de aangeduide plaats een nel gekleed heer zag zitten, die onafgebroken de oogen op hein gericht hield, terwijl hij een stuk papier en een teekenpen in de hand had. Verblijd, dat hij alweer een hart ver overd had, neemt de markies een waar dige houding aan en blijft roerloos staan, totdat ten laatste zijn buurman hem in fluistert: nik bedank u vriendelijk' mijn heer, voor uw welwillendheid I Laat ik u niet langer ophouden. Het is gebeurd! «Wel, mijnheer," antwoordde de mar kies, dat noern ik vlug schilderen!" De vreemde heer verliest zich spoedig onder de menigte, de schilder zelf verlaat de galerij, en de markies, die zijn kou ten tabaksdoos uit den zak wil halen, vermist niet alleen deze, maar ook beurs, horloge, en doekspeld, ja, zelfs zijn hem de pas sementen van den rok gesneden I Sluwe zakkenrollers hadden zijn ijdelheid te baat genomen om hem op een gemakke lijke wijze te bestelen. Een Ckineescbe proclamatie. Generaal Wu, de bevelhebber der Chi- neesche troepen te NiutChang heeft bij de nadering van het vijandelijke leger tot de Japansche soldaten een proclomatie gericht, die wij merkwaardigheidshalve in haar geheel laten volgen: «Bijzondere proclamatie van Wu, kei zerlijk assistent-commissaris van verdedi ging, officier van den Eersten Knoop, voorzitter van den Raad van Censoren en gouverneur van Human:" «In de laatste drie maanden heb ik meer dan 50 bataljons soldaten van Hunan voltallig gemaakt, hen grondig gedrild en met magazijngeweren gewapend. Nu ben ik gereed den vijand te geraoet te trekken en zeker zullen binnen twee maanden beslissende gevechten volgen. «Maar hoe kunt gij Japanneezen, die uitgeput zijt door ziekte en koude, stand houden tegen mijn versche troepen? Japanneezen, gij hebt jonge vrouwen en kinderen te huis, die weenend met ver langen uitzien naar uwen terugkeer; gij zijt slechts de werktuigen van Otori; gij zijt door de conscriptie gedwongen uwe lichamen te maken tot kogelvangers. Wanneer gij overwint, krijgen uw gene raals allen lof en alle eer; wanneer gij verslagen wordt, ontkomen zij, terwijl gij, gewone soldaten, lijdt. »Ik ben echter menschlievend van aard en kan het denkbeeld niet verdragen u der vernietiging te gemoet te zien gaan in deze strenge koude, zonder dot gij daaraan schuld hebt. Daarom, Ja pansche soldaten, doe ik u kond, dat gij, wanneer gij verslagen zijt en niet weet, waarheen gij gaan moet, u steeds kunt aanmelden bij de officieren, welke gij vinden zult bij mijn bordjes, waarop te lezen staat: «Geef u over en ontkom aan den dood." Voor dezen dienst zullen in het bijzonder de officieren uitgekozen worden, die bekend zijn wegens hun menschlievendheid en rechtvaardigheid. Weip dan uw wapens neder en geef u aan hen over. Gij zult in onze kam pementen ontvangen worden, zult twee maaltijden per dag krijgen en dezelfde de levenschenkende geest, eene huisvrouw ontbrak. Otto was mannelijker en schooner geworden. Het geheim dat scheen ver borgen te liggen in het geheele voorkomen van dezen man, die ondanks zijn ver minking, nog tot de schoonheden van zijne sekse kor.de gerekend worden, zou bij de stemming van dezen avond niet langer blijven voortbestaan. De paielende rijnwijn, die Otto mij onophoudelijk in het dun geslepen glas schonk, zou ein delijk eens het zege! van het stilzwijgen verbreken. «Nu, biecht eens op, "zeide ik tot mijn vriend, toen de bedienden afgeno men en ons van een paar nieuwe flesschen voorzien hadden, «hoe heb ik het toch met je, dat je met zulk eene vaste, winst gevende betrekking en met een uiterlijk, dat ondanks het houten been voor menig meisjeshart nog gevaarlijker kan worden dan van een gewone tweevoeter, nog maar alt jjd niet met eene dochter des lauds bent getrouwd? Ben je door den een of andereu talisman tegen elke aanvechting gevrijwaard? Allah, spreek op, oude jongen. Als ik uit Frankrijk terugkeer, dan wil ik de oogentroost van een lief, bevallig vrouwtje, dat je vertroetelt, dat je afgo disch bemint, niet missen." Die Julinacht met haar heerlijk maan licht als tot dweepen geschapen, deed behandeling ondervinden als ons eigen volk. U zal geen harden arbeid opge dragen worden en wanneer de vrede her steld zal zijn, zult gij in stoombooten naar uw woningen en uw vrouwen en kinderen teruggezonden worden. >Ik zweer bij den hemel, de aarde en de goden, dat ik mij aan deze woorden zal houden, want deed ik dit niet, zou ik mijzelf in mijn toekomstig leven be- nadeelen. Maar als gij niet naar mijn woorden wilt luisteren, laat ons dan vechten tegen uw beste troepen. De overwinning zal zijn aan de zijde der beste soldaten. Mijn vijftienjarige onder vinding geeft mij vertrouwen in de hoe danigheid en bekwaamheid van mijn troepen." De Japansche soldaten hebben de wel gemeende woorden van de Chineeschen generaal niet opgevolgden ongetwij feld uit schrik over dit feit, was generaal Wu onder de eersten, die in het gevecht bij Niut-Chang op de vlucht sloegen I Sport onder bedelaars. Onlangs is melding gemaakt van een bedelaar in Twente, die zijn reizen met een abonnementskaart maakte. Een ander geval, nog merkwaardiger woidt thans medegedeeld. Op den rijksweg van Go- rincheiri zag men een man en vrouw op een tandem zitten, om aldus zich van de eene naar de andere gemeente te ver plaatsen en er hun bedelaarsberoep uit te oefenen. De Nederlanders in Zuid-Afrika. Te Johannesburg is het congres ge houden van afgevaardigden der verschil lende Nederlandsche Vereenigingen in Zuid-Afrika. Er waren ongeveer 60 af gevaardigden tegenwoordig. Het verslag toonde een bloeienden staat van zaken aan. Rechter Jorissen werd eenstemmig tot president van het hoofdbestuur her kozen en de heer A. Van Lennep secre taris. De heer van Lennep las een zeer be langrijk opstel voor ovei de wenscheljjk- heid van emigratie van Nederlanders naar Zuid-Afrika. Eene lange discussie volgde, en eindelijk werd op voorstel van rechter Ameshofl besloten, het opstel in brochure formaat te doen drukk- n, onder de leden te verzoeken, opmerkingen en wijzigingen voor te stellen. De goedgekeurde wijzi gingen zullen dan in het opstel worden opgenomen, waarna hij ter algemeene informatie naar Nederland gezonden zal worden. Te Oldehove was de post vun bar bier of «baardschrapper" door overlijden vacant. Ten plaltelande stelt men aan die kunst geen hooge eischen en aan stonds vatten dan ook drie personen het handwerk van den overledene op. Een hunner beveelt zich op de volgende wijze bij zijn dorpsgenooten uari Wie zijn baard wil verkoopen, Moet naar F. Wiegers heen loopen. Het scheren, dat kon hij reeds lang, Wees daarvoor maar niet bang; En om het haarknippen te leeren, Wil ik het eerst eens zes weken probeeren; Daarvoor heeft men niet te betalen, En kan men een pijp tabak toehalen. Donderdagavond was de gemeente Rozendaal in rep en roer. Twee kinde ren van den heer D., vijf en zes jaar oud, waren spoorloos verdwenen. Den gan- schen avond en nacht werd gezocht, tot zelfs in de naburige dorpen doch te ver geefs. De politie mengde zich in de zaak daar er sprake van was, dat de kleinen door vreemdelingen waren ontvoerd. De ouders waren radeloos en waanden hunne kinderen reeds verloren Wat was nu het geval? De twee klei nen waren in de kerk geslopen en zijn bij het sluiten door den koster niet op gemerkt, zoodat zij alduar den nacht hebben doorgebracht Bij het openen der kerkdeuren lagen beiden nog in diepe rust. mjjn vriend zijne bekentenis gemakkelijk vallen. Terwijl hij de glazen nogmaals vulde en beteekenisvol met mij klonk, reikte hij mij over de tafel de hand toe, als wilde hij zich van mijn onverbreek baar stilzwijgen verzekeren, ledigde ziin glas en ving aan«Je weet het, vriendje een roué ben ik nooit geweest. Het hoofdstuk: Onteerde vrouwen, verleidde meisjes, bedrogen echtgenooten en vaders komt in mijn levensherinneringen niet voor. En toch gaf ik mij van mijn eerste jongelingsjaren aan de betoovering van vrouwenschoonheid over, met al den gloed van een zuidelijk temperament, met al dedweepende oprechtheid van een Duitsch gemoed, welke beiden het erfdeel waren mijner ouders, den Itahaanschen schilder, de Duitsche professorsdochter. In het gevolg eener Duitsche vorstin was vader over de Alpen getrokken. Zij had den Italiaan met zijn ravenzwarte lokken, zijn gloeiende oogen, met zijne innige melan cholie over onvervulde kunstenaarsver- wachlingen, de kosmopolitische schrander heid en voorkomenheid van zijn wezen leeren kennen en hoogachten. Hij was haar onafscheidelijke gids en begeleider door Rome's kunstwereld, door Napels tuinen, door Sicilie's puinhoopen geweest. De hooge vereering, met welke de jonge kunstenaar opzag tot de iets oudere vor- Neringlooze tijd, Maar is er ooit een slechter tijd Beleefd, dan dien wij nu beleven? Waar dat men gaat, of waar men rijdt, De nering schijnt den geest te geven. De ambachtsman doet zijn beklag En k>ijgt schiei hopelooze zinnen. Wat eertijds goed te wezen placht, Daar valt nu weinig mèe te winnen. Een onzer lezers, die deze regelen aan een boekje van 16 jaar geleden, ont leende, zond ze ons, wijl hij er (en te recht) een bewijs in zag, dat 't klagen over den slechten tijd, niets nieuw9 is. Amst. Crt. Een bange nacht. De jager F. Lomme te Loosdrecht heeft van Dinsdag op Woensdag 1 Maart een verschrikkelijker: nacht doorgebracht. Om des morgens vroeg zoo moeelijk een den te kunnen schieten, had hij zich reeds des avonds riaar zijn hul begeven. Gereed zjjnde tot het krieken van den dageraad te gaan slapen, hoorde hij plot seling het ijs in den Loosdrechtschen polder met donderend geraas losraken en zich in beweging stellen. Uit zijn hut naar zijn boot vliegen was het werk van een oogenblik, doch 't was reeds te laat. Zijn boot was vernield. Toen begon eene onafgebroken worste ling tegen de scherpe ijsschotsen en het water, van 's avonds halftwaalf tot des morgens zes uur. Op een zoode een klein drijvend eiland werd hij nu eens door het water medegesleurd, dan door het ijs voortgeduwd. Gelukkig had hij zich aari een struik kunnen vastklemmen. Halverwege in het water hangende, gilde hij zoolang zijn krachten hem dit veroorzaakten, doch moest ook dit eindelijk staken. Eerst des morgens te zes uur werd hij door den visscher Van der Tol in zijn deernis- waardigen toestand opgemerkt en gered. Met als door priemen gestoken handen en armen en verder aan verschillende ledematen gekwetst, verstijfd van koude, werd hij te huis gebracht. Tot laat in den middag bleef hij bewusteloos. Thans is de toestand, naar omstandigheden, vrij bevredigend. Een inspecteur van politie te Rot terdam werd Zondag middag gewaar schuwd dat zich in den theetuin van den heer H. aan den Bergweg drie bekende kwartjesvinders ophielden, die een paar heeren in bun gezelschap hadden. Zich derwaarts begevende, trof hij de drie kwartjesvinders en twee Duitschers, bei den juist uit Amerika teruggekeerd en op reis Daar hun vaderland, in der, koe pel aan. De Duitschers, die op het punt stonden om met het kaartspel een kansje te wagen, werden ingelicht in welk ge zelschap zij zich eigenlijk bevonden. Hun eerste werk was, zich te verwijderen uit de nabijheid der gesignaleerden en, on der dankbetuiging aan den politiebeambte, met spoed stadwaarts terug te keeren. Beiden waren ruim van geld voorzien. Voor den tuin werd daarop een politie agent geposteerd, om de woedende kwart jesvinders bij het verlaten daarvar, te volgen en zoo noodig tegen hen te waarschuwen. Door de heeren J. de Bruijn Zoon wijnhandelaren te Rotterdam is aan de gemeente aldaar aangeboden, om in het archief geplaatst te worden, een wijnvat, dat zooals de legende luidt, in den stren gen winter van het jaar 1772 op de Maas aldaar gekuipt werd. Op het vat is kunstig gebeeldhouwd de geheele wijnoogst, ter wijl op het sluithout de Mausgod rust. Het vat heeft een inhoud van 22U0 liter. In den historisch allegorischen optocht op den 21 Mei 1874 bij gelegenheid van het 25-jarig kroningsfeest van Koning Willem III te Rotteidam gehouden, prijkte het vat in de afdeeling Wijnhandel. Zondagavond jl. is nabij onze kust weder een stoute redding volbracht van in nood verkeerende natuurgenooten, door stelijke vrouw, die onophoudelijk leed onder de slagen, welke het noodlot haar had toegebracht, de kiesche opmerkzaam heid, welke hij haar betoonde, en die een bewijs was van zijn dankbaar gemoed; de ideale gloed, welke in dit hart smeulde, de vurige welbespraaktheid waarmede Silvio haar alle wonderen der haar om ringende natuur en alle kunstschatten van den ouden en nieuwen tijd wist te ver klaren, dit alles gaf eene hoogere vlucht uan de rythmus van haar zieleleven, schonk haar oog een voller en vroolijker glans en deed over het edele en bleeke gelaat van de doorluchtige dochter des hertogs de rozengeur zweven eener tweede jeugd. Of mijn vader destjjds wist, wat hij geworden was voor dat trotsche, maar niettemin fijngevoelige hart der vorstin? Deels de teedere zorg eener moederlijke vriendin, deels het geluk der beminnende vrouw, die weet dat zij aangebeden wordt, zonder bijoogmerken, zonder dat hiertoe eerst eene bekentenis noodig was; dit vermocht hem, die in de ziel wist te lezen, meer dan éen der blikken verra den met welke zij aan de bevallige gestalte van haren cavalier hing de opmerkzaamheid, met welke zij naar zijn woorden luisterde, het genoegen, dat zij scheen te ondervinden, telkens wanneer hjj haar een kleinen dienst bewees. De de bemanning van de Texelsche blazer schuit van Jacob Kuiper Jz. Terwijl een hevige storm in het Zuid- Westen woedde en de zee geweldig over de havenhoofden beukte en in wolken schuim uiteenspatte, kwam een vreemd vaartuig in 't gezicht, dat tegen de ele menten worstelde en een noodvlag in top had. In een oogwenk was het scheepje voorbijgestormd, ten prooi aan het drei- gendste gevaar. Ofschoon 't volstrekt geen vaarbaar weer was, maakte Jaap Kuiper toch zeil, nadat hij kloeke jmaats had gevonden, om hem bij het waagstuk behulpzaam te zijn. Veilig kwam hij buiten de haven, doch daar werd het vaartuigje keer op keer door schuimende golven overstelpt. Toch werd de tocht moedig vervolgd, en een halfuur later was van 'geen der beide scheepjes iets meer te zien. Geen wonder, dat de betrekkingen der kloeke redders in doodsangst den nacht tegemoet gingen. De avond ging voorbij, en de blazerschuit keerde niet terug. Eindeljjk 's nachts twaalf uur, de storm was toen gelukkig reeds veel be daard keerde het huikje in de haven weer. Nog juist in tijds had zij de zwaar gehavende visscherspink, die om hulp seinde, bereikt. Zes personen, de op varenden van de pink, had zij gered. Het bomschip was door den storm zdó zwaar gehavend, dat de bemanning niet eens een anker durfde uitwerpen, uit vrees dat het geheele vaartuig uiteen zou worden gerukt. Alle zeilen waren weggewaaid en de pink was zwaar lek en ten deele vol water. Toen de blazerschuit nabij de bom kwam, was er nog zooveel wind, dat zes personen noodig waren om het zeil te strijken. De verongelukte pink was de No. 4 van Egmond aan Zee «Drie Gezusters" genaamd en gevoerd door- schipper Hendrik Groen. De namen der wakkere Texelsche vis- schers die zoo manmoedig het leven waagden om dat der Egmonders te red den zijn: Jacob Jz. Kuiper, C. Mz-Zegel Dir k Fz, Krijnen, Cornelis Fz. Krijnen, Jb. Koorn Wz., Cornelis Lz. Duinker, Cornelis C, Koopman, Cornelis Jz. Blom en Gerrit Gz. Brouwer. De bom is Zondagnacht bij Makkum op strand gedreven. Een zoen is maar stof. Tusschen een echtpaar te Utrecht, dal hel zilveren huwelijksfeest reeds lang achter den rug heeft, ontstond een he vige twist, dooidien de vrouw haar gemaal betrapte, toen hij een aardig dienstmeisje een flinken zoen gaf. Hoewel het haar reeds meermalen was voorgekomen, dat manlief wel wal al te voorkomd tegen de dienstbode was, had zij om den vrede te bewaren tot heden maar gezwegen, thans echter was haar dit onmogelijk, daar zij meer dan ooit behoefte gevoelde om haar hart eens flink lucht te geven. Het gevolg hiervan was echter dat de man, een oud koopvaaidijvaarder, zich ook niet onbetuigd liet en ten slotte er zelf in slaagde om vrouwlief tot zwijgen te brengen, iels waarover deze zich zoo boos maakte, dat zij om haar man te ontkomen het raam uitsprong. Wonder genoeg bekwam zij hierdoor weinig of geen letsel, terwijl door bemiddeling van een politie-agent kort daarna tusschen het echtpaar de vrede weer werd ge sloten. Een ontzettend voorbeeld van de misdaden waartoe drankmisbruik kan leiden, is voor het gerechtshof te Ant werpen behandeld. Daar stond een dronkaard terecht, zekere Rossenbaclier, die zijn twee kinderen, van 5 en 7 jaar, met geweld jenever had laten drinken, zoo veel, dat zij den volgenden dag stier ven aan alcoholvergiftiging. De snoodaard werd veroordeeld tot 20 jaren tuchthuisstraf en voor altijd verval len verklaard van alle burgerlijke en po litieke rechten. stroom van geluk, welke het noodlot haar als zoenoffer voor geleden zwaar onrecht op haar slechts eenzamen levensweg had toebedeeld, zou intusschen niet lang voort duren. De tweede winter, dien zij met haar klein gevolg in de eeuwige stad had doorgebracht, was nauwelijks voorbij, of een telegram van haar hof riep haar terug. Niemand ontging de verandering in haar geheele voorkomen, die terugkeer van dat diepe zielelijden, dat alle heilzame gevolgen van haar verblijf in het zuiden twijfelachtig scheen te maken. De dag van vertrek was eindelijk daar. Mijn vader, die innig naar Duitschland ver langde, kreeg de vergunning om de vorstin over de Alpen te vergezellen. Eene dag reis van de residentie af werd hij bij haar ontboden en werd hem het besluit overhandigd, waarbij hij tot professor aan de hertogelijke ak idemie benoemd werd. Tevens zoo heette het legde de hooge vrouw de handen van den kunstenaar en van hare hofdame, eene jonge, beminnelijke blondine, de dochter van haar voormalige onderwijzer in elkaar. Mijne ouders hadden elkaar sinds eenige maanden hunne wederzijdsche liefde ver klaard. De edele vorstin haastte zich om deze schoone dwaling van haar hart, door de vereeniging der jonge lieden te herstellen, en, door hen uit bare omgeving Het vergaan der „Elbe". Te Bremerhaven heeft het Seeambt een aanvang gemaakt met het onder zoek naar de oorzaak van den ondergang van de «Elbe." Als getuigen zullen gehoord worden de dertien matrozen, die gered werden en naar Bremerhaven terugkeerden. Reeds werden verklaringen afgelegd door den derden oflicier Stolberg, den machinist Reuszei en de matroos Siebert. Zij be vestigden, hetgeen reeds door anderen was verklaatd, dat de gezagvoerder en de bemanning van de «Elbe" hun plicht hebben vervuld. Een kras vonnis. De Fransche krijgsraad op Madagascar heeft zekeren Wales, vroeger Ameri- kaansch consul op het eiland, veroordeeld tot 20 jaren dwangarbeid wegens brief wisseling met de Howa's. De Heer J. Veldhuizin Kastelein in de Sociëteit Amicitia alhier is in der gelijke betekking benoemd in het Ge nootschap «Doctrina et Amicitia" Kalver- straat te Amsterdam. De op zijn verzoek naar het 5e regiment infanterie hier overgeplaatste majoor J. A. van Eijbergen, van den generalen staf, is Zaterdag hier aange komen en heeft het bevel over het 4e bataljon aanvaard. De le luit. F. L. de Voogl, van het 2e reg. huzaren, thans gedetacheerd bij de rijschool te Amersfoort, wordt 1 November van die detacheering ontheven en keert naar zijn korps terug. De Heer J. F. H. Duvergé, ambte naar bij de Staatsspoorwegen, heeft eene verbintenis aangegaan als adspirant vaan drie voor het Reservekader 1 ij het 5e Regiment infanterie. De adspirant vaandrigs voor het Reservekader zijn opgeroepen om op den 10 April a.s. voor één dag onder de wa penen te komen bij de verschillende korp sen ter plaatse waar zij met ter woon eevestigd zijn. Het Bestuur der Vereeniging van Nederlandsche scherpschutters heeft zich tol zijne excellentie den Minister van Ooi - log gewend met het verzoek om bij ge legenheid van de voorgenomen 5de natio nale schietwedstrijd op 27, 28 en 29 Juni e.k. te Hoorn te houden; detache menten van elk korps ter sterkte van 5 onderofficieren en minderen onder bevel van een officier, aan den .korpswedstrijd te doen deelnemen. De Israëlietische militairen die hun eerlang invallend Paaschfeest wenschen te vieren zal daartoe gelegenheid worden gegeven, le door hen wier ouders in de te verwijderen, de geruchten tot zwjjgen te brengen, die met betrekking tot hare verhouding tot den jongen schilder reeds sinds langer tijd over de Alpen gedrongen waren. Weldra verstomden zij geheel, toen de vorstin haar hofstoet Bfdankte en zich in het damesklooster te N. begaf, wier pa trones zij vroeger was geweest. Het geluk mijner cuders mocht echter niet van langen duur zijn. Eene borstkwaal verkortte het leven mijns vaders, toen ik nauwelijks de jongelingsjaren wa« ingetieden. Wanneer ik mij dat beeld van ons vertrouwelijk familieleven voor den geest terugroep, dan heb ik voorzeker geen reden om aan zijne innige gene genheid voor mijne moeder en voor mij le twijfelen. Rusteloos was hij bezig in de teekenzalen der akademie, zoo wel als te huis in zijn atelier; groot was het aantal landschap- en genreschilderijen, portretten en studiekoppen, 't welk daaruit te voorschijn kwam, en elk jaar onze positie verbeterde. In de laatste maan den, toen toenemende zwakte hem leeds het bezoeken der akademie moeielijk deed vallen, begon hij te huis met al het vuur eener kunstenaarsziel aan eene nieuwe conceptie, die een vreemdeling wellicht van de innerlijkste geschiedenis zijns levens verhaalt, terwijl zij voor ons, achtergeblevenen, niets mocht zijn dan een bewijs, hoe dankbaar zijn hart had geklopt voor onze weldoenster, de edele vorstin. Het levensgroote schilderij stelt haar voor in de dracht eener abdis van het vrouwen klooster, welks beschermvrouw zij was geweest. Het donkere, nauwsluitende kleed omhult de koninklijke gestalte. Op de volle borst schittert het met diamanten omzette kruis. Uit de smalle, witte kraag verheft zich de slanke hals met het hoofd vol bevalligheid, vol vorstelijke waardig heid. De sluier verbergt slechts ten deele het goudbruine weelderige haar dat in krul len langs de slapen afgolft. Op dit voor hoofd schijnt een zielevrede te zetelen, door zwaren strijd verkregen. Onder de sclioongewelfde wenkbrauwen lacht uit een donkerblauw oog den aanschouwer een hemel vol vriendelijke goedheid toe. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1895 | | pagina 2