NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
SCHOONMAAK.
No. 33.
Woensdag 24 April 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHÉT WOENSDAG EN ZATERDAG
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOO
CBÜMSIT.
VOOR
abonnementsprijs:
t'er 3 maanden f 1.—Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uiteeve^ G. .1. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
ftroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De wetenschap zal dan haar groot
sten triomf vieren, wanneer de schoon-
maakbaccil gevonden is. Dit spreek
ik als mijn heilige overtuiging uit
telkenmale wanneer met de April
maand die chronische kwaal weder
keert, die schoonmaakrazernij, die
hevige koorts, waaraan onze schoone
sexe thans weer lijdende is.
Mijn huis vol boenders, wrijflap-
pen, witkwasten, glazenspuiten en
hoe dat tuig meer mag heeten. Je
hoort van niets dan schrobben,
schuren, verwen, vegen, boenen, wrij
ven, spuiten, borstelen, schuieren,
witten, dweilen, stoffen, ragen, enz.
enz. Je valt over de schoonmaak
sters en werksters, die hare attribu
ten juist daar een plaats geven, waar
iemand passeeren moet. Je corpus
loopt van onderen en van boven en
aan alle kanten gevaarik ga mij
maar dadelijk verzekeren tegen on
gelukken. Had ik geld en tijd te
veel, ik ging er vast voor een maand
tusschen uit, maar, nu ik helaas niet
zoo gelukkig ben, zou ik in deze om
standigheden gaarne zien, dat onze
Raad zich onsterfelijken roem ver
wierf door een besluit, dat alle
werksters met consorten voor een
maand naar de Vlasakkers in bal
lingschap zendt. Gebeurt dat niet
dan blijven wij heeren der schepping
machteloos. Onze rechten van lieer
des huizes hebben niets te beteeke-
nen. De schoonmaakvorstin zwaait
haren schepter, ik bedoel haren rage
bol, en achtervolgt ons zonder par
don. Ik heb mij eens voor ai voor
genomen, niet meer mee te doen
met het geschetter over emancipatie
van de vrouw, want komen de vrije
vrouwen aan het bewind, dan is ons
rijk uit, dan komt er geen eind aan
den schoonmaaktijd.
In deze droevige dagen zet ik mij
neer, om als naar gewoonte een de
gelijk artikel voor onze krant op te
stellen. Maar ja wel, ik kan niet eens
een plaatsje vinden, waar ik behoor
lijk kan schrijven; en telkens word
ik op de vlucht gedreven, van den
zolder naar den kelder, van de voor
kamer naar het tuinprieel. En overal
dezelfde ondragelijke lucht van kalk,
zeep en terpentijn. Kom, laat ik een
lekkere sigaar opsteken, dat zuivert
de atmosfeer en geeft nieuwe ge
zichtspunten. Nergens een sigaar te
vinden, tabak evenmin.
Vrouw, waar zijn de sigaren Wel,
die zijn boven in de kastmaar het
ledikant staat er voor en de schoor
steenveger is er bezig, dus je moet
maar wachten tot morgen. En eigen
lijk moest je dat rooken vooreerst in
huis maar laten, want je maakt me
dadelijk den boel weer vuil. Kijk
dat plafond eens aan, het is niet
meer wit te krijgen, en die gordijnen...
Maar vrouwtje, zouden wij dan
niet liever alles donker laten schil
deren, dan zie je dat zoo nietroo
ken is goed voor de gezondheid, het
verjaagt alle bacoillen en bacteriën,
je zoudt eens zien hoe je huis er
anders vol van was.
Ja, ten slotte rook je eigenlijk
voor mijn pleizier, voor mijn gezond
heid. Enfin heb geduld tot je stu
deerkamer klaar is, dan kun je daar
je hart ophalen.
Daar wordt toch niets omge
haald wel?
O, je zult eens zien hoe netjes
je kamer wordt; die prullen en nes
ten die overal lagen te zwerven jzijn
opgeruimd en nu mag je het wel
knapjes houden.
De proefdruk van mijn nieuwe
roman heb je toch zeker wegge
borgen
Lag die op tafel? O, de werk
ster dacht, dat liet misdruk was en
heeft liet met die andere papieren
weggegooid.
Wat? O, die ellendige schoon
maak Op mijn kamer komen ze
met meer.
Maar mijn hemel, wat wil je
nu eigenlijk, dat de boel vervuilt of
schoon blijft.
Natuurlijk het laatste, maar dat
kan wel uitgesteld worden of op
andere wijze geschieden.
Dus, dat het schoon blijft. En
blijft dat van zelf zoo, of moeten wij
daarvoor zorgen
Je hebt gelijk vrouw, zei ik om
er af te komen, maar zij ging verder
met haar onverbiddelijke logica. Het
werd een compleet schoon maak-ser
moen, waarbij ik, gedwongen toehoor
der, af en toe tot bewijs van instem
ming „ja" moest knikken.
Je weet, van uitstel komt afstel
en gewoonte wordt een tweede natuur.
Daarom is het goed, dat er een
vaste tijd voor staat. En die goede
gewoonte herinnert ons aan schoon
maken op allerlei gebied. Daarbij je
geduld wordt op de proef gesteld,
wat zeer goed is voor die ongedul
dige mannen. Zie nu eens, welke
voordeelen het schoonmaken al aan
brengt. Het gewent ons aan reinheid
het oefent uw geduld, het doet ver
loren zaken terugvinden
En nieuwe zaken verdwijnen,
waagde ik op te merken.
Je bamboe-rottirig is achter het
kabinet gevonden, je mooie sigaren
koker is teruggevonden en nog veel
meer. Zouden die dingen buiten het
schoonmaken wel voor den dag ge
komen zijn?
Nog meer voordeelen van den
schoonmaak werden mij opgesomd,
en ik moet zeggen, mijn vooringe
nomenheid werd een weinig vermin
derd. Maar op geen stukken na was
ik het met mijn eega eens. Doch wat
helpt het Ik moet lijdelijk toezien
en daarbij nog beloven, het gesprek
met mijn vrouw u mee te deelen.
De Schutterij.
In het voorloopig verslag der Eerste
Kamer over de gewerenwet worden de
volgende opmerkingen gemaakt over de
schutterij.
Door eenige leden werd gewezen op de
tegenstrijdigheid tusschen de uitspraak
der Staatscommissie tot voorbereiding der
wettelijke regeling van den militairen
dienstplicht in 1888 en die van den Mi
nister in de Tweede Kamer, die de schut
terij bij de verdediging des lands on
misbaar noemde. Intusschen was het
duidelijk, dat aan de schutterij eene ge
heel andere tank was opgedragen dan
aan het leger, zoodat het ook niet nood
zakelijk was haar met hetzelfde geweer
te wapenen. Dit zoude evenwel strijdig
zijn met art. 37 der schutterijwet, zoo
dat de vraag werd gedaan of het niet
gewenscht was die wet in overeenstem
ming te brengen met den bestaanden
toestand, daar het mogelijk zoude kun
nen zijn, dat later een volgend Minister
eene aanvrage voor geweren ten tehoeve
der schutterij zoude doen met een beroep
op dat artikel.
Daartegen weid aangevoerd, dat de
taak des legers en die der schutters, :d
verschillen zij onderling, nauw in elkaar
grijpen, dat dus verschillende bewapening
tot groote verwarring en administratie
ve» omslag aanleiding kan geven en dat
in elk geval de schutterij mede moet op
treden tegenover den vijand en dus niet
minder behoefte heeft aari een uitstekend
geweer dan het leger.
Er waren leden die vreesden, dat va»
eene bewapening de schutterij met het
nieuwe geweer groote kosten het gevolg
zouden zijn en vele nieuwe schietbanen
moesten aangelegd worden, hetgeen ton
nen gouds zoude vereisclien, of wel lang
duriger oefening en samentrekking in
kampementen zoude noodig maken.
Hiertegen werd aangevoerd, dat het
juist bij het nieuwe geweer hoofdzaak
was tot op 200 k 300 meter goed te
leeren treffen, wat op de meeste banen
kan geschieden en dat het de beste
dienst was, dien men aan de schutterij
kan bewijzen, om de manschappen in
het schieten te oefenen, hetgeen ten goede
zoude komen aan elke nog tot stand te
brengen organisatie.
Met het oog op de verschillende ge
voelens omtrent de noodzakelijkheid rler
bewapening van de schuttery wenschten
eenige leden de uitdrukkelijke verklaring
af te leggen, dat waar zij thans met den
Minister medegingen in diens plannen om
het leger van het nieuwe geweer te voor
zien, zij zich daarom voor de toekomst
nog niet gebonden achten ten opzichte
van een dergelijken maatregel ten behoeve
der schutterij.
De Illustrated London News van
20 April bevat als bijschrift bij de por
tretten van de Koningin en de Koningin
Regentes, een zeer waardeerend artikel
over het Hollandsche Vorstenhuis.
De Militaire Willemsorde.
Dinsdag 30 April e. k. zal het 80 jaar
geleden zij» dat de Militaire Willemsorde,
bij de Wet van 30 April 1815 no. 5 in
gesteld te Brussel, door Willem I. het
tweede jaar vao 's Konings regeering,
werd bekrachtigd, en door den minister
Falck gecontrasigneerd.
Sedert de instelling dier Orde, dus ge
durende haar bO-jarig bestaan, zijn be
noemd geworden 46 Ridders Grootkrui
sen; 79 Commandeurs; 550 Ridders der
3e klasse, waaronder 2 minderen4704
Ridders der 4e klasse, waaronder bjjna
2970 minderen.
Van de Nederlanders en van hen die
daarvoor streden, met de M. W. O. ver
sierd, zijn, voor zoover bekend, nog in
leven: 4 Commandeurs, 20 Ridders der
derde klasse, waaronder één mindere, en
omstreeks 680 Ridders der vierde klasse,
waaronder omstreeks 260 minderen. De
vorstelijke Ridders zjjn in deze opgaaf
niet medegerekend.
Uniform-verandering.
Volgens de N. R. Ct. is een Kon. be
sluit geteekend, waarbij de gele uitmon
stering der infanterie door een roode
wordt vervangen.
„Bescheiden Heidegeluk."
Sommigen meenen, dat de bewoners
der stichtingen van «Bescheiden Heidege
luk" van den Oranjebond van Orde alleen
Protestanten zijn. Dit is onjuist. De be
woners kunnen tot alle gezindten behooren.
Vier huisjes te Apeldoorn van deze stich
tingen zijn door Roomsch-Katholieken
bewoond. Alléén op ijver, goed gedrag
en geschiktheid voor het werk wordt acht
gegeven.
9) (Slot.)
Een zwaar verwond Fransch ko
lonel, die hier met eenige honderden
Duitsche en Fransche soldaten verpleegd
werd, bood haar na zijn herstel zijne
hand aan. Zij was als het ware de ziel
van het hospitaal. Hare zeldzame onder
vinding bij de uitoefening van het schoone
en zware beroep, haar bewonderenswaar
dige tact, haar jeugdige ijver verrichtten
wonderen. Gewillig onderwierpen zich
alle zusters en vrouwelijke beambten aan
hare leiding, ja, zelfs de geneesheeren
luisterden meermalen naar haar raad.
Het was een voorbeeldeloos hospitaal, en
het viel dus ook niet te verwonderen,
dat van hooger hand de verdiensten van
den dokter en het jonge meisje erkend
werden, welks verschijning alleen reeds
zonneschijn en warmte in deze zalen
scheen te verspreiden, waar de dood nog
vaak in eene vreeselijke gestalte aan
het naoogsten ging onder de arme offers
van Napoleontische eerzucht, die hij op
het slagveld zelf niet van hun kwellingen
had willen verlossen. Hel was in Fe
bruari 1871, het Duitsche Keizerrijk was
geproclameerd, Parijs reeds gevallen, toen
op een duisteren, stormachtige nacht
zuster Clarisse met nog eene andere
zuster geroepen werd ter verpleging van
een Johanniter-ridder van Pont a-Mousson,
die zwaar ziek lag in een landhuis op
korten afstand van de stad. Het was
een Duitsch vorst, die op de terugreis
van Versailles naar Duitschland door de
typhus was aangetast en thans in een
hevig delirium lag. Zijn lijfarts had hem
reeds zoo goed als opgegeven. Bij het
schijnsel der fakkels en onder eene sterke
kavalerie-bedekking rolde het rijtuig in
den stormachtigen winternacht langs den
straatweg voort. Voor het landhuis was
een piket huzaren gebivakkeeid. De zus
ters werden reeds met ongeduld verwacht
onmiddellijk bracht men haar in het
.vertrek van den zieke. Bij het zien van
dezen ouden man met zijn wasgeel smal
gelaat, waarin eertijds, naar het scheen,
de onstuimigste hartstochten rimpels had
den doen komen, die thans hulpeloos,
naar adem snakkend daar ter nederlag,
by het noemen van zijn naam ver
bleekte Klara tengevolge van den hevigen
schrik, die zij ondervond. Als vastge-
worteld bleef zy aan den ingang der
kamer staan. Hy was het dus, die een
maal haar moeder een doodelijk verdriet
had berokkend, de moordenaar van haar
levensgeluk I Dit was dus, zij huiverde
bij deze gedachte, de ma», die de
bloedige daad betaamd had, welke haar
vader het leven kootte, hij, wiens
wraakzucht ook haar leven belaagde,
maar die thans door Gods hand achter
haal een hulpelooze worm gelijk, kermde
en steunde onder de vreeselijkste koorts
hitte. Wat moest zij, het, reine, het
goede meisje hier verrichten dus sprak
eene stem in haar binnenste, in dit ver
trek, in dezen voorhof des doods en des
gerichts; als met onzichtbare hand werd
zij terug gedreven van den drempel van
dit vertrek, welks donker gepleisterd
plafond als een zwaren last naar beneden
dreigde te storten, welks atmosfeer door
den adem des rampzaligen vervuld werd!
Maar slechts éen oogenblik duurde die
strijd van Klara met zich zelve, net vol
gende zegevierde haar plichtgevoel, zege
vierde haar medelijden? En al wate
het een duivel geweest, die zich daar
in lijdelooze pijnen kromde, aan zijne
sponde was hare plaats, daar moest zij
volharden, strijden en overwinnen l Het
gold hier de redding eer.er ziel! «Geest
mijner dierbare moedei" riep zij uit,
«sta mjj btj en waai hem met den palm
van uw martelaarschap koelte en red
ding toe
«Drie bange dagen en even zooveel
verschrikkelijke nachten bracht Klara
aan het bed van den koortslijder door.
Wat zij daar vernomen heeft, sprak
Otto, het is mij, toen ze het mij
vertelde, door merg en been gegaan. Uit
de met moeite uitgebrachte onsamenhan
gende woorden die voor haar, welke met
Klara de oppassing van den zieke deelde,
elke beteekenis misten, vernam zij niet
temin de bevestiging van de misdaad,
van welke de volksstem den vorst reeds
lang verdacht hield. Langeo tijd had
zij noodig alvorens zij den indmk dezer
verschrikkelijke uren kon overwinnen."
«Maar ik volhardde tot het einde toe,
nam Klara thans weder het woord
op den vierden morgen verdween de
koorts, en kwam de vorst weder tot
bewustzijn. Nimmer zal ik echter den
starren blik vergeten, dien de zieke, zich
halverwege in zijn bed oprichtende, op
mij gevestigd hield, en hoe hij als af
werend de handen naar mij uitstrekte
om ze daarna te vouwen en er zijn ge
laat mede te bedekken. Op de min
zaamste wijze moest ik hem toespreken
om hem tot de overtuiging te hrengen,
dat ik geen spook, geen schrikbeeld zijner
beangstigden verbeelding was. Toen ik
liern nu vertelde, dat i^ hem sinds dagen
verpleegd had, toen ik bij zyn bpd ne-
derknielde, zijne vermagerde hand greep
en die, hoewel met innerlijken tegenzin,
aan mijn lippen bracht, en hem in het
_oor fluisterde, dat mijne moeder hem
op haar sterfbed vergeven had, toen voer
eene stuiptrekkende rilling over zijn
lichaam, en brak hij in een krampachtig
snikken uit, dat eindelijk in een welda-
digen tranenvloed overging. Driftig greep
hij mijn beide handen en bedekte ze
met heete kussen."
«Algoede Vader, vergeef mij, arme
zondaar. Ik dank U dat Gij mij dit lijden
hebt opgelegd, dezeo troosteloozen engel
in mijn laatste uren hebt toegezonden I
O, hoe vreeselijk heb ik geleden in die
vele, vele jaren. Als met vurige geeselen
werd ik lusteloos, gelijk Kaïn, van plaats
tot plaats gedreven I Nu is mijn lijden
geëindigd I Door mij de trekken van
haar kind te aanschouwen te geven, de
verheerlijkte vrouw, die ik eenmaal on
uitsprekelijk bemind heb, om haar daarna
doodelijk te haten en te vervolgen, de
vrouw, over wie ik namelooze ellende
bracht, kondigt zij mij daardoor niet de
vergiffenis des hemels aan? Moge God
u dubbel zegenen, u levenslang de goed
heid vergelden, die ge mij bewezen hebt!
maar nu spreek, vertel, hoe het baar,
hoe het u zelve sinds uwe jeugd is gegaanl"